Inhoud - Gemeente Kasterlee

advertisement
AMNE - Dienst Mer
Datum:
11 maart 2013
Datum wijziging:
(wijzigingen zijn gemarkeerd)
/
Onderwerp:
Handleiding stadsontwikkelingsprojecten
Rubrieken:
II, 10b en III, 10b
Inhoud
1.
Doel ................................................................................................................................................. 2
2.
Rubrieken ........................................................................................................................................ 2
3.
Definities en begrippen .................................................................................................................. 2
4.
3.1
Stadsontwikkelingsprojecten................................................................................................... 4
3.2
Parkeerterreinen ..................................................................................................................... 6
3.3
Woongelegenheden ................................................................................................................ 6
3.4
Brutovloeroppervlakte (bvo) handelsruimte ........................................................................... 7
3.5
Verkeersgeneratie en Personenauto-equivalenten (pae) ....................................................... 7
3.6
Pieken ...................................................................................................................................... 8
Wanneer welke vorm van milieubeoordeling ............................................................................... 8
4.1
Rubriek 10b van bijlage II: project-MER of ontheffing project-MER ....................................... 8
4.2
Rubriek 10b bijlage III: project-MER of project-m.e.r.-screening............................................ 8
4.3
Wat valt onder de wijzigings- en uitbreidingsrubrieken ......................................................... 9
5. Inhoud van de project-m.e.r.-screeningsnota bij vergunningsaanvragen voor projecten
“stadsontwikkeling”.............................................................................................................................. 12
5.1
Inleiding ................................................................................................................................. 12
5.2
Inhoud screening stadsontwikkelingsprojecten .................................................................... 13
Bijlage 1: uitwerking voorbeeld a.d.h.v. een vormvrije nota: verkaveling van 4 loten ......................... 19
Bijlage 2: uitwerking voorbeeld a.d.h.v. het screeningsformulier: verkaveling van 4 loten in effectief
overstromingsgevoelig gebied .............................................................................................................. 20
Bijlage 3: uitwerking voorbeeld a.d.h.v. het screeningsformulier: verkaveling van 50 loten ............... 26
Bijlage 4: uitwerking voorbeeld a.d.h.v. het screeningsformulier: handelsvestiging (grootwarenhuis)33
Bijlage 5: uitwerking voorbeeld a.d.h.v. het screeningsformulier: school ............................................ 40
Bijlage 6: uitwerking voorbeeld a.d.h.v. het screeningsformulier: gemengd project (wonen & handel)47
Pagina 1 van 53
1. Doel
Deze handleiding heeft in de eerste plaats tot doel de projectcategorie inzake “stadsontwikkelingsprojecten”
nader toe te lichten en zodoende meer duidelijkheid te scheppen over de projecten die hieronder vallen.
Daarnaast tracht deze handleiding een aantal aandachtspunten mee te geven aan de personen die instaan voor
de screeningsbeslissing over projecten die onder de bijlage III van het project-m.e.r.-besluit vallen, alsook aan de
initiatiefnemers van stadsontwikkelingsprojecten, die instaan voor het aanleveren van de nodige informatie om
deze beslissing op te baseren.
De handleiding is enkel van toepassing op vergunningsplichtige stadsontwikkelingsprojecten1 met inbegrip van
wijzigingen of uitbreidingen hieraan. Indien voor een bepaald project geen vergunning nodig is, dan dient deze
handleiding niet doorlopen te worden.
2. Rubrieken
bijlage II
Rubriek 10b
Stadsontwikkelingsprojecten, met inbegrip van de bouw van winkelcentra en parkeerterreinen,
 met betrekking tot de bouw van 1.000 of meer woongelegenheden, of
 met een brutovloeroppervlakte van 5.000 m² handelsruimte of meer, of
 met een verkeersgenererende werking van pieken van 1.000 of meer personenauto-equivalenten
per tijdsblok van 2 uur.
bijlage III
Rubriek 10b
Stadsontwikkelingsprojecten, met inbegrip van de bouw van winkelcentra en parkeerterreinen (projecten
die niet onder bijlage II vallen).
3. Definities en begrippen
In dit deel van de handleiding wordt ingegaan op de interpretatie van een aantal begrippen die in de betrokken
rubrieken inzake stadsontwikkelingsprojecten gehanteerd worden, nl.: “stadsontwikkelingsprojecten”,
“parkeerterreinen”, “brutovloeroppervlakte handelsruimte”, “woongelegenheden”, “verkeersgeneratie en
personenauto-equivalenten (pae)” en “pieken”. Daarnaast wordt in onderstaand toetsingsschema en in de tekst
verder geduid welke projecten mogelijk onder het toepassingsgebied van de rubriek inzake
stadsontwikkelingsprojecten kunnen vallen.
1
Ook vergunningsplichtige functiewijzigingen kunnen in bepaalde gevallen onder rubriek stadsontwikkeling vallen,
bijvoorbeeld wanneer de functie wonen of bedrijvigheid gewijzigd wordt naar handel.
Pagina 2 van 53
Toetsingsschema om te bepalen of een vergunningsplichtig project onder het toepassingsgebied van de
rubriekscategorie inzake stadsontwikkelingsprojecten2 kan vallen
ongeacht of het project al dan niet in een stedelijke omgeving gelegen is
2
Geen stadsontwikkelingsproject:
 1 woongelegenheid
 meerdere woongelegenheden met een totaal bouwvolume van 1.000 m³ of minder
 1 individuele parkeerplaats
 1 kleinschalige handelszaak met lokaal bedieningsgebied (bv. bakker, slager, kapperszaak, nachtwinkel of
krantenwinkel)
 1 individueel kantoor
of combinaties van bovenstaande.
Bijvoorbeeld een nieuw project bestaande uit 3 appartementen met een bouwvolume van 950 m³ en met op het gelijkvloers
een lokale handelszaak (bakker), is geen stadsontwikkelingsproject.
Pagina 3 van 53
3.1 Stadsontwikkelingsprojecten
In eerste instantie kan beroep gedaan worden op de interpretatie volgens de Europese Guidance3 “Interpretation
of definitions of certain project categories of annex I and II of the EIA Directive” (European Communities, 2008).
Het toepassingsgebied inzake stadsontwikkelingsprojecten dient volgens deze Guidance ruim geïnterpreteerd te
worden, rekening houdende met de doelstelling van de Europese project-m.e.r.-richtlijn (2011/92/EU) om
projecten, die mogelijk significante effecten kunnen hebben op het leefmilieu door hun eigenschappen, omvang
of locatie, te onderwerpen aan een beoordeling van hun milieueffecten.
Het toepassingsgebied van rubriek 10 b) van bijlage II en III dient als volgt geïnterpreteerd te worden: “bouw en
exploitatie van projecten met gelijkaardige kenmerken als winkelcentra en parkeerterreinen, die stedelijk van
aard zijn en een gelijkaardig type van milieu-impact (zie volgende paragraaf) veroorzaken”, niettegenstaande het
feit dat ze niet expliciet vermeld worden in de opsomming.
Mogelijke milieueffecten, die volgens de Guidance typerend zijn voor ‘stadsontwikkelingsprojecten’, zijn onder
meer: geluids- en verkeershinder tijdens bouwfase, verkeersgeneratie tijdens exploitatiefase, alsook
ruimtegebruik, infiltratievermindering en visuele impact. Woonontwikkelingen, ziekenhuizen, universiteiten,
sportstadia, cinema’s, theaterzalen en busstelplaatsen zijn voorbeelden van projecten met gelijkaardige
kenmerken, die expliciet in de Guidance vermeld worden. Dergelijke projecten dienen overeenkomstig de
Guidance als een stadsontwikkelingsproject beschouwd te worden.
De activiteiten die in de desbetreffende m.e.r.-rubrieken opgenomen zijn, omvatten dienstverlenende
activiteiten. Dit illustreert de nauwe relatie tussen stadsontwikkelingsprojecten en de economische activiteiten
uit de dienstverlenende sector, in tegenstelling tot industriële of agrarische activiteiten.
Tot de dienstverlenende sector behoren onder meer groot- en detailhandel, vervoer en opslag, horeca, financiële
dienstverlening, commerciële dienstverlening, dienstverlening in vastgoed, onderwijs, zorg, kunst en amusement
en openbare dienstverlening (OESO,2007:18)4.
In de gangbare macro-economische sectorindeling worden dienstverlenende activiteiten, afhankelijk van het al
dan niet commerciële karakter van de activiteit, ingedeeld onder de tertiaire (commerciële diensten) en de
quaternaire (niet-commerciële) sector (OESO,2007:18).
3
http://ec.europa.eu/environment/eia/pdf/interpretation_eia.pdf, randnr. 2008-022, p. 34 & 35
OECD (2007) ‘Compilation Manual for an index of service production’ en OECD (x) ‘Glossary’
(http://stats.oecd.org/glossary/detail.asp?ID=2432)
De OECD definieert “services sector” of “dienstensector” met referentie naar de rubrieken G-Q van de International Standard
Industrial Classification (ISIC rev. 3). Deze komen overeen met de rubrieken G-U in de latere herziening ISIC rev. 4 en zijn zo
terug te brengen tot de rubrieken G-U uit de Belgische classificatie van economische activiteiten NACE-bel-2008.
4
Pagina 4 van 53
Sector
Primaire sector
Enkele verwante activiteiten
Landbouw en veeteelt
Jacht en visserij
Delfstoffenwinning
Secundaire sector
Industrie
Ambachten
Bouwnijverheid
Tertiaire sector / Quaternaire sector
Commerciële /niet-commerciële dienstverlening
waaronder:
- groot- en detailhandel
- vervoer en opslag
- horeca
- financiële dienstverlening
- commerciële dienstverlening
- dienstverlening in vastgoed
- onderwijs
- zorg
- kunst en amusement
- openbare dienstverlening
- …
Tabel 1: macro-economische sectorindeling met voorbeelden van verwante activiteiten
Op basis van bovenstaande kan besloten worden dat projecten die onder toepassingsgebied van de rubriek
stadsontwikkeling vallen: stedelijk van aard zijn, een gelijkaardig type van milieu-impact veroorzaken en meestal
een (niet-) commerciële dienstverlening inhouden (uitgezonderd wonen). Voorbeelden hiervan zijn (nietlimitatief): gevangenissen, rust- en verzorgingstehuizen, hotelcomplexen5, kinderdagverblijven, scholen, kantoren,
handelsruimten, sporthallen, openbare zwembaden, cultuurzalen, feest- of evenementenzalen, concertzalen,
congrescentra, mortuaria (met ceremoniële ruimte), crematoria (met ceremoniële ruimte), religieuze
gebedsinrichtingen,… Ook tentoonstellingsruimten voor allerhande activiteiten worden hieronder begrepen, o.a.
expositieruimten, musea, tentoonstellingsruimten voor sanitair, keukens en dergelijke. Indien er bij deze ruimte
voor tentoonstellingen ook verkoopsruimte aanwezig is, vallen deze ook onder het meer specifieke begrip
handelsruimte6.
De term “stadsontwikkelingsproject” duidt echter op projecten met een zekere omvang. Eén woongelegenheid is
daarom geen stadsontwikkelingsproject. Rekening houdende met de verschillende types van woongelegenheden
en hun uiteenlopende groottes worden meerdere woongelegenheden die in totaal een bouwvolume7 van 1.000
m³ of minder hebben, ook niet als een stadsontwikkelingsproject beschouwd. Ook één individuele parkeerplaats
of één kantoor zijn geen stadsontwikkelingsproject.
