Anthony Van Depitte UGent - 1ste Bachelor Psychologie Proefexamen Algemene Psychologie - Academiejaar 2010-2011 Vraag 1 Welk van de volgende stromingen in de geschiedenis van de psychologie maakte vooral gebruik van gecontroleerde experimenten om kennis te vergaren? o o o o Functionalisme Structuralisme Psychoanalyse Behaviorisme Vraag 2 Welk van volgende paren vormt een juiste combinatie? o o o o Afhankelijke variabelen - meten Afhankelijke variabelen - constant houden Afhankelijke variabelen - varieren Afhankelijke variabelen - manipuleren Vraag 3 Welk van volgende stellingen is fout? o o o o Het McGurk effect is een voorbeeld van een dubbele dissociatie. Informatie uit het linker visueel veld wordt verwerkt in de rechter hemisfeer. Kleurenbeelden zijn het gevolg van chromatische adaptie. Het McGurk effect is een illustratie van de interactie tussen visuele en auditieve perceptie. Vraag 4 Vul aan. Op basis van de resultaten van zijn studie, stelde Sperling vast dat de letters die werden aangeboden in zijn experiment werden vastgehouden in een snel vervagend sensorisch opslagsysteem. In de studie waarop hij zich baseerde om deze conclusie te maken, was de onafhankelijke variabele ______. o o o o het aantal beschikbare letters op het rooster het aantal verschillende letters op het rooster de tijd waarmee de letters werden aangeboden het tijdsinterval tussen de letteraanbieding en een toon Vraag 5 Welke gehoorstoornis kan men verhelpen met een gehoorapparaat? o o o o Drempelverschuiving Tinnitus Conductiedoofheid Sensorineurale doofheid Vraag 6 Wat is geen manifestatie van top-down processen? o o o o Fantoompijn De Ebbinghaus illusie De observatie dat mensen die een grotere aanvaarding van de ziektetoestand vertonen een verminderde pijnsensatie hebben Geen van de andere alternatieven is correct Vraag 7 Camouflage is vooral gebaseerd op het principe van _____. o o o o de figuur-achtergrondscheiding de goede voortzetting de subjectieve contouren de nabijheid Vraag 8 Volgens de feature-integration van Treisman & Gelade (1980) verloopt visuele perceptie in twee stadia. Welke van de volgende uitspraken is juist? o o o o Zowel het eerste als het tweede stadium verlopen parallel en automatisch. In het eerste stadium worden de primitieve kenmerken gedetecteerd en in het tweede stadium worden deze kenmerken samengevoegd. Het eerste stadium verloopt serieel en energie is nodig voor dit proces. In dit stadium worden primitieve kenmerken gedetecteerd. In het tweede stadium worden de primitieve kenmerken samengevoegd tot een geheel. Dit proces verloopt parallel en automatisch. In het eerste stadium vindt een zoektocht plaats naar een kenmerk. Vervolgens wordt in het tweede stadium een zoektocht uitgevoerd naar een conjunctie van kenmerken. Beide processen hebben selectieve aandacht nodig. Het eerste stadium verloopt parallel en automatisch. Dit stadium omvat de detectie van primitieve kenmerken. In het tweede stadium worden de primitieve kenmerken samengevoegd tot een geheel. Dit verloopt serieel en hiervoor is selectieve aandacht nodig. Vraag 9 Welke van de onderstaande uitspraken is niet juist? o o o o Niet iedere persoon kan gehypnotiseerd worden. Hypnose verlicht acute pijn. Of hypnose een pijnverlichtende werking heeft bij chronische pijn is nog niet duidelijk. Tijdens hypnose worden meer correcte herringeringen boven gehaald. Hypnose is een bewustzijnstoestand tussen slapen en waken. Vraag 10 Veel onderzoek naar de mate waarop denken beinvloed wordt door taal is uitgevoerd aan de hand van kleurperceptie van verschillende bevolkingen. Deze bevolkingen hebben verschillende hoeveelheden woorden voor kleuren. Waarvoor is bewijs gevonden? o o o o Taal heeft geen invloed op ons denken Linguistisch relativisme Geen van de andere alternatieven zijn juist Linguistisch determinisme Vraag 11 Stereotypen over sociale groepen blijven bestaan doordat mensen geneigd zijn alleen te letten op gedrag dat dit stereotype ondersteunt. Dit is een voorbeeld van _____. o o o o de beschikbaarheidsheuristiek een emotionele vertekening de confirmatieneiging de representativiteitsheuristiek Vraag 