A naam :___________________________ nr :_______ klas :_____________ datum :_________________ vak :______________ leraar : ________________ E B A 1) Vul aan: A A In ABC is _______ overstaande hoek van zijde [AB]. A In AEC zijn __________ de aanliggende hoeken van de zijde [AC]. In ABC is Ĉ de _____________ hoek van de zijden [AC] en [BC]. G C C E B C 2) Vul in volgende figuren telkens de grootte van de E B C B E B aangeduide hoek aan. Zonder te meten!!! A K E A L F C G C M B B̂ ____ M̂ ____ F̂1 ____ B 3) Vul de gevraagde hoeken aan. Zonder te meten!!! Gegeven: b is bissectrice van Ĉ . h A b h is hoogtelijn in CDE |AC| = |BD| B D̂1 36 Gevraagd: Â 1 _____ B̂ Ĉ 1 _____ Ĉ 2 _____ D̂ 2 _____ D̂3 _____ Ê D _____ E _____ C 4) 4) Bereken de gevraagde hoeken. (Gebruik de werkwijze zoals in de klas!) a) In een gelijkbenige driehoek ABC is de tophoek het drievoud van één van de basishoeken. b) FGH is rechthoekig. De ene scherpe hoek is dubbel zo groot als de andere. Bereken F̂, Ĝ en Ĥ . 5) Teken in ABC : a) de hoogtelijn CH in het blauw. F b) de zwaartelijn AZ in het groen. A C B 6) Construeer de gevraagde driehoek op de juiste manier. Een gelijkbenig driehoek ABC met tophoek Een driehoek DEF met A. 6 cm en = 3,5 cm. = 7 cm = 5 cm, =