Wiskunde: meetkunde eerste graad Herhaling meetkunde eerste graad Herhaling van enkele belangrijke begrippen, definities, eigenschappen, … Deze leerstof is parate kennis die je de volgende jaren nodig zult hebben tijdens de lessen wiskunde. Studeer dit nog eens en herhaal het geregeld. 1. Notaties in de meetkunde Punten noteert men met grote letters. Rechten noteert men met kleine letters. Lijnstukken noteert men als AB, CD Een hoek kan op verschillende manieren genoteerd worden: ACˆ B of BCˆ A of Ĉ (deze laatste notatie kan enkel als er geen twijfel mogelijk is. Soms wordt een hoek aangeduid met een griekse letter, bijvoorbeeld (alpha) (bèta), (gamma), (delta), … 2. Bijzondere rechten 1. De bissectrice van een hoek De bissectrice (of deellijn) van een hoek is een lijn die de hoek in twee aan elkaar gelijke hoeken verdeelt. De bissectrice van een hoek vinden we met behulp van een passer in twee stappen: 1. Eerst stellen we de passer in op een willekeurige straal; we plaatsen de punt van de passer op het hoekpunt en markeren de snijpunten van de cirkel en de beide lijnen; 2. Hierna plaatsen we de punt van de passer achtereenvolgens op elk van de snijpunten en tekenen we een cirkelsegment ongeveer midden tussen de lijnen. 1 Wiskunde: meetkunde eerste graad 2. Middelloodlijn van een lijnstuk De middelloodlijn van lijstuk AB is de lijn die door het midden van het lijnstuk AB gaat en loodrecht op AB staat. Anders geformuleerd: De middelloodlijn op het lijnstuk AB is de verzameling van punten op gelijke afstand van A en B 3. Definitie van een driehoek Een driehoek is een vlakke figuur die ontstaat door drie punten te verbinden. Deze drie punten - hoekpunten genaamd - mogen niet samen op één rechte lijn liggen. - Voor de hoekpunten gebruiken we opeenvolgende hoofdletters: bv. A, B, C. De hoeken noteren we als  , B̂ , Ĉ of met griekse letters α, β, γ. De lengtes van de zijden noteren we als volgt: de lengte van de zijde BC tegenover het hoekpunt A noteren we als BC of als a. 4. Soorten driehoeken op basis van de hoeken scherpe driehoek: alle hoeken zijn kleiner dan 90 graden. rechthoekige driehoek: één van de hoeken is 90 graden. stompe driehoek: één van de hoeken is groter dan 90 graden. 2 Wiskunde: meetkunde eerste graad 5. Bijzondere driehoeken a) Een gelijkzijdige driehoek heeft drie even lange zijden. De drie hoeken in een gelijkzijdige driehoek zijn even gelijk: 60°. Eigenschap 1: Eigenschap 2: de drie hoeken van een gelijkzijdige driehoek zijn even groot, namelijk 60°. in een gelijkzijdige driehoek vallen de zwaartelijn, de hoogtelijn en de bissectrice vanuit ieder hoekpunt samen. Deze lijnen zijn dus de middelloodlijnen van de overstaande zijden. b) Een gelijikbenige driehoek is een driehoek waarbij minstens twee zijden even lang zijn. De basishoeken van een gelijkbenige driehoek zijn gelijk. Opmerking: dit betekent dat elke gelijkzijdige driehoek ook gelijkbenig is. Eigenschap 1: Eigenschap 2: in een gelijkbenige driehoek zijn de beide hoeken die aan de derde zijde grenzen (de basishoeken) aan elkaar gelijk. In een gelijkbenige driehoek vallen de hoogtelijn en de zwaartelijn uit de top samen. 6. Lijnen in een driehoek Een zwaartelijn verbindt een hoekpunt met het midden van de overstaande zijde. Je kan er drie tekenen in een driehoek. De drie zwaartelijnen van een driehoek snijden elkaar in 1 punt: het zwaartepunt. Een hoogtelijn is een rechte door een hoekpunt loodrecht op de overstaande zijde. Je kan er drie tekenen in een driehoek. De drie hoogtelijnen van een driehoek snijden elkaar in 1 punt: het hoogtepunt Een middelloodlijn is een rechte die loodrecht staat op een zijde en door het middelpunt van die zijde gaat. Je kan er drie tekenen in een driehoek. Deze drie middelloodlijnen snijden elkaar in 1 punt. (op de figuur hiernaast zijn slechts 2 middelloodlijnen getekend). 3 Wiskunde: meetkunde eerste graad 7. Congruentiekenmerken van driehoeken ABC A' B' C ' AB A' B' AC A' C ' en BC B' C ' Aˆ Aˆ ' Bˆ Bˆ ' Cˆ Cˆ ' Als twee driehoeken congruent zijn, dan gelden deze zes gelijkheden. Het omgekeerde is ook waar, als deze 6 gelijkheden gelden, dan zijn de twee driehoeken congruent. Je kan deze gelijkheden bundelen in drie congruentiekenmerken: Kenmerk 1: ZHZ Twee driehoeken zijn congruent als twee zijden van de eerste hoek even lang zijn als twee zijden van een andere driehoek en de ingesloten hoeken even groot zijn. Kenmerk 2: HZH Twee driehoeken zijn congruent als één paar zijden van de twee driehoeken even lang zijn en de twee paar aanliggende hoeken gelijk zijn. Kenmerk 3: ZZZ Twee driehoeken zijn congruent als 3 zijden van de eerste driehoek even lang zijn als 3 zijden van de andere driehoek. Kenmerk voor rechthoekige driehoeken (ZZ90°) Twee rechthoekige driehoeken zijn congruent als de schuine zijde en een rechthoekszijde van de ene driehoek even lang zijn als de schuine zijde en een rechthoekszijde van de andere driehoek. 4 Wiskunde: meetkunde eerste graad 8. Eigenschappen van hoeken Voor twee evenwijdige rechten en een snijlijn geldt: 1. twee overeenkomstige hoeken zijn even groot 2. twee verwisselende binnenhoeken zijn even groot 3. twee verwisselende buitenhoeken zijn even groot 4. Twee scherpe hoeken of twee stompe hoeken waarvan de benen paarsgewijs loodrecht op elkaar staan, zijn even groot. 5. de som van twee binnenhoeken aan een zelfde kant van de snijlijn is 180°: 6. de som van twee buitenhoeken aan een zelfde kant van de snijlijn is 180°: 5 Wiskunde: meetkunde eerste graad 9. Omtrek en oppervlakte van vlakke figuren 10. Oppervlakte en inhoud van ruimtefiguren 6