AMNE - Dienst Mer Datum: 11 maart 2013 Datum wijziging: (wijzigingen zijn gemarkeerd) / Onderwerp: Handleiding stadsontwikkelingsprojecten Rubrieken: II, 10b en III, 10b Inhoud 1. Doel ................................................................................................................................................. 2 2. Rubrieken ........................................................................................................................................ 2 3. Definities en begrippen .................................................................................................................. 2 4. 3.1 Stadsontwikkelingsprojecten................................................................................................... 4 3.2 Parkeerterreinen ..................................................................................................................... 6 3.3 Woongelegenheden ................................................................................................................ 6 3.4 Brutovloeroppervlakte (bvo) handelsruimte ........................................................................... 7 3.5 Verkeersgeneratie en Personenauto-equivalenten (pae) ....................................................... 7 3.6 Pieken ...................................................................................................................................... 8 Wanneer welke vorm van milieubeoordeling ............................................................................... 8 4.1 Rubriek 10b van bijlage II: project-MER of ontheffing project-MER ....................................... 8 4.2 Rubriek 10b bijlage III: project-MER of project-m.e.r.-screening............................................ 8 4.3 Wat valt onder de wijzigings- en uitbreidingsrubrieken ......................................................... 9 5. Inhoud van de project-m.e.r.-screeningsnota bij vergunningsaanvragen voor projecten “stadsontwikkeling”.............................................................................................................................. 12 5.1 Inleiding ................................................................................................................................. 12 5.2 Inhoud screening stadsontwikkelingsprojecten .................................................................... 13 Bijlage 1: uitwerking voorbeeld a.d.h.v. een vormvrije nota: verkaveling van 4 loten ......................... 19 Bijlage 2: uitwerking voorbeeld a.d.h.v. het screeningsformulier: verkaveling van 4 loten in effectief overstromingsgevoelig gebied .............................................................................................................. 20 Bijlage 3: uitwerking voorbeeld a.d.h.v. het screeningsformulier: verkaveling van 50 loten ............... 26 Bijlage 4: uitwerking voorbeeld a.d.h.v. het screeningsformulier: handelsvestiging (grootwarenhuis)33 Bijlage 5: uitwerking voorbeeld a.d.h.v. het screeningsformulier: school ............................................ 40 Bijlage 6: uitwerking voorbeeld a.d.h.v. het screeningsformulier: gemengd project (wonen & handel)47 Pagina 1 van 53 1. Doel Deze handleiding heeft in de eerste plaats tot doel de projectcategorie inzake “stadsontwikkelingsprojecten” nader toe te lichten en zodoende meer duidelijkheid te scheppen over de projecten die hieronder vallen. Daarnaast tracht deze handleiding een aantal aandachtspunten mee te geven aan de personen die instaan voor de screeningsbeslissing over projecten die onder de bijlage III van het project-m.e.r.-besluit vallen, alsook aan de initiatiefnemers van stadsontwikkelingsprojecten, die instaan voor het aanleveren van de nodige informatie om deze beslissing op te baseren. De handleiding is enkel van toepassing op vergunningsplichtige stadsontwikkelingsprojecten1 met inbegrip van wijzigingen of uitbreidingen hieraan. Indien voor een bepaald project geen vergunning nodig is, dan dient deze handleiding niet doorlopen te worden. 2. Rubrieken bijlage II Rubriek 10b Stadsontwikkelingsprojecten, met inbegrip van de bouw van winkelcentra en parkeerterreinen, met betrekking tot de bouw van 1.000 of meer woongelegenheden, of met een brutovloeroppervlakte van 5.000 m² handelsruimte of meer, of met een verkeersgenererende werking van pieken van 1.000 of meer personenauto-equivalenten per tijdsblok van 2 uur. bijlage III Rubriek 10b Stadsontwikkelingsprojecten, met inbegrip van de bouw van winkelcentra en parkeerterreinen (projecten die niet onder bijlage II vallen). 3. Definities en begrippen In dit deel van de handleiding wordt ingegaan op de interpretatie van een aantal begrippen die in de betrokken rubrieken inzake stadsontwikkelingsprojecten gehanteerd worden, nl.: “stadsontwikkelingsprojecten”, “parkeerterreinen”, “brutovloeroppervlakte handelsruimte”, “woongelegenheden”, “verkeersgeneratie en personenauto-equivalenten (pae)” en “pieken”. Daarnaast wordt in onderstaand toetsingsschema en in de tekst verder geduid welke projecten mogelijk onder het toepassingsgebied van de rubriek inzake stadsontwikkelingsprojecten kunnen vallen. 1 Ook vergunningsplichtige functiewijzigingen kunnen in bepaalde gevallen onder rubriek stadsontwikkeling vallen, bijvoorbeeld wanneer de functie wonen of bedrijvigheid gewijzigd wordt naar handel. Pagina 2 van 53 Toetsingsschema om te bepalen of een vergunningsplichtig project onder het toepassingsgebied van de rubriekscategorie inzake stadsontwikkelingsprojecten2 kan vallen ongeacht of het project al dan niet in een stedelijke omgeving gelegen is 2 Geen stadsontwikkelingsproject: 1 woongelegenheid meerdere woongelegenheden met een totaal bouwvolume van 1.000 m³ of minder 1 individuele parkeerplaats 1 kleinschalige handelszaak met lokaal bedieningsgebied (bv. bakker, slager, kapperszaak, nachtwinkel of krantenwinkel) 1 individueel kantoor of combinaties van bovenstaande. Bijvoorbeeld een nieuw project bestaande uit 3 appartementen met een bouwvolume van 950 m³ en met op het gelijkvloers een lokale handelszaak (bakker), is geen stadsontwikkelingsproject. Pagina 3 van 53 3.1 Stadsontwikkelingsprojecten In eerste instantie kan beroep gedaan worden op de interpretatie volgens de Europese Guidance3 “Interpretation of definitions of certain project categories of annex I and II of the EIA Directive” (European Communities, 2008). Het toepassingsgebied inzake stadsontwikkelingsprojecten dient volgens deze Guidance ruim geïnterpreteerd te worden, rekening houdende met de doelstelling van de Europese project-m.e.r.-richtlijn (2011/92/EU) om projecten, die mogelijk significante effecten kunnen hebben op het leefmilieu door hun eigenschappen, omvang of locatie, te onderwerpen aan een beoordeling van hun milieueffecten. Het toepassingsgebied van rubriek 10 b) van bijlage II en III dient als volgt geïnterpreteerd te worden: “bouw en exploitatie van projecten met gelijkaardige kenmerken als winkelcentra en parkeerterreinen, die stedelijk van aard zijn en een gelijkaardig type van milieu-impact (zie volgende paragraaf) veroorzaken”, niettegenstaande het feit dat ze niet expliciet vermeld worden in de opsomming. Mogelijke milieueffecten, die volgens de Guidance typerend zijn voor ‘stadsontwikkelingsprojecten’, zijn onder meer: geluids- en verkeershinder tijdens bouwfase, verkeersgeneratie tijdens exploitatiefase, alsook ruimtegebruik, infiltratievermindering en visuele impact. Woonontwikkelingen, ziekenhuizen, universiteiten, sportstadia, cinema’s, theaterzalen en busstelplaatsen zijn voorbeelden van projecten met gelijkaardige kenmerken, die expliciet in de Guidance vermeld worden. Dergelijke projecten dienen overeenkomstig de Guidance als een stadsontwikkelingsproject beschouwd te worden. De activiteiten die in de desbetreffende m.e.r.-rubrieken opgenomen zijn, omvatten dienstverlenende activiteiten. Dit illustreert de nauwe relatie tussen stadsontwikkelingsprojecten en de economische activiteiten uit de dienstverlenende sector, in tegenstelling tot industriële of agrarische activiteiten. Tot de dienstverlenende sector behoren onder meer groot- en detailhandel, vervoer en opslag, horeca, financiële dienstverlening, commerciële dienstverlening, dienstverlening in vastgoed, onderwijs, zorg, kunst en amusement en openbare dienstverlening (OESO,2007:18)4. In de gangbare macro-economische sectorindeling worden dienstverlenende activiteiten, afhankelijk van het al dan niet commerciële karakter van de activiteit, ingedeeld onder de tertiaire (commerciële diensten) en de quaternaire (niet-commerciële) sector (OESO,2007:18). 3 http://ec.europa.eu/environment/eia/pdf/interpretation_eia.pdf, randnr. 2008-022, p. 34 & 35 OECD (2007) ‘Compilation Manual for an index of service production’ en OECD (x) ‘Glossary’ (http://stats.oecd.org/glossary/detail.asp?ID=2432) De OECD definieert “services sector” of “dienstensector” met referentie naar de rubrieken G-Q van de International Standard Industrial Classification (ISIC rev. 3). Deze komen overeen met de rubrieken G-U in de latere herziening ISIC rev. 4 en zijn zo terug te brengen tot de rubrieken G-U uit de Belgische classificatie van economische activiteiten NACE-bel-2008. 4 Pagina 4 van 53 Sector Primaire sector Enkele verwante activiteiten Landbouw en veeteelt Jacht en visserij Delfstoffenwinning Secundaire sector Industrie Ambachten Bouwnijverheid Tertiaire sector / Quaternaire sector Commerciële /niet-commerciële dienstverlening waaronder: - groot- en detailhandel - vervoer en opslag - horeca - financiële dienstverlening - commerciële dienstverlening - dienstverlening in vastgoed - onderwijs - zorg - kunst en amusement - openbare dienstverlening - … Tabel 1: macro-economische sectorindeling met voorbeelden van verwante activiteiten Op basis van bovenstaande kan besloten worden dat projecten die onder toepassingsgebied van de rubriek stadsontwikkeling vallen: stedelijk van aard zijn, een gelijkaardig type van milieu-impact veroorzaken en meestal een (niet-) commerciële dienstverlening inhouden (uitgezonderd wonen). Voorbeelden hiervan zijn (nietlimitatief): gevangenissen, rust- en verzorgingstehuizen, hotelcomplexen5, kinderdagverblijven, scholen, kantoren, handelsruimten, sporthallen, openbare zwembaden, cultuurzalen, feest- of evenementenzalen, concertzalen, congrescentra, mortuaria (met ceremoniële ruimte), crematoria (met ceremoniële ruimte), religieuze gebedsinrichtingen,… Ook tentoonstellingsruimten voor allerhande activiteiten worden hieronder begrepen, o.a. expositieruimten, musea, tentoonstellingsruimten voor sanitair, keukens en dergelijke. Indien er bij deze ruimte voor tentoonstellingen ook verkoopsruimte aanwezig is, vallen deze ook onder het meer specifieke begrip handelsruimte6. De term “stadsontwikkelingsproject” duidt echter op projecten met een zekere omvang. Eén woongelegenheid is daarom geen stadsontwikkelingsproject. Rekening houdende met de verschillende types van woongelegenheden en hun uiteenlopende groottes worden meerdere woongelegenheden die in totaal een bouwvolume7 van 1.000 m³ of minder hebben, ook niet als een stadsontwikkelingsproject beschouwd. Ook één individuele parkeerplaats of één kantoor zijn geen stadsontwikkelingsproject. De term “stadsontwikkelingsproject” duidt eveneens op projecten met een groter bedieningsgebied of intensiteit dan bijvoorbeeld een kleinschalige handelszaak met een lokaal bedieningsgebied (bvb. bakker, slager, 5 Voor hotelcomplexen in buitenstedelijke zones is de m.e.r.-rubriek inzake toerisme en recreatie (rubriek 12 a) eerder van toepassing. 6 Zie definitie brutovloeroppervlakte handelsruimte. 7 Cfr. definitie VCRO, artikel 4.1.1, 2°: bouwvolume: het bruto-bouwvolume van een constructie en haar fysisch aansluitende aanhorigheden die in bouwtechnisch opzicht een rechtstreekse aansluiting of steun vinden bij het hoofdgebouw, zoals een aangebouwde garage, veranda of berging, gemeten met inbegrip van buitenmuren en dak, en met uitsluiting van het volume van de gebruikelijke onderkeldering onder het maaiveld. Pagina 5 van 53 kapperszaak, nachtwinkel of krantenwinkel). Naar analogie met voorgaande voorbeelden wordt dit type handelszaak of vergelijkbaar dan ook niet als een stadsontwikkelingsproject beschouwd. Stadsontwikkelingsprojecten kunnen zowel een combinatie van functies (winkelen, wonen, horeca,…) omvatten als slechts één enkele functie, bijvoorbeeld een woonproject of een gemengd project met winkelen, wonen en een evenementenzaal. De Guidance stelt daarnaast dat het project zou moeten gezien worden als ‘stedelijk’ van aard, ongeacht de eigenlijke locatie (binnen of buiten de stad) ervan. Dit principe werd tevens bevestigd door een arrest van het Europees Hof van Justitie van 16 maart 2006 (C-332/04, Commission v. Spain, 80-81). In dit arrest werd aangegeven dat de criteria die zijn opgenomen in bijlage III bij de Europese MER-richtlijn (85/337/EEG) (in Vlaanderen omgezet in bijlage II van het D.A.B.M.) zowel een rol kunnen spelen binnen als buiten stedelijke gebieden en dat de mogelijke impact van vergelijkbare projecten niet verschilt afhankelijk van de ligging binnen of buiten de stad. Stadsontwikkelingsprojecten dienen zich dus niet noodzakelijk binnen ‘de stad’ te situeren om onder deze rubriek te vallen. In de Guidance wordt aangegeven dat infrastructuurprojecten die betrekking hebben op stadsontwikkeling en die niet door een andere m.e.r.-rubriek ondervangen worden ook onder het begrip stadsontwikkeling kunnen vallen. Een verkaveling ten behoeve van een stadsontwikkelingsproject dient daarom ook gescreend te worden op mogelijk aanzienlijke milieueffecten. 3.2 Parkeerterreinen In de van toepassing zijnde rubriek wordt expliciet aangegeven dat parkeerterreinen een stadsontwikkelingsproject zijn. Met parkeerterreinen worden grote open of overdekte ruimten voor het stallen van motorvoertuigen bedoeld (zowel privaat als openbaar). In de Guidance worden busstelplaatsen expliciet vermeld als projecten die gelijkaardige kenmerken hebben als parkeerterreinen. Hieruit volgt dat busstelplaatsen als een stadsontwikkelingsproject beschouwd moeten worden. Vergelijkbare voorbeelden zijn: ondergrondse parkeerterreinen, parkeergarages, parkeergebouwen,… Onder parkeerterrein wordt echter geen individuele parkeerplaats begrepen. De parking van een bedrijf ressorteert eerder onder de rubriek van industrieterreinontwikkeling of een rubriek gerelateerd aan de activiteiten van een bedrijf. Wanneer het bedrijf niet m.e.r.-plichtig is en de parking ook een publiek karakter heeft (bvb. parkingen die groter voorzien worden dan essentieel nodig voor nabijgelegen handelsruimten) en een bepalende verkeersgeneratie kan teweegbrengen, dan kan dit als een parkeerterrein en dus ook als een stadsontwikkelingsproject beschouwd worden. 3.3 Woongelegenheden Een woongelegenheid betreft een onroerend goed of deel ervan dat hoofdzakelijk bestemd is voor huisvesting van een gezin of een alleenstaande, en dit ongeacht de tijd die men hierin doorbrengt. Eenzelfde “onroerend goed” kan uit meerdere woongelegenheden bestaan en ook “tweede verblijven” kunnen onder de definitie van woongelegenheid vallen. Voorbeelden van woongelegenheden zijn: serviceflats, appartementen, studentenverblijven, permanente plaatsen in een instelling voor de rust en/of verzorging van personen,... Pagina 6 van 53 De term stadsontwikkelingsproject wijst echter op een zekere omvang, één woongelegenheid is geen stadsontwikkelingsproject. Ook meerdere woongelegenheden met een totaal bouwvolume8 van 1.000 m³ of minder zijn geen stadsontwikkelingsproject. 