12 Wat is geen fase in de objectherkenningstheorie van Marr? o o o o Primaire schets Patroon- en objectherkenning Perceptuele constantie Perceptuele organisatie Vraag 13 Wat is geen monoculaire diepte-aanwijzing? o o o o Textuurgratient Template-matching De bewegingsparallax Interpositie Vraag 14 Meneer Filip geeft zijn dochter Julie een koekje elke keer ze klaar is met haar huiswerk. Mevrouw Geerard geeft haar zoon Sigmund af en toe een koekje als hij klaar is met zijn huiswerk, maar niet elke keer. Welk van de twee kinderen is het meest vatbaar voor extinctie? o o o o Geen enkel kind zal vatbaar zijn voor extinctie nu ze geleerd hebben hun huiswerk te maken Julie Sigmund Beide kinderen in dezelfde mate Vraag 15 Na een nachtje doorzakken in de Overpoort heeft Marie-Lotte een ongelofelijke kater. Ze neemt een aspirientje en haar hoofdpijn verdwijnt. Na de volgende nachtelijke uitstap neemt ze voor het slapengaan opnieuw een aspirientje. Het nemen van dit tweede aspirientje is het gevolg van _____ bij het nemen van het eerste aspirientje. o o o o negatieve straf positieve bekrachtiging positieve straf negatieve bekrachtiging Vraag 16 Bandura's bobo-doll experiment wijst op het belang van _____. o o o o inprenting biologische predisposities cognitieve schemata observerend leren Vraag 17 Onderstaande afbeelding toont de resultaten van een experiment waarin herinnering gemeten werd in functie van de lokatie van de studie- en testfase. Welk fenomeen werd hier aangetoond? o o o o gracieuze degradatie transfer-aangepaste verwerking contextafhankelijk geheugen het principe van de tweevoudige codering (dual-coding) Vraag 18 Welk van de volgende stellingen met betrekking tot de verwerking van taal is niet correct? o o o o Er zijn 5 stadia van pre-linguistische taalontwikkeling. Taalverwerking is sterk gelateraliseerd. Bij het tip-of-the-tongue fenomeen is er een probleem bij de activatie van de preverbale boodschap. Telegrafische spraak bevat geen of weinig functiewoorden. Vraag 19 Welke theorie bevat geen gedistribueerde representaties? o o o o ACT-R theorie van Anderson Model van Rogers Kenmerken theorie van McRae Geen van de andere alternatieve is correct Vraag 20 Welk van de volgende factoren speelt geen rol bij het hongergevoel op korte termijn? o o o o Vulling van de maag De concentratie van cholecystokinine in de hersenen De concentratie van leptine in het bloed Het glucosepeil in het bloed Vraag 21 Onderstaande tabel toont de prevalentie van antisociaal gedrag in functie van de prevalentie van dat soort gedrag bij de ouders. Welk van de volgende stellingen is geen correct besluit op basis van deze tabel? o o o o het voorkomen van antisociaal gedrag bij de biologische ouders leidt tot een grotere kans op dergelijk gedrag bij de kinderen zowel biologische als sociaal-culturele factoren dragen bij tot de ontwikkeling van antisociaal gedrag deze tabel toont aan dat antisociaal gedrag volledig aangeboren is het voorkomen van antisociaal gedrag bij de adoptieouders leidt tot een grotere kans op dergelijk gedrag bij de kinderen Vraag 22 Welk van de volgende is GEEN kritiek van Cannon op de James-Lange theorie van emotie? o o o o Dezelfde fysiologische reacties komen voor in emotionele en niet-emotionele toestand. Emoties zijn afhankelijk van de situatie en de evaluatie van deze situatie. Autonome reacties zijn te langzaam (1 a 2 seconden) en verklaren dus niet hoe snel we emoties ervaren. James-Lange voorspelt, ten onrechte, dat het sympatische zenuwstelsel intact moet zijn wil een emotie optreden. Vraag 23 Vul aan. Een belangrijk verschil tussen positieve en negatieve schizofrenie bestaat eruit dat _____. o o o o antipsychotica wel lijken te helpen bij positieve maar niet bij negatieve schizofrenie de wanen en hallucinaties bij positieve schizofrenie geen beangstigend karakter hebben positieve schizofrenie slechts half zo vaak voorkomt als negatieve schizofrenie negatieve schizofrenie zou te wijten zijn aan een zuurstoftekort tijdens de geboorte en dus irreversibel is Vraag 24 Welk van de volgende stellingen is correct? o o o o Bij de vergeetcurve is er een negative