PowerPoint-presentatie

advertisement
De dansreceptieve ontwikkeling
Ontwikkelingspsychologie
• Bestudeert de veranderingen in de ontwikkeling van de
mens.
• Die veranderingen doen zich voor als een opeenvolging
van samenhangende verschijnselen die vaak in elke
leeftijdsfase verschillend zijn.
• De ontwikkeling komt tot stand door drie factoren:
. groei (fysiek)
. rijping
. leren.
Genetisch structuralisme
(constructivisme)
• Ontwikkeling komt tot stand door het vormen van
ervaringsstructuren.
• Verloopt via verschillende stadia, in een bepaalde
volgorde.
• Elk stadium impliceert de voorgaande stadia.
• Niet strikt aan leeftijd gebonden
Ontwikkelingspsychologische
uitwerkingen
• Jean Piaget: de cognitieve ontwikkeling.
• Lawrence Kohlberg: de morele ontwikkeling.
• Michael Parsons: de ontwikkeling van het esthetisch
oordelen.
De stadia van Piaget
• 1. De sensomotorische fase
(tot ongeveer 2 jaar)
• 2. pré-operationele fase
(tot ongeveer 7 jaar)
• 3. concreet operationele fase
(tot ongeveer 11-12 jaar)
• 4. formeel operationele fase
(vanaf ongeveer 13 jaar)
Symbolen
Michael Parsons
‘How we understand art’
• Ontwikkeling van het esthetisch oordelen.
• Onderzoek onder honderden proefpersonen, van
kleuters tot kunstexperts.
• Interviews over beeldende kunst.
Opeenvolgende stadia
• Mede gevormd door sociale processen.
• Van egocentrisch conventioneel
autonoom.
• Ieder volgens stadium levert meer adequate oordelen
op.
Frans Hals
‘Malle Babbe’
De stadia van Parsons
• 1. Het associatieve stadium
(ongeveer 3 tot 5 jaar)
• 2. Het mimetische stadium
a. Schematisch realisme (tot ongeveer 7 jaar)
b. Fotografisch realisme (tot ongeveer 9 jaar)
De stadia van Parsons
• 3. Het expressieve stadium
(tot ongeveer 12 jaar)
• 4. Het formele stadium
(vanaf ongeveer 12 jaar)
• 5. Het interpretatieve stadium
(Vanaf ongeveer 16 jaar)
Overzicht Piaget en Parsons
Piaget: cognitief
Parsons: esthetisch
• pré-operationeel
(tot ± 7 jaar)
• associatief
mimetisch 1
• concreet operationeel
(tot ± 11-12 jaar)
• mimetisch 2
expressief
• formeel operationeel
(vanaf ± 11-12 jaar)
• formeel
• Interpretatief
(vanaf ± 16 jaar)
De dansreceptieve ontwikkeling
• Voorop staat dat het gaat om een theoretisch construct: we
schetsen de mogelijke ontwikkeling.
• Daarbij gaan we er vanuit dat kinderen de mogelijkheden
aangereikt krijgen om (dans)ervaringsstructuren te
construeren.
Voorstellingen tijdens Stiltefestival
Deliriums of paper
Carrousels des moutons
1. Imitatief/zintuiglijk
(tot ongeveer 7 jaar)
• Het kind vraagt zich niet af wat de bedoeling van de dansers is.
• Kan zich projecteren in herkenbare symbolische figuren.
• Begrijpt het ‘doen alsof’.
• Kan niet goed stapelen in de tijd en kan aangeboden informatie niet
goed ordenen.
• Is zintuiglijk ingesteld en geboeid door klank, kleur en dynamiek.
Vindt het fijn om mee te dansen.
• Kan eigen oordeel nog niet beargumenteren.
2.Technisch
(tot ongeveer 10 jaar)
•
Het kind is gericht op het concreet waarneembare. Is ‘realistisch’.
•
Heeft moeite met het communicatieve aspect van dans.
•
Heeft moeite met analogieën en metaforen.
•
Identificatie zal eerder met de danser dan met het personage optreden.
•
Is gevoelig voor het ‘spektakel’ in de dans.
•
Heeft respect voor de fysieke prestaties van de dansers.
•
Decors en kostuums spreken aan als ze vernuftig in elkaar steken en een
aanwijsbare functie hebben. `
•
Is zich niet bewust van subjectiviteit van het eigen oordeel. ‘Mooi’ en ‘lelijk’ zijn
eigenschappen van de dingen.
3. Expressief
(tot ongeveer 12 jaar)
•
Het kind krijgt inzicht in theater conventies.
•
Collectieve symbolen worden herkend, er is besef van subjectieve interpretatie.
•
Schrijft intenties toe aan de dansers.
•
Zoekt betekenis vooral in relationele en emotionele sfeer.
•
Identificeert zich met personages die aansluiten bij rolconcepten.
•
Heeft oog voor ordening en structuur.
•
Onderscheidt globaal verschillende dansvormen.
•
Is gevoelig voor stemming en sfeer die door muziek, decor en aankleding worden
opgeroepen.
•
Oordeelt op grond van gevoelens die worden opgeroepen.
4. Formeel
(tot ongeveer 16 jaar)
•
Kan abstracties hanteren en metaforen zowel universeel als subjectief duiden en
interpreteren.
•
Identificatie en empathie richten zich zowel op de dansers als op personages.
•
Heeft respect voor fysieke virtuositeit. Kinesthetische gewaarwording is belangrijk.
•
Het medium wordt gezien als drager van de expressie.
•
Herkent vormgevingsprincipes.
•
Herkent verschillende dansvormen.
•
Heeft oog voor de samenhang tussen dans, muziek, decor, belichting.
•
Oordeelt op grond van criteria die ontleend zijn aan conventies van de eigen
(jongeren)cultuur.
5. Choreologisch
(vanaf 16 jaar, volwassenen)
• Alle verworvenheden uit vorige stadia zijn geïntegreerd.
• De voorstelling wordt niet alleen als toeschouwer benaderd, maar
men verplaatst zich ook in de rol van de makers.
• Men analyseert de oplossingen die de makers hebben gevonden
voor artistieke probleemstellingen.
• Ambachtelijkheid en originaliteit zijn belangrijk.
• Vertaalslag van betekenis naar vorm en omgekeerd wordt getoetst
op consistentie en ethische en esthetische principes.
• Niet alleen de choreografie, maar ook de eigen opvattingen en
criteria worden ter discussie gesteld.
Download