De term “stadsontwikkelingsproject” duidt eveneens op projecten met een groter bedieningsgebied of
intensiteit dan bijvoorbeeld een kleinschalige handelszaak met een lokaal bedieningsgebied (bvb. bakker, slager,
5
Voor hotelcomplexen in buitenstedelijke zones is de m.e.r.-rubriek inzake toerisme en recreatie (rubriek 12 a) eerder van
toepassing.
6
Zie definitie brutovloeroppervlakte handelsruimte.
7
Cfr. definitie VCRO, artikel 4.1.1, 2°: bouwvolume: het bruto-bouwvolume van een constructie en haar fysisch aansluitende
aanhorigheden die in bouwtechnisch opzicht een rechtstreekse aansluiting of steun vinden bij het hoofdgebouw, zoals een
aangebouwde garage, veranda of berging, gemeten met inbegrip van buitenmuren en dak, en met uitsluiting van het volume
van de gebruikelijke onderkeldering onder het maaiveld.
Pagina 5 van 53
kapperszaak, nachtwinkel of krantenwinkel). Naar analogie met voorgaande voorbeelden wordt dit type
handelszaak of vergelijkbaar dan ook niet als een stadsontwikkelingsproject beschouwd.
Stadsontwikkelingsprojecten kunnen zowel een combinatie van functies (winkelen, wonen, horeca,…) omvatten
als slechts één enkele functie, bijvoorbeeld een woonproject of een gemengd project met winkelen, wonen en
een evenementenzaal. De Guidance stelt daarnaast dat het project zou moeten gezien worden als ‘stedelijk’ van
aard, ongeacht de eigenlijke locatie (binnen of buiten de stad) ervan. Dit principe werd tevens bevestigd door een
arrest van het Europees Hof van Justitie van 16 maart 2006 (C-332/04, Commission v. Spain, 80-81). In dit arrest
werd aangegeven dat de criteria die zijn opgenomen in bijlage III bij de Europese MER-richtlijn (85/337/EEG) (in
Vlaanderen omgezet in bijlage II van het D.A.B.M.) zowel een rol kunnen spelen binnen als buiten stedelijke
gebieden en dat de mogelijke impact van vergelijkbare projecten niet verschilt afhankelijk van de ligging binnen of
buiten de stad. Stadsontwikkelingsprojecten dienen zich dus niet noodzakelijk binnen ‘de stad’ te situeren om
onder deze rubriek te vallen.
In de Guidance wordt aangegeven dat infrastructuurprojecten die betrekking hebben op stadsontwikkeling en die
niet door een andere m.e.r.-rubriek ondervangen worden ook onder het begrip stadsontwikkeling kunnen vallen.
Een verkaveling ten behoeve van een stadsontwikkelingsproject dient daarom ook gescreend te worden op
mogelijk aanzienlijke milieueffecten.
3.2 Parkeerterreinen
In de van toepassing zijnde rubriek wordt expliciet aangegeven dat parkeerterreinen een
stadsontwikkelingsproject zijn. Met parkeerterreinen worden grote open of overdekte ruimten voor het stallen
van motorvoertuigen bedoeld (zowel privaat als openbaar).
In de Guidance worden busstelplaatsen expliciet vermeld als projecten die gelijkaardige kenmerken hebben als
parkeerterreinen. Hieruit volgt dat busstelplaatsen als een stadsontwikkelingsproject beschouwd moeten
worden. Vergelijkbare voorbeelden zijn: ondergrondse parkeerterreinen, parkeergarages, parkeergebouwen,…
Onder parkeerterrein wordt echter geen individuele parkeerplaats begrepen.
De parking van een bedrijf ressorteert eerder onder de rubriek van industrieterreinontwikkeling of een rubriek
gerelateerd aan de activiteiten van een bedrijf. Wanneer het bedrijf niet m.e.r.-plichtig is en de parking ook een
publiek karakter heeft (bvb. parkingen die groter voorzien worden dan essentieel nodig voor nabijgelegen
handelsruimten) en een bepalende verkeersgeneratie kan teweegbrengen, dan kan dit als een parkeerterrein en
dus ook als een stadsontwikkelingsproject beschouwd worden.
3.3 Woongelegenheden
Een woongelegenheid betreft een onroerend goed of deel ervan dat hoofdzakelijk bestemd is voor huisvesting
van een gezin of een alleenstaande, en dit ongeacht de tijd die men hierin doorbrengt. Eenzelfde “onroerend
goed” kan uit meerdere woongelegenheden bestaan en ook “tweede verblijven” kunnen onder de definitie van
woongelegenheid vallen. Voorbeelden van woongelegenheden zijn: serviceflats, appartementen,
studentenverblijven, permanente plaatsen in een instelling voor de rust en/of verzorging van personen,...
Pagina 6 van 53
De term stadsontwikkelingsproject wijst echter op een zekere omvang, één woongelegenheid is geen
stadsontwikkelingsproject. Ook meerdere woongelegenheden met een totaal bouwvolume8 van 1.000 m³ of
minder zijn geen stadsontwikkelingsproject.
3.4 Brutovloeroppervlakte (bvo) handelsruimte
Onder het begrip handel worden zowel detailhandel (al dan niet grootschalig) als groothandel beschouwd.
In het Besluit van de Vlaamse Regering dat de inhoud van het aanvraagdossier voor de stedenbouwkundige
vergunning9 bepaalt, komt volgende definitie voor van “brutovloeroppervlakte”, namelijk: “de som van de
vloeroppervlakte voor alle bouwlagen, met inbegrip van de buitenmuren of vergelijkbare bouwdelen, uitgezonderd
de vloeroppervlakte die uitsluitend wordt bestemd voor parkeerplaatsen10”.
Voor het bepalen van de brutovloeroppervlakte van een handelsruimte dient niet enkel rekening gehouden te
worden met de effectieve winkel- of verkoopsruimte (bestemd voor klanten), maar dienen ook opslagruimten,
technische verdiepingen (liftkokers, lokalen met verwarmingsinstallatie, ...) en andere ruimten die onlosmakelijk
met het functioneren van de winkel- of verkoopsruimte) verbonden zijn, meegerekend te worden. Zo moeten
overdekte ruimten, die bij de winkelactiviteiten horen maar eerder een publiek karakter hebben (bvb. overdekte
winkelhallen, overdekte binnenplaatsen/hallen,…) ook in rekening gebracht worden bij het bepalen van de bruto
vloeroppervlakte van een handelsruimte. Al deze ruimten kunnen milieueffecten genereren, waarvan
mobiliteitseffecten (en bijhorende hinderaspecten), ruimtegebruik en visuele impact de belangrijkste zijn.
Wanneer de handelsruimten binnen één project verdeeld zijn over een aantal deelprojecten, dient de
brutovloeroppervlakte van de handelsruimten samengeteld te worden. Voorbeelden hiervan zijn winkelcentra en
open winkelcentra ingericht als winkelstraat (zogenaamde ‘Village’-winkelcentra).
Naar analogie met meerdere woongelegenheden met een totaal bouwvolume van 1.000 m³ of minder of één
woongelegenheid wordt een kleinschalige handelszaak met een lokaal bedieningsgebied (bvb. bakker, slager,
kapperszaak, nachtwinkel of krantenwinkel) of een individueel kantoor niet als een stadsontwikkelingsproject
beschouwd.
3.5 Verkeersgeneratie en Personenauto-equivalenten (pae)
Onder verkeersgeneratie wordt zowel het toekomend als het vertrekkend verkeer verstaan.
Alle voertuigen, zowel van bezoekers, werknemers, leveranciers, enz., worden hierbij omgerekend naar
personenautoequivalenten (pae). “pae” is een meeteenheid die rekening houdt met de ruimte die een voertuig
op de weg inneemt t.o.v. een personenwagen.
8
Cfr. definitie VCRO, artikel 4.1.1, 2°: bouwvolume: het bruto-bouwvolume van een constructie en haar fysisch aansluitende
aanhorigheden die in bouwtechnisch opzicht een rechtstreekse aansluiting of steun vinden bij het hoofdgebouw, zoals een
aangebouwde garage, veranda of berging, gemeten met inbegrip van buitenmuren en dak, en met uitsluiting van het volume
van de gebruikelijke onderkeldering onder het maaiveld.
9
Besluit van de Vlaamse Regering van 28 mei 2004 betreffende de dossiersamenstelling van de aanvraag voor een
stedenbouwkundige vergunning.
10
Zie definitie parkeerterrein.
Pagina 7 van 53
De gebruikelijke omrekeningsfactoren11 in Vlaanderen zijn:
 1: voor lichte vrachtwagens (bestelwagens e.d.);
 1,5: voor eendelige middelzware en zware vrachtwagens en bussen;
 2: voor gelede vrachtwagens en bussen en slepen (trekker met oplegger en vrachtwagen met aanhanger).
3.6 Pieken
Pieksituaties dienen frequentie-onafhankelijk beschouwd te worden. Het kan met andere woorden gaan om
situaties die dagelijks voorkomen, maar ook om situaties die bijvoorbeeld één- of tweemaal per jaar voorkomen
(bvb. bij het begin van winter- en/of zomersolden). Pieksituaties zijn niet altijd representatief voor de
dagdagelijkse situatie, maar ze zijn eigen aan het project en spelen eveneens een bepalende rol bij het inschatten
van de maximale milieueffecten.
4. Wanneer welke vorm van milieubeoordeling
Hierna wordt toegelicht welke vorm van milieubeoordeling noodzakelijk is in het kader van een
vergunningsaanvraag.
4.1 Rubriek 10b van bijlage II: project-MER of ontheffing project-MER
Wanneer de drempels van bijlage II van het project-m.e.r.-besluit overschreden worden, moet er een projectMER opgemaakt worden, tenzij door middel van een gemotiveerd verzoek tot ontheffing van de
milieueffectrapportageplicht bij de dienst Mer kan aangetoond worden dat het project geen aanzienlijke
milieueffecten kan veroorzaken.
Uit de praktijk blijkt dat bij projecten met een sterk verkeersgenererend karakter of voor projecten met een
impact op een gevoelig/kwetsbaar gebied12 de opmaak van een project-MER eerder aangewezen is. Het is in die
gevallen immers niet evident om zonder modellering of met eenvoudige modellering op sluitende wijze aan te
tonen dat het voorgenomen bijlage II-project geen aanzienlijke milieueffecten kan genereren.
4.2 Rubriek 10b bijlage III: project-MER of project-m.e.r.-screening
Als gevolg van de veroordeling van het Vlaamse Gewest bij arrest van het Hof van Justitie van 24 maart 2011 (c435/09, Europese Commissie t. België), moet een stadsontwikkelingsproject niet enkel getoetst worden aan de
drempels van bijlage II, maar dient er voor alle andere stadsontwikkelingsprojecten, die niet in bijlage II vermeld
11
Aerts, N.; et al. (2011). “Actualisatie richtlijnenboek milieueffectrapportering voor de activiteitengroep ‘Stadsontwikkeling
en recreatie”. Studie in opdracht van het departement LNE, dienst Mer.
12
Gevoelig/kwetsbaar gebied:
SBZ-gebied
VEN-gebied
natuurgebied, bosgebied en andere groene bestemmingen of bestemmingen met een ecologische waarde of belang
erfgoedlandschap, beschermd landschap, stads- of dorpsgezicht, monument of archeologische zone, bouwkundig
erfgoed
waterwingebied of bijhorende beschermingszone type I en II
overstromingsgevoelig gebied
Pagina 8 van 53
staan, geval per geval beoordeeld worden of het project aanzienlijke gevolgen op het milieu kan hebben. Er is
bijgevolg minstens een screening nodig om te bepalen of er al dan niet aanzienlijke negatieve effecten te
verwachten zijn en of er dus een project-MER noodzakelijk is. De beslissing over de MER-plicht op basis van de
project-m.e.r.-screening, ligt bij de betrokken overheid (de overheid die beslist over volledigheid en
ontvankelijkheid van de vergunningsaanvraag). Bij twijfel kan deze de dienst Mer in concrete gevallen om advies
vragen.