3.4 Brutovloeroppervlakte (bvo) handelsruimte Onder het begrip handel worden zowel detailhandel (al dan niet grootschalig) als groothandel beschouwd. In het Besluit van de Vlaamse Regering dat de inhoud van het aanvraagdossier voor de stedenbouwkundige vergunning9 bepaalt, komt volgende definitie voor van “brutovloeroppervlakte”, namelijk: “de som van de vloeroppervlakte voor alle bouwlagen, met inbegrip van de buitenmuren of vergelijkbare bouwdelen, uitgezonderd de vloeroppervlakte die uitsluitend wordt bestemd voor parkeerplaatsen10”. Voor het bepalen van de brutovloeroppervlakte van een handelsruimte dient niet enkel rekening gehouden te worden met de effectieve winkel- of verkoopsruimte (bestemd voor klanten), maar dienen ook opslagruimten, technische verdiepingen (liftkokers, lokalen met verwarmingsinstallatie, ...) en andere ruimten die onlosmakelijk met het functioneren van de winkel- of verkoopsruimte) verbonden zijn, meegerekend te worden. Zo moeten overdekte ruimten, die bij de winkelactiviteiten horen maar eerder een publiek karakter hebben (bvb. overdekte winkelhallen, overdekte binnenplaatsen/hallen,…) ook in rekening gebracht worden bij het bepalen van de bruto vloeroppervlakte van een handelsruimte. Al deze ruimten kunnen milieueffecten genereren, waarvan mobiliteitseffecten (en bijhorende hinderaspecten), ruimtegebruik en visuele impact de belangrijkste zijn. Wanneer de handelsruimten binnen één project verdeeld zijn over een aantal deelprojecten, dient de brutovloeroppervlakte van de handelsruimten samengeteld te worden. Voorbeelden hiervan zijn winkelcentra en open winkelcentra ingericht als winkelstraat (zogenaamde ‘Village’-winkelcentra). Naar analogie met meerdere woongelegenheden met een totaal bouwvolume van 1.000 m³ of minder of één woongelegenheid wordt een kleinschalige handelszaak met een lokaal bedieningsgebied (bvb. bakker, slager, kapperszaak, nachtwinkel of krantenwinkel) of een individueel kantoor niet als een stadsontwikkelingsproject beschouwd. 3.5 Verkeersgeneratie en Personenauto-equivalenten (pae) Onder verkeersgeneratie wordt zowel het toekomend als het vertrekkend verkeer verstaan. Alle voertuigen, zowel van bezoekers, werknemers, leveranciers, enz., worden hierbij omgerekend naar personenautoequivalenten (pae). “pae” is een meeteenheid die rekening houdt met de ruimte die een voertuig op de weg inneemt t.o.v. een personenwagen. 8 Cfr. definitie VCRO, artikel 4.1.1, 2°: bouwvolume: het bruto-bouwvolume van een constructie en haar fysisch aansluitende aanhorigheden die in bouwtechnisch opzicht een rechtstreekse aansluiting of steun vinden bij het hoofdgebouw, zoals een aangebouwde garage, veranda of berging, gemeten met inbegrip van buitenmuren en dak, en met uitsluiting van het volume van de gebruikelijke onderkeldering onder het maaiveld. 9 Besluit van de Vlaamse Regering van 28 mei 2004 betreffende de dossiersamenstelling van de aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning. 10 Zie definitie parkeerterrein. Pagina 7 van 53 De gebruikelijke omrekeningsfactoren11 in Vlaanderen zijn: 1: voor lichte vrachtwagens (bestelwagens e.d.); 1,5: voor eendelige middelzware en zware vrachtwagens en bussen; 2: voor gelede vrachtwagens en bussen en slepen (trekker met oplegger en vrachtwagen met aanhanger). 3.6 Pieken Pieksituaties dienen frequentie-onafhankelijk beschouwd te worden. Het kan met andere woorden gaan om situaties die dagelijks voorkomen, maar ook om situaties die bijvoorbeeld één- of tweemaal per jaar voorkomen (bvb. bij het begin van winter- en/of zomersolden). Pieksituaties zijn niet altijd representatief voor de dagdagelijkse situatie, maar ze zijn eigen aan het project en spelen eveneens een bepalende rol bij het inschatten van de maximale milieueffecten. 4. Wanneer welke vorm van milieubeoordeling Hierna wordt toegelicht welke vorm van milieubeoordeling noodzakelijk is in het kader van een vergunningsaanvraag. 4.1 Rubriek 10b van bijlage II: project-MER of ontheffing project-MER Wanneer de drempels van bijlage II van het project-m.e.r.-besluit overschreden worden, moet er een projectMER opgemaakt worden, tenzij door middel van een gemotiveerd verzoek tot ontheffing van de milieueffectrapportageplicht bij de dienst Mer kan aangetoond worden dat het project geen aanzienlijke milieueffecten kan veroorzaken. Uit de praktijk blijkt dat bij projecten met een sterk verkeersgenererend karakter of voor projecten met een impact op een gevoelig/kwetsbaar gebied12 de opmaak van een project-MER eerder aangewezen is. Het is in die gevallen immers niet evident om zonder modellering of met eenvoudige modellering op sluitende wijze aan te tonen dat het voorgenomen bijlage II-project geen aanzienlijke milieueffecten kan genereren. 4.2 Rubriek 10b bijlage III: project-MER of project-m.e.r.-screening Als gevolg van de veroordeling van het Vlaamse Gewest bij arrest van het Hof van Justitie van 24 maart 2011 (c435/09, Europese Commissie t. België), moet een stadsontwikkelingsproject niet enkel getoetst worden aan de drempels van bijlage II, maar dient er voor alle andere stadsontwikkelingsprojecten, die niet in bijlage II vermeld 11 Aerts, N.; et al. (2011). “Actualisatie richtlijnenboek milieueffectrapportering voor de activiteitengroep ‘Stadsontwikkeling en recreatie”. Studie in opdracht van het departement LNE, dienst Mer. 12 Gevoelig/kwetsbaar gebied: SBZ-gebied VEN-gebied natuurgebied, bosgebied en andere groene bestemmingen of bestemmingen met een ecologische waarde of belang erfgoedlandschap, beschermd landschap, stads- of dorpsgezicht, monument of archeologische zone, bouwkundig erfgoed waterwingebied of bijhorende beschermingszone type I en II overstromingsgevoelig gebied Pagina 8 van 53 staan, geval per geval beoordeeld worden of het project aanzienlijke gevolgen op het milieu kan hebben. Er is bijgevolg minstens een screening nodig om te bepalen of er al dan niet aanzienlijke negatieve effecten te verwachten zijn en of er dus een project-MER noodzakelijk is. De beslissing over de MER-plicht op basis van de project-m.e.r.-screening, ligt bij de betrokken overheid (de overheid die beslist over volledigheid en ontvankelijkheid van de vergunningsaanvraag). Bij twijfel kan deze de dienst Mer in concrete gevallen om advies vragen. Er moet geen milieueffectrapport over het project worden opgesteld als de betrokken overheid oordeelt dat: 1) een toetsing aan de criteria van bijlage II van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid uitwijst dat het voorgenomen project geen aanzienlijke gevolgen kan hebben voor het milieu en een project-MER redelijkerwijze geen nieuwe of bijkomende gegevens over aanzienlijke milieueffecten kan bevatten; of 2) vroeger al een plan-MER werd goedgekeurd betreffende een plan of programma waarin een project met vergelijkbare effecten beoordeeld werd of een project-MER werd goedgekeurd betreffende een project waarvan het voorgenomen initiatief een herhaling, voortzetting of alternatief is, en een nieuw projectMER redelijkerwijze geen nieuwe of bijkomende gegevens over aanzienlijke milieueffecten kan bevatten. De project-m.e.r.-screeningsprocedure wordt in een “Algemene Handleiding” uitgebreid toegelicht. In deze handleiding wordt specifiek ingegaan op de inhoud van de project-m.e.r.-screeningsnota (PrMS) bij vergunningsaanvragen voor stadsontwikkelingsprojecten. 4.3 Wat valt onder de wijzigings- en uitbreidingsrubrieken Naast rubrieken die specifiek betrekking hebben op stadsontwikkelingsprojecten (10b in bijlage II en III) bestaat er in bijlage II en III ook een rubriek 13 die betrekking heeft op wijzigingen en uitbreidingen aan de projecten van de bijlagen II en III13. Ook hier geldt dat enkel vergunningsplichtige wijzigingen of uitbreidingen onder deze rubriek kunnen vallen. Daarenboven is het zuiver verbouwen, renoveren of uitvoeren van werken ten behoeve van het onderhoud van de infrastructuur niet als een wijziging of uitbreiding in de zin van rubriek 13 te beschouwen. Enkel het uitbreiden van de vloeroppervlakte (al dan niet binnen een bestaand volume), het verhogen van het aantal woongelegenheden (al dan niet binnen een bestaand volume), het uitbreiden van de parkeergelegenheid en alle andere wijzigingen aan de infrastructuur of aan de exploitatie-eigenschappen van een bestaand stadsontwikkelingsproject -zoals onder punt 3 gedefinieerd- die een intensiteitsverandering (meestal verhoging) van de activiteit(en) inhouden, vallen onder rubriek 13. De tekst van de wijzigings- en uitbreidingsrubrieken uit het project-m.e.r.-besluit van bijlage II luidt als volgt: Rubriek 13a Wijziging of uitbreiding van projecten van bijlage I, II of III, waarvoor reeds een vergunning is afgegeven, die zijn of worden uitgevoerd, wanneer die wijziging of uitbreiding op zich voldoet aan de in bijlage II genoemde drempelwaarden, voor zover deze bestaan (niet in bijlage I opgenomen wijziging of uitbreiding); 13 Wanneer een project onder een basis m.e.r.-rubriek of onder een wijzigings- of uitbreidingsrubriek valt, wordt toegelicht in de aparte handleiding inzake de wijzigings- en uitbreidingsrubrieken. Pagina 9 van 53 Rubriek 13b Wijziging of uitbreiding van projecten van bijlage I, II of III, waarvoor reeds een vergunning is afgegeven, die zijn of worden uitgevoerd, wanneer die wijziging of uitbreiding aanleiding geeft tot een overschrijding van de in bijlage II genoemde drempelwaarden (niet in bijlage I of in rubriek 13. a) van bijlage II opgenomen wijziging of uitbreiding). Van deze overschrijding van de drempelwaarde is sprake ofwel als de drempelwaarde van bijlage II voor het eerst wordt overschreden door het samenvoegen van de reeds vergunde en de nog te vergunnen activiteiten (= project) ofwel als de verschillende uitbreidingen samen, sinds de laatst verleende ontheffing of goedgekeurd MER (voor zover deze bestaan), groter zijn dan de drempelwaarde van bijlage II. De tekst van de wijzigings- en uitbreidingsrubriek van bijlage III luidt als volgt: Rubriek 13 Wijziging of uitbreiding van projecten van bijlage I, II of III waarvoor reeds een vergunning is afgegeven en die zijn of worden uitgevoerd (niet in bijlage I of II opgenomen wijziging of uitbreiding). Voorbeelden Wanneer een bestaande handelsruimte van 8.000 m² uitgebreid wordt met 4.000 m² moet eerst nagegaan worden of de uitbreiding op zich voldoet aan de drempel van rubriek 10b van bijlage II, meer bepaald brutovloeroppervlakte van 5.000 m² handelsruimte of meer. In dit geval is rubriek 13a van bijlage II niet van toepassing vermits de uitbreiding op zich niet de drempel overschrijdt. Vervolgens moet nagegaan worden of de drempelwaarde van rubriek 10b van bijlage II voor het eerst overschreden wordt door het samentellen van de reeds vergunde handelsruimte en de geplande uitbreiding. Dit is niet het geval, vermits de bestaande handelsruimte reeds de drempel van rubriek 10b van bijlage II overschrijdt. Tot slot moet nagegaan worden of de drempelwaarde van bijlage II overschreden wordt door het samentellen van verschillende cumulatieve uitbreidingen (sinds laatst verleende ontheffing of goedgekeurd project-MER). Als voor het bestaande project van 8.000 m² reeds een project-MER of ontheffing werd opgemaakt, is rubriek 13 van bijlage II niet van toepassing en enkel rubriek 13 van bijlage III. Er dient dus een project-m.e.r.-screening te gebeuren. Indien echter nog geen project-MER voor het bestaande project van 8.000 m² werd goedgekeurd en ook geen ontheffing verleend werd, is rubriek 13b van bijlage II van toepassing. In dat geval dient een project-MER opgesteld te worden of een verzoek tot ontheffing ingediend te worden voor de 4.000 m² bijkomende handelsruimte, waarbij de effecten van de bestaande handelsruimte cumulatief bekeken worden. Wanneer een bestaande handelsruimte van 8.000 m² uitgebreid wordt met 5.200 m² is rubriek 13a van bijlage II van toepassing vermits de uitbreiding op zich de drempelwaarde van rubriek 10b van bijlage II overschrijdt. In dit geval zijn dus zowel rubriek 10b als 13a van bijlage II van toepassing. Er dient dus een project-MER opgemaakt te worden, tenzij er een verzoek tot ontheffing verleend wordt. Wanneer een bestaande handelsruimte van 5.400 m², waarvoor in het verleden een ontheffing van project-MERplicht werd verleend, uitgebreid wordt met 3.000 m², dan dient er een project-m.e.r.-screening te gebeuren aangezien het project onder rubriek 13 van bijlage III zou vallen. Indien dit project opnieuw zou uitbreiden met 3.000 m², dan wordt de drempelwaarde van rubriek 10b van bijlage II, sinds de laatst verleende ontheffing, Pagina 10 van 53 cumulatief overschreden door het samentellen van de verschillende uitbreidingen. In dat geval is rubriek 13b van bijlage II van toepassing. Aangezien één woongelegenheid geen stadsontwikkelingsproject is, valt het uitbreiden van de vloeroppervlakte van één woongelegenheid niet onder rubriek 13. Dit geldt ook voor enkele woongelegenheden die maximaal uitbreiden tot een bouwvolume van 1.000 m³ of een woongelegenheid die opgedeeld wordt in verschillende woongelegenheden, wanneer die het bouwvolume van 1000 m³ niet overschrijden. Ook het creëren van een ondergeschikte wooneenheid binnen een bestaande woning voor de huisvesting van maximaal 2 oudere of hulpbehoevende personen in het kader van “zorgwonen”14 valt niet onder deze wijzigingsrubriek, zelfs niet als de woning hiervoor wordt uitgebreid. Hieronder worden een aantal voorbeelden opgesomd van projecten die onder de wijzigings- en uitbreidingsrubriek vallen: uitbreiden met 500 m² van een bestaande handelsruimte met een brutovloeroppervlakte van 1.500 m²; uitbreiden van een parkeerterrein van een cinema of evenementenzaal; opdelen van een bestaand onroerend goed (bijvoorbeeld leegstaand industrieel pand) in verschillende woongelegenheden (bijvoorbeeld in 5 grote lofts > 1.000 m³ totaal bouwvolume). Wanneer er geen duidelijke link is tussen enerzijds een reeds bestaand project (of activiteit) en anderzijds een gepland bijkomend project (of activiteit), dan is er geen sprake van een wijziging of uitbreiding, maar is het geplande bijkomende project een afzonderlijk project, dat mogelijk onder één van de projectspecifieke rubrieken van bijlage II of III valt. Wanneer er wel een duidelijke link is tussen enerzijds een reeds bestaand project (of activiteit) en anderzijds een gepland bijkomend project (of activiteit), dan is er wel sprake van een wijziging of uitbreiding van het bestaande project (of activiteit). Het vaststellen van die link dient steeds geval-per-geval te gebeuren. De volgende elementen dienen onderzocht te worden om te bepalen of die link er is (niet exhaustieve lijst): Beide projecten sluiten ruimtelijk aan elkaar aan of de ruimtelijke afstand tussen beide projecten is beperkt; en/of Beide projecten zijn soortgelijk en hebben dezelfde doelstelling; en/of Beide projecten hebben dezelfde initiatiefnemer, (dan zal die link er meestal zijn); en/of Beide projecten worden binnen een korte tijdspanne gerealiseerd, (dit wijst meestal op een duidelijke link; maar ook wanneer er reeds enige tijd verstreken is tussen beide projecten blijft die link mogelijk). Voorbeelden Een bestaand winkelcentrum wordt gerenoveerd en een nieuwe winkelhal wordt aangebouwd met een ondergrondse parking. Deze winkelhal en ondergrondse parking zijn een uitbreiding aan het bestaande project. Wanneer echter in een straat met gesloten bebouwing, enkele leegstaande en verkrotte woningen worden gesloopt en op die locatie een nieuw appartementsgebouw wordt gerealiseerd, dan betreft het appartementsgebouw een nieuw project en geen uitbreiding aan de bestaande woongelegenheden. 14 cf. artikel 4.1.1. 18° van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening Pagina 11 van 53 5. Inhoud van de project-m.e.r.-screeningsnota bij vergunningsaanvragen voor projecten “stadsontwikkeling” 5.1 Inleiding Sinds de inwerkingtreding van de nieuwe regelgeving, dient er een project-m.e.r.-screeningsnota (PrMS) toegevoegd te worden aan de vergunningsaanvraag. Als initiatiefnemer kan u voor de opmaak van uw project-m.e.r.-screeningsnota kiezen om: - het project-m.e.r.-screeningsformulier in te vullen dat door de dienst Mer ter beschikking wordt gesteld (al dan niet uitgebreid met een aantal bijlagen); of - een vormvrije project-m.e.r.