Beschrijving ziektestadia MCI-dementie GDS stadium 1: normaal

advertisement
Beschrijving ziektestadia MCI-dementie
GDS stadium 1: normaal, gezond. Geen geheugenklachten en in een gesprek vallen
ook geen geheugenproblemen op.
GDS stadium 2: vergeetachtigheid. Vergeten waar bekende spullen liggen, niet op
namen kunnen komen van personen die men voorheen goed kende, afspraken
vergeten. Men maakt zich zorgen over de vergeetachtigheid. Ook angst en depressie
komen in dit stadium voor.
GDS stadium 3: Mild Cognitive Impairment (MCI)
Verminderde concentratie, korte termijn geheugenstoornissen, bijvoorbeeld de naam
vergeten van iemand aan wie hij of zij net is voorgesteld. Het opdiepen van
informatie raakt verstoord.
Zich weinig kunnen herinneren van een zojuist gelezen pagina in een boek.
Eventuele collega’s worden zich bewust van het verminderd presteren op het werk.
Problemen met het vinden van woorden en namen valt duidelijk op voor de directe
omgeving.
De persoon kan een waardevol object verliezen of vergeten waar hij het heeft
opgeborgen.
Voor de eerste keer verdwalen in een onbekende omgeving.
Ontkenning dat er iets met zijn of haar geheugen aan de hand is.
Toenemende angst om te falen in voorheen bekende sociale situaties.
Maar met behulp van geheugensteuntjes, zoals agenda, notitieboekjes,
boodschappenlijstjes kan iemand zich in de normale dagelijkse gang van zaken nog
goed zelfstandig redden.
In sommige gevallen is ongewoon gedrag het eerste signaal dat er wat mis is.
Iemand is net even te joviaal of oordeelt ongewoon hard over anderen.
Of iemand wordt in sommige dingen dwingend, zoals op een bepaalde tijd eten
(terwijl dat vroeger niet belangrijk was).
Onzekerheid: de klachten zijn weliswaar licht, maar toch hinderlijk. Ze kunnen
iemand onzeker maken. Om vergissingen te voorkomen worden mensen
voorzichtiger: minder spontaan, passiever. Ze zullen uit zichzelf niet zo snel meer
aan iets nieuws beginnen.
GDS stadium 4: Milde dementie
In dit stadium worden de geheugenstoornissen erger en zijn niet meer te verhullen.
Het ontkennen wordt steeds krampachtiger, men houdt een facade op.
Werden in het vorige stadium details van een recente gebeurtenis vergeten, nu is de
hele gebeurtenis weg. Het opslaan van nieuwe informatie raakt ernstig verstoord.
Bij zorgvuldig navragen blijken ook feiten uit de eigen levensloop te zijn vergeten.
Alleen reizen wordt steeds moeilijker.
Het omgaan met geld, pinnen, betalen wordt een probleem.
In dit stadium kunnen mensen geen complexe taken meer accuraat en efficient
uitvoeren.
Men trekt zich steeds meer terug ; verjaardagen en andere feestjes worden liever
vermeden, de hoeveelheid informatie is daarbij niet meer te verwerken.
De taal wordt moeizamer, het kost moeite om de juiste woorden te vinden, zodat het
lastig is om dingen uit te leggen of te vragen. De zinnen verbrokkelen. De taal wordt
eenvoudiger, armer. Of mensen gaan juist hun taalproblemen oplossen met
bloemrijke omslachtige formuleringen.
Er ontstaan ook oriëntatieproblemen in de tijd en later in plaats. Verdwalen komt
vaker voor.
Gedrag: ongewoon gedrag wordt sterker. Omdat er vaak problemen zijn met het
herkennen van voorwerpen, maken mensen merkwaardige vergissingen; ze steken
hun arm in een broekspijp, ze zien de melk aan voor shampoo of ze zien een schoen
aan voor een tas.
Soms worden mensen erg achterdochtig in deze fase.
Het komt ook voor dat mensen dingen zien die er niet zijn (hallucinaties) of in weerwil
van de feiten ergens heilig van overtuigd zijn (wanen).
Ook zijn er aanvallen van woede of hevige huilbuien.
De klachten maken dat iemand zich niet meer zelfstandig staande kan houden in het
dagelijks leven. Iemand anders moet steun en structuur gaan bieden.
Download