Er moet geen milieueffectrapport over het project worden opgesteld als de betrokken overheid oordeelt dat:
1) een toetsing aan de criteria van bijlage II van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen
inzake milieubeleid uitwijst dat het voorgenomen project geen aanzienlijke gevolgen kan hebben voor het
milieu en een project-MER redelijkerwijze geen nieuwe of bijkomende gegevens over aanzienlijke
milieueffecten kan bevatten; of
2) vroeger al een plan-MER werd goedgekeurd betreffende een plan of programma waarin een project met
vergelijkbare effecten beoordeeld werd of een project-MER werd goedgekeurd betreffende een project
waarvan het voorgenomen initiatief een herhaling, voortzetting of alternatief is, en een nieuw projectMER redelijkerwijze geen nieuwe of bijkomende gegevens over aanzienlijke milieueffecten kan bevatten.
De project-m.e.r.-screeningsprocedure wordt in een “Algemene Handleiding” uitgebreid toegelicht. In deze
handleiding wordt specifiek ingegaan op de inhoud van de project-m.e.r.-screeningsnota (PrMS) bij
vergunningsaanvragen voor stadsontwikkelingsprojecten.
4.3 Wat valt onder de wijzigings- en uitbreidingsrubrieken
Naast rubrieken die specifiek betrekking hebben op stadsontwikkelingsprojecten (10b in bijlage II en III) bestaat er
in bijlage II en III ook een rubriek 13 die betrekking heeft op wijzigingen en uitbreidingen aan de projecten van de
bijlagen II en III13. Ook hier geldt dat enkel vergunningsplichtige wijzigingen of uitbreidingen onder deze rubriek
kunnen vallen. Daarenboven is het zuiver verbouwen, renoveren of uitvoeren van werken ten behoeve van het
onderhoud van de infrastructuur niet als een wijziging of uitbreiding in de zin van rubriek 13 te beschouwen.
Enkel het uitbreiden van de vloeroppervlakte (al dan niet binnen een bestaand volume), het verhogen van het
aantal woongelegenheden (al dan niet binnen een bestaand volume), het uitbreiden van de parkeergelegenheid
en alle andere wijzigingen aan de infrastructuur of aan de exploitatie-eigenschappen van een bestaand
stadsontwikkelingsproject -zoals onder punt 3 gedefinieerd- die een intensiteitsverandering (meestal verhoging)
van de activiteit(en) inhouden, vallen onder rubriek 13.
De tekst van de wijzigings- en uitbreidingsrubrieken uit het project-m.e.r.-besluit van bijlage II luidt als volgt:
Rubriek 13a
Wijziging of uitbreiding van projecten van bijlage I, II of III, waarvoor reeds een vergunning is afgegeven,
die zijn of worden uitgevoerd, wanneer die wijziging of uitbreiding op zich voldoet aan de in bijlage II
genoemde drempelwaarden, voor zover deze bestaan (niet in bijlage I opgenomen wijziging of
uitbreiding);
13
Wanneer een project onder een basis m.e.r.-rubriek of onder een wijzigings- of uitbreidingsrubriek valt, wordt toegelicht in
de aparte handleiding inzake de wijzigings- en uitbreidingsrubrieken.
Pagina 9 van 53
Rubriek 13b
Wijziging of uitbreiding van projecten van bijlage I, II of III, waarvoor reeds een vergunning is afgegeven,
die zijn of worden uitgevoerd, wanneer die wijziging of uitbreiding aanleiding geeft tot een overschrijding
van de in bijlage II genoemde drempelwaarden (niet in bijlage I of in rubriek 13. a) van bijlage II
opgenomen wijziging of uitbreiding). Van deze overschrijding van de drempelwaarde is sprake ofwel als de
drempelwaarde van bijlage II voor het eerst wordt overschreden door het samenvoegen van de reeds
vergunde en de nog te vergunnen activiteiten (= project) ofwel als de verschillende uitbreidingen samen,
sinds de laatst verleende ontheffing of goedgekeurd MER (voor zover deze bestaan), groter zijn dan de
drempelwaarde van bijlage II.
De tekst van de wijzigings- en uitbreidingsrubriek van bijlage III luidt als volgt:
Rubriek 13
Wijziging of uitbreiding van projecten van bijlage I, II of III waarvoor reeds een vergunning is afgegeven en
die zijn of worden uitgevoerd (niet in bijlage I of II opgenomen wijziging of uitbreiding).
Voorbeelden
Wanneer een bestaande handelsruimte van 8.000 m² uitgebreid wordt met 4.000 m² moet eerst nagegaan
worden of de uitbreiding op zich voldoet aan de drempel van rubriek 10b van bijlage II, meer bepaald
brutovloeroppervlakte van 5.000 m² handelsruimte of meer. In dit geval is rubriek 13a van bijlage II niet van
toepassing vermits de uitbreiding op zich niet de drempel overschrijdt.
Vervolgens moet nagegaan worden of de drempelwaarde van rubriek 10b van bijlage II voor het eerst
overschreden wordt door het samentellen van de reeds vergunde handelsruimte en de geplande uitbreiding. Dit
is niet het geval, vermits de bestaande handelsruimte reeds de drempel van rubriek 10b van bijlage II
overschrijdt.
Tot slot moet nagegaan worden of de drempelwaarde van bijlage II overschreden wordt door het samentellen
van verschillende cumulatieve uitbreidingen (sinds laatst verleende ontheffing of goedgekeurd project-MER). Als
voor het bestaande project van 8.000 m² reeds een project-MER of ontheffing werd opgemaakt, is rubriek 13 van
bijlage II niet van toepassing en enkel rubriek 13 van bijlage III. Er dient dus een project-m.e.r.-screening te
gebeuren.
Indien echter nog geen project-MER voor het bestaande project van 8.000 m² werd goedgekeurd en ook geen
ontheffing verleend werd, is rubriek 13b van bijlage II van toepassing. In dat geval dient een project-MER
opgesteld te worden of een verzoek tot ontheffing ingediend te worden voor de 4.000 m² bijkomende
handelsruimte, waarbij de effecten van de bestaande handelsruimte cumulatief bekeken worden.
Wanneer een bestaande handelsruimte van 8.000 m² uitgebreid wordt met 5.200 m² is rubriek 13a van bijlage II
van toepassing vermits de uitbreiding op zich de drempelwaarde van rubriek 10b van bijlage II overschrijdt. In dit
geval zijn dus zowel rubriek 10b als 13a van bijlage II van toepassing. Er dient dus een project-MER opgemaakt te
worden, tenzij er een verzoek tot ontheffing verleend wordt.
Wanneer een bestaande handelsruimte van 5.400 m², waarvoor in het verleden een ontheffing van project-MERplicht werd verleend, uitgebreid wordt met 3.000 m², dan dient er een project-m.e.r.-screening te gebeuren
aangezien het project onder rubriek 13 van bijlage III zou vallen. Indien dit project opnieuw zou uitbreiden met
3.000 m², dan wordt de drempelwaarde van rubriek 10b van bijlage II, sinds de laatst verleende ontheffing,
Pagina 10 van 53
cumulatief overschreden door het samentellen van de verschillende uitbreidingen. In dat geval is rubriek 13b van
bijlage II van toepassing.
Aangezien één woongelegenheid geen stadsontwikkelingsproject is, valt het uitbreiden van de vloeroppervlakte
van één woongelegenheid niet onder rubriek 13. Dit geldt ook voor enkele woongelegenheden die maximaal
uitbreiden tot een bouwvolume van 1.000 m³ of een woongelegenheid die opgedeeld wordt in verschillende
woongelegenheden, wanneer die het bouwvolume van 1000 m³ niet overschrijden.
Ook het creëren van een ondergeschikte wooneenheid binnen een bestaande woning voor de huisvesting van
maximaal 2 oudere of hulpbehoevende personen in het kader van “zorgwonen”14 valt niet onder deze
wijzigingsrubriek, zelfs niet als de woning hiervoor wordt uitgebreid.
Hieronder worden een aantal voorbeelden opgesomd van projecten die onder de wijzigings- en
uitbreidingsrubriek vallen:
 uitbreiden met 500 m² van een bestaande handelsruimte met een brutovloeroppervlakte van 1.500 m²;
 uitbreiden van een parkeerterrein van een cinema of evenementenzaal;
 opdelen van een bestaand onroerend goed (bijvoorbeeld leegstaand industrieel pand) in verschillende
woongelegenheden (bijvoorbeeld in 5 grote lofts > 1.000 m³ totaal bouwvolume).
Wanneer er geen duidelijke link is tussen enerzijds een reeds bestaand project (of activiteit) en anderzijds een
gepland bijkomend project (of activiteit), dan is er geen sprake van een wijziging of uitbreiding, maar is het
geplande bijkomende project een afzonderlijk project, dat mogelijk onder één van de projectspecifieke rubrieken
van bijlage II of III valt.
Wanneer er wel een duidelijke link is tussen enerzijds een reeds bestaand project (of activiteit) en anderzijds een
gepland bijkomend project (of activiteit), dan is er wel sprake van een wijziging of uitbreiding van het bestaande
project (of activiteit). Het vaststellen van die link dient steeds geval-per-geval te gebeuren. De volgende
elementen dienen onderzocht te worden om te bepalen of die link er is (niet exhaustieve lijst):
 Beide projecten sluiten ruimtelijk aan elkaar aan of de ruimtelijke afstand tussen beide projecten is
beperkt; en/of
 Beide projecten zijn soortgelijk en hebben dezelfde doelstelling; en/of
 Beide projecten hebben dezelfde initiatiefnemer, (dan zal die link er meestal zijn); en/of
 Beide projecten worden binnen een korte tijdspanne gerealiseerd, (dit wijst meestal op een duidelijke
link; maar ook wanneer er reeds enige tijd verstreken is tussen beide projecten blijft die link mogelijk).
Voorbeelden
Een bestaand winkelcentrum wordt gerenoveerd en een nieuwe winkelhal wordt aangebouwd met een
ondergrondse parking. Deze winkelhal en ondergrondse parking zijn een uitbreiding aan het bestaande project.
Wanneer echter in een straat met gesloten bebouwing, enkele leegstaande en verkrotte woningen worden
gesloopt en op die locatie een nieuw appartementsgebouw wordt gerealiseerd, dan betreft het
appartementsgebouw een nieuw project en geen uitbreiding aan de bestaande woongelegenheden.
14
cf. artikel 4.1.1. 18° van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening
Pagina 11 van 53
5. Inhoud van de project-m.e.r.-screeningsnota bij vergunningsaanvragen
voor projecten “stadsontwikkeling”
5.1 Inleiding
Sinds de inwerkingtreding van de nieuwe regelgeving, dient er een project-m.e.r.-screeningsnota (PrMS)
toegevoegd te worden aan de vergunningsaanvraag.
Als initiatiefnemer kan u voor de opmaak van uw project-m.e.r.-screeningsnota kiezen om:
- het project-m.e.r.-screeningsformulier in te vullen dat door de dienst Mer ter beschikking wordt gesteld
(al dan niet uitgebreid met een aantal bijlagen);
of
-
een vormvrije project-m.e.r.-screeningsnota op te maken waarin er gemotiveerd wordt dat er geen
aanzienlijke effecten te verwachten zijn (al dan niet uitgebreid met een aantal bijlagen).
Afhankelijk van de omvang, ligging en potentiële effecten van het concrete project, kan een screening qua vorm
en inhoud variëren van een zeer eenvoudig (vormvrije motivering op 1 A4-blad of een ingevuld project-m.e.r.screeningsformulier zonder bijlagen) tot een iets uitgebreider document (uitgebreide vormvrije nota of een
ingevuld project-m.e.r.-screeningsformulier met verschillende bijlagen).
Volgende elementen kunnen aanleiding geven tot een meer uitgebreide screening:
- het benaderen van één of meerdere drempels van bijlage II van het project-m.e.r.-besluit;
- ligging in of nabij gevoelige/kwetsbare gebieden15;
- het vereist zijn van een mobiliteitsstudie16.
Indien het voorgenomen project kadert binnen een plan of programma waarvoor reeds een plan-MER of planm.e.r.-screening opgemaakt werd, geldt er nog steeds een verplichting tot opmaak van een project-m.e.r.screeningsnota, vermits de effecten in het plan-MER of de plan-m.e.r.-screening op een algemener en dus minder
gedetailleerd niveau beschreven en beoordeeld werden. Niettemin kunnen elementen uit dit plan-MER of uit de
plan-m.e.r.-screening gehanteerd worden om de project-m.e.r.-screeningsnota op te stellen.
In de praktijk zal voor heel eenvoudige, kleine projecten, niet gelegen in/nabij gevoelig/kwetsbaar gebied (bvb.
verkaveling voor 4 woningen) een vormvrije project-m.e.r.-screeningsnota met korte motivering op 1 A4-blad
volstaan.
15
gevoelig/kwetsbaar gebied:
SBZ-gebied
VEN-gebied
natuurgebied, bosgebied en andere groene bestemmingen of bestemmingen met een ecologische waarde of belang
erfgoedlandschap, beschermd landschap, stads- of dorpsgezicht, monument of archeologische zone, bouwkundig
erfgoed
waterwingebied of bijhorende beschermingszone type I en II
overstromingsgevoelig gebied
16
Besluit van de Vlaamse Regering van 28 mei 2004 betreffende de dossiersamenstelling van de aanvraag voor een
stedenbouwkundige vergunning
Pagina 12 van 53
Voor eenvoudige, kleine projecten gelegen in/nabij gevoelig/kwetsbaar gebied en voor complexere, grotere
projecten (bvb. vanaf 50 woningen, grote handelszaken, grote parkeerterreinen, kantoorcomplexen, …) zal een
uitgebreidere project-m.e.r.-screeningsnota noodzakelijk zijn en dient de initiatiefnemer ofwel het project-m.e.r.screeningsformulier (met of zonder bijlagen) in te vullen ofwel een vormvrije project-m.e.r.-screeningsnota (met
of zonder bijlagen) op te maken.
5.2 Inhoud screening stadsontwikkelingsprojecten
Deze handleiding bevat in bijlage een aantal uitgewerkte voorbeelden van een project-m.e.r.-screeningsnota.
Het betreffen volgende voorbeelden:
- verkaveling van 4 loten;
- verkaveling van 4 loten in effectief overstromingsgevoelig gebied;
- verkaveling van 50 loten;
- handelsvestiging (grootwarenhuis);
- school;
- gemengd project (wonen & handel).
In onderstaande tekst wordt nog een toelichting gegeven bij de verschillende onderdelen van het project-m.e.r.screeningsformulier.
Wanneer bepaalde informatie reeds opgenomen is in de vergunningsaanvraag of als bijlage bij de
vergunningsaanvraag toegevoegd is, kan er in de project-m.e.r.-screeningsnota naar verwezen worden, zonder
deze informatie nog eens apart ter beschikking te stellen.
Zowel de effecten tijdens de aanleg- als de exploitatiefase dienen in de project-m.e.r.-screeningsnota besproken
te worden. Typische effecten bij de aanlegfase voor stadsontwikkelingsprojecten zijn effecten tijdens de bouw ten
gevolge van volgende ingrepen: bemaling, vergraving grond, werfverkeer, enz.
Kenmerken van het project
In dit onderdeel van het screeningsformulier wordt gevraagd naar enkele basisgegevens over het project. Zo
wordt er in vraag 1 gevraagd om de soort vergunning waar de project-m.e.r.-screeningsnota bij hoort aan te
duiden en in vraag 2 het nummer van de rubriek uit de bijlage van het project-m.e.r.-besluit waaronder het
project valt, te vermelden. In vraag 3 moet aangegeven worden of deze project-m.e.r.-screeningsnota reeds
samen met een andere vergunningsaanvraag werd ingediend, zodat het voor de beoordelaar duidelijk is dat
overleg met de andere betrokken overheid aangewezen is.
Vraag 4 vraagt naar bijkomende werkzaamheden die eveneens milieueffecten kunnen veroorzaken. Bij een
loutere hernieuwing van de vergunning zal het eerste antwoord meestal van toepassing zijn, nl. dat er geen
andere werkzaamheden of voorzieningen zijn.
Kenmerken van de omgeving
Vraag 5 vraagt naar de huidige bestemming volgens het gewestplan, een bijzonder plan van aanleg (BPA) of een
ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP). Ook het bodemgebruik dient aangegeven te worden.
Pagina 13 van 53
Vraag 6 vraagt naar kwetsbare functies binnen een straal van 200 meter van het projectgebied. Het al dan niet
ontwikkeld zijn van deze gebieden volgens de geldende bestemming speelt hierbij geen rol.
In vraag 7 wordt de ligging van het project bekeken ten opzichte van een aantal specifieke gebieden. Een bepaald
gebied moet aangevinkt worden als het project erin gelegen is of op korte afstand ervan ligt. In dat geval kan een
relevante kaart worden opgenomen, of verwezen worden naar de vergunningsaanvraag.
Bij vraag 8 wordt geïnformeerd naar bepaalde toetsingsinstrumenten of studies die mogelijks opgenomen zijn in
de project-m.e.r.-screeningsnota. Voor stadsontwikkelingsprojecten kan een mobiliteitsstudie vereist zijn.
Afhankelijk van de ligging en eigenschappen van de omgeving zijn ook (de voortoets op) de passende beoordeling
of verscherpte natuurtoets en eventueel zelfs een landschapsstudie noodzakelijk.
Vraag 9 informeert naar de relatie met andere projecten. Indien het project deel uitmaakt van een groter geheel,
met name als er een duidelijke link is van voorliggend project met een reeds bestaand project (of activiteit), dan
betreft het voorliggende project een wijziging en/of uitbreiding van een bestaand project. Bij vraag 9 dient u te
verduidelijken over welk bestaand project het gaat. Bij vraag 2 zou dan de van toepassing zijnde m.e.r.-rubriek
inzake wijziging of uitbreiding moeten aangegeven worden. Voor verder toelichting inzake wijziging en uitbreiding
van stadsontwikkelingsprojecten, zie hoofdstuk 4.
Vraag 9 informeert daarnaast ook naar projecten met soortgelijke gevolgen voor de omgeving. In een stedelijke
omgeving is de kans groot dat er nog (stadsontwikkelings-)projecten aanwezig zijn. Deze dienen dan ook vermeld
te worden. Later zal bij vraag 14 gepeild worden naar mogelijke cumulatieve effecten met deze projecten.
Mogelijke effecten van het project op de omgeving
Vraag 10 Emissies
Wat luchtemissies betreft zullen er bij stadsontwikkelingsprojecten steeds effecten zijn ten gevolge van verkeer
of gebouwverwarming, maar deze zullen voor projecten van bijlage III zelden aanzienlijk zijn. Vooral tijdens de
aanlegfase zullen de luchtemissies meestal beperkt zijn. Tijdens de exploitatiefase kunnen de emissies afkomstig
van het gegenereerde wegverkeer echter wel aanzienlijk zijn. De grootte van de impact van het project is vooral
afhankelijk van het aantal voertuigbewegingen dat het project genereert op een gemiddelde werkdag. Ook de
omgeving waar de verkeersemissies worden uitgestoten is van belang. In gesloten, bebouwde omgevingen zal de
concentratie aan vervuilende stoffen hoger zijn omdat de aanvoer van verse lucht er wordt belemmerd.
Als het project gevat wordt door één van onderstaande situaties, waarbij aan alle bijhorende criteria voldaan is,
dan is een modellering van de NO2-concentratie noodzakelijk om de impact van het project op de luchtkwaliteit te
beoordelen:
1)
 het project genereert meer dan 850 bijkomende voertuigbewegingen per dag;
 de breedte van de straat/straten waar dit verkeer rijdt, is kleiner dan 3 keer de hoogte van de aanpalende
gebouwen (de zogenaamde streetcanyons).
Pagina 14 van 53
2)
 het project genereert meer dan 1.600 bijkomende voertuigbewegingen per dag;
 langs de straat/straten waar dit verkeer rijdt komt bebouwing voor.
3)
 het project leunt aan bij de drempels van bijlage II van het project-m.e.r.-besluit.
Voor verkeer wordt de NO2-concentratie als maatstaf gebruikt, omdat de NO2-concentratie sterker gecorreleerd is
met verkeer dan de PM10-concentratie. Bij de modellering dient het model CAR Vlaanderen17 gehanteerd te
worden. Dit model is online en gratis ter beschikking en werd ontwikkeld voor het bepalen van binnenstedelijke
luchtkwaliteit, voor korte afstanden tot de wegas. Als de gemodelleerde verkeersbijdrage aan de NO2concentratie groter is dan 1,2 µg/m³ dan wordt de bijdrage van het project als belangrijk beschouwd.
Maatregelen (bijvoorbeeld bevorderen van omschakeling naar andere vervoerswijzen, beperken aanbod
autoparkeerplaatsen,…) dienen dan in het project geïntegreerd te worden.
Afvalwaterlozingen, behoudens lozing van huishoudelijk afvalwater, zijn zelden aanwezig en dienen bijgevolg
zelden besproken te worden. Er bestaan echter uitzonderingen zoals bijvoorbeeld bij ziekenhuizen en bij
rechtstreekse lozingen op oppervlaktewater. In sommige gevallen is het dus aangewezen dit item verder uit te
werken en diepgaander te motiveren dat er geen aanzienlijke effecten zullen zijn. Er dient alleszins aangegeven te
worden waar het afvalwater op aangesloten wordt en via welk type leiding (gemengd, gescheiden) dit gebeurt. Bij
afwezigheid van een aansluiting op de riolering dient nagegaan te worden hoe de impact op de waterkwaliteit zo
beperkt mogelijk kan gehouden worden.
Een voorbeeld van een mogelijke projectgeïntegreerde maatregel is het installeren van een KWS-afscheider zodat
het afstromend regenwater wordt gezuiverd vooraleer het wordt geloosd. Bij grote verharde parkeerterreinen
kan het aangewezen zijn om deze maatregel op te nemen in het project.
Verontreiniging naar bodem en grondwater komt bij stadsontwikkelingsprojecten minder vaak voor. Als de
opslag van brandstoffen (bvb. voor vrachtwagens) conform de VLAREM-reglementering is uitgevoerd, wordt de
kans op aanzienlijke effecten door calamiteiten beperkt. Het bespreken van de disciplines bodem en grondwater
kan wel noodzakelijk zijn wanneer op de site zelf of in de nabijheid ervan reeds een bestaande verontreiniging
aanwezig is en het voorgenomen project mogelijks de bestaande toestand zou kunnen beïnvloeden door
grondverzet of bemaling.
Geluidsemissies en trillingen kunnen zowel tijdens de aanlegfase (inheien van palen, werfverkeer) als de
exploitatiefase (laden en lossen, wegverkeer, koelinstallaties,…) optreden. De negatieve effecten zijn meestal te
wijten aan wegverkeer of aan de vrachtwagens die goederen laden en lossen.
Om hinder naar omwonenden te beperken, kunnen maatregelen in het project geïntegreerd worden. Enkele
voorbeelden:
- enkel overdag laden en lossen;
- inpandig laden en lossen (= binnen een gebouw);
- rekening houden met de inplanting van laad- en loszones t.o.v. bewoning en/of kwetsbare functies;
- rekening houden met de locatie van technische installaties t.o.v. bewoning en/of kwetsbare functies;
- …
17
http://www.lne.be/themas/milieu-en-mobiliteit/gebiedsgerichte-aanpak/lokale-luchtkwaliteit/knelpuntanalyse-1
Pagina 15 van 53
Als vooral het verkeersgenererende aspect van het project belangrijk is (bvb. bij parkeergarages), dan is het van
belang om aan onderstaande criteria te toetsen:
 verandering in vervoersbewegingen bedraagt meer dan 25% (komt overeen met 1 dB);
 er wonen mensen in de buurt van de wegen waarop de verhoging van de verkeersintensiteit zich
voordoet;
 het geluidsniveau ter hoogte van de woningen is al relatief hoog18.
Indien aan alle criteria wordt voldaan, d.w.z. als er door het project veranderingen van meer dan 1 dB (25%
verkeer) te verwachten zijn op wegen met bewoning en het geluidsniveau ter hoogte van deze woningen al
relatief hoog is, dan is een uitgebreider onderzoek nodig (evt. een modellering) om aan te tonen dat er geen
aanzienlijke effecten te verwachten zijn.
Als vooral een activiteit binnen het project belangrijk is (bv. muziekactiviteiten) is een uitgebreider onderzoek
enkel relevant, als er kan vermoed worden dat er specifieke maatregelen nodig zullen zijn om de VLAREMnormen te respecteren.
Lichtemissie dient voor sommige stadsontwikkelingsprojecten onderzocht te worden. Bijvoorbeeld voor
permanente verlichting van parkeerterreinen of nachtelijke verlichting van kantoorgebouwen. Vooral zijdelingse
of opwaarts gerichte verlichting kan tot negatieve effecten leiden. Maatregelen om dit te beperken kunnen
echter in het project worden geïntegreerd.
Vraag 11 Potentiële effecten op het watersysteem
Via de watertoets- en overstromingskaarten, die terug te vinden zijn op de website www.agiv.be, kan nagegaan
worden of het projectgebied gelegen is binnen overstromingsgevoelig gebied. Als het projectgebied gelegen is in
effectief overstromingsgevoelig gebied moet er aangegeven worden welke maatregelen of compensaties er
worden voorzien om rekening te houden met het overstromingsregime. Dit houdt minimaal in dat vermeld wordt
op welke wijze overstromingsvrij gebouwd zal worden en hoe de ruimte voor water zal behouden worden door
een aangepaste bouwwijze, het uitwerken van compensatie, e.d. In mogelijk overstromingsgevoelig gebied
volstaat het meestal om een aantal preventieve maatregelen te nemen.
Is er een waterloop aanwezig in het projectgebied, dan moet verduidelijkt worden wat de impact is van het
voorgenomen project op de waterloop. Er moet aangegeven worden of er wijzigingen aangebracht worden aan
het talud van de waterloop, of de 5-m erfdienstbaarheidszone voor onderhoud gevrijwaard wordt, e.d. Bij werken
aan het talud van de waterloop moeten detailplannen worden toegevoegd van de aansluiting en de
verstevigingen van het talud.
Wanneer verharde oppervlaktes of overdekte constructies voorzien zijn in het project, moet aangetoond worden
dat er rekening gehouden werd met de gewestelijk stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten,
infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater19. De prioriteit
moet uitgaan naar hergebruik van hemelwater en vervolgens naar infiltratie boven buffering met vertraagde
18
In de praktijk wordt Lden = 60 dB vaak gebruikt als maatgevend voor het optreden van hinder. Voor bepaalde (spoor)wegen en agglomeraties bestaan er geluidskaarten (ook voor luchtvaartverkeer). Deze kan u raadplegen op volgende
website: http://www.lne.be/themas/hinder-en-risicos/geluidshinder/Geluidskaarten en geven alvast een indicatie. Indien
deze kaarten niet beschikbaar zijn, kunnen klachten of zelfs eigen waarnemingen eventueel een indicatie geven.
19
Besluit van de Vlaamse regering van 1 oktober 2004 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige
verordening inzake hemelwaterputten, infiltratie-voorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en
hemelwater.
Pagina 16 van 53
afvoer. Er moet aangegeven worden wat er gebeurt met het afvalwater en regenwater en indien het hemelwater
wordt aangesloten op een rioleringsstelsel moet verduidelijkt worden of het om een gemengd of een gescheiden
stelsel gaat.
Het is mogelijk dat er ondergrondse constructies voorzien zijn waarbij bronbemaling noodzakelijk is. In veel
gevallen zijn die constructies beperkt (bvb. fundering), maar bij een hoge grondwaterstand en/of grote
ondergrondse constructies (bvb. een ondergrondse parkeergarage) kan de bemaling toch aanzienlijk zijn. In die
gevallen dient een alternatieve bouwtechniek of retourbemaling als projectgeïntegreerde maatregel overwogen
te worden.
Wanneer een grondwaterwinning aanwezig is, moet de diepte en het debiet (m³/jaar) opgegeven worden,
evenals de grondwaterlaag waaruit het grondwater gewonnen wordt. Indien nodig moet de cumulatieve impact
van bronbemaling en grondwaterwinning eveneens bekeken worden.
Vraag 12 Potentiële effecten op mens, natuur of landschap
Toename in vervoersbewegingen
Kenmerkend voor stadsontwikkelingsprojecten is de bijkomende verkeersgeneratie in de exploitatiefase.
Afhankelijk van het type, de ligging en de omvang van het project zal het bijkomend aantal vervoersbewegingen
variëren van verwaarloosbaar tot hoog. In de project-m.e.r.-screeningsnota moet aangegeven worden of er
problemen verwacht worden voor de ontsluiting van het verkeer, de afwikkeling op de weg (is de capaciteit nog
toereikend of niet) en of het project zelf voldoende parking voorziet zodat de parkeerdruk niet wordt afgewenteld
op het openbaar domein. Een overaanbod aan parkeervoorzieningen is daarentegen ook niet gewenst vermits dit
autogeneratie aanmoedigt en geen blijk geeft van een duurzaam ruimtegebruik.
Voor bepaalde projecten is een mobiliteitsstudie verplicht20 met als gevolg dat er naar de conclusies uit deze
studie kan verwezen worden.
Effecten op de gezondheid
Bij de beoordeling van de impact op gezondheid spelen zowel het geluidsniveau als de luchtkwaliteit een rol.
Vraag 6 in het project-m.e.r.-screeningsformulier informeert enkel naar kwetsbare functies binnen 200 m van het
projectgebied. Indien een functie echter niet binnen deze contour ligt, maar het project wel voor een aanzienlijke
verhoging van verkeer zorgt op een weg met bewoning, is het noodzakelijk om het onderzoek naar de mogelijke
effecten op gezondheid te verruimen naar deze zones.
Om de impact van het project op de gezondheid te bepalen is het belangrijk om na te gaan of er kwetsbare
functies (woningen, kinderdagverblijven, ziekenhuizen, …) voorkomen in de omgeving van het project of in de
straten waar het, door het project, gegenereerde verkeer rijdt. Als uit de beoordeling van de emissies blijkt dat de
bijdrage van het project aan de luchtverontreiniging belangrijk is en er komen kwetsbare functies in de omgeving
of betrokken straat/straten voor, dan zal de impact op de gezondheid ook belangrijk zijn.
20
Besluit van de Vlaamse Regering van 28 mei 2004 betreffende de dossiersamenstelling van de aanvraag voor een
stedenbouwkundige vergunning
Pagina 17 van 53
De geluidsemissies tijdens de aanlegfase zijn meestal van een beperkte of tijdelijke aard. Bij potentiële hinder
dienen maatregelen in het project geïntegreerd te worden (werfroutes weg van kwetsbare functies situeren,
enkel werken tijdens de dagperiode, enz.). .
Voor de exploitatiefase dient zowel de eventuele geluidsimpact van het project op kwetsbare functies in de
omgeving als de impact van bestaande geluidsbronnen in de omgeving op de nieuwe kwetsbare functies in het
project (bv. projecten m.b.t. woonontwikkeling) geëvalueerd te worden. Aan de hand van de geluidskaarten voor
weg/spoor/luchthaven21 dient nagegaan te worden of het gebied zich bevindt binnen de contouren van 60 dB
(wegverkeer) of 65 dB (spoorverkeer) of 55 dB (luchtverkeer). Indien ja, en het gaat om een voldoende aantal
nieuwe woningen (>25 woongelegenheden), dan is het opstellen van een geluidsstudie die milderende
maatregelen voorstelt, aangewezen.
Effecten op landschap, onroerend erfgoed of natuur
Afhankelijk van de ligging ten opzichte van gebieden die waardevol zijn voor natuur of onroerend erfgoed dient
aangegeven te worden of er natuur- of erfgoedwaarden geschaad of vernietigd worden. Op basis van de
intrinsieke waarde (te vinden in beschermingsbesluiten, inventarissen, enz.) dient gemotiveerd te worden
waarom er geen aanzienlijke effecten te verwachten zijn.
Vraag 13 informeert nog naar andere mogelijke effecten. Een voorbeeld van andere effecten zijn bijvoorbeeld
specifiek bij hoogbouw: windhinder, beschaduwing en invloed op radarinstallaties en luchtvaartroutes .
In vraag 14 dienen de cumulatieve effecten door de relatie met andere projecten (vraag 9) onderzocht te worden.
Een uitgebreide motivering is voor stadsontwikkelingsprojecten niet altijd noodzakelijk. Indien uit de andere
vragen blijkt dat de bijdrage van het project ten opzichte van de bestaande situatie (o.a. inzake verkeer, lucht,
verharding, enz.) miniem of te verwaarlozen is, kan een verwijzing naar deze vragen volstaan.
21
http://www.lne.be/themas/hinder-en-risicos/geluidshinder/Geluidskaarten
Pagina 18 van 53
Bijlage 1: uitwerking voorbeeld a.d.h.v. een vormvrije nota: verkaveling van 4
loten
Het voorgenomen project komt niet voor op de lijst gevoegd als bijlage II van het project-m.e.r.-besluit, maar wel
op de lijst gevoegd als bijlage III, namelijk onder rubriek 10b. Bijgevolg dient de vergunningverlenende overheid
de aanvraag te screenen.
Het betreft een stadsontwikkelingsproject met volgende kenmerken:
Verkaveling van 4 loten
Er zijn geen aanzienlijk negatieve effecten te verwachten inzake mobiliteit, aangezien het bijkomend aantal
vervoersbewegingen als gevolg van het project beperkt blijft. Bijgevolg zijn er ook geen negatieve effecten te
verwachten inzake de afgeleide disciplines geluid & trillingen en lucht. Ook op vlak van gezondheid zal de impact
van het project beperkt zijn.
Er zijn geen aanzienlijk negatieve effecten te verwachten inzake visuele impact, aangezien er geen
erfgoedwaarden geschaad of vernietigd worden. Het voorgenomen project ligt evenmin in of in de directe
nabijheid van een vanuit landschappelijk of erfgoedkundig oogpunt beschouwd belangrijk gebied.
Er zijn geen aanzienlijk negatieve effecten te verwachten inzake de waterhuishouding, aangezien het
voorgenomen project niet ligt in een effectief overstromingsgevoelig gebied of mogelijk overstromingsgevoelig
gebied. Het hemelwater van de woningen zal maximaal hergebruikt worden en het overige hemelwater wordt
maximaal geïnfiltreerd. Er is tevens voorzien in een gescheiden aansluiting op het rioleringstelsel en er worden
geen grote ondergrondse constructies voorzien.
Er zijn geen aanzienlijk negatieve effecten te verwachten inzake natuurlijke of ruimtelijk kwetsbare gebieden,
aangezien het voorgenomen project niet ligt in of in de directe nabijheid van een vanuit het oogpunt van
natuurwaarden beschouwd belangrijk gebied.
Het geplande project is gelegen in een woonstraat met uitsluitend andere woningen. Gezien de aard, ligging en
beperkte omvang van de potentiële effecten t.g.v. het project, zal cumulatie met andere projecten in de buurt
niet tot aanzienlijke milieueffecten leiden.
Conclusie: Het voorgenomen project zal geen aanzienlijke milieueffecten veroorzaken zodat de opmaak van een
project-MER niet vereist is.
Pagina 19 van 53
Bijlage 2: uitwerking voorbeeld a.d.h.v. het screeningsformulier: verkaveling
van 4 loten in effectief overstromingsgevoelig gebied
Kenmerken van het project
1 Welke vergunningen vraagt u voor dit project aan?
Voeg dit screeningsformulier bij uw vergunningsaanvraag of -aanvragen. Hetzelfde formulier moet inhoudelijk gebruikt
worden bij de diverse vergunningsaanvragen. Verduidelijk voor welke onderdelen van het project u deze vergunning
aanvraagt.
een milieuvergunning:
een stedenbouwkundige vergunning:
een andere vergunning:
verkavelingsvergunning
2 Vul het rubrieksnummer of de rubrieksnummers uit bijlage III van het besluit van de Vlaamse Regering
van 10 december 2004 in die aanleiding geven tot deze project-m.e.r.-screening.
Op http://navigator.emis.vito.be/milnav-consult/consultatieLink?wettekstId=267&appLang=nl&wettekstLang=nl kunt u het
besluit downloaden.
rubrieksnummer
bijlage III,
10 b
bijlage III,
3 Is er reeds een vergunningsaanvraag voor dit project ingediend waarbij dit screeningsformulier werd
toegevoegd?
Ja
Bij welke overheid?
Bij welke vergunningsaanvraag?
Datum van beslissing:
nee
Pagina 20 van 53
4 Kruis aan welke werkzaamheden of voorzieningen nog nodig zijn.
geen andere werkzaamheden of voorzieningen
ontbossing of het kappen van bomen
wegaanleg
rioleringen of transportleidingen
werken aan waterlopen
graafwerken
bemaling
andere:
Kenmerken van de omgeving
5 Vul de huidige bestemming en het bodemgebruik in.
Bij ‘bestemmingen’ vult u de huidige bestemming of bestemmingen in van het projectgebied volgens het gewestplan, BPA
of RUP. Het projectgebied is de locatie waar het project plaatsvindt.
Met ‘bodemgebruik’ wordt bedoeld: de manier waarop en het doel waarvoor de bodem op dit ogenblik door de mens
gebruikt wordt.
bestemming(en) Woongebied
bodemgebruik Onbebouwd
6 Zijn er kwetsbare functies binnen een straal van minder dan 200 meter van het projectgebied?
ja. Kruis
aan welke kwetsbare functies er in de omgeving zijn.
woongebieden
kinderdagverblijven
ziekenhuizen
recreatiegebieden
scholen
rust- en verzorgingstehuizen
nee
Pagina 21 van 53
7 Kruis aan in welk van onderstaande gebieden het project ligt en geef aan welke relevante kaarten u bij dit formulier hebt gevoegd.
Kruis de locatie van het project aan (in een gebied of in de nabijheid ervan). Als het gebied in de nabijheid van een dergelijk gebied ligt, vult u ook de afstand tot dat gebied in.
Voor de beantwoording van deze vraag kunt u gebruikmaken van de website van het Agentschap voor Geografische Informatie Vlaanderen (AGIV):
http://www.agiv.be/gis/diensten/geo-vlaanderen.
soort gebied
locatie van het project
relevante kaarten
in het
gebied
naam van de kaart
in de nabijheid van
het gebied
een speciale beschermingszone (SBZ): een Habitat- of
Vogelrichtlijngebied (http://geo-vlaanderen.agiv.be/geovlaanderen/natura2000/)
Op
m
kaart Natura 2000 gebieden
een gebied in het Vlaams Ecologisch Netwerk (http://geovlaanderen.agiv.be/geo-vlaanderen/ven/)
op
m
kaart gebieden van het VEN
en IVON
een natuurgebied, een bosgebied en andere groene bestemmingen of bestemmingen met een ecologische waarde of
ecologisch belang, aangewezen op plannen van aanleg en de
ruimtelijke uitvoeringsplannen die van kracht zijn in de
ruimtelijke ordening
op
m
kaart van het gewestplan
erfgoedlandschap (verwijzing naar vigerend plan van aanleg)
op
m
kaart met de ankerplaats of
het erfgoedlandschap
Een beschermd landschap, stads- of dorpsgezicht, monument
of archeologische zone (http://geo-vlaanderen.agiv.be/geovlaanderen/landschapsatlas/?startup=brl(%22go2obj%22,%22
%22) of archeologische zone
(https://bescherming.onroerenderfgoed.be)
inventaris bouwkundig erfgoed
(https://inventaris.onroerenderfgoed.be)
op
m
kaart met het onroerend
erfgoed
op
m
kaart van de Vlaamse
Hydrografische Atlas
Een waterwingebied of een bijbehorende beschermingszone
type I en II (http://geo-vlaanderen.agiv.be/geo-vlaanderen/vha/:
selecteer laag grondwaterwinning)
op
m
kaart van de Vlaamse
Hydrografische Atlas
Een overstromingsgevoelig gebied (http://geovlaanderen.agiv.be/geo-vlaanderen/watertoets2012/)
op
m
kaart van overstromingsgevoelige gebieden
Andere :
op
m
kaart
vindplaats in de
vergunningsaanvraag
kaart van het RUP/BPA
Pagina 22 van 53
8 Zijn er toetsingsinstrumenten of studies opgenomen?
Het kan bijvoorbeeld gaan over een passende beoordeling, een mobiliteitsstudie, …
ja. Welke instrumenten
of studies zijn er opgenomen en waar zijn ze te vinden in de aanvraag?
nee
9 Welke relatie is er met andere projecten?
Er is geen relatie met andere projecten.
Dit project maakt deel uit van een groter geheel. Over
welk project gaat het?
In de omgeving zijn er projecten met soortgelijke gevolgen voor de omgeving.
Wordt de impact op het milieu vergroot door de aanwezigheid van die andere projecten?
Ja. Over welke projecten gaat het?
nee
Mogelijke effecten van het project op de omgeving
10 Veroorzaakt het project emissies naar het milieu?
Met emissie wordt bedoeld: elke inbreng door de mens van verontreinigingsfactoren (vaste stoffen, vloeistoffen, gassen,
micro-organismen, energievormen zoals warmte, stralingen, licht, geluid en andere trillingen) in de atmosfeer, de bodem
of het water.
De door het project veroorzaakte emissies zijn niet aanzienlijk als bijvoorbeeld de emissiehoeveelheid zeer beperkt is
(bijvoorbeeld bij een beperkte huishoudelijke afvalwaterlozing) of als er projectgeïntegreerde maatregelen worden
genomen om die effecten te voorkomen of te beperken (bijvoorbeeld zuivering van het afvalwater).
geen milieueffecten op het vlak van emissies. Ga meteen naar vraag 11.
luchtverontreiniging ten gevolge van bedrijfs- , verkeers- of geuremissies. Motiveer waarom
die lucht-
verontreiniging niet aanzienlijk is.
Volgens het geoloket van de VMM zijn er in het gebied geen belangrijke knelpunten inzake luchtkwaliteit, aangezien
er geen overschrijdingen zijn van de belangrijkste parameters voor lucht (NO 2, PM10).
De door het project veroorzaakte verkeersemissies zijn beperkt. De impact als gevolg van deze emissies zal
bijgevolg niet aanzienlijk zijn.
Aandachtspunt:
- Verwarmingsemissies dienen niet vermeld te worden..
- Verkeersemissies zijn een afgeleide van het aantal bijkomende vervoersbewegingen die het project zal
teweegbrengen. (Zie vraag 12)
afvalwaterlozingen, met inbegrip van thermische verontreiniging.
Motiveer waarom die afvalwaterlozingen niet
aanzienlijk zijn.
De woningen zullen in de toekomst huishoudelijk afvalwater lozen op het aanwezige gescheiden rioleringstelsel. Deze
lozing zal gescheiden gebeuren.
Aandachtspunt:
Er zijn verplichtingen in Vlarem voor aanleg van gescheiden stelsel, gescheiden aansluiting, respecteren van
zoneringsplannen,…
verontreiniging van bodem en grondwater.
Motiveer waarom die verontreiniging niet aanzienlijk is.
Tijdens infrastructuurwerken kunnen er calamiteiten ontstaan door problemen met machines op de werf. Bestaande
regelgeving zal gerespecteerd worden. Dit zal niet tot aanzienlijke effecten leiden.
Aandachtspunt:
Voor woningen zal dit punt nooit leiden tot aanzienlijke effecten.
geluid en trillingen. Wanneer veroorzaakt het project
dat geluid of die trillingen
bij de aanleg
bij de exploitatie
Pagina 23 van 53
Motiveer waarom dat geluid en die trillingen niet aanzienlijk zijn.
Tijdens de bouwfase kunnen er zowel geluids- als trillingsemissies zijn als gevolg van werfmachines. Deze fase is
echter tijdelijk van aard en zal zich enkel tijdens de dag voordoen. Er worden bijgevolg geen aanzienlijke effecten
verwacht.
Verkeersemissies zijn verwaarloosbaar gezien de omvang van het project.
licht en stralingen. Motiveer waarom
dat licht en die stralingen niet aanzienlijk zijn.
11 Welke potentiële effecten zijn er te verwachten op het watersysteem?
De door het project veroorzaakte effecten op het watersysteem zijn niet aanzienlijk als bijvoorbeeld de afvoer van
hemelwater beperkt of vermeden wordt door middel van een brongerichte aanpak.
geen effecten. Ga meteen naar vraag 12.
Het project heeft effecten op een overstromingsgevoelig gebied (zie vraag 7) of waterlopen.
Motiveer op welke
wijze er met het overstromingsregime rekening werd gehouden.
De verkaveling is gelegen in effectief overstromingsgevoelig gebied. Er is geopteerd voor een aangepaste
bouwwijze, nl. het bouwen op palen waarbij er geen ruimte voor water wordt ingenomen. Er worden geen
ondergrondse constructies of ondergrondse stookolietanks toegelaten. Terreinophogingen worden evenmin
toegelaten.
Aandachtspunt:
In mogelijk overstromingsgevoelig gebied volstaat het meestal om een aantal preventieve maatregelen te nemen.
In effectief overstromingsgevoelig gebied is het noodzakelijk dat er bij inname van ruimte voor water compensatie
gebeurt.
Er worden verharde oppervlakten of overdekte constructies gepland met afvoer van hemelwater.
die ingreep niet aanzienlijk is.
Motiveer waarom
De ondergrond bestaat uit zandgrond, maar heeft een hoge grondwatertafel door ligging in valleigebied. Daarom
wordt het hemelwater opgevangen via bovengrondse zeer ondiepe randzones langsheen de wegenis waar het water
kan infiltreren en maximaal ter plaatse wordt gehouden.
Er worden ondergrondse constructies gepland waarvoor bronbemaling nodig is.
niet aanzienlijk is.
Er wordt een grondwaterwinning gepland?
volgende gegevens.
diepte van de grondwaterwinning
debiet van de grondwaterwinning
Motiveer waarom die ingreep
Geef een beschrijving van die grondwaterwinning op basis van
m
m³/jaar
Motiveer waarom de effecten van de grondwaterwinning niet aanzienlijk zijn.
12 Heeft het project potentieel een effect op mens, natuur of landschap ?
De door het project veroorzaakte effecten op mens, natuur of landschap zijn niet aanzienlijk wanneer bijvoorbeeld er
geen voor mens, natuur of landschap gevoelige gebieden binnen de invloedsfeer van het project gelegen zijn, wanneer er
slechts een beperkte of tijdelijke invloed is op mens, natuur of landschap of wanneer er projectgeïntegreerde maatregelen
worden genomen om deze effecten te voorkomen of te beperken.
geen effecten. Ga naar vraag 13.
toename in vervoersbewegingen en mogelijke andere effecten voor andere weggebruikers of omwonenden.
Motiveer waarom die effecten niet aanzienlijk zijn.
Als er een mobiliteitsstudie werd opgesteld, kunt u daarnaar verwijzen.
Zeer beperkte toename in aantal vervoersbewegingen door de verkaveling.
Vermits er momenteel geen knelpunten zijn, zullen de verwaarloosbare bijkomende vervoersbewegingen ook niet
leiden tot een knelpunt.
effecten op de gezondheid door de emissies of andere hinder in gebieden met kwetsbare functies (zie vraag 6).
Motiveer waarom die effecten niet aanzienlijk zijn.
Het projectgebied sluit aan bij andere woningen in woongebied.
Aangezien de emissies inzake geluid en lucht beperkt en/of tijdelijk van aard zullen zijn, kan besloten worden dat er
Pagina 24 van 53
geen aanzienlijke effecten op gezondheid te verwachten zijn.
effecten op het bestaande landschap of het onroerend erfgoed (zie vraag 7) in de buurt van het projectgebied.
Motiveer waarom die effecten niet aanzienlijk zijn.
Het bestaande landschap zal veranderen, maar er bevinden zich geen waardevolle gebieden of elementen inzake
landschap of onroerend erfgoed in of nabij het projectgebied.
effecten op voor de natuur waardevolle gebieden (zie vraag 7) of volgens de biologische waarderingskaart
waardevolle biotopen en/of faunistisch belangrijke gebieden. Motiveer waarom die effecten niet aanzienlijk
zijn.
De biologische waarderingskaart vindt u op de website van AGIV (http://geo-vlaanderen.agiv.be/geovlaanderen/bwk/). Als er een passende beoordeling of natuurtoets werd opgesteld, kunt u daarnaar verwijzen.
13 Zijn er nog andere effecten die het project kan genereren?
De effecten die aangehaald worden in de hierboven vermelde vragen zijn de meest voorkomende type van effecten. Voor
specifieke projecten kunnen er mogelijks nog andere effecten optreden. Deze elementen kan u hier vermelden.
ja. Motiveer
waarom die effecten niet aanzienlijk zijn.
Aandachtspunt:
Als bemaling toch aanzienlijk zou zijn en/of de bodem is gevoelig voor zettingen, dan kan het belangrijk zijn om aan te
geven of wat de risico’s zijn voor zettingen en welke project geïntegreerde maatregelen zullen genomen worden.
nee
14 Zijn er door de relatie met andere projecten (zie vraag 9) cumulatieve effecten te verwachten?
ja. Geef een
beschrijving van de cumulatieve effecten en motiveer waarom die effecten niet
aanzienlijk zijn.
nee
Conclusie over de effectinschatting
15 Rekening houding met de kenmerken van het project, de omgeving en de bovenstaande analyse blijkt
dat de mogelijke milieueffecten van het project niet aanzienlijk zijn.
ja, ik ga akkoord met deze stelling als initiatiefnemer van het project.
nee, op basis van de bovenstaande analyse blijkt dat aanzienlijke milieueffecten niet uit te sluiten zijn.
De opmaak van een MER (milieueffectrapport) is noodzakelijk.
Ondertekening
16 Onderteken de onderstaande verklaring.
Ik verklaar dat alle gegevens in dit formulier naar waarheid zijn ingevuld.
datum
dag
maand
jaar
handtekening
voor- en achternaam
Pagina 25 van 53
Bijlage 3: uitwerking voorbeeld a.d.h.v. het screeningsformulier: verkaveling
van 50 loten
Kenmerken van het project
1 Welke vergunningen vraagt u voor dit project aan?
Voeg dit screeningsformulier bij uw vergunningsaanvraag of -aanvragen. Hetzelfde formulier moet inhoudelijk gebruikt
worden bij de diverse vergunningsaanvragen. Verduidelijk voor welke onderdelen van het project u deze vergunning
aanvraagt.
een milieuvergunning:
een stedenbouwkundige vergunning:
een andere vergunning:
verkavelingsvergunning
2 Vul het rubrieksnummer of de rubrieksnummers uit bijlage III van het besluit van de Vlaamse Regering
van 10 december 2004 in die aanleiding geven tot deze project-m.e.r.-screening.
Op http://navigator.emis.vito.be/milnav-consult/consultatieLink?wettekstId=267&appLang=nl&wettekstLang=nl kunt u het
besluit downloaden.
rubrieksnummer
bijlage III,
10 b
bijlage III,
10 e
3 Is er reeds een vergunningsaanvraag voor dit project ingediend waarbij dit screeningsformulier werd
toegevoegd?
Ja
Bij welke overheid?
Bij welke vergunningsaanvraag?
Datum van beslissing:
nee
Pagina 26 van 53
4 Kruis aan welke werkzaamheden of voorzieningen nog nodig zijn.
geen andere werkzaamheden of voorzieningen
ontbossing of het kappen van bomen
wegaanleg
rioleringen of transportleidingen
werken aan waterlopen
graafwerken
bemaling
andere:
Kenmerken van de omgeving
5 Vul de huidige bestemming en het bodemgebruik in.
Bij ‘bestemmingen’ vult u de huidige bestemming of bestemmingen in van het projectgebied volgens het gewestplan, BPA
of RUP. Het projectgebied is de locatie waar het project plaatsvindt.
Met ‘bodemgebruik’ wordt bedoeld: de manier waarop en het doel waarvoor de bodem op dit ogenblik door de mens
gebruikt wordt.
bestemming(en) Woongebied
bodemgebruik Onbebouwd
6 Zijn er kwetsbare functies binnen een straal van minder dan 200 meter van het projectgebied?
ja. Kruis
aan welke kwetsbare functies er in de omgeving zijn.
woongebieden
kinderdagverblijven
ziekenhuizen
recreatiegebieden
scholen
rust- en verzorgingstehuizen
nee
Pagina 27 van 53
7 Kruis aan in welk van onderstaande gebieden het project ligt en geef aan welke relevante kaarten u bij dit formulier hebt gevoegd.
Kruis de locatie van het project aan (in een gebied of in de nabijheid ervan). Als het gebied in de nabijheid van een dergelijk gebied ligt, vult u ook de afstand tot dat gebied in.
Voor de beantwoording van deze vraag kunt u gebruikmaken van de website van het Agentschap voor Geografische Informatie Vlaanderen (AGIV):
http://www.agiv.be/gis/diensten/geo-vlaanderen.
soort gebied
locatie van het project
relevante kaarten
in het
gebied
naam van de kaart
in de nabijheid van
het gebied
een speciale beschermingszone (SBZ): een Habitat- of
Vogelrichtlijngebied (http://geo-vlaanderen.agiv.be/geovlaanderen/natura2000/)
Op
m
kaart Natura 2000 gebieden
een gebied in het Vlaams Ecologisch Netwerk (http://geovlaanderen.agiv.be/geo-vlaanderen/ven/)
op
m
kaart gebieden van het VEN
en IVON
een natuurgebied, een bosgebied en andere groene bestemmingen of bestemmingen met een ecologische waarde of
ecologisch belang, aangewezen op plannen van aanleg en de
ruimtelijke uitvoeringsplannen die van kracht zijn in de
ruimtelijke ordening
op
m
kaart van het gewestplan
erfgoedlandschap (verwijzing naar vigerend plan van aanleg)
op
m
kaart met de ankerplaats of
het erfgoedlandschap
Een beschermd landschap, stads- of dorpsgezicht, monument
of archeologische zone (http://geo-vlaanderen.agiv.be/geovlaanderen/landschapsatlas/?startup=brl(%22go2obj%22,%22
%22) of archeologische zone
(https://bescherming.onroerenderfgoed.be)
inventaris bouwkundig erfgoed
(https://inventaris.onroerenderfgoed.be)
op
m
kaart met het onroerend
erfgoed
op
m
kaart van de Vlaamse
Hydrografische Atlas
Een waterwingebied of een bijbehorende beschermingszone
type I en II (http://geo-vlaanderen.agiv.be/geo-vlaanderen/vha/:
selecteer laag grondwaterwinning)
op
m
kaart van de Vlaamse
Hydrografische Atlas
Een overstromingsgevoelig gebied (http://geovlaanderen.agiv.be/geo-vlaanderen/watertoets2012/)
op
m
kaart van overstromingsgevoelige gebieden
Andere :
op
m
kaart
vindplaats in de
vergunningsaanvraag
kaart van het RUP/BPA
300
Pagina 28 van 53
8 Zijn er toetsingsinstrumenten of studies opgenomen?
Het kan bijvoorbeeld gaan over een passende beoordeling, een mobiliteitsstudie, …
ja. Welke instrumenten
of studies zijn er opgenomen en waar zijn ze te vinden in de aanvraag?
nee
9 Welke relatie is er met andere projecten?
Er is geen relatie met andere projecten.
Dit project maakt deel uit van een groter geheel. Over
welk project gaat het?
In de omgeving zijn er projecten met soortgelijke gevolgen voor de omgeving.
Wordt de impact op het milieu vergroot door de aanwezigheid van die andere projecten?
Ja. Over welke projecten gaat het?
Woningen in woongebied en een school op 50 m.
nee
Mogelijke effecten van het project op de omgeving
10 Veroorzaakt het project emissies naar het milieu?
Met emissie wordt bedoeld: elke inbreng door de mens van verontreinigingsfactoren (vaste stoffen, vloeistoffen, gassen,
micro-organismen, energievormen zoals warmte, stralingen, licht, geluid en andere trillingen) in de atmosfeer, de bodem
of het water.
De door het project veroorzaakte emissies zijn niet aanzienlijk als bijvoorbeeld de emissiehoeveelheid zeer beperkt is
(bijvoorbeeld bij een beperkte huishoudelijke afvalwaterlozing) of als er projectgeïntegreerde maatregelen worden
genomen om die effecten te voorkomen of te beperken (bijvoorbeeld zuivering van het afvalwater).
geen milieueffecten op het vlak van emissies. Ga meteen naar vraag 11.
luchtverontreiniging ten gevolge van bedrijfs- , verkeers- of geuremissies. Motiveer waarom
die lucht-
verontreiniging niet aanzienlijk is.
Volgens het geoloket van de VMM zijn er in het gebied het geen belangrijke knelpunten inzake luchtkwaliteit,
aangezien er geen overschrijdingen zijn van de belangrijkste parameters voor lucht (NO 2, PM10). Het project
genereert weinig verkeer en in de omgeving komen geen files voor, zodat de door het project veroorzaakte
verkeersemissies niet aanzienlijk zijn. De impact als gevolg van deze emissies zal bijgevolg niet aanzienlijk zijn.
Aandachtspunt:
- Verwarmingsemissies dienen niet vermeld te worden..
- Verkeersemissies zijn een afgeleide van het aantal bijkomende vervoersbewegingen die het project zal
teweegbrengen. (Zie vraag 12)
afvalwaterlozingen, met inbegrip van thermische verontreiniging. Motiveer
waarom die afvalwaterlozingen niet
aanzienlijk zijn.
De woningen zullen in de toekomst huishoudelijk afvalwater lozen op het nog aan te leggen rioleringsstelsel. Er wordt
gescheiden riolering voorzien, dat aansluit op het gescheiden rioleringsstelsel.
Aandachtspunt:
Er zijn verplichtingen in Vlarem voor aanleg van gescheiden stelsel, gescheiden aansluiting, respecteren van
zoneringsplannen,…
verontreiniging van bodem en grondwater.
Motiveer waarom die verontreiniging niet aanzienlijk is.
Tijdens infrastructuurwerken kunnen er calamiteiten ontstaan door problemen met machines op de werf. Bestaande
regelgeving zal gerespecteerd worden. Dit zal niet tot aanzienlijke effecten leiden.
Aandachtspunt:
Voor woningen zal dit punt nooit leiden tot aanzienlijke effecten.
geluid en trillingen. Wanneer veroorzaakt het project
dat geluid of die trillingen
Pagina 29 van 53
bij de aanleg
bij de exploitatie
Motiveer waarom dat geluid en die trillingen niet aanzienlijk zijn.
Tijdens de bouwfase kunnen er zowel geluids- als trillingsemissies zijn als gevolg van werfmachines. Deze fase is
echter tijdelijk van aard en zal zich enkel tijdens de dag voordoen. Er worden bijgevolg geen aanzienlijke effecten
verwacht.
Verkeersemissies zijn verwaarloosbaar gezien de omvang van het project.
licht en stralingen. Motiveer waarom
dat licht en die stralingen niet aanzienlijk zijn.
Langs de nieuwe wegen in de wijk zal een beperkte vorm van straatverlichting voorzien worden. Het betreft
neerwaarts gerichte verlichting die niet zal leiden tot aanzienlijke milieueffecten.
11 Welke potentiële effecten zijn er te verwachten op het watersysteem?
De door het project veroorzaakte effecten op het watersysteem zijn niet aanzienlijk als bijvoorbeeld de afvoer van
hemelwater beperkt of vermeden wordt door middel van een brongerichte aanpak.
geen effecten. Ga meteen naar vraag 12.
Het project heeft effecten op een overstromingsgevoelig gebied (zie vraag 7) of waterlopen.
wijze er met het overstromingsregime rekening werd gehouden.
Motiveer op welke
Er worden verharde oppervlakten of overdekte constructies gepland met afvoer van hemelwater. Motiveer waarom
die ingreep niet aanzienlijk is.
De woningen dienen te voldoen aan de gewestelijke verordening inzake hemelwater. Het principe van hergebruik,
infiltratie, bufferen en vertraagd afvoeren zal gerespecteerd worden. Daarnaast zal het publieke domein zoveel
mogelijk onverhard worden ingericht, kan het water maximaal infiltreren en wordt de code van goede praktijk voor de
aanleg van rioleringsstelsels gerespecteerd. Per kavel wordt ook aangegeven wat de maximale bebouwingsgraad per
perceel mag zijn. Het aantal bijkomende verhardingen, naast de woning, bedraagt maximaal 15% van de
perceelsoppervlakte.
Aandachtspunt:
Sommige gemeenten of provincies hebben nog een eigen, aparte verordening die veelal strenger is dan de
gewestelijke verordening.
Er worden ondergrondse constructies gepland waarvoor bronbemaling nodig is.
Motiveer waarom die ingreep
niet aanzienlijk is.
De verkaveling laat beperkte ondergrondse constructies toe (ondergrondse kelders of garages). Hiervoor kan in
bepaalde gevallen een tijdelijke bemaling nodig zijn. De verkaveling zal gefaseerd ontwikkeld worden waardoor de
bouwfase gespreid in de tijd zal verlopen voor de verschillende kavels. Gezien de beperkte grote van ondergrondse
constructies, het feit dat de woningen niet in of nabij gevoelig gebied zullen liggen(duingebied, natuurgebied,…), het
om weinig doorlatende leemgrond gaat en het project gefaseerd ontwikkeld wordt, kan besloten worden dat er geen
aanzienlijke effecten te verwachten zijn. Het bemalingswater zal geloosd worden in de achterliggende
gracht/waterloop.
Aandachtspunt:
VLAREM rubriek “53.2 Bronbemaling voor bouwkundige werken of openbare nutsvoorzieningen” bepaalt wanneer
een project vergunningsplichtig is. Voor woningen zal dit meestal meldingsplichtig zijn. Voor lozing van niet
verontreinigd bemalingswater moet Vlarem II art. 6.2.2.1.2 § 5 gerespecteerd worden.
Er wordt een grondwaterwinning gepland?
volgende gegevens.
diepte van de grondwaterwinning
debiet van de grondwaterwinning
Geef een beschrijving van die grondwaterwinning op basis van
m
m³/jaar
Motiveer waarom de effecten van de grondwaterwinning niet aanzienlijk zijn.
12 Heeft het project potentieel een effect op mens, natuur of landschap ?
De door het project veroorzaakte effecten op mens, natuur of landschap zijn niet aanzienlijk wanneer bijvoorbeeld er
geen voor mens, natuur of landschap gevoelige gebieden binnen de invloedsfeer van het project gelegen zijn, wanneer er
slechts een beperkte of tijdelijke invloed is op mens, natuur of landschap of wanneer er projectgeïntegreerde maatregelen
worden genomen om deze effecten te voorkomen of te beperken.
Pagina 30 van 53
geen effecten. Ga naar vraag 13.
toename in vervoersbewegingen en mogelijke andere effecten voor andere weggebruikers of omwonenden.
Motiveer waarom die effecten niet aanzienlijk zijn.
Als er een mobiliteitsstudie werd opgesteld, kunt u daarnaar verwijzen.
Het bijkomend aantal vervoersbewegingen situeert zich voor woningen doorgaans in de ochtend- en avondspits in de
week en verspreid over de dag in het weekend. Op basis van kencijfers van CROW komen we aan een totaal van
436, 5 motorvoertuigbewegingen per werkdagetmaal.
Vermits er momenteel geen knelpunten zijn, zullen het verwaarloosbaar aantal bijkomende vervoersbewegingen ook
niet leiden tot een knelpunt.
effecten op de gezondheid door de emissies of andere hinder in gebieden met kwetsbare functies (zie vraag 6).
Motiveer waarom die effecten niet aanzienlijk zijn.
Het projectgebied sluit aan op bij andere woningen in woongebied en in de nabijheid is er een school gelegen.
De emissies inzake geluid zullen beperkt en/of tijdelijk van aard zijn. De bijdrage aan de NO2 concentratie bedraagt
0,3 µg/m³. De huidige luchtkwaliteit is goed waardoor er geen aanzienlijke effecten op gezondheid te verwachten zijn.
Daarnaast is het projectgebied volgens de geluidskaarten van LNE niet gelegen binnen de contouren van 60 dB
(wegverkeer), 65 dB (spoorverkeer) of 55 dB (luchtverkeer). Het realiseren van 50 woningen op deze locatie zal het
aantal potentieel gehinderden niet significant doen toenemen.
effecten op het bestaande landschap of het onroerend erfgoed (zie vraag 7) in de buurt van het projectgebied.
Motiveer waarom die effecten niet aanzienlijk zijn.
Het bestaande landschap zal veranderen, maar er bevinden zich geen waardevolle gebieden of elementen inzake
landschap of onroerend erfgoed in of nabij het projectgebied.
effecten op voor de natuur waardevolle gebieden (zie vraag 7) of volgens de biologische waarderingskaart
waardevolle biotopen en/of faunistisch belangrijke gebieden. Motiveer waarom die effecten niet aanzienlijk
zijn.
De biologische waarderingskaart vindt u op de website van AGIV (http://geo-vlaanderen.agiv.be/geovlaanderen/bwk/). Als er een passende beoordeling of natuurtoets werd opgesteld, kunt u daarnaar verwijzen.
13 Zijn er nog andere effecten die het project kan genereren?
De effecten die aangehaald worden in de hierboven vermelde vragen zijn de meest voorkomende type van effecten. Voor
specifieke projecten kunnen er mogelijks nog andere effecten optreden. Deze elementen kan u hier vermelden.
ja. Motiveer
waarom die effecten niet aanzienlijk zijn.
Aandachtspunt:
Als bemaling toch aanzienlijk zou zijn en/of de bodem is gevoelig voor zettingen, dan kan het belangrijk zijn om aan te
geven of wat de risico’s zijn voor zettingen en welke project geïntegreerde maatregelen zullen genomen worden.
nee
14 Zijn er door de relatie met andere projecten (zie vraag 9) cumulatieve effecten te verwachten?
ja. Geef een
beschrijving van de cumulatieve effecten en motiveer waarom die effecten niet
aanzienlijk zijn.
Gezien de aard, ligging en beperkte omvang van de potentiële effecten t.g.v. het project zoals blijkt uit bovenstaande
analyse, zal cumulatie met andere projecten in de buurt niet tot aanzienlijke milieueffecten leiden. Er zijn geen
bestaande knelpunten in de omgeving van het geplande project en het geplande project zorgt er niet voor dat er
knelpunten ontstaan die leiden tot aanzienlijke effecten.
nee
Pagina 31 van 53
Conclusie over de effectinschatting
15 Rekening houding met de kenmerken van het project, de omgeving en de bovenstaande analyse blijkt
dat de mogelijke milieueffecten van het project niet aanzienlijk zijn.
ja, ik ga akkoord met deze stelling als initiatiefnemer van het project.
nee, op basis van de bovenstaande analyse blijkt dat aanzienlijke milieueffecten niet uit te sluiten zijn.
De opmaak van een MER (milieueffectrapport) is noodzakelijk.
Ondertekening
16 Onderteken de onderstaande verklaring.
Ik verklaar dat alle gegevens in dit formulier naar waarheid zijn ingevuld.
datum
dag
maand
jaar
handtekening
voor- en achternaam
Pagina 32 van 53
Bijlage 4: uitwerking voorbeeld a.d.h.v. het screeningsformulier:
handelsvestiging (grootwarenhuis)
Kenmerken van het project
1 Welke vergunningen vraagt u voor dit project aan?
Voeg dit screeningsformulier bij uw vergunningsaanvraag of -aanvragen. Hetzelfde formulier moet inhoudelijk gebruikt
worden bij de diverse vergunningsaanvragen. Verduidelijk voor welke onderdelen van het project u deze vergunning
aanvraagt.
een milieuvergunning:
een stedenbouwkundige vergunning:
een stedenbouwkundige vergunning: Bouw van grootwarenhuis “XXX” met
bvo van 3500 m² en een parking
een andere vergunning:
2 Vul het rubrieksnummer of de rubrieksnummers uit bijlage III van het besluit van de Vlaamse Regering
van 10 december 2004 in die aanleiding geven tot deze project-m.e.r.-screening.
Op http://navigator.emis.vito.be/milnav-consult/consultatieLink?wettekstId=267&appLang=nl&wettekstLang=nl kunt u het
besluit downloaden.
rubrieksnummer
bijlage III,
10 b
bijlage III,
3 Is er reeds een vergunningsaanvraag voor dit project ingediend waarbij dit screeningsformulier werd
toegevoegd?
Ja
Bij welke overheid?
Bij welke vergunningsaanvraag? een milieuvergunning: Koelinstallatie voor het bewaren van producten +
airconditioninginstallatie met een totaal geïnstalleerde drijfkracht van 251,
98 kW (klasse 2)
Datum van beslissing:
nee
Pagina 33 van 53
4 Kruis aan welke werkzaamheden of voorzieningen nog nodig zijