The fourth way - Nederlandse Montessori Vereniging

advertisement
The fourth way: onderwijs voor de toekomst
Louis Jongejans
Andy Hargreaves werkt nauw samen met Michael Fullan (zie de recensie van ‘The Six
Secrets of Change’ in de vorige MM), die tevens adviseur is van de Britse en Nederlandse
regering. Samen vormen zij een wetenschappelijk duo dat analyseert, samenwerkt met
docenten en leerkrachten op de werkvloer en wetenschappelijk onderbouwt waarom
welke verandering al dan niet werkt. In ‘The Fourth Way’ plaatst Hargreaves met
medeauteur Dennis Shirley de onderwijsontwikkelingen in de Westerse wereld in een
historische context en schetst een toekomstbeeld van onderwijs in de
kennismaatschappij. Hierdoor is ‘The Fourth Way’ interessant leesvoer voor allen die in
het Nederlandse onderwijs werkzaam zijn, met name voor hen die geinteresseerd zijn in
toekomstige ontwikkelingen van onderwijs.
De auteurs onderscheiden vier ontwikkelstadia die uitgebreid worden toegelicht. Stadium
één en twee zijn daarbij stadia uit het recente verleden, als we naar de Westerse cultuur
kijken. Stadium drie en vier zijn de stadia waarin verschillende landen/regio’s zich
momenteel bevinden. Willen we in Noord-West Europa en Amerika de stap naar de
kennismaatschappij maken dan zullen we de weg naar stadium 4 mogelijk moeten
maken. Bijkomend hierbij is dat veel zaken in het onderwijs bepaald worden door de
bedrijfscultuur. Hargreaves en Shirley gaan daar zeker niet aan voorbij omdat daar de
grootste hindernis ligt voor de ontwikkeling naar de kennismaatschappij die wij zo
wenselijk vinden. Haarscherpe analyses in het boek laten zien wat er voor nodig is om de
juiste stappen te zetten, waarbij vele voorbeelden, ook uit het bedrijfsleven, langskomen.
Zo geven Hargreaves en Shirley aan dat het weinig nut heeft met mensen uit het
onderwijs in discussie te gaan over zaken die in het bedrijfsleven en de wetenschap al
lang geaccepteerd zijn. Daarbij maken de regio’s Ontario, Canada en Boston, Amerika,
gebruik van de kracht van wetenschappelijk onderzoek dat met beide benen op de
werkvloer staat en voorkomt men op deze wijze nutteloze discussies die in Nederlandse
onderwijscultuur nog steeds gevoerd worden. Daar zien we helaas dat nog te vaak
voorbij gegaan wordt aan wetenschappelijke inzichten waardoor men de leerlingen
gewoon te kort doet.
Ontwikkelstadia
Hargreaves en Shirley onderscheiden de volgende vier ontwikkelstadia.
Stadium één is het stadium waarin het onderwijs zich bevond voor de jaren zeventig,
toen er nauwelijks eisen aan onderwijs werden gesteld. In dit stadium waren er twee
typen docenten. Type één was de leerlinggerichte docent die zijn/haar leerlingen zich zo
goed mogelijk wilde helpen zich te ontwikkelen. Type twee was is de docent die dacht dat
wat hem/haarzelf interesseerde ook goed was voor de leerlingen. Rekening houden met
ontwikkelstadia van leerlingen trof men bij dit type docent niet aan.
Stadium twee is een stadium waarin de overheid eisen oplegt en resultaten van scholen
lineair publiceert. Doordat overheden veel geld uitgeven aan onderwijs is het afleggen
van verantwoording voor wat de investeringen opbrengen hier een centraal issue. Op
zich is daar niets verkeerds aan, als het maar niet blijft bij het publiceren van (moeilijk
vergelijkbare) opbrengsten en men wacht op de ‘marktwerking’ om dit te corrigeren.
Wetenschappelijk onderzoek naar dit stadium laat zien dat het publiceren van lijstjes en
‘de markt zijn werk laten doen’ niet leidt tot verbetering van de opbrengsten, vandaar de
subtitel van ‘The Fourth Way’: ‘The long-awaited End of Standardization and the Inspiring
Future of Educational Change’.
