Uitwerkingen FAJALOBI 2015 1. A 99999 – 1001 = 98998 2. D Stel straal cirkels is r. Lengte kleine rechthoek is 4r en breedte is 2r. Dus 12r=60 waaruit volgt r=5. En opp. grote rechthoek is 6r x 4r =600 3. C Zijde = √(32+52)= √34 en opp.= zijde x zijde =34 4. A 2 2 2 1 =1, 2 =4,...,100 =10000, dus 100 van de 10000 getallen en dat is 1% 5. A ¼ : 25 = 1/100 6. B Onderzoek de getallen 1 t/m 9. Het geldt alleen voor de getallen 1, 2 en 4 7. A O + X + 3α = 180 dus O + X = 180-3α En uit 2O + 2X + α = 180 volgt dan 360 - 6α + α = 180 En daaruit volgt α = 36 8. C 3 volwassen komt overeen met (3/12) x 20 = 5 kinderen 9. A De som der hoeken van elke driehoek is 180 graden. Dan moet de derde hoek in de stomphoekige driehoek zijn 180 – (120+15) = 45 graden. De kleinste hoek is dus 15 graden 10. C Bewering II en III zijn juist, bewering I is onjuist voor n=2 11. D A ------- B C Elke hoek van de 9-hoek is gelijk aan 180 – 360/9 =140o In driehoek ABC is hoek A=(360-140)/2 = 110o en hoek C=180-140=40o En hoek B is dan 180-(110+40) = 30o Dus de gevraagde hoek is 2x30 = 60o 12.D De getallen zijn 4,9 en 25 13. C 11 5 2 2 11 5 2 2 4 15 6 3 2 1•2•3•…•14 = 2 •3 •5 •7 •11•13 dus 1•2•3…•15•16 = (2 •3 •5 •7 •11•13)•(3•5)•2 =2 •3 •5 •7 •11•13 14. B 2 2 Stelling van Pythagoras geeft √(2 + 3 ) = √13 15. B a+b=10 a+c=13 b+c=17 Door substitutie en/of combinatie van vergelijkingen volgt a=3, b=7, c=10 en produkt = 210 16. C (2 x19) + (2 x18) = 74 wedstrijden 17. C Totaal ½x6x5 =15 wedstrijden dus hij heeft 15–(4+3+2+2+2)=2 keer gewonnen 18. C Je kan elke rechthoek apart berekenen en dan optellen. Je kan het ook op de volgende manier doen. 1(1+3+5+7)+3(1+3+5+7)+5(1+3+5+7)+7(1+3+5+7) = 16x16=256 voor de oneven rijen 2(2+4+6+8)+4(2+4+6+8)+6(2+4+6+8)+8(2+4+6+8) =20x20= 400 voor de even rijen Samen 656 19. B (4 x 2)+(2x4)+(1x4)+(2x2)= 8+8+4+4=24 20. C (3-1) + 3 = 5 stukken 21. C 2 3 2 = a a (a+2+1) = a(a+3) = a +3a = 1+3a 22. B 2 2 2 (3+4i) = 9+24i+16i = -7+24i en (2-i)(2+i) = 4-i = 5 23. A 6 2 3 3 4 2 2 2 i = (i ) = (-1) = -1 en i = (i ) = (-1) = 1 dus (i) is niet waar en (ii) ook niet. (iii) is ook niet waar, het kwadraat van een reëel getal is altijd ≥ 0 24. C Discriminant D =1- 4a en dus altijd D>0, waaruit volgt 2 oplossingen 25. C 2 2 x(x +px+1) = 0 x= 0 x +px+1 = 0 2 2 x +px+1 = 0 heeft precies één oplossing als D = p - 4 = 0 p= 2 26. C A B = {0,1,2,4,5,7,8,9,10} dus (A B)’ = {3,6} 27. B Bereken het snijpunt(-12,10) of teken de lijnen 28. B 1 3 3 2 2 2 12 29. A Je krijgt nooit meer dan 15 30. C 2(x 2) 3(2x 1) 2 2x+4-6x+3 ≥ 2 x ≤ 1¼ De opl.verz. is { 0,1 }