-screeningsnota op te maken waarin er gemotiveerd wordt dat er geen aanzienlijke effecten te verwachten zijn (al dan niet uitgebreid met een aantal bijlagen). Afhankelijk van de omvang, ligging en potentiële effecten van het concrete project, kan een screening qua vorm en inhoud variëren van een zeer eenvoudig (vormvrije motivering op 1 A4-blad of een ingevuld project-m.e.r.screeningsformulier zonder bijlagen) tot een iets uitgebreider document (uitgebreide vormvrije nota of een ingevuld project-m.e.r.-screeningsformulier met verschillende bijlagen). Volgende elementen kunnen aanleiding geven tot een meer uitgebreide screening: - het benaderen van één of meerdere drempels van bijlage II van het project-m.e.r.-besluit; - ligging in of nabij gevoelige/kwetsbare gebieden15; - het vereist zijn van een mobiliteitsstudie16. Indien het voorgenomen project kadert binnen een plan of programma waarvoor reeds een plan-MER of planm.e.r.-screening opgemaakt werd, geldt er nog steeds een verplichting tot opmaak van een project-m.e.r.screeningsnota, vermits de effecten in het plan-MER of de plan-m.e.r.-screening op een algemener en dus minder gedetailleerd niveau beschreven en beoordeeld werden. Niettemin kunnen elementen uit dit plan-MER of uit de plan-m.e.r.-screening gehanteerd worden om de project-m.e.r.-screeningsnota op te stellen. In de praktijk zal voor heel eenvoudige, kleine projecten, niet gelegen in/nabij gevoelig/kwetsbaar gebied (bvb. verkaveling voor 4 woningen) een vormvrije project-m.e.r.-screeningsnota met korte motivering op 1 A4-blad volstaan. 15 gevoelig/kwetsbaar gebied: SBZ-gebied VEN-gebied natuurgebied, bosgebied en andere groene bestemmingen of bestemmingen met een ecologische waarde of belang erfgoedlandschap, beschermd landschap, stads- of dorpsgezicht, monument of archeologische zone, bouwkundig erfgoed waterwingebied of bijhorende beschermingszone type I en II overstromingsgevoelig gebied 16 Besluit van de Vlaamse Regering van 28 mei 2004 betreffende de dossiersamenstelling van de aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning Pagina 12 van 53 Voor eenvoudige, kleine projecten gelegen in/nabij gevoelig/kwetsbaar gebied en voor complexere, grotere projecten (bvb. vanaf 50 woningen, grote handelszaken, grote parkeerterreinen, kantoorcomplexen, …) zal een uitgebreidere project-m.e.r.-screeningsnota noodzakelijk zijn en dient de initiatiefnemer ofwel het project-m.e.r.screeningsformulier (met of zonder bijlagen) in te vullen ofwel een vormvrije project-m.e.r.-screeningsnota (met of zonder bijlagen) op te maken. 5.2 Inhoud screening stadsontwikkelingsprojecten Deze handleiding bevat in bijlage een aantal uitgewerkte voorbeelden van een project-m.e.r.-screeningsnota. Het betreffen volgende voorbeelden: - verkaveling van 4 loten; - verkaveling van 4 loten in effectief overstromingsgevoelig gebied; - verkaveling van 50 loten; - handelsvestiging (grootwarenhuis); - school; - gemengd project (wonen & handel). In onderstaande tekst wordt nog een toelichting gegeven bij de verschillende onderdelen van het project-m.e.r.screeningsformulier. Wanneer bepaalde informatie reeds opgenomen is in de vergunningsaanvraag of als bijlage bij de vergunningsaanvraag toegevoegd is, kan er in de project-m.e.r.-screeningsnota naar verwezen worden, zonder deze informatie nog eens apart ter beschikking te stellen. Zowel de effecten tijdens de aanleg- als de exploitatiefase dienen in de project-m.e.r.-screeningsnota besproken te worden. Typische effecten bij de aanlegfase voor stadsontwikkelingsprojecten zijn effecten tijdens de bouw ten gevolge van volgende ingrepen: bemaling, vergraving grond, werfverkeer, enz. Kenmerken van het project In dit onderdeel van het screeningsformulier wordt gevraagd naar enkele basisgegevens over het project. Zo wordt er in vraag 1 gevraagd om de soort vergunning waar de project-m.e.r.-screeningsnota bij hoort aan te duiden en in vraag 2 het nummer van de rubriek uit de bijlage van het project-m.e.r.-besluit waaronder het project valt, te vermelden. In vraag 3 moet aangegeven worden of deze project-m.e.r.-screeningsnota reeds samen met een andere vergunningsaanvraag werd ingediend, zodat het voor de beoordelaar duidelijk is dat overleg met de andere betrokken overheid aangewezen is. Vraag 4 vraagt naar bijkomende werkzaamheden die eveneens milieueffecten kunnen veroorzaken. Bij een loutere hernieuwing van de vergunning zal het eerste antwoord meestal van toepassing zijn, nl. dat er geen andere werkzaamheden of voorzieningen zijn. Kenmerken van de omgeving Vraag 5 vraagt naar de huidige bestemming volgens het gewestplan, een bijzonder plan van aanleg (BPA) of een ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP). Ook het bodemgebruik dient aangegeven te worden. Pagina 13 van 53 Vraag 6 vraagt naar kwetsbare functies binnen een straal van 200 meter van het projectgebied. Het al dan niet ontwikkeld zijn van deze gebieden volgens de geldende bestemming speelt hierbij geen rol. In vraag 7 wordt de ligging van het project bekeken ten opzichte van een aantal specifieke gebieden. Een bepaald gebied moet aangevinkt worden als het project erin gelegen is of op korte afstand ervan ligt. In dat geval kan een relevante kaart worden opgenomen, of verwezen worden naar de vergunningsaanvraag. Bij vraag 8 wordt geïnformeerd naar bepaalde toetsingsinstrumenten of studies die mogelijks opgenomen zijn in de project-m.e.r.-screeningsnota. Voor stadsontwikkelingsprojecten kan een mobiliteitsstudie vereist zijn. Afhankelijk van de ligging en eigenschappen van de omgeving zijn ook (de voortoets op) de passende beoordeling of verscherpte natuurtoets en eventueel zelfs een landschapsstudie noodzakelijk. Vraag 9 informeert naar de relatie met andere projecten. Indien het project deel uitmaakt van een groter geheel, met name als er een duidelijke link is van voorliggend project met een reeds bestaand project (of activiteit), dan betreft het voorliggende project een wijziging en/of uitbreiding van een bestaand project. Bij vraag 9 dient u te verduidelijken over welk bestaand project het gaat. Bij vraag 2 zou dan de van toepassing zijnde m.e.r.-rubriek inzake wijziging of uitbreiding moeten aangegeven worden. Voor verder toelichting inzake wijziging en uitbreiding van stadsontwikkelingsprojecten, zie hoofdstuk 4. Vraag 9 informeert daarnaast ook naar projecten met soortgelijke gevolgen voor de omgeving. In een stedelijke omgeving is de kans groot dat er nog (stadsontwikkelings-)projecten aanwezig zijn. Deze dienen dan ook vermeld te worden. Later zal bij vraag 14 gepeild worden naar mogelijke cumulatieve effecten met deze projecten. Mogelijke effecten van het project op de omgeving Vraag 10 Emissies Wat luchtemissies betreft zullen er bij stadsontwikkelingsprojecten steeds effecten zijn ten gevolge van verkeer of gebouwverwarming, maar deze zullen voor projecten van bijlage III zelden aanzienlijk zijn. Vooral tijdens de aanlegfase zullen de luchtemissies meestal beperkt zijn. Tijdens de exploitatiefase kunnen de emissies afkomstig van het gegenereerde wegverkeer echter wel aanzienlijk zijn. De grootte van de impact van het project is vooral afhankelijk van het aantal voertuigbewegingen dat het project genereert op een gemiddelde werkdag. Ook de omgeving waar de verkeersemissies worden uitgestoten is van belang. In gesloten, bebouwde omgevingen zal de concentratie aan vervuilende stoffen hoger zijn omdat de aanvoer van verse lucht er wordt belemmerd. Als het project gevat wordt door één van onderstaande situaties, waarbij aan alle bijhorende criteria voldaan is, dan is een modellering van de NO2-concentratie noodzakelijk om de impact van het project op de luchtkwaliteit te beoordelen: 1) het project genereert meer dan 850 bijkomende voertuigbewegingen per dag; de breedte van de straat/straten waar dit verkeer rijdt, is kleiner dan 3 keer de hoogte van de aanpalende gebouwen (de zogenaamde streetcanyons). Pagina 14 van 53 2) het project genereert meer dan 1.600 bijkomende voertuigbewegingen per dag; langs de straat/straten waar dit verkeer rijdt komt bebouwing voor. 3) het project leunt aan bij de drempels van bijlage II van het project-m.e.r.-besluit. Voor verkeer wordt de NO2-concentratie als maatstaf gebruikt, omdat de NO2-concentratie sterker gecorreleerd is met verkeer dan de PM10-concentratie. Bij de modellering dient het model CAR Vlaanderen17 gehanteerd te worden. Dit model is online en gratis ter beschikking en werd ontwikkeld voor het bepalen van binnenstedelijke luchtkwaliteit, voor korte afstanden tot de wegas. Als de gemodelleerde verkeersbijdrage aan de NO2concentratie groter is dan 1,2 µg/m³ dan wordt de bijdrage van het project als belangrijk beschouwd. Maatregelen (bijvoorbeeld bevorderen van omschakeling naar andere vervoerswijzen, beperken aanbod autoparkeerplaatsen,…) dienen dan in het project geïntegreerd te worden. Afvalwaterlozingen, behoudens lozing van huishoudelijk afvalwater, zijn zelden aanwezig en dienen bijgevolg zelden besproken te worden. Er bestaan echter uitzonderingen zoals bijvoorbeeld bij ziekenhuizen en bij rechtstreekse lozingen op oppervlaktewater. In sommige gevallen is het dus aangewezen dit item verder uit te werken en diepgaander te motiveren dat er geen aanzienlijke effecten zullen zijn. Er dient alleszins aangegeven te worden waar het afvalwater op aangesloten wordt en via welk type leiding (gemengd, gescheiden) dit gebeurt. Bij afwezigheid van een aansluiting op de riolering dient nagegaan te worden hoe de impact op de waterkwaliteit zo beperkt mogelijk kan gehouden worden. Een voorbeeld van een mogelijke projectgeïntegreerde maatregel is het installeren van een KWS-afscheider zodat het afstromend regenwater wordt gezuiverd vooraleer het wordt geloosd. Bij grote verharde parkeerterreinen kan het aangewezen zijn om deze maatregel op te nemen in het project. Verontreiniging naar bodem en grondwater komt bij stadsontwikkelingsprojecten minder vaak voor. Als de opslag van brandstoffen (bvb. voor vrachtwagens) conform de VLAREM-reglementering is uitgevoerd, wordt de kans op aanzienlijke effecten door calamiteiten beperkt. Het bespreken van de disciplines bodem en grondwater kan wel noodzakelijk zijn wanneer op de site zelf of in de nabijheid ervan reeds een bestaande verontreiniging aanwezig is en het voorgenomen project mogelijks de bestaande toestand zou kunnen beïnvloeden door grondverzet of bemaling. Geluidsemissies en trillingen kunnen zowel tijdens de aanlegfase (inheien van palen, werfverkeer) als de exploitatiefase (laden en lossen, wegverkeer, koelinstallaties,…) optreden. De negatieve effecten zijn meestal te wijten aan wegverkeer of aan de vrachtwagens die goederen laden en lossen. Om hinder naar omwonenden te beperken, kunnen maatregelen in het project geïntegreerd worden. Enkele voorbeelden: - enkel overdag laden en lossen; - inpandig laden en lossen (= binnen een gebouw); - rekening houden met de inplanting van laad- en loszones t.o.v. bewoning en/of kwetsbare functies; - rekening houden met de locatie van technische installaties t.o.v. bewoning en/of kwetsbare functies; - … 17 http://www.lne.be/themas/milieu-en-mobiliteit/gebiedsgerichte-aanpak/lokale-luchtkwaliteit/knelpuntanalyse-1 Pagina 15 van 53 Als vooral het verkeersgenererende aspect van het project belangrijk is (bvb. bij parkeergarages), dan is het van belang om aan onderstaande criteria te toetsen: verandering in vervoersbewegingen bedraagt meer dan 25% (komt overeen met 1 dB); er wonen mensen in de buurt van de wegen waarop de verhoging van de verkeersintensiteit zich voordoet; het geluidsniveau ter hoogte van de woningen is al relatief hoog18. Indien aan alle criteria wordt voldaan, d.w.z. als er door het project veranderingen van meer dan 1 dB (25% verkeer) te verwachten zijn op wegen met bewoning en het geluidsniveau ter hoogte van deze woningen al relatief hoog is, dan is een uitgebreider onderzoek nodig (evt. een modellering) om aan te tonen dat er geen aanzienlijke effecten te verwachten zijn. Als vooral een activiteit binnen het project belangrijk is (bv. muziekactiviteiten) is een uitgebreider onderzoek enkel relevant, als er kan vermoed worden dat er specifieke maatregelen nodig zullen zijn om de VLAREMnormen te respecteren. Lichtemissie dient voor sommige stadsontwikkelingsprojecten onderzocht te worden. Bijvoorbeeld voor permanente verlichting van parkeerterreinen of nachtelijke verlichting van kantoorgebouwen. Vooral zijdelingse of opwaarts gerichte verlichting kan tot negatieve effecten leiden. Maatregelen om dit te beperken kunnen echter in het project worden geïntegreerd. Vraag 11 Potentiële effecten op het watersysteem Via de watertoets- en overstromingskaarten, die terug te vinden zijn op de website www.agiv.be, kan nagegaan worden of het projectgebied gelegen is binnen overstromingsgevoelig gebied. Als het projectgebied gelegen is in effectief overstromingsgevoelig gebied moet er aangegeven worden welke maatregelen of compensaties er worden voorzien om rekening te houden met het overstromingsregime. Dit houdt minimaal in dat vermeld wordt op welke wijze overstromingsvrij gebouwd zal worden en hoe de ruimte voor water zal behouden worden door een aangepaste bouwwijze, het uitwerken van compensatie, e.d. In mogelijk overstromingsgevoelig gebied volstaat het meestal om een aantal preventieve maatregelen te nemen. Is er een waterloop aanwezig in het projectgebied, dan moet verduidelijkt worden wat de impact is van het voorgenomen project op de waterloop. Er moet aangegeven worden of er wijzigingen aangebracht worden aan het talud van de waterloop, of de 5-m erfdienstbaarheidszone voor onderhoud gevrijwaard wordt, e.d. Bij werken aan het talud van de waterloop moeten detailplannen worden toegevoegd van de aansluiting en de verstevigingen van het talud. Wanneer verharde oppervlaktes of overdekte constructies voorzien zijn in het project, moet aangetoond worden dat er rekening gehouden werd met de gewestelijk stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater19. De prioriteit moet uitgaan naar hergebruik van hemelwater en vervolgens naar infiltratie boven buffering met vertraagde 18 In de praktijk wordt Lden = 60 dB vaak gebruikt als maatgevend voor het optreden van hinder. Voor bepaalde (spoor)wegen en agglomeraties bestaan er geluidskaarten (ook voor luchtvaartverkeer). Deze kan u raadplegen op volgende website: http://www.lne.be/themas/hinder-en-risicos/geluidshinder/Geluidskaarten en geven alvast een indicatie. Indien deze kaarten niet beschikbaar zijn, kunnen klachten of zelfs eigen waarnemingen eventueel een indicatie geven. 19 Besluit van de Vlaamse regering van 1 oktober 2004 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratie-voorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater. Pagina 16 van 53 afvoer. Er moet aangegeven worden wat er gebeurt met het afvalwater en regenwater en indien het hemelwater wordt aangesloten op een rioleringsstelsel moet verduidelijkt worden of het om een gemengd of een gescheiden stelsel gaat. Het is mogelijk dat er ondergrondse constructies voorzien zijn waarbij bronbemaling noodzakelijk is. In veel gevallen zijn die constructies beperkt (bvb. fundering), maar bij een hoge grondwaterstand en/of grote ondergrondse constructies (bvb. een ondergrondse parkeergarage) kan de bemaling toch aanzienlijk zijn. In die gevallen dient een alternatieve bouwtechniek of retourbemaling als projectgeïntegreerde maatregel overwogen te worden. Wanneer een grondwaterwinning aanwezig is, moet de diepte en het debiet (m³/jaar) opgegeven worden, evenals de grondwaterlaag waaruit het grondwater gewonnen wordt. Indien nodig moet de cumulatieve impact van bronbemaling en grondwaterwinning eveneens bekeken worden. Vraag 12 Potentiële effecten op mens, natuur of landschap Toename in vervoersbewegingen Kenmerkend voor stadsontwikkelingsprojecten is de bijkomende verkeersgeneratie in de exploitatiefase. Afhankelijk van het type, de ligging en de omvang van het project zal het bijkomend aantal vervoersbewegingen variëren van verwaarloosbaar tot hoog. In de project-m.e.r.-screeningsnota moet aangegeven worden of er problemen verwacht worden voor de ontsluiting van het verkeer, de afwikkeling op de weg (is de capaciteit nog toereikend of niet) en of het project zelf voldoende parking voorziet zodat de parkeerdruk niet wordt afgewenteld op het openbaar domein. Een overaanbod aan parkeervoorzieningen is daarentegen ook niet gewenst vermits dit autogeneratie aanmoedigt en geen blijk geeft van een duurzaam ruimtegebruik. Voor bepaalde projecten is een mobiliteitsstudie verplicht20 met als gevolg dat er naar de conclusies uit deze studie kan verwezen worden. Effecten op de gezondheid Bij de beoordeling van de impact op gezondheid spelen zowel het geluidsniveau als de luchtkwaliteit een rol. Vraag 6 in het project-m.e.r.-screeningsformulier informeert enkel naar kwetsbare functies binnen 200 m van het projectgebied. Indien een functie echter niet binnen deze contour ligt, maar het project wel voor een aanzienlijke verhoging van verkeer zorgt op een weg met bewoning, is het noodzakelijk om het onderzoek naar de mogelijke effecten op gezondheid te verruimen naar deze zones. Om de impact van het project op de gezondheid te bepalen is het belangrijk om na te gaan of er kwetsbare functies (woningen, kinderdagverblijven, ziekenhuizen, …) voorkomen in de omgeving van het project of in de straten waar het, door het project, gegenereerde verkeer rijdt. Als uit de beoordeling van de emissies blijkt dat de bijdrage van het project aan de luchtverontreiniging belangrijk is en er komen kwetsbare functies in de omgeving of betrokken straat/straten voor, dan zal de impact op de gezondheid ook belangrijk zijn. 20 Besluit van de Vlaamse Regering van 28 mei 2004 betreffende de dossiersamenstelling van de aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning Pagina 17 van 53 De geluidsemissies tijdens de aanlegfase zijn meestal van een beperkte of tijdelijke aard. Bij potentiële hinder dienen maatregelen in het project geïntegreerd te worden (werfroutes weg van kwetsbare functies situeren, enkel werken tijdens de dagperiode, enz.). . Voor de exploitatiefase dient zowel de eventuele geluidsimpact van het project op kwetsbare functies in de omgeving als de impact van bestaande geluidsbronnen in de omgeving op de nieuwe kwetsbare functies in het project (bv. projecten m.b.t. woonontwikkeling) geëvalueerd te worden. Aan de hand van de geluidskaarten voor weg/spoor/luchthaven21 dient nagegaan te worden of het gebied zich bevindt binnen de contouren van 60 dB (wegverkeer) of 65 dB (spoorverkeer) of 55 dB (luchtverkeer). Indien ja, en het gaat om een voldoende aantal nieuwe woningen (>25 woongelegenheden), dan is het opstellen van een geluidsstudie die milderende maatregelen voorstelt, aangewezen. Effecten op landschap, onroerend erfgoed of natuur Afhankelijk van de ligging ten opzichte van gebieden die waardevol zijn voor natuur of onroerend erfgoed dient aangegeven te worden of er natuur- of erfgoedwaarden geschaad of vernietigd worden. Op basis van de intrinsieke waarde (te vinden in beschermingsbesluiten, inventarissen, enz.) dient gemotiveerd te worden waarom er geen aanzienlijke effecten te verwachten zijn. Vraag 13 informeert nog naar andere mogelijke effecten. Een voorbeeld van andere effecten zijn bijvoorbeeld specifiek bij hoogbouw: windhinder, beschaduwing en invloed op radarinstallaties en luchtvaartroutes . In vraag 14 dienen de cumulatieve effecten door de relatie met andere projecten (vraag 9) onderzocht te worden. Een uitgebreide motivering is voor stadsontwikkelingsprojecten niet altijd noodzakelijk. Indien uit de andere vragen blijkt dat de bijdrage van het project ten opzichte van de bestaande situatie (o.a. inzake verkeer, lucht, verharding, enz.) miniem of te verwaarlozen is, kan een verwijzing naar deze vragen volstaan. 21 http://www.lne.be/themas/hinder-en-risicos/geluidshinder/Geluidskaarten Pagina 18 van 53 Bijlage 1: uitwerking voorbeeld a.d.h.v. een vormvrije nota: verkaveling van 4 loten Het voorgenomen project komt niet voor op de lijst gevoegd als bijlage II van het project-m.e.r.-besluit, maar wel op de lijst gevoegd als bijlage III, namelijk onder rubriek 10b. Bijgevolg dient de vergunningverlenende overheid de aanvraag te screenen. Het betreft een stadsontwikkelingsproject met volgende kenmerken: Verkaveling van 4 loten Er zijn geen aanzienlijk negatieve effecten te verwachten inzake mobiliteit, aangezien het bijkomend aantal vervoersbewegingen als gevolg van het project beperkt blijft. Bijgevolg zijn er ook geen negatieve effecten te verwachten inzake de afgeleide disciplines geluid & trillingen en lucht. Ook op vlak van gezondheid zal de impact van het project beperkt zijn. Er zijn geen aanzienlijk negatieve effecten te verwachten inzake visuele impact, aangezien er geen erfgoedwaarden geschaad of vernietigd worden. Het voorgenomen project ligt evenmin in of in de directe nabijheid van een vanuit landschappelijk of erfgoedkundig oogpunt beschouwd belangrijk gebied. Er zijn geen aanzienlijk negatieve effecten te verwachten inzake de waterhuishouding, aangezien het voorgenomen project niet ligt in een effectief overstromingsgevoelig gebied of mogelijk overstromingsgevoelig gebied. Het hemelwater van de woningen zal maximaal hergebruikt worden en het overige hemelwater wordt maximaal geïnfiltreerd. Er is tevens voorzien in een gescheiden aansluiting op het rioleringstelsel en er worden geen grote ondergrondse constructies voorzien. Er zijn geen aanzienlijk negatieve effecten te verwachten inzake natuurlijke of ruimtelijk kwetsbare gebieden, aangezien het voorgenomen project niet ligt in of in de directe nabijheid van een vanuit het oogpunt van natuurwaarden beschouwd belangrijk gebied. Het geplande project is gelegen in een woonstraat met uitsluitend andere woningen. Gezien de aard, ligging en beperkte omvang van de potentiële effecten t.g.v. het project, zal cumulatie met andere projecten in de buurt niet tot aanzienlijke milieueffecten leiden. Conclusie: Het voorgenomen project zal geen aanzienlijke milieueffecten veroorzaken zodat de opmaak van een project-MER niet vereist is. Pagina 19 van 53 Bijlage 2: uitwerking voorbeeld a.d.h.v. het screeningsformulier: verkaveling van 4 loten in effectief overstromingsgevoelig gebied Kenmerken van het project 1 Welke vergunningen vraagt u voor dit project aan? Voeg dit screeningsformulier bij uw vergunningsaanvraag of -aanvragen. Hetzelfde formulier moet inhoudelijk gebruikt worden bij de diverse vergunningsaanvragen. Verduidelijk voor welke onderdelen van het project u deze vergunning aanvraagt. een milieuvergunning: een stedenbouwkundige vergunning: een andere vergunning: verkavelingsvergunning 2 Vul het rubrieksnummer of de rubrieksnummers uit bijlage III van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 in die aanleiding geven tot deze project-m.e.r.-screening. Op http://navigator.emis.vito.be/milnav-consult/consultatieLink?wettekstId=267&appLang=nl&wettekstLang=nl kunt u het besluit downloaden. rubrieksnummer bijlage III, 10 b bijlage III, 3 Is er reeds een vergunningsaanvraag voor dit project ingediend waarbij dit screeningsformulier werd toegevoegd? Ja Bij welke overheid? Bij welke vergunningsaanvraag? Datum van beslissing: nee Pagina 20 van 53 4 Kruis aan welke werkzaamheden of voorzieningen nog nodig zijn. geen andere werkzaamheden of voorzieningen ontbossing of het kappen van bomen wegaanleg rioleringen of transportleidingen werken aan waterlopen graafwerken bemaling andere: Kenmerken van de omgeving 5 Vul de huidige bestemming en het bodemgebruik in. Bij ‘bestemmingen’ vult u de huidige bestemming of bestemmingen in van het projectgebied volgens het gewestplan, BPA of RUP. Het projectgebied is de locatie waar het project plaatsvindt. Met ‘bodemgebruik’ wordt bedoeld: de manier waarop en het doel waarvoor de bodem op dit ogenblik door de mens gebruikt wordt. bestemming(en) Woongebied bodemgebruik Onbebouwd 6 Zijn er kwetsbare functies binnen een straal van minder dan 200 meter van het projectgebied? ja. Kruis aan welke kwetsbare functies er in de omgeving zijn. woongebieden kinderdagverblijven ziekenhuizen recreatiegebieden scholen rust- en verzorgingstehuizen nee Pagina 21 van 53 7 Kruis aan in welk van onderstaande gebieden het project ligt en geef aan welke relevante kaarten u bij dit formulier hebt gevoegd. Kruis de locatie van het project aan (in een gebied of in de nabijheid ervan). Als het gebied in de nabijheid van een dergelijk gebied ligt, vult u ook de afstand tot dat gebied in. Voor de beantwoording van deze vraag kunt u gebruikmaken van de website van het Agentschap voor Geografische Informatie Vlaanderen (AGIV): http://www.agiv.be/gis/diensten/geo-vlaanderen. soort gebied locatie van het project relevante kaarten in het gebied naam van de kaart in de nabijheid van het gebied een speciale beschermingszone (SBZ): een Habitat- of Vogelrichtlijngebied (http://geo-vlaanderen.agiv.be/geovlaanderen/natura2000/) Op m kaart Natura 2000 gebieden een gebied in het Vlaams Ecologisch Netwerk (http://geovlaanderen.agiv.be/geo-vlaanderen/ven/) op m kaart gebieden van het VEN en IVON een natuurgebied, een bosgebied en andere groene bestemmingen of bestemmingen met een ecologische waarde of ecologisch belang, aangewezen op plannen van aanleg en de ruimtelijke uitvoeringsplannen die van kracht zijn in de ruimtelijke ordening op m kaart van het gewestplan erfgoedlandschap (verwijzing naar vigerend plan van aanleg) op m kaart met de ankerplaats of het erfgoedlandschap Een beschermd landschap, stads- of dorpsgezicht, monument of archeologische zone (http://geo-vlaanderen.agiv.be/geovlaanderen/landschapsatlas/?startup=brl(%22go2obj%22,%22 %22) of archeologische zone (https://bescherming.onroerenderfgoed.be) inventaris bouwkundig erfgoed (https://inventaris.onroerenderfgoed.be) op m kaart met het onroerend erfgoed op m kaart van de Vlaamse Hydrografische Atlas Een waterwingebied of een bijbehorende beschermingszone type I en II (http://geo-vlaanderen.agiv.be/geo-vlaanderen/vha/: selecteer laag grondwaterwinning) op m kaart van de Vlaamse Hydrografische Atlas Een overstromingsgevoelig gebied (http://geovlaanderen.agiv.be/geo-vlaanderen/watertoets2012/) op m kaart van overstromingsgevoelige gebieden Andere : op m kaart vindplaats in de vergunningsaanvraag kaart van het RUP/BPA Pagina 22 van 53 8 Zijn er toetsingsinstrumenten of studies opgenomen? Het kan bijvoorbeeld gaan over een passende beoordeling, een mobiliteitsstudie, … ja. Welke instrumenten of studies zijn er opgenomen en waar zijn ze te vinden in de aanvraag? nee 9 Welke relatie is er met andere projecten? Er is geen relatie met andere projecten. Dit project maakt deel uit van een groter geheel. Over welk project gaat het? In de omgeving zijn er projecten met soortgelijke gevolgen voor de omgeving. Wordt de impact op het milieu vergroot door de aanwezigheid van die andere projecten? Ja. Over welke projecten gaat het? nee Mogelijke effecten van het project op de omgeving 10 Veroorzaakt het project emissies naar het milieu? Met emissie wordt bedoeld: elke inbreng door de mens van verontreinigingsfactoren (vaste stoffen, vloeistoffen, gassen, micro-organismen, energievormen zoals warmte, stralingen, licht, geluid en andere trillingen) in de atmosfeer, de bodem of het water. De door het project veroorzaakte emissies zijn niet aanzienlijk als bijvoorbeeld de emissiehoeveelheid zeer beperkt is (bijvoorbeeld bij een beperkte huishoudelijke afvalwaterlozing) of als er projectgeïntegreerde maatregelen worden genomen om die effecten te voorkomen of te beperken (bijvoorbeeld zuivering van het afvalwater). geen milieueffecten op het vlak van emissies. Ga meteen naar vraag 11. luchtverontreiniging ten gevolge van bedrijfs- , verkeers- of geuremissies. Motiveer waarom die lucht- verontreiniging niet aanzienlijk is. Volgens het geoloket van de VMM zijn er in het gebied geen belangrijke knelpunten inzake luchtkwaliteit, aangezien er geen overschrijdingen zijn van de belangrijkste parameters voor lucht (NO 2, PM10). De door het project veroorzaakte verkeersemissies zijn beperkt. De impact als gevolg van deze emissies zal bijgevolg niet aanzienlijk zijn. Aandachtspunt: - Verwarmingsemissies dienen niet vermeld te worden.. - Verkeersemissies zijn een afgeleide van het aantal bijkomende vervoersbewegingen die het project zal teweegbrengen. (Zie vraag 12) afvalwaterlozingen, met inbegrip van thermische verontreiniging. Motiveer waarom die afvalwaterlozingen niet aanzienlijk zijn. De woningen zullen in de toekomst huishoudelijk afvalwater lozen op het aanwezige gescheiden rioleringstelsel. Deze lozing zal gescheiden gebeuren. Aandachtspunt: Er zijn verplichtingen in Vlarem voor aanleg van gescheiden stelsel, gescheiden aansluiting, respecteren van zoneringsplannen,… verontreiniging van bodem en grondwater. Motiveer waarom die verontreiniging niet aanzienlijk is. Tijdens infrastructuurwerken kunnen er calamiteiten ontstaan door problemen met machines op de werf. Bestaande regelgeving zal gerespecteerd worden. Dit zal niet tot aanzienlijke effecten leiden. Aandachtspunt: Voor woningen zal dit punt nooit leiden tot aanzienlijke effecten. geluid en trillingen. Wanneer veroorzaakt het project dat geluid of die trillingen bij de aanleg bij de exploitatie Pagina 23 van 53 Motiveer waarom dat geluid en die trillingen niet aanzienlijk zijn. Tijdens de bouwfase kunnen er zowel geluids- als trillingsemissies zijn als gevolg van werfmachines. Deze fase is echter tijdelijk van aard en zal zich enkel tijdens de dag voordoen. Er worden bijgevolg geen aanzienlijke effecten verwacht. Verkeersemissies zijn verwaarloosbaar gezien de omvang van het project. licht en stralingen. Motiveer waarom dat licht en die stralingen niet aanzienlijk zijn. 11 Welke potentiële effecten zijn er te verwachten op het watersysteem? De door het project veroorzaakte effecten op het watersysteem zijn niet aanzienlijk als bijvoorbeeld de afvoer van hemelwater beperkt of vermeden wordt door middel van een brongerichte aanpak. geen effecten. Ga meteen naar vraag 12. Het project heeft effecten op een overstromingsgevoelig gebied (zie vraag 7) of waterlopen. Motiveer op welke wijze er met het overstromingsregime rekening werd gehouden. De verkaveling is gelegen in effectief overstromingsgevoelig gebied. Er is geopteerd voor een aangepaste bouwwijze, nl. het bouwen op palen waarbij er geen ruimte voor water wordt ingenomen. Er worden geen ondergrondse constructies of ondergrondse stookolietanks toegelaten. Terreinophogingen worden evenmin toegelaten. Aandachtspunt: In mogelijk overstromingsgevoelig gebied volstaat het meestal om een aantal preventieve maatregelen te nemen. In effectief overstromingsgevoelig gebied is het noodzakelijk dat er bij inname van ruimte voor water compensatie gebeurt. Er worden verharde oppervlakten of overdekte constructies gepland met afvoer van hemelwater. die ingreep niet aanzienlijk is. Motiveer waarom De ondergrond bestaat uit zandgrond, maar heeft een hoge grondwatertafel door ligging in valleigebied. Daarom wordt het hemelwater opgevangen via bovengrondse zeer ondiepe randzones langsheen de wegenis waar het water kan infiltreren en maximaal ter plaatse wordt gehouden. Er worden ondergrondse constructies gepland waarvoor bronbemaling nodig is. niet aanzienlijk is. Er wordt een grondwaterwinning gepland? volgende gegevens. diepte van de grondwaterwinning debiet van de grondwaterwinning Motiveer waarom die ingreep Geef een beschrijving van die grondwaterwinning op basis van m m³/jaar Motiveer waarom de effecten van de grondwaterwinning niet aanzienlijk zijn. 12 Heeft het project potentieel een effect op mens, natuur of landschap ? De door het project veroorzaakte effecten op mens, natuur of landschap zijn niet aanzienlijk wanneer bijvoorbeeld er geen voor mens, natuur of landschap gevoelige gebieden binnen de invloedsfeer van het project gelegen zijn, wanneer er slechts een beperkte of tijdelijke invloed is op mens, natuur of landschap of wanneer er projectgeïntegreerde maatregelen worden genomen om deze effecten te voorkomen of te beperken. geen effecten. Ga naar vraag 13. toename in vervoersbewegingen en mogelijke andere effecten voor andere weggebruikers of omwonenden. Motiveer waarom die effecten niet aanzienlijk zijn. Als er een mobiliteitsstudie werd opgesteld, kunt u daarnaar verwijzen. Zeer beperkte toename in aantal vervoersbewegingen door de verkaveling. Vermits er momenteel geen knelpunten zijn, zullen de verwaarloosbare bijkomende vervoersbewegingen ook niet leiden tot een knelpunt. effecten op de gezondheid door de emissies of andere hinder in gebieden met kwetsbare functies (zie vraag 6). Motiveer waarom die effecten niet aanzienlijk zijn. Het projectgebied sluit aan bij andere woningen in woongebied. Aangezien de emissies inzake geluid en lucht beperkt en/of tijdelijk van aard zullen zijn, kan besloten worden dat er Pagina 24 van 53 geen aanzienlijke effecten op gezondheid te verwachten zijn. effecten op het bestaande landschap of het onroerend erfgoed (zie vraag 7) in de buurt van het projectgebied. Motiveer waarom die effecten niet aanzienlijk zijn. Het bestaande landschap zal veranderen, maar er bevinden zich geen waardevolle gebieden of elementen inzake landschap of onroerend erfgoed in of nabij het projectgebied. effecten op voor de natuur waardevolle gebieden (zie vraag 7) of volgens de biologische waarderingskaart waardevolle biotopen en/of faunistisch belangrijke gebieden. Motiveer waarom die effecten niet aanzienlijk zijn. De biologische waarderingskaart vindt u op de website van AGIV (http://geo-vlaanderen.agiv.be/geovlaanderen/bwk/). Als er een passende beoordeling of natuurtoets werd opgesteld, kunt u daarnaar verwijzen. 13 Zijn er nog andere effecten die het project kan genereren? De effecten die aangehaald worden in de hierboven vermelde vragen zijn de meest voorkomende type van effecten. Voor specifieke projecten kunnen er mogelijks nog andere effecten optreden. Deze elementen kan u hier vermelden. ja. Motiveer waarom die effecten niet aanzienlijk zijn. Aandachtspunt: Als bemaling toch aanzienlijk zou zijn en/of de bodem is gevoelig voor zettingen, dan kan het belangrijk zijn om aan te geven of wat de risico’s zijn voor zettingen en welke project geïntegreerde maatregelen zullen genomen worden. nee 14 Zijn er door de relatie met andere projecten (zie vraag 9) cumulatieve effecten te verwachten? ja. Geef een beschrijving van de cumulatieve effecten en motiveer waarom die effecten niet aanzienlijk zijn. nee Conclusie over de effectinschatting 15 Rekening houding met de kenmerken van het project, de omgeving en de bovenstaande analyse blijkt dat de mogelijke milieueffecten van het project niet aanzienlijk zijn. ja, ik ga akkoord met deze stelling als initiatiefnemer van het project. nee, op basis van de bovenstaande analyse blijkt dat aanzienlijke milieueffecten niet uit te sluiten zijn. De opmaak van een MER (milieueffectrapport) is noodzakelijk. Ondertekening 16 Onderteken de onderstaande verklaring. Ik verklaar dat alle gegevens in dit formulier naar waarheid zijn ingevuld. datum dag maand jaar handtekening voor- en achternaam Pagina 25 van 53 Bijlage 3: uitwerking voorbeeld a.d.h.v. het screeningsformulier: verkaveling van 50 loten Kenmerken van het project 1 Welke vergunningen vraagt u voor dit project aan? Voeg dit screeningsformulier bij uw vergunningsaanvraag of -aanvragen. Hetzelfde formulier moet inhoudelijk gebruikt worden bij de diverse vergunningsaanvragen. Verduidelijk voor welke onderdelen van het project u deze vergunning aanvraagt. een milieuvergunning: een stedenbouwkundige vergunning: een andere vergunning: verkavelingsvergunning 2 Vul het rubrieksnummer of de rubrieksnummers uit bijlage III van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 in die aanleiding geven tot deze project-m.e.r.-screening. Op http://navigator.emis.vito.be/milnav-consult/consultatieLink?wettekstId=267&appLang=nl&wettekstLang=nl kunt u het besluit downloaden. rubrieksnummer bijlage III, 10 b bijlage III, 10 e 3 Is er reeds een vergunningsaanvraag voor dit project ingediend waarbij dit screeningsformulier werd toegevoegd? Ja Bij welke overheid? Bij welke vergunningsaanvraag? Datum van beslissing: nee Pagina 26 van 53 4 Kruis aan welke werkzaamheden of voorzieningen nog nodig zijn. geen andere werkzaamheden of voorzieningen ontbossing of het kappen van bomen wegaanleg rioleringen of transportleidingen werken aan waterlopen graafwerken bemaling andere: Kenmerken van de omgeving 5 Vul de huidige bestemming en het bodemgebruik in. Bij ‘bestemmingen’ vult u de huidige bestemming of bestemmingen in van het projectgebied volgens het gewestplan, BPA of RUP. Het projectgebied is de locatie waar het project plaatsvindt. Met ‘bodemgebruik’ wordt bedoeld: de manier waarop en het doel waarvoor de bodem op dit ogenblik door de mens gebruikt wordt. bestemming(en) Woongebied bodemgebruik Onbebouwd 6 Zijn er kwetsbare functies binnen een straal van minder dan 200 meter van het projectgebied? ja. Kruis aan welke kwetsbare functies er in de omgeving zijn. woongebieden kinderdagverblijven ziekenhuizen recreatiegebieden scholen rust- en verzorgingstehuizen nee Pagina 27 van 53 7 Kruis aan in welk van onderstaande gebieden het project ligt en geef aan welke relevante kaarten u bij dit formulier hebt gevoegd. Kruis de locatie van het project aan (in een gebied of in de nabijheid ervan). Als het gebied in de nabijheid van een dergelijk gebied ligt, vult u ook de afstand tot dat gebied in. Voor de beantwoording van deze vraag kunt u gebruikmaken van de website van het Agentschap voor Geografische Informatie Vlaanderen (AGIV): http://www.agiv.be/gis/diensten/geo-vlaanderen. soort gebied locatie van het project relevante kaarten in het gebied naam van de kaart in de nabijheid van het gebied een speciale beschermingszone (SBZ): een Habitat- of Vogelrichtlijngebied (http://geo-vlaanderen.agiv.be/geovlaanderen/natura2000/) Op m kaart Natura 2000 gebieden een gebied in het Vlaams Ecologisch Netwerk (http://geovlaanderen.agiv.be/geo-vlaanderen/ven/) op m kaart gebieden van het VEN en IVON een natuurgebied, een bosgebied en andere groene bestemmingen of bestemmingen met een ecologische waarde of ecologisch belang, aangewezen op plannen van aanleg en de ruimtelijke uitvoeringsplannen die van kracht zijn in de ruimtelijke ordening op m kaart van het gewestplan erfgoedlandschap (verwijzing naar vigerend plan van aanleg) op m kaart met de ankerplaats of het erfgoedlandschap Een beschermd landschap, stads- of dorpsgezicht, monument of archeologische zone (http://geo-vlaanderen.agiv.be/geovlaanderen/landschapsatlas/?startup=brl(%22go2obj%22,%22 %22) of archeologische zone (https://bescherming.onroerenderfgoed.be) inventaris bouwkundig erfgoed (https://inventaris.onroerenderfgoed.be) op m kaart met het onroerend erfgoed op m kaart van de Vlaamse Hydrografische Atlas Een waterwingebied of een bijbehorende beschermingszone type I en II (http://geo-vlaanderen.agiv.be/geo-vlaanderen/vha/: selecteer laag grondwaterwinning) op m kaart van de Vlaamse Hydrografische Atlas Een overstromingsgevoelig gebied (http://geovlaanderen.agiv.be/geo-vlaanderen/watertoets2012/) op m kaart van overstromingsgevoelige gebieden Andere : op m kaart vindplaats in de vergunningsaanvraag kaart van het RUP/BPA 300 Pagina 28 van 53 8 Zijn er toetsingsinstrumenten of studies opgenomen? Het kan bijvoorbeeld gaan over een passende beoordeling, een mobiliteitsstudie, … ja. Welke instrumenten of studies zijn er opgenomen en waar zijn ze te vinden in de aanvraag? nee 9 Welke relatie is er met andere projecten? Er is geen relatie met andere projecten. Dit project maakt deel uit van een groter geheel. Over welk project gaat het? In de omgeving zijn er projecten met soortgelijke gevolgen voor de omgeving. Wordt de impact op het milieu vergroot door de aanwezigheid van die andere projecten? Ja. Over welke projecten gaat het? Woningen in woongebied en een school op 50 m. nee Mogelijke effecten van het project op de omgeving 10 Veroorzaakt het project emissies naar het milieu? Met emissie wordt bedoeld: elke inbreng door de mens van verontreinigingsfactoren (vaste stoffen, vloeistoffen, gassen, micro-organismen, energievormen zoals warmte, stralingen, licht, geluid en andere trillingen) in de atmosfeer, de bodem of het water. De door het project veroorzaakte emissies zijn niet aanzienlijk als bijvoorbeeld de emissiehoeveelheid zeer beperkt is (bijvoorbeeld bij een beperkte huishoudelijke afvalwaterlozing) of als er projectgeïntegreerde maatregelen worden genomen om die effecten te voorkomen of te beperken (bijvoorbeeld zuivering van het afvalwater). geen milieueffecten op het vlak van emissies. Ga meteen naar vraag 11. luchtverontreiniging ten gevolge van bedrijfs- , verkeers- of geuremissies. Motiveer waarom die lucht- verontreiniging niet aanzienlijk is. Volgens het geoloket van de VMM zijn er in het gebied het geen belangrijke knelpunten inzake luchtkwaliteit, aangezien er geen overschrijdingen zijn van de belangrijkste parameters voor lucht (NO 2, PM10). Het project genereert weinig verkeer en in de omgeving komen geen files voor, zodat de door het project veroorzaakte verkeersemissies niet aanzienlijk zijn. De impact als gevolg van deze emissies zal bijgevolg niet aanzienlijk zijn. Aandachtspunt: - Verwarmingsemissies dienen niet vermeld te worden.. - Verkeersemissies zijn een afgeleide van het aantal bijkomende vervoersbewegingen die het project zal teweegbrengen. (Zie vraag 12) afvalwaterlozingen, met inbegrip van thermische verontreiniging. Motiveer waarom die afvalwaterlozingen niet aanzienlijk zijn. De woningen zullen in de toekomst huishoudelijk afvalwater lozen op het nog aan te leggen rioleringsstelsel. Er wordt gescheiden riolering voorzien, dat aansluit op het gescheiden rioleringsstelsel. Aandachtspunt: Er zijn verplichtingen in Vlarem voor aanleg van gescheiden stelsel, gescheiden aansluiting, respecteren van zoneringsplannen,… verontreiniging van bodem en grondwater. Motiveer waarom die verontreiniging niet aanzienlijk is. Tijdens infrastructuurwerken kunnen er calamiteiten ontstaan door problemen met machines op de werf. Bestaande regelgeving zal gerespecteerd worden. Dit zal niet tot aanzienlijke effecten leiden. Aandachtspunt: Voor woningen zal dit punt nooit leiden tot aanzienlijke effecten. geluid en trillingen. Wanneer veroorzaakt het project dat geluid of die trillingen Pagina 29 van 53 bij de aanleg bij de exploitatie Motiveer waarom dat geluid en die trillingen niet aanzienlijk zijn. Tijdens de bouwfase kunnen er zowel geluids- als trillingsemissies zijn als gevolg van werfmachines. Deze fase is echter tijdelijk van aard en zal zich enkel tijdens de dag voordoen. Er worden bijgevolg geen aanzienlijke effecten verwacht. Verkeersemissies zijn verwaarloosbaar gezien de omvang van het project. licht en stralingen. Motiveer waarom dat licht en die stralingen niet aanzienlijk zijn. Langs de nieuwe wegen in de wijk zal een beperkte vorm van straatverlichting voorzien worden. Het betreft neerwaarts gerichte verlichting die niet zal leiden tot aanzienlijke milieueffecten. 11 Welke potentiële effecten zijn er te verwachten op het watersysteem? De door het project veroorzaakte effecten op het watersysteem zijn niet aanzienlijk als bijvoorbeeld de afvoer van hemelwater beperkt of vermeden wordt door middel van een brongerichte aanpak. geen effecten. Ga meteen naar vraag 12. Het project heeft effecten op een overstromingsgevoelig gebied (zie vraag 7) of waterlopen. wijze er met het overstromingsregime rekening werd gehouden. Motiveer op welke Er worden verharde oppervlakten of overdekte constructies gepland met afvoer van hemelwater. Motiveer waarom die ingreep niet aanzienlijk is. De woningen dienen te voldoen aan de gewestelijke verordening inzake hemelwater. Het principe van hergebruik, infiltratie, bufferen en vertraagd afvoeren zal gerespecteerd worden. Daarnaast zal het publieke domein zoveel mogelijk onverhard worden ingericht, kan het water maximaal infiltreren en wordt de code van goede praktijk voor de aanleg van rioleringsstelsels gerespecteerd. Per kavel wordt ook aangegeven wat de maximale bebouwingsgraad per perceel mag zijn. Het aantal bijkomende verhardingen, naast de woning, bedraagt maximaal 15% van de perceelsoppervlakte. Aandachtspunt: Sommige gemeenten of provincies hebben nog een eigen, aparte verordening die veelal strenger is dan de gewestelijke verordening. Er worden ondergrondse constructies gepland waarvoor bronbemaling nodig is. Motiveer waarom die ingreep niet aanzienlijk is. De verkaveling laat beperkte ondergrondse constructies toe (ondergrondse kelders of garages). Hiervoor kan in bepaalde gevallen een tijdelijke bemaling nodig zijn. De verkaveling zal gefaseerd ontwikkeld worden waardoor de bouwfase gespreid in de tijd zal verlopen voor de verschillende kavels. Gezien de beperkte grote van ondergrondse constructies, het feit dat de woningen niet in of nabij gevoelig gebied zullen liggen(duingebied, natuurgebied,…), het om weinig doorlatende leemgrond gaat en het project gefaseerd ontwikkeld wordt, kan besloten worden dat er geen aanzienlijke effecten te verwachten zijn. Het bemalingswater zal geloosd worden in de achterliggende gracht/waterloop. Aandachtspunt: VLAREM rubriek “53.2 Bronbemaling voor bouwkundige werken of openbare nutsvoorzieningen” bepaalt wanneer een project vergunningsplichtig is. Voor woningen zal dit meestal meldingsplichtig zijn. Voor lozing van niet verontreinigd bemalingswater moet Vlarem II art. 6.2.2.1.2 § 5 gerespecteerd worden. Er wordt een grondwaterwinning gepland? volgende gegevens. diepte van de grondwaterwinning debiet van de grondwaterwinning Geef een beschrijving van die grondwaterwinning op basis van m m³/jaar Motiveer waarom de effecten van de grondwaterwinning niet aanzienlijk zijn. 12 Heeft het project potentieel een effect op mens, natuur of landschap ? De door het project veroorzaakte effecten op mens, natuur of landschap zijn niet aanzienlijk wanneer bijvoorbeeld er geen voor mens, natuur of landschap gevoelige gebieden binnen de invloedsfeer van het project gelegen zijn, wanneer er slechts een beperkte of tijdelijke invloed is op mens, natuur of landschap of wanneer er projectgeïntegreerde maatregelen worden genomen om deze effecten te voorkomen of te beperken. Pagina 30 van 53 geen effecten. Ga naar vraag 13. toename in vervoersbewegingen en mogelijke andere effecten voor andere weggebruikers of omwonenden. Motiveer waarom die effecten niet aanzienlijk zijn. Als er een mobiliteitsstudie werd opgesteld, kunt u daarnaar verwijzen. Het bijkomend aantal vervoersbewegingen situeert zich voor woningen doorgaans in de ochtend- en avondspits in de week en verspreid over de dag in het weekend. Op basis van kencijfers van CROW komen we aan een totaal van 436, 5 motorvoertuigbewegingen per werkdagetmaal. Vermits er momenteel geen knelpunten zijn, zullen het verwaarloosbaar aantal bijkomende vervoersbewegingen ook niet leiden tot een knelpunt. effecten op de gezondheid door de emissies of andere hinder in gebieden met kwetsbare functies (zie vraag 6). Motiveer waarom die effecten niet aanzienlijk zijn. Het projectgebied sluit aan op bij andere woningen in woongebied en in de nabijheid is er een school gelegen. De emissies inzake geluid zullen beperkt en/of tijdelijk van aard zijn. De bijdrage aan de NO2 concentratie bedraagt 0,3 µg/m³. De huidige luchtkwaliteit is goed waardoor er geen aanzienlijke effecten op gezondheid te verwachten zijn. Daarnaast is het projectgebied volgens de geluidskaarten van LNE niet gelegen binnen de contouren van 60 dB (wegverkeer), 65 dB (spoorverkeer) of 55 dB (luchtverkeer). Het realiseren van 50 woningen op deze locatie zal het aantal potentieel gehinderden niet significant doen toenemen. effecten op het bestaande landschap of het onroerend erfgoed (zie vraag 7) in de buurt van het projectgebied. Motiveer waarom die effecten niet aanzienlijk zijn. Het bestaande landschap zal veranderen, maar er bevinden zich geen waardevolle gebieden of elementen inzake landschap of onroerend erfgoed in of nabij het projectgebied. effecten op voor de natuur waardevolle gebieden (zie vraag 7) of volgens de biologische waarderingskaart waardevolle biotopen en/of faunistisch belangrijke gebieden. Motiveer waarom die effecten niet aanzienlijk zijn. De biologische waarderingskaart vindt u op de website van AGIV (http://geo-vlaanderen.agiv.be/geovlaanderen/bwk/). Als er een passende beoordeling of natuurtoets werd opgesteld, kunt u daarnaar verwijzen. 13 Zijn er nog andere effecten die het project kan genereren? De effecten die aangehaald worden in de hierboven vermelde vragen zijn de meest voorkomende type van effecten. Voor specifieke projecten kunnen er mogelijks nog andere effecten optreden. Deze elementen kan u hier vermelden. ja. Motiveer waarom die effecten niet aanzienlijk zijn. Aandachtspunt: Als bemaling toch aanzienlijk zou zijn en/of de bodem is gevoelig voor zettingen, dan kan het belangrijk zijn om aan te geven of wat de risico’s zijn voor zettingen en welke project geïntegreerde maatregelen zullen genomen worden. nee 14 Zijn er door de relatie met andere projecten (zie vraag 9) cumulatieve effecten te verwachten? ja. Geef een beschrijving van de cumulatieve effecten en motiveer waarom die effecten niet aanzienlijk zijn. Gezien de aard, ligging en beperkte omvang van de potentiële effecten t.g.v. het project zoals blijkt uit bovenstaande analyse, zal cumulatie met andere projecten in de buurt niet tot aanzienlijke milieueffecten leiden. Er zijn geen bestaande knelpunten in de omgeving van het geplande project en het geplande project zorgt er niet voor dat er knelpunten ontstaan die leiden tot aanzienlijke effecten. nee Pagina 31 van 53 Conclusie over de effectinschatting 15 Rekening houding met de kenmerken van het project, de omgeving en de bovenstaande analyse blijkt dat de mogelijke milieueffecten van het project niet aanzienlijk zijn. ja, ik ga akkoord met deze stelling als initiatiefnemer van het project. nee, op basis van de bovenstaande analyse blijkt dat aanzienlijke milieueffecten niet uit te sluiten zijn. De opmaak van een MER (milieueffectrapport) is noodzakelijk. Ondertekening 16 Onderteken de onderstaande verklaring. Ik verklaar dat alle gegevens in dit formulier naar waarheid zijn ingevuld. datum dag maand jaar handtekening voor- en achternaam Pagina 32 van 53 Bijlage 4: uitwerking voorbeeld a.d.h.v. het screeningsformulier: handelsvestiging (grootwarenhuis) Kenmerken van het project 1 Welke vergunningen vraagt u voor dit project aan? Voeg dit screeningsformulier bij uw vergunningsaanvraag of -aanvragen. Hetzelfde formulier moet inhoudelijk gebruikt worden bij de diverse vergunningsaanvragen. Verduidelijk voor welke onderdelen van het project u deze vergunning aanvraagt. een milieuvergunning: een stedenbouwkundige vergunning: een stedenbouwkundige vergunning: Bouw van grootwarenhuis “XXX” met bvo van 3500 m² en een parking een andere vergunning: 2 Vul het rubrieksnummer of de rubrieksnummers uit bijlage III van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 in die aanleiding geven tot deze project-m.e.r.-screening. Op http://navigator.emis.vito.be/milnav-consult/consultatieLink?wettekstId=267&appLang=nl&wettekstLang=nl kunt u het besluit downloaden. rubrieksnummer bijlage III, 10 b bijlage III, 3 Is er reeds een vergunningsaanvraag voor dit project ingediend waarbij dit screeningsformulier werd toegevoegd? Ja Bij welke overheid? Bij welke vergunningsaanvraag? een milieuvergunning: Koelinstallatie voor het bewaren van producten + airconditioninginstallatie met een totaal geïnstalleerde drijfkracht van 251, 98 kW (klasse 2) Datum van beslissing: nee Pagina 33 van 53 4 Kruis aan welke werkzaamheden of voorzieningen nog nodig zijn. geen andere werkzaamheden of voorzieningen ontbossing of het kappen van bomen wegaanleg rioleringen of transportleidingen werken aan waterlopen graafwerken bemaling andere: Kenmerken van de omgeving 5 Vul de huidige bestemming en het bodemgebruik in. Bij ‘bestemmingen’ vult u de huidige bestemming of bestemmingen in van het projectgebied volgens het gewestplan, BPA of RUP. Het projectgebied is de locatie waar het project plaatsvindt. Met ‘bodemgebruik’ wordt bedoeld: de manier waarop en het doel waarvoor de bodem op dit ogenblik door de mens gebruikt wordt. bestemming(en) Woongebied bodemgebruik Onbebouwd 6 Zijn er kwetsbare functies binnen een straal van minder dan 200 meter van het projectgebied? ja. Kruis aan welke kwetsbare functies er in de omgeving zijn. woongebieden kinderdagverblijven ziekenhuizen recreatiegebieden scholen rust- en verzorgingstehuizen nee Pagina 34 van 53 7 Kruis aan in welk van onderstaande gebieden het project ligt en geef aan welke relevante kaarten u bij dit formulier hebt gevoegd. Kruis de locatie van het project aan (in een gebied of in de nabijheid ervan). Als het gebied in de nabijheid van een dergelijk gebied ligt, vult u ook de afstand tot dat gebied in. Voor de beantwoording van deze vraag kunt u gebruikmaken van de website van het Agentschap voor Geografische Informatie Vlaanderen (AGIV): http://www.agiv.be/gis/diensten/geo-vlaanderen. soort gebied locatie van het project relevante kaarten in het gebied naam van de kaart in de nabijheid van het gebied een speciale beschermingszone (SBZ): een Habitat- of Vogelrichtlijngebied (http://geo-vlaanderen.agiv.be/geovlaanderen/natura2000/) Op m kaart Natura 2000 gebieden een gebied in het Vlaams Ecologisch Netwerk (http://geovlaanderen.agiv.be/geo-vlaanderen/ven/) op m kaart gebieden van het VEN en IVON een natuurgebied, een bosgebied en andere groene bestemmingen of bestemmingen met een ecologische waarde of ecologisch belang, aangewezen op plannen van aanleg en de ruimtelijke uitvoeringsplannen die van kracht zijn in de ruimtelijke ordening op m kaart van het gewestplan erfgoedlandschap (verwijzing naar vigerend plan van aanleg) op m kaart met de ankerplaats of het erfgoedlandschap Een beschermd landschap, stads- of dorpsgezicht, monument of archeologische zone (http://geo-vlaanderen.agiv.be/geovlaanderen/landschapsatlas/?startup=brl(%22go2obj%22,%22 %22) of archeologische zone (https://bescherming.onroerenderfgoed.be) inventaris bouwkundig erfgoed (https://inventaris.onroerenderfgoed.be) op m kaart met het onroerend erfgoed op m kaart van de Vlaamse Hydrografische Atlas Een waterwingebied of een bijbehorende beschermingszone type I en II (http://geo-vlaanderen.agiv.be/geo-vlaanderen/vha/: selecteer laag grondwaterwinning) op m kaart van de Vlaamse Hydrografische Atlas Een overstromingsgevoelig gebied (http://geovlaanderen.agiv.be/geo-vlaanderen/watertoets2012/) op m kaart van overstromingsgevoelige gebieden Andere : op m kaart vindplaats in de vergunningsaanvraag kaart van het RUP/BPA Pagina 35 van 53 8 Zijn er toetsingsinstrumenten of studies opgenomen? Het kan bijvoorbeeld gaan over een passende beoordeling, een mobiliteitsstudie, … ja. Welke instrumenten of studies zijn er opgenomen en waar zijn ze te vinden in de aanvraag? - Mobiliteitsstudie (meer dan 200 p.p.), bijlage aanvraag stedenbouwkundige vergunning nee 9 Welke relatie is er met andere projecten? Er is geen relatie met andere projecten. Dit project maakt deel uit van een groter geheel. Over welk project gaat het? In de omgeving zijn er projecten met soortgelijke gevolgen voor de omgeving. Wordt de impact op het milieu vergroot door de aanwezigheid van die andere projecten? Ja. Over welke projecten gaat het? Aantal baanwinkels reeds aanwezig, aan overzijde van de weg is een papierwarenhandel gepland. nee Mogelijke effecten van het project op de omgeving 10 Veroorzaakt het project emissies naar het milieu? Met emissie wordt bedoeld: elke inbreng door de mens van verontreinigingsfactoren (vaste stoffen, vloeistoffen, gassen, micro-organismen, energievormen zoals warmte, stralingen, licht, geluid en andere trillingen) in de atmosfeer, de bodem of het water. De door het project veroorzaakte emissies zijn niet aanzienlijk als bijvoorbeeld de emissiehoeveelheid zeer beperkt is (bijvoorbeeld bij een beperkte huishoudelijke afvalwaterlozing) of als er projectgeïntegreerde maatregelen worden genomen om die effecten te voorkomen of te beperken (bijvoorbeeld zuivering van het afvalwater). geen milieueffecten op het vlak van emissies. Ga meteen naar vraag 11. luchtverontreiniging ten gevolge van bedrijfs- , verkeers- of geuremissies. Motiveer waarom die lucht- verontreiniging niet aanzienlijk is. Uit modellering van de bestaande situatie met het model CAR Vlaanderen blijkt dat er in het gebied geen belangrijke knelpunten inzake luchtkwaliteit zijn. Ook na uitvoering van het project blijkt na modellering dat er geen knelpunt inzake luchtkwaliteit zal zijn. Aandachtspunt: - Verwarmingsemissies dienen niet vermeld te worden.. - Verkeersemissies zijn een afgeleide van het aantal bijkomende vervoersbewegingen die het project zal teweegbrengen. (Zie vraag 12) afvalwaterlozingen, met inbegrip van thermische verontreiniging. aanzienlijk zijn. Motiveer waarom die afvalwaterlozingen niet De winkel zal enerzijds huishoudelijk afvalwater afkomstig van sanitaire installaties lozen op het bestaande rioleringsstelsel en anderzijds ook bedrijfsafvalwater afkomstig van de beenhouwerij 1m³/u, 5m³/dag, 1000 m³/jaar (klasse 3). Het bestaande rioleringsstelsel is niet gescheiden. Navraag bij aquafin leert echter dat het bijkomend aantal I.E. (inwonersequivalenten) er niet zal toe leiden dat de capaciteit van het RWZI ontoereikend is. Er worden geen aanzienlijke effecten verwacht. verontreiniging van bodem en grondwater. Motiveer waarom die verontreiniging niet aanzienlijk is. Tijdens infrastructuurwerken kunnen er calamiteiten ontstaan door problemen met machines op de werf. Bestaande regelgeving zal gerespecteerd worden. Dit zal niet tot aanzienlijke effecten leiden. Verder zal er nog een bovengrondse dubbelwandige tank voor opslag van diesel (bevoorrading dieselmoter noodgroep) van 600 l (klasse 3) aanwezig zijn. Bestaande regelgeving zal gerespecteerd worden. Dit zal niet tot aanzienlijke effecten leiden. Er zijn volgens de gegevens van de OVAM geen gekende bodemonderzoeken in of nabij het projectgebied. geluid en trillingen. Wanneer veroorzaakt het project dat geluid of die trillingen bij de aanleg Pagina 36 van 53 bij de exploitatie Motiveer waarom dat geluid en die trillingen niet aanzienlijk zijn. Tijdens de bouwfase kunnen er zowel geluids- als trillingsemissies zijn als gevolg van werfmachines. Deze fase is echter tijdelijk van aard en zal zich enkel tijdens de dag voordoen. Er worden bijgevolg geen aanzienlijke effecten verwacht. Mogelijk zijn er ook geluidsemissies afkomstig van technische installaties (airconditioningssysteem) en door laden en lossen van goederen voor de winkelactiviteiten. Laden en lossen zal voornamelijk overdag en aan de achterzijde van het gebouw gebeuren (zie mobiliteitsstudie voor aantal leveringen). Er zijn echter geen woningen of kwetsbare functies gesitueerd binnen straal van 400 m van het projectgebied. Er worden dan ook geen aanzienlijke effecten verwacht . licht en stralingen. Motiveer waarom dat licht en die stralingen niet aanzienlijk zijn. De parking zal op een beperkt aantal punten verlicht worden tijdens de avond- en nachtperiode. Het betreft neerwaarts gerichte verlichting die de (sociale) veiligheid moet garanderen van het personeel en de klanten. De verlichting zal gezien de ligging geen hinder veroorzaken naar mens of fauna. 11 Welke potentiële effecten zijn er te verwachten op het watersysteem? De door het project veroorzaakte effecten op het watersysteem zijn niet aanzienlijk als bijvoorbeeld de afvoer van hemelwater beperkt of vermeden wordt door middel van een brongerichte aanpak. geen effecten. Ga meteen naar vraag 12. Het project heeft effecten op een overstromingsgevoelig gebied (zie vraag 7) of waterlopen. wijze er met het overstromingsregime rekening werd gehouden. Motiveer op welke Er worden verharde oppervlakten of overdekte constructies gepland met afvoer van hemelwater. Motiveer waarom die ingreep niet aanzienlijk is. Het gebouw en de interne wegenis van de parking worden verhard aangelegd. De parkeerplaatsen worden onverhard (grasdallen) voorzien. Het principe van hergebruik, infiltratie, bufferen en vertraagd afvoeren zal gerespecteerd worden. Het sanitair en het kuiswater wordt aangesloten op de hemelwaterput, zodat er voorzien wordt in maximaal hergebruik. Op basis van de informatie aangeleverd in watertoets wordt voldaan aan de gewestelijke stedenbouwkundige verordening van 1 oktober 2004 inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater. In functie van het benodigde buffervolume zal een bijkomende infiltratiegracht van XXX m² voor de opvang van hemelwater voorzien worden. Het bemalingswater zal geloosd worden in de achterliggende gracht/waterloop. Aandachtspunt: Sommige gemeenten of provincies hebben nog een eigen, aparte verordening die veelal strenger is dan de gewestelijke verordening. Voor lozing van niet verontreinigd bemalingswater moet Vlarem II art. 6.2.2.1.2 § 5 gerespecteerd worden. Er worden ondergrondse constructies gepland waarvoor bronbemaling nodig is. niet aanzienlijk is. Motiveer waarom die ingreep De parking wordt bovengronds voorzien en verder worden er geen grote ondergrondse constructies voorzien. Gezien het gebied een hoge grondwaterstand kent, zou er voor bepaalde werken (fundering, afvoerleidingen e.d.) wel een tijdelijke bemaling nodig zijn. Gezien de beperkte grote van ondergrondse constructies, het feit dat het project niet in of nabij gevoelig gebied zal liggen(duingebied, natuurgebied,…), het om weinig doorlatende leemgrond gaat kan besloten worden dat er geen aanzienlijke effecten te verwachten zijn. Aandachtspunt: VLAREM rubriek “53.2 Bronbemaling voor bouwkundige werken of openbare nutsvoorzieningen” bepaalt wanneer een project vergunningsplichtig is. Er wordt een grondwaterwinning gepland? volgende gegevens. diepte van de grondwaterwinning debiet van de grondwaterwinning Geef een beschrijving van die grondwaterwinning op basis van m m³/jaar Motiveer waarom de effecten van de grondwaterwinning niet aanzienlijk zijn. 12 Heeft het project potentieel een effect op mens, natuur of landschap ? De door het project veroorzaakte effecten op mens, natuur of landschap zijn niet aanzienlijk wanneer bijvoorbeeld er Pagina 37 van 53 geen voor mens, natuur of landschap gevoelige gebieden binnen de invloedsfeer van het project gelegen zijn, wanneer er slechts een beperkte of tijdelijke invloed is op mens, natuur of landschap of wanneer er projectgeïntegreerde maatregelen worden genomen om deze effecten te voorkomen of te beperken. geen effecten. Ga naar vraag 13. toename in vervoersbewegingen en mogelijke andere effecten voor andere weggebruikers of omwonenden. Motiveer waarom die effecten niet aanzienlijk zijn. Als er een mobiliteitsstudie werd opgesteld, kunt u daarnaar verwijzen. Zie mobiliteitsstudie. Uit de mobiliteitsstudie blijkt dat er zich geen grote problemen inzake ontsluiting, verkeersafwikkeling en parkeren zullen voordoen. Er worden dus geen aanzienlijke effecten verwacht. effecten op de gezondheid door de emissies of andere hinder in gebieden met kwetsbare functies (zie vraag 6). Motiveer waarom die effecten niet aanzienlijk zijn. Aandachtspunt: Vraag 6 informeert naar kwetsbare functies binnen de 200 m. Indien een functie niet binnen deze contour ligt, maar het project wel op een weg met bewoning voor een aanzienlijke verhoging van verkeer zorgt, is het toch aangewezen om een uitspraak te doen over effecten op gezondheid (afgeleide geluid, trillingen en lucht) effecten op het bestaande landschap of het onroerend erfgoed (zie vraag 7) in de buurt van het projectgebied. Motiveer waarom die effecten niet aanzienlijk zijn. Het bestaande landschap zal veranderen, maar er bevinden zich geen waardevolle gebieden of elementen inzake landschap of onroerend erfgoed in of nabij het projectgebied. effecten op voor de natuur waardevolle gebieden (zie vraag 7) of volgens de biologische waarderingskaart waardevolle biotopen en/of faunistisch belangrijke gebieden. Motiveer waarom die effecten niet aanzienlijk zijn. De biologische waarderingskaart vindt u op de website van AGIV (http://geo-vlaanderen.agiv.be/geovlaanderen/bwk/). Als er een passende beoordeling of natuurtoets werd opgesteld, kunt u daarnaar verwijzen. 13 Zijn er nog andere effecten die het project kan genereren? De effecten die aangehaald worden in de hierboven vermelde vragen zijn de meest voorkomende type van effecten. Voor specifieke projecten kunnen er mogelijks nog andere effecten optreden. Deze elementen kan u hier vermelden. ja. Motiveer waarom die effecten niet aanzienlijk zijn. Aandachtspunt: Als bemaling toch aanzienlijk zou zijn en/of de bodem is gevoelig voor zettingen, dan kan het belangrijk zijn om aan te geven of wat de risico’s zijn voor zettingen en welke project geïntegreerde maatregelen zullen genomen worden. nee 14 Zijn er door de relatie met andere projecten (zie vraag 9) cumulatieve effecten te verwachten? ja. Geef een beschrijving van de cumulatieve effecten en motiveer waarom die effecten niet aanzienlijk zijn. Naast het geplande grootwarenhuis bevinden zich een aantal bestaande baanwinkels langs de weg. Daarnaast wordt aan de overzijde van het project nog een papierwarenhandel voorzien. Deze handelszaak ontsluit op dezelfde weg als het geplande grootwarenhuis en is momenteel in aanbouw. Uit de mobiliteitsstudie blijkt dat er nog voldoende restcapaciteit is op de weg. Verwacht wordt dat de effecten van het grootwarenhuis met het andere project niet zullen leiden tot aanzienlijke effecten. nee Pagina 38 van 53 Conclusie over de effectinschatting 15 Rekening houding met de kenmerken van het project, de omgeving en de bovenstaande analyse blijkt dat de mogelijke milieueffecten van het project niet aanzienlijk zijn. ja, ik ga akkoord met deze stelling als initiatiefnemer van het project. nee, op basis van de bovenstaande analyse blijkt dat aanzienlijke milieueffecten niet uit te sluiten zijn. De opmaak van een MER (milieueffectrapport) is noodzakelijk. Ondertekening 16 Onderteken de onderstaande verklaring. Ik verklaar dat alle gegevens in dit formulier naar waarheid zijn ingevuld. datum dag maand jaar handtekening voor- en achternaam Pagina 39 van 53 Bijlage 5: uitwerking voorbeeld a.d.h.v. het screeningsformulier: school Kenmerken van het project 1 Welke vergunningen vraagt u voor dit project aan? Voeg dit screeningsformulier bij uw vergunningsaanvraag of -aanvragen. Hetzelfde formulier moet inhoudelijk gebruikt worden bij de diverse vergunningsaanvragen. Verduidelijk voor welke onderdelen van het project u deze vergunning aanvraagt. een milieuvergunning: een stedenbouwkundige vergunning: bouw van een school voor 200 leerlingen een andere vergunning: 2 Vul het rubrieksnummer of de rubrieksnummers uit bijlage III van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 in die aanleiding geven tot deze project-m.e.r.-screening. Op http://navigator.emis.vito.be/milnav-consult/consultatieLink?wettekstId=267&appLang=nl&wettekstLang=nl kunt u het besluit downloaden. rubrieksnummer bijlage III, 10 b bijlage III, 3 Is er reeds een vergunningsaanvraag voor dit project ingediend waarbij dit screeningsformulier werd toegevoegd? Ja Bij welke overheid? Bij welke vergunningsaanvraag? Datum van beslissing: nee Pagina 40 van 53 4 Kruis aan welke werkzaamheden of voorzieningen nog nodig zijn. geen andere werkzaamheden of voorzieningen ontbossing of het kappen van bomen wegaanleg rioleringen of transportleidingen werken aan waterlopen graafwerken bemaling andere: Kenmerken van de omgeving 5 Vul de huidige bestemming en het bodemgebruik in. Bij ‘bestemmingen’ vult u de huidige bestemming of bestemmingen in van het projectgebied volgens het gewestplan, BPA of RUP. Het projectgebied is de locatie waar het project plaatsvindt. Met ‘bodemgebruik’ wordt bedoeld: de manier waarop en het doel waarvoor de bodem op dit ogenblik door de mens gebruikt wordt. bestemming(en) Gebied voor gemeenschapsvoorzieningen en openbaar nut bodemgebruik Onbebouwd 6 Zijn er kwetsbare functies binnen een straal van minder dan 200 meter van het projectgebied? ja. Kruis aan welke kwetsbare functies er in de omgeving zijn. woongebieden kinderdagverblijven ziekenhuizen recreatiegebieden scholen rust- en verzorgingstehuizen nee Pagina 41 van 53 7 Kruis aan in welk van onderstaande gebieden het project ligt en geef aan welke relevante kaarten u bij dit formulier hebt gevoegd. Kruis de locatie van het project aan (in een gebied of in de nabijheid ervan). Als het gebied in de nabijheid van een dergelijk gebied ligt, vult u ook de afstand tot dat gebied in. Voor de beantwoording van deze vraag kunt u gebruikmaken van de website van het Agentschap voor Geografische Informatie Vlaanderen (AGIV): http://www.agiv.be/gis/diensten/geo-vlaanderen. soort gebied locatie van het project relevante kaarten in het gebied naam van de kaart in de nabijheid van het gebied een speciale beschermingszone (SBZ): een Habitat- of Vogelrichtlijngebied (http://geo-vlaanderen.agiv.be/geovlaanderen/natura2000/) Op m kaart Natura 2000 gebieden een gebied in het Vlaams Ecologisch Netwerk (http://geovlaanderen.agiv.be/geo-vlaanderen/ven/) op m kaart gebieden van het VEN en IVON een natuurgebied, een bosgebied en andere groene bestemmingen of bestemmingen met een ecologische waarde of ecologisch belang, aangewezen op plannen van aanleg en de ruimtelijke uitvoeringsplannen die van kracht zijn in de ruimtelijke ordening op m kaart van het gewestplan erfgoedlandschap (verwijzing naar vigerend plan van aanleg) op Een beschermd landschap, stads- of dorpsgezicht, monument of archeologische zone (http://geo-vlaanderen.agiv.be/geovlaanderen/landschapsatlas/?startup=brl(%22go2obj%22,%22 %22) of archeologische zone (https://bescherming.onroerenderfgoed.be) inventaris bouwkundig erfgoed (https://inventaris.onroerenderfgoed.be) op vindplaats in de vergunningsaanvraag kaart van het RUP/BPA m kaart met de ankerplaats of het erfgoedlandschap m kaart met het onroerend erfgoed op m kaart van de Vlaamse Hydrografische Atlas Een waterwingebied of een bijbehorende beschermingszone type I en II (http://geo-vlaanderen.agiv.be/geo-vlaanderen/vha/: selecteer laag grondwaterwinning) op m kaart van de Vlaamse Hydrografische Atlas Een overstromingsgevoelig gebied (http://geovlaanderen.agiv.be/geo-vlaanderen/watertoets2012/) op m kaart van overstromingsgevoelige gebieden Andere : op m kaart 300 Pagina 42 van 53 8 Zijn er toetsingsinstrumenten of studies opgenomen? Het kan bijvoorbeeld gaan over een passende beoordeling, een mobiliteitsstudie, … ja. Welke instrumenten of studies zijn er opgenomen en waar zijn ze te vinden in de aanvraag? - Mobiliteitsstudie, bijlage aanvraag stedenbouwkundige vergunning nee 9 Welke relatie is er met andere projecten? Er is geen relatie met andere projecten. Dit project maakt deel uit van een groter geheel. Over welk project gaat het? In de omgeving zijn er projecten met soortgelijke gevolgen voor de omgeving. Wordt de impact op het milieu vergroot door de aanwezigheid van die andere projecten? Ja. Over welke projecten gaat het? Woningen. nee Mogelijke effecten van het project op de omgeving 10 Veroorzaakt het project emissies naar het milieu? Met emissie wordt bedoeld: elke inbreng door de mens van verontreinigingsfactoren (vaste stoffen, vloeistoffen, gassen, micro-organismen, energievormen zoals warmte, stralingen, licht, geluid en andere trillingen) in de atmosfeer, de bodem of het water. De door het project veroorzaakte emissies zijn niet aanzienlijk als bijvoorbeeld de emissiehoeveelheid zeer beperkt is (bijvoorbeeld bij een beperkte huishoudelijke afvalwaterlozing) of als er projectgeïntegreerde maatregelen worden genomen om die effecten te voorkomen of te beperken (bijvoorbeeld zuivering van het afvalwater). geen milieueffecten op het vlak van emissies. Ga meteen naar vraag 11. luchtverontreiniging ten gevolge van bedrijfs- , verkeers- of geuremissies. Motiveer waarom die lucht- verontreiniging niet aanzienlijk is. Uit modellering van de bestaande situatie met het model CAR Vlaanderen blijkt dat er in het gebied geen belangrijke knelpunten inzake luchtkwaliteit zijn. Ook na uitvoering van het project blijkt na modellering dat er geen knelpunt inzake luchtkwaliteit zal zijn. Aandachtspunt: - Verwarmingsemissies dienen niet vermeld te worden.. - Verkeersemissies zijn een afgeleide van het aantal bijkomende vervoersbewegingen die het project zal teweegbrengen. (Zie vraag 12) afvalwaterlozingen, met inbegrip van thermische verontreiniging. aanzienlijk zijn. Motiveer waarom die afvalwaterlozingen niet Het huishoudelijk afvalwater zal gescheiden geloosd worden op de reeds aanwezige gescheiden riolering. Het betreft een lagere school zodat er geen bedrijfsafvalwater van bvb. labo’s geproduceerd wordt. In de keuken wordt een vetvanger voorzien zodat lozingsnormen gerespecteerd worden en er geen aanzienlijke effecten verwacht worden. verontreiniging van bodem en grondwater. Motiveer waarom die verontreiniging niet aanzienlijk is. Tijdens infrastructuurwerken kunnen er calamiteiten ontstaan door problemen met machines op de werf. Bestaande regelgeving zal gerespecteerd worden. Dit zal niet tot aanzienlijke effecten leiden. De opslag van stookolie gebeurt in bovengrondse dubbelwandige tanks met een permanent lekdetectiesysteem zodat geen aanzienlijke effecten te verwachten zijn. geluid en trillingen. Wanneer veroorzaakt het project dat geluid of die trillingen bij de aanleg bij de exploitatie Motiveer waarom dat geluid en die trillingen niet aanzienlijk zijn. Pagina 43 van 53 Tijdens de bouwfase kunnen er zowel geluids- als trillingsemissies zijn als gevolg van werfmachines. Deze fase is echter tijdelijk van aard en zal zich enkel tijdens de dag voordoen. Er worden bijgevolg geen aanzienlijke effecten verwacht. De verkeersgeneratie ten gevolge van het project bedraagt minder dan 25% van het verkeer dat momenteel reeds aanwezig is op de relevante wegen in de omgeving en het geluidsniveau is momenteel matig zodat de hinder op de kwetsbare functies in de omgeving als niet aanzienlijk kan beschouwd worden. licht en stralingen. Motiveer waarom dat licht en die stralingen niet aanzienlijk zijn. 11 Welke potentiële effecten zijn er te verwachten op het watersysteem? De door het project veroorzaakte effecten op het watersysteem zijn niet aanzienlijk als bijvoorbeeld de afvoer van hemelwater beperkt of vermeden wordt door middel van een brongerichte aanpak. geen effecten. Ga meteen naar vraag 12. Het project heeft effecten op een overstromingsgevoelig gebied (zie vraag 7) of waterlopen. Motiveer op welke wijze er met het overstromingsregime rekening werd gehouden. Er worden verharde oppervlakten of overdekte constructies gepland met afvoer van hemelwater. die ingreep niet aanzienlijk is. Motiveer waarom De school dient te voldoen aan de gewestelijke verordening inzake hemelwater. Het principe van hergebruik, infiltratie, bufferen en vertraagd afvoeren zal gerespecteerd worden. Door de grote potentie voor hergebruik zal al het sanitair voorzien worden van hemelwater waardoor maximaal ingezet wordt op hergebruik. Een deel van de speelplaats wordt voorzien in waterdoorlatend materiaal, de overige verharde oppervlakte kan infiltreren in de onverharde randzone. Aandachtspunt: Sommige gemeenten of provincies hebben nog een eigen, aparte verordening die veelal strenger is dan de gewestelijke verordening. Er worden ondergrondse constructies gepland waarvoor bronbemaling nodig is. Motiveer waarom die ingreep niet aanzienlijk is. Er wordt een grondwaterwinning gepland? volgende gegevens. diepte van de grondwaterwinning debiet van de grondwaterwinning Geef een beschrijving van die grondwaterwinning op basis van m m³/jaar Motiveer waarom de effecten van de grondwaterwinning niet aanzienlijk zijn. 12 Heeft het project potentieel een effect op mens, natuur of landschap ? De door het project veroorzaakte effecten op mens, natuur of landschap zijn niet aanzienlijk wanneer bijvoorbeeld er geen voor mens, natuur of landschap gevoelige gebieden binnen de invloedsfeer van het project gelegen zijn, wanneer er slechts een beperkte of tijdelijke invloed is op mens, natuur of landschap of wanneer er projectgeïntegreerde maatregelen worden genomen om deze effecten te voorkomen of te beperken. geen effecten. Ga naar vraag 13. toename in vervoersbewegingen en mogelijke andere effecten voor andere weggebruikers of omwonenden. Motiveer waarom die effecten niet aanzienlijk zijn. Als er een mobiliteitsstudie werd opgesteld, kunt u daarnaar verwijzen. Zie mobiliteitsstudie. Uit de mobiliteitsstudie blijkt dat er zich geen grote problemen inzake ontsluiting en verkeersafwikkeling zullen voordoen. Er worden dus geen aanzienlijke effecten verwacht. effecten op de gezondheid door de emissies of andere hinder in gebieden met kwetsbare functies (zie vraag 6). Motiveer waarom die effecten niet aanzienlijk zijn. Het project genereert relatief weinig bijkomend verkeer. De straten waarlangs dit verkeer wordt afgewikkeld worden niet getypeerd als streetcanyons en het verkeer stroomt er vlot door. De bijdrage aan de NO2 concentratie is dan ook beperkt, nl. X µg/m³. De huidige luchtkwaliteit is niet slecht (< 32 µg/m³) waardoor de impact op de gezondheid als beperkt kan beschouwd worden. Pagina 44 van 53 Aangezien de emissies inzake geluid beperkt en/of tijdelijk van aard zullen zijn kan besloten worden dat er ook vanuit het geluidsaspect geen aanzienlijke effecten op gezondheid te verwachten zijn. Daarnaast is het projectgebied volgens de geluidskaarten van LNE niet gelegen binnen de contouren van 60 dB (wegverkeer), 65 dB (spoorverkeer) of 55 dB (luchtverkeer). Het realiseren van een school op deze locatie zal het aantal potentieel gehinderden niet significant doen toenemen. effecten op het bestaande landschap of het onroerend erfgoed (zie vraag 7) in de buurt van het projectgebied. Motiveer waarom die effecten niet aanzienlijk zijn. Het bestaande landschap zal veranderen, maar het zicht naar het beschermd dorpsgezicht in de omgeving wordt niet geschaad. effecten op voor de natuur waardevolle gebieden (zie vraag 7) of volgens de biologische waarderingskaart waardevolle biotopen en/of faunistisch belangrijke gebieden. Motiveer waarom die effecten niet aanzienlijk zijn. De biologische waarderingskaart vindt u op de website van AGIV (http://geo-vlaanderen.agiv.be/geovlaanderen/bwk/). Als er een passende beoordeling of natuurtoets werd opgesteld, kunt u daarnaar verwijzen. 13 Zijn er nog andere effecten die het project kan genereren? De effecten die aangehaald worden in de hierboven vermelde vragen zijn de meest voorkomende type van effecten. Voor specifieke projecten kunnen er mogelijks nog andere effecten optreden. Deze elementen kan u hier vermelden. ja. Motiveer waarom die effecten niet aanzienlijk zijn. Het schoolgebouw zal geen schaduwhinder veroorzaken voor de kwetsbare functies in de omgeving, vermits het gebouw hetzelfde gabariet heeft als de omliggende bebouwing. nee 14 Zijn er door de relatie met andere projecten (zie vraag 9) cumulatieve effecten te verwachten? ja. Geef een beschrijving van de cumulatieve effecten en motiveer waarom die effecten niet aanzienlijk zijn. Gezien de aard, ligging en beperkte omvang van de potentiële effecten t.g.v. het project zoals blijkt uit bovenstaande analyse, zal cumulatie met andere projecten in de buurt niet tot aanzienlijke milieueffecten leiden. Er zijn geen bestaande knelpunten in de omgeving van het geplande project en het geplande project zorgt er niet voor dat er knelpunten ontstaan die leiden tot aanzienlijke effecten. nee Pagina 45 van 53 Conclusie over de effectinschatting 15 Rekening houding met de kenmerken van het project, de omgeving en de bovenstaande analyse blijkt dat de mogelijke milieueffecten van het project niet aanzienlijk zijn. ja, ik ga akkoord met deze stelling als initiatiefnemer van het project. nee, op basis van de bovenstaande analyse blijkt dat aanzienlijke milieueffecten niet uit te sluiten zijn. De opmaak van een MER (milieueffectrapport) is noodzakelijk. Ondertekening 16 Onderteken de onderstaande verklaring. Ik verklaar dat alle gegevens in dit formulier naar waarheid zijn ingevuld. datum dag maand jaar handtekening voor- en achternaam Pagina 46 van 53 Bijlage 6: uitwerking voorbeeld a.d.h.v. het screeningsformulier: gemengd project (wonen & handel) Kenmerken van het project 1 Welke vergunningen vraagt u voor dit project aan? Voeg dit screeningsformulier bij uw vergunningsaanvraag of -aanvragen. Hetzelfde formulier moet inhoudelijk gebruikt worden bij de diverse vergunningsaanvragen. Verduidelijk voor welke onderdelen van het project u deze vergunning aanvraagt. een milieuvergunning: een stedenbouwkundige vergunning: bouw van 4.500 m² handelsruimte met daarboven 4 appartementen en een ondergrondse parking een andere vergunning: 2 Vul het rubrieksnummer of de rubrieksnummers uit bijlage III van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 in die aanleiding geven tot deze project-m.e.r.-screening. Op http://navigator.emis.vito.be/milnav-consult/consultatieLink?wettekstId=267&appLang=nl&wettekstLang=nl kunt u het besluit downloaden. rubrieksnummer bijlage III, 10 b bijlage III, 3 Is er reeds een vergunningsaanvraag voor dit project ingediend waarbij dit screeningsformulier werd toegevoegd? Ja Bij welke overheid? Bij welke vergunningsaanvraag? een milieuvergunning: Koelinstallatie voor het bewaren van producten + airconditioninginstallatie met een totaal geïnstalleerde drijfkracht van 251, 98 kW (klasse 2) Datum van beslissing: nee Pagina 47 van 53 4 Kruis aan welke werkzaamheden of voorzieningen nog nodig zijn. geen andere werkzaamheden of voorzieningen ontbossing of het kappen van bomen wegaanleg rioleringen of transportleidingen werken aan waterlopen graafwerken bemaling andere: Kenmerken van de omgeving 5 Vul de huidige bestemming en het bodemgebruik in. Bij ‘bestemmingen’ vult u de huidige bestemming of bestemmingen in van het projectgebied volgens het gewestplan, BPA of RUP. Het projectgebied is de locatie waar het project plaatsvindt. Met ‘bodemgebruik’ wordt bedoeld: de manier waarop en het doel waarvoor de bodem op dit ogenblik door de mens gebruikt wordt. bestemming(en) Woongebied bodemgebruik Onbebouwd 6 Zijn er kwetsbare functies binnen een straal van minder dan 200 meter van het projectgebied? ja. Kruis aan welke kwetsbare functies er in de omgeving zijn. woongebieden kinderdagverblijven ziekenhuizen recreatiegebieden scholen rust- en verzorgingstehuizen nee Pagina 48 van 53 7 Kruis aan in welk van onderstaande gebieden het project ligt en geef aan welke relevante kaarten u bij dit formulier hebt gevoegd. Kruis de locatie van het project aan (in een gebied of in de nabijheid ervan). Als het gebied in de nabijheid van een dergelijk gebied ligt, vult u ook de afstand tot dat gebied in. Voor de beantwoording van deze vraag kunt u gebruikmaken van de website van het Agentschap voor Geografische Informatie Vlaanderen (AGIV): http://www.agiv.be/gis/diensten/geo-vlaanderen. soort gebied locatie van het project relevante kaarten in het gebied naam van de kaart in de nabijheid van het gebied een speciale beschermingszone (SBZ): een Habitat- of Vogelrichtlijngebied (http://geo-vlaanderen.agiv.be/geovlaanderen/natura2000/) Op m kaart Natura 2000 gebieden een gebied in het Vlaams Ecologisch Netwerk (http://geovlaanderen.agiv.be/geo-vlaanderen/ven/) op m kaart gebieden van het VEN en IVON een natuurgebied, een bosgebied en andere groene bestemmingen of bestemmingen met een ecologische waarde of ecologisch belang, aangewezen op plannen van aanleg en de ruimtelijke uitvoeringsplannen die van kracht zijn in de ruimtelijke ordening op m kaart van het gewestplan erfgoedlandschap (verwijzing naar vigerend plan van aanleg) op m kaart met de ankerplaats of het erfgoedlandschap Een beschermd landschap, stads- of dorpsgezicht, monument of archeologische zone (http://geo-vlaanderen.agiv.be/geovlaanderen/landschapsatlas/?startup=brl(%22go2obj%22,%22 %22) of archeologische zone (https://bescherming.onroerenderfgoed.be) inventaris bouwkundig erfgoed (https://inventaris.onroerenderfgoed.be) op m kaart met het onroerend erfgoed op m kaart van de Vlaamse Hydrografische Atlas Een waterwingebied of een bijbehorende beschermingszone type I en II (http://geo-vlaanderen.agiv.be/geo-vlaanderen/vha/: selecteer laag grondwaterwinning) op m kaart van de Vlaamse Hydrografische Atlas Een overstromingsgevoelig gebied (http://geovlaanderen.agiv.be/geo-vlaanderen/watertoets2012/) op m kaart van overstromingsgevoelige gebieden Andere : op m kaart vindplaats in de vergunningsaanvraag kaart van het RUP/BPA Pagina 49 van 53 8 Zijn er toetsingsinstrumenten of studies opgenomen? Het kan bijvoorbeeld gaan over een passende beoordeling, een mobiliteitsstudie, … ja. Welke instrumenten of studies zijn er opgenomen en waar zijn ze te vinden in de aanvraag? - Mobiliteitsstudie, bijlage aanvraag stedenbouwkundige vergunning nee 9 Welke relatie is er met andere projecten? Er is geen relatie met andere projecten. Dit project maakt deel uit van een groter geheel. Over welk project gaat het? In de omgeving zijn er projecten met soortgelijke gevolgen voor de omgeving. Wordt de impact op het milieu vergroot door de aanwezigheid van die andere projecten? Ja. Over welke projecten gaat het? In de onmiddellijke omgeving zijn er nog handelsruimten (van 1.200 m² en 2.000 m² brutovloeroppervlakte) aanwezig. nee Mogelijke effecten van het project op de omgeving 10 Veroorzaakt het project emissies naar het milieu? Met emissie wordt bedoeld: elke inbreng door de mens van verontreinigingsfactoren (vaste stoffen, vloeistoffen, gassen, micro-organismen, energievormen zoals warmte, stralingen, licht, geluid en andere trillingen) in de atmosfeer, de bodem of het water. De door het project veroorzaakte emissies zijn niet aanzienlijk als bijvoorbeeld de emissiehoeveelheid zeer beperkt is (bijvoorbeeld bij een beperkte huishoudelijke afvalwaterlozing) of als er projectgeïntegreerde maatregelen worden genomen om die effecten te voorkomen of te beperken (bijvoorbeeld zuivering van het afvalwater). geen milieueffecten op het vlak van emissies. Ga meteen naar vraag 11. luchtverontreiniging ten gevolge van bedrijfs- , verkeers- of geuremissies. Motiveer waarom die lucht- verontreiniging niet aanzienlijk is. De door het project veroorzaakte verkeersemissies zijn niet aanzienlijk zoals blijkt uit de mobiliteitsstudie in bijlage. Zoals blijkt uit de mobiliteitsstudie in bijlage wordt relatief weinig bijkomend verkeer gegenereerd. Dit verkeer stroomt vlot door. Uit modellering van de bestaande situatie met het model CAR Vlaanderen blijkt dat er in het gebied geen belangrijke knelpunten inzake luchtkwaliteit zijn. Ook na uitvoering van het project blijkt na modellering dat er geen knelpunt inzake luchtkwaliteit zal zijn. Aandachtspunt: - Verwarmingsemissies dienen niet vermeld te worden.. - Verkeersemissies zijn een afgeleide van het aantal bijkomende vervoersbewegingen die het project zal teweegbrengen. (Zie vraag 12) afvalwaterlozingen, met inbegrip van thermische verontreiniging. Motiveer waarom die afvalwaterlozingen niet aanzienlijk zijn. Het huishoudelijk afvalwater zal geloosd worden op de reeds aanwezige gescheiden riolering. Deze lozing zal eveneens gescheiden gebeuren. verontreiniging van bodem en grondwater. Motiveer waarom die verontreiniging niet aanzienlijk Tijdens infrastructuurwerken kunnen er calamiteiten ontstaan door problemen met machines op de werf. Bestaande regelgeving zal gerespecteerd worden. Dit zal niet tot aanzienlijke effecten leiden. geluid en trillingen. Wanneer veroorzaakt het project dat geluid of die trillingen bij de aanleg bij de exploitatie Pagina 50 van 53 is. Motiveer waarom dat geluid en die trillingen niet aanzienlijk zijn. Tijdens de bouwfase kunnen er zowel geluids- als trillingsemissies zijn als gevolg van werfmachines. Deze fase is echter tijdelijk van aard en zal zich enkel tijdens de dag voordoen. De werfmachines zullen ook voldoende afstand houden ten opzichte van de kwetsbare functies in de omgeving. Er worden bijgevolg geen aanzienlijke effecten verwacht. Tijdens de exploitatiefase zal het laden en lossen ondergronds gebeuren zodat geen aanzienlijke effecten te verwachten zijn naar de kwetsbare functies in de omgeving. De hinder van het reeds aanwezige verkeer op de geplande bewoning is als niet aanzienlijk te beschouwen vermits de stiltebehoevende ruimtes aan de achterzijde van het gebouw gelegen zijn en voldaan wordt aan de normen voor akoestische isolatie. De verkeersgeneratie ten gevolge van het project bedraagt minder dan 25% van het verkeer dat momenteel reeds aanwezig is op de relevante wegen in de omgeving en het geluidsniveau is momenteel matig zodat de hinder op de omwonenden als niet aanzienlijk kan beschouwd worden. licht en stralingen. Motiveer waarom dat licht en die stralingen niet aanzienlijk zijn. De verlichting van de handelsruimte betreft neerwaarts gerichte verlichting die niet zal leiden tot aanzienlijke milieueffecten. 11 Welke potentiële effecten zijn er te verwachten op het watersysteem? De door het project veroorzaakte effecten op het watersysteem zijn niet aanzienlijk als bijvoorbeeld de afvoer van hemelwater beperkt of vermeden wordt door middel van een brongerichte aanpak. geen effecten. Ga meteen naar vraag 12. Het project heeft effecten op een overstromingsgevoelig gebied (zie vraag 7) of waterlopen. Motiveer op welke wijze er met het overstromingsregime rekening werd gehouden. Er worden verharde oppervlakten of overdekte constructies gepland met afvoer van hemelwater. waarom die ingreep niet aanzienlijk is. Motiveer De appartementen en handelsruimte dienen te voldoen aan de gewestelijke verordening inzake hemelwater. Het principe van hergebruik, infiltratie, bufferen en vertraagd afvoeren zal gerespecteerd worden. Gezien de grote potenties voor hergebruik wordt het sanitair van de appartementen gevoed met hemelwater. Aandachtspunt: Sommige gemeenten of provincies hebben nog een eigen, aparte verordening die veelal strenger is dan de gewestelijke verordening. Er worden ondergrondse constructies gepland waarvoor bronbemaling nodig is. ingreep niet aanzienlijk is. Motiveer waarom die Er wordt een ondergrondse parking voorzien waarvoor een tijdelijke bemaling nodig zal zijn. Deze bemaling zal gebeuren in een gesloten bouwput, waardoor het bemalingsdebiet beperkt zal zijn en het bemalingswater opnieuw kan geïnfiltreerd worden. Gezien de uitvoeringswijze en het feit dat het project niet in of nabij gevoelig gebied zal liggen(duingebied, natuurgebied,…), kan besloten worden dat er geen aanzienlijke effecten te verwachten zijn. Aandachtspunt: In VLAREM bepaalt rubriek “53.2 Bronbemaling voor bouwkundige werken of openbare nutsvoorzieningen” wanneer een project vergunningsplichtig is. Er wordt een grondwaterwinning gepland? basis van volgende gegevens. diepte van de grondwaterwinning debiet van de grondwaterwinning Geef een beschrijving van die grondwaterwinning op m m³/jaar Motiveer waarom de effecten van de grondwaterwinning niet aanzienlijk zijn. 12 Heeft het project potentieel een effect op mens, natuur of landschap ? De door het project veroorzaakte effecten op mens, natuur of landschap zijn niet aanzienlijk wanneer bijvoorbeeld er geen voor mens, natuur of landschap gevoelige gebieden binnen de invloedsfeer van het project gelegen zijn, Pagina 51 van 53 wanneer er slechts een beperkte of tijdelijke invloed is op mens, natuur of landschap of wanneer er projectgeïntegreerde maatregelen worden genomen om deze effecten te voorkomen of te beperken. geen effecten. Ga naar vraag 13. toename in vervoersbewegingen en mogelijke andere effecten voor andere weggebruikers of omwonenden. Motiveer waarom die effecten niet aanzienlijk zijn. Als er een mobiliteitsstudie werd opgesteld, kunt u daarnaar verwijzen. Zie mobiliteitsstudie. Uit de mobiliteitsstudie blijkt dat er zich geen grote problemen inzake ontsluiting, verkeersafwikkeling en parkeren zullen voordoen. Er worden dus geen aanzienlijke effecten verwacht. effecten op de gezondheid door de emissies of andere hinder in gebieden met kwetsbare functies (zie vraag 6). Motiveer waarom die effecten niet aanzienlijk zijn. Het project genereert relatief weinig bijkomend verkeer. De straten waarlangs dit verkeer wordt afgewikkeld worden niet getypeerd als streetcanyons en het verkeer stroomt er vlot door. De bijdrage aan de NO2 concentratie is dan ook beperkt, nl. X µg/m³. De huidige luchtkwaliteit is niet slecht (< 32 µg/m³) waardoor de impact op de gezondheid als beperkt kan beschouwd worden. Aangezien de emissies inzake geluid beperkt en/of tijdelijk van aard zullen zijn kan besloten worden dat er ook vanuit het geluidsaspect geen aanzienlijke effecten op gezondheid te verwachten zijn. Daarnaast is het projectgebied volgens de geluidskaarten van LNE niet gelegen binnen de contouren van 60 dB (wegverkeer), 65 dB (spoorverkeer) of 55 dB (luchtverkeer). Het realiseren van dit gemengd project op deze locatie zal het aantal gehinderden niet significant doen toenemen. effecten op het bestaande landschap of het onroerend erfgoed (zie vraag 7) in de buurt van het projectgebied. Motiveer waarom die effecten niet aanzienlijk zijn. Het bestaande landschap zal veranderen, maar er bevinden zich geen waardevolle gebieden of elementen inzake landschap of onroerend erfgoed in of nabij het projectgebied. effecten op voor de natuur waardevolle gebieden (zie vraag 7) of volgens de biologische waarderingskaart waardevolle biotopen en/of faunistisch belangrijke gebieden. Motiveer waarom die effecten niet aanzienlijk zijn. De biologische waarderingskaart vindt u op de website van AGIV (http://geo-vlaanderen.agiv.be/geovlaanderen/bwk/). Als er een passende beoordeling of natuurtoets werd opgesteld, kunt u daarnaar verwijzen. 13 Zijn er nog andere effecten die het project kan genereren? De effecten die aangehaald worden in de hierboven vermelde vragen zijn de meest voorkomende type van effecten. Voor specifieke projecten kunnen er mogelijks nog andere effecten optreden. Deze elementen kan u hier vermelden. ja. Motiveer waarom die effecten niet aanzienlijk zijn. Aandachtspunt: Als bemaling toch aanzienlijk zou zijn en/of de bodem is gevoelig voor zettingen, dan kan het belangrijk zijn om aan te geven of wat de risico’s zijn voor zettingen en welke project geïntegreerde maatregelen zullen genomen worden. nee 14 Zijn er door de relatie met andere projecten (zie vraag 9) cumulatieve effecten te verwachten? ja. Geef een beschrijving van de cumulatieve effecten en motiveer waarom die effecten niet aanzienlijk zijn. Er zijn nog handelsruimten in de omgeving gelegen die eveneens een hoeveelheid verkeer zullen genereren. In de mobiliteitsstudie werden de cumulatieve effecten onderzocht en werd aangetoond dat er geen aanzienlijke cumulatieve effecten zullen zijn. Er worden bijgevolg ook geen aanzienlijke effecten verwacht op de afgeleide disciplines lucht en geluid. nee Pagina 52 van 53 Conclusie over de effectinschatting 15 Rekening houding met de kenmerken van het project, de omgeving en de bovenstaande analyse blijkt dat de mogelijke milieueffecten van het project niet aanzienlijk zijn. ja, ik ga akkoord met deze stelling als initiatiefnemer van het project. nee, op basis van de bovenstaande analyse blijkt dat aanzienlijke milieueffecten niet uit te sluiten zijn. De opmaak van een MER (milieueffectrapport) is noodzakelijk. Ondertekening 16 Onderteken de onderstaande verklaring. Ik verklaar dat alle gegevens in dit formulier naar waarheid zijn ingevuld. datum dag maand jaar handtekening voor- en achternaam Pagina 53 van 53