Stadium twee leverde overigens veel ontevredenheid op. Bij docenten van type één
omdat hij/zij gehinderd werden in het leerlinggericht handelen. Bij type twee omdat de
zo door dit type docent gewaardeerde autonomie, niet langer past in het maatschappelijk
krachtenveld.
Stadium drie is het stadium waarin binnen het systeem van stadium twee ook gestuurd
gaat worden op de inhoud van de didactiek en pedagogiek. Er wordt naast opbrengsten,
binnen het systeemdenken, ook naar de inhoud van het onderwijs gekeken.
Stadium 4 brengt dit nog een stap verder: door leerlingen, ouders en
docenten/leerkrachten meer te betrekken bij het leerproces; te differentiëren op inhoud
en de ontwikkelstadia van het kind en veel vormen van activerende didactiek toe te
passen, gaan de resultaten namelijk enorm vooruit.
Hoe in stadium vier te geraken?
Nederland, aldus Andy Hargreavesi, bevindt zich ergens tussen stadium twee en drie. Om
kennismaatschappij te worden dienen we stappen te zetten naar stadium vier. Dit kan
door docenten goed toe te rusten, waardoor zij de bijbehorende activerende didactiek
beheersen en beter kunnen differentiëren (in niveau en tempo). Tegelijkertijd worden er
wel resultaten gemeten, maar in dit geval juist om de targets die men wil behalen aan te
scherpen. Investeren in de wetenschappelijke kennis van leraren over leren is hierbij
absoluut noodzakelijk. De keten (overheid, schoolbestuur, directie en
middenmanagement) is daarbij zeer expliciet in wat van de persoon voor de klas
verwacht wordt. Docenten worden geholpen om dit hogere niveau van onderwijs, dat het
systeemdenken ontvlucht, te kunnen realiseren ii. Door daarbij ook de omgeving te
betrekken (ouders, wijken, stakeholders waaronder, niet onbelangrijk, wetenschappers)
ontstaat een krachtige leeromgeving waarin de leerling als individu gaat presteren. Andy
Hargreaves introduceert hiervoor de term ‘inclusiveness’.
In stadium vier worden er geen lijstjes van beste en slechtste scholen meer
gepubliceerd: het gaat in dit stadium niet om het systeem, maar om de meerwaarde die
elke leraar op individueel niveau toevoegt en de feedback die deze professional daarvoor
nodig heeft. Bovendien is bewezen dat marktwerking in het onderwijs niet
kwaliteitsverbeterend werkt, dus dienen gepubliceerde lijstjes geen enkel nut.
In feite bevat stadium vier het beste van de eerste drie stadia terwijl de negatieve
punten uit eerdere stadia worden ondervangen. In tabelvorm ziet stadium vier ten
opzichte van de andere stadia er als volgt uit:
Stadium één
Tussenstadium
Stadium twee
Stadium drie
Behouden
Inspiratie, vernieuwing en
professionele autonomie.
Te meten doelen met
ontwikkelpunten.
Urgentie om te komen tot
beter onderwijs.
Objectieve doelen die
meetbaar zijn.
De gevonden balans tussen
meten en toegevoegde
waarde.
‘Inclusiveness’: het bij het
onderwijsproces betrekken van
ouders, de wijk,
wetenschappers en andere
stakeholders.
Professionele netwerken,
betrokkenheid van de
samenleving;
Investeren in onderwijs
(financieel).
Verlaten
Grote verschillen in kwaliteit,
onprofessionele autonomie.
Lage ontwikkeling van
docenten/leerkrachten,
schoolleiders en dus de
samenleving.
Standaardisatie die doorslaat
in systeemdenken
Doorgeslagen autocracy met
opgelegde doelen;
Te veel leunen op meetbare
data.
Stadium vier bereikt daardoor wat Andy Hargreaves en Dennis Shirley ‘sustainability’
(duurzaamheid) noemen: het is de enige manier waardoor docenten/leerkrachten de
verantwoordelijkheden krijgen die ze horen te hebben, waarbij ze zich doorlopend
kunnen ontwikkelen terwijl er tegelijkertijd draagvlak is ontstaan (door ‘inclusiveness’) in
de samenleving waardoor blijvend investeren in het primaire proces van het onderwijs
mogelijk wordt.
‘The Fourth Way’ is noodzakelijk omdat de wereld kleiner wordt en daardoor de
diversiteit groter is. Een beperkt gestandaardiseerd curriculum en pedagogischdidactische aanpak zal er daardoor nooit in slagen aansluiting te vinden bij wat de
kennismaatschappij van onderwijs verwacht. Het aan de ene kant verhogen van de eisen
en verwachtingen en aan de andere kant steeds meer zaken standaardiseren botst met
elkaar. De samenleving verspilt daardoor te veel talent waardoor de aansluiting op de
kennismaatschappij nooit werkelijkheid zal worden.
‘The Fourth Way’ sluit beter aan op de diversiteit die we bij leerlingen en studenten
aantreffen door:
 Inspirerend en visionair onderwijs te ontwikkelingen, samen met de stakeholders en
alle betrokkenen te bekijken;
 De samenleving hierbij te betrekken;
 Hoog gekwalificeerde lesgevenden aan te trekken die toegerust zijn om met
diversiteit op diverse gebieden om te kunnen gaan;
 Ervoor te zorgen dat deze lesgevenden zich blijvend kunnen ontwikkelen op een
professioneel niveau;
 Het curriculum dynamisch te maken: dat wil zeggen afgestemd op het individu;
 Te stimuleren dat scholen elkaar in netwerken verder helpen;
 Het dwangmatige idee van ‘meten is weten’ (ook het waanidee om via marktwerking
scholen daarop proberen af te rekenen) om te zetten naar ‘meten om te
ontwikkelen’;
 Mensen in hun diversiteit te binden aan onderwijs, dat wil zeggen aan ontwikkeling en
een leven lang leren.
Volgens de auteurs staan we op een keerpunt in onderwijsontwikkeling. Het oude
onderwijs kan ons niet verder helpen. We leven in een steeds meer onderling verbonden
en dus kleinere wereld op zowel cultureel, politiek als financieel gebied. Standaardisatie
heeft onze kansen en mogelijkheden om deze veranderde, dynamische wereld te
begrijpen ondermijnd. Er is een groeiende behoefte aan creativiteit en innovatie. We
hebben meer en meer behoefte om ons te verbinden aan een wereld waarin diversiteit
groot is. Het is tijd om hier op in te spelen en onszelf opnieuw te vinden. Daarbij zullen
we een weg ingaan die we nog niet kennen, maar de samenleving wel de mogelijkheid
geeft om kennismaatschappij te worden door de talenten van jongeren in hun diversiteit
te ontplooien.
Andy Hargreaves en Dennis Shirley eindigen hun boek met een gedicht van Robert Frost:
I shall be telling this with a sigh
Somewhere ages and ages hence:
Two roads diverged in a wood, and I –
I took the one less traveled by,
And that has made all the difference.
Dit boek biedt een prachtige doorkijk op onderwijsontwikkelingen zoals wij deze ook in
Nederland in het primair- en voortgezet onderwijs in de laatste vijftig jaar hebben
doorgemaakt. Bovenal geeft ‘The Fourth Way’ een ontwikkelrichting aan waar we niet om
heen kunnen als we echt een kennissamenleving willen worden. ‘The Fourth Way’ biedt
om die reden naast veel herkenning ook erg veel perspectief. Voor de montessori
vereniging en de montessorischolen ligt de uitdaging dit onderzoek van Hargreaves en
Shirley door te vertalen naar de montessori-onderwijspraktijk van alle dag. Het is
daarnaast te hopen dat de boodschap van dit boek ook doordringt tot beleidsmakers op
landelijk niveau.
Andy Hargreaves en Dennis Shirley: ‘The fourth way’, Cowin Press, 2009, ISBN 978
1412976374
Uitspraak tijdens ‘The Quest’, november 2010. ‘The Quest’ is, een jaarlijks terugkerende
onderwijsconferentie in Toronto georganiseerd door de York Region District School Board.
i
Zie hiervoor het artikel ‘Deep Learning and Surface learning’, gebaseerd op het onderzoek van
Marton and Säljö (1976), later verdiept door Ramsden (1992), Biggs (1987, 1993) Entwistle
(1981) en anderen.
ii
Download