correlatie tussen de tijd die verstreken is na het leren van informatie en de hoeveelheid besparing. De besparing is kleiner het eerste uur na het leren dan 5 uur na het leren. Bij de vergeetcurve is er een negative correlatie tussen de tijd die verstreken is na het leren van informatie en de hoeveelheid besparing. De besparing is groter het eerste uur na het leren dan 5 uur na het leren. Bij de vergeetcurve is er een positieve correlatie tussen de tijd die verstreken is na het leren van informatie en de hoeveelheid besparing. De besparing is groter het eerste uur na het leren dan 5 uur na het leren. Bij de vergeetcurve is er een positieve correlatie tussen de tijd die verstreken is na het leren van informatie en de hoeveelheid besparing. De besparing is kleiner het eerste uur na het leren dan 5 uur na het leren. Vraag 25 Een patient met een hersenbeschadiging heeft moeite met het vinden van woorden voor objecten. Maar hij weet wel steeds of een onvindbaar zelfstandig naamwoord een "de-woord" (bijv. de kist) of een "het-woord" (het deksel) is. Volgens de taalproductietheorie van Levelt, heeft deze patient _____. o o o o een probleem om het concept te activeren, maar niet om het lemma te selecteren geen probleem om het concept te activeren, maar wel om het lemma te selecteren een probleem om het lemma te selecteren, maar niet om de lexemen te activeren geen probleem om het lemma te selecteren, maar wel om de lexemen te activeren Vraag 26 Vul aan. De effecten van GSM-gebruik in de auto op de verkeersveiligheid worden bestudeerd door ____, het theoretische concept dat ze daarbij gebruiken is _____. o o o o ergonomen; verdeelde aandacht omgevingspsychologen; stress ergonomen; stimulus-respons compatibiliteit omgevingspsychologen; human resources Vraag 27 Welk van de volgende stellingen is niet correct? o o o o Patienten met prosopagnosie hebben steeds ook problemen met het herkennen van alledaagse objecten. Dit vormt sterke evidentie voor het bestaan van een unitair systeem voor visuele waarneming. Onderzoek van Ebbinghaus toont aan dat de capaciteit van het werkgeheugen ongeveer 7 eenheden is. Correlationele studies laten niet toe causale verbanden aan te tonen. Het lange-termijn geheugen bevat geen iconische codes. Vraag 28 De strooptaak wordt gebruikt bij het onderzoeken van o o o o Gecontroleerde processen Automatische processen Kleurwaarneming Omschakelingskosten Vraag 29 De 1e en 3e as van DSM III en IV betreffen ____en____. o o o o de klinische of mentale stoornis - een persoonlijkheidsstoornis een persoonlijkheidsstoornis - de stressoren de lichamelijke conditie die de mentale toestand kan beinvloeden - de klinische of mentale stoornis de klinische of mentale stoornis - de lichamelijke conditie die de mentale toestand kan beinvloeden Vraag 30 Proefpersonen zien Chinese karakters ____ als ze voorafgegaan worden door een tachistoscopisch gepresenteerd, niet bewust waar te nemen lachend gezicht. o o o o later liever eerder niet Vraag 31 De centrale knopen in het geheugenmodel van McClelland komen overeen met de functie van welke neurale structuur? o o o o de frontale cortex spiegelneuronen de hippocampus het limbisch systeem Vraag 32 Vroeg geleerde woorden die volwassenen nog zelden lezen (bv."heks") worden _____ herkend dan later geleerde woorden die even weinig voorkomen. o o o o alleen als ze nog dikwijls uitgesproken worden vlugger nog steeds trager nog steeds sneller even snel Vraag 33 In neurale netwerken wordt informatie opgeslagen ____neuronen en ____neuronen. o o o o in de synaptische connecties tussen de - niet in de individuele in de synaptische connecties tussen de - in de neuronen van de outputlaag in de individuele - niet in de synaptische connecties tussen de in de spiegel - niet in de andere Vraag 34 In de les werden case-studies getoond van een amnesie patient en van een schizofreniepatient. Bij de eerste was er waarschijnlijk een probleem met _____, terwijl er bij de tweede waarschijnlijk sprake was van deregulatie van _____. o o o o de hippocampus - dopamine spiegelneuren - hechting dopamine - het limbisch systeem de hippocampus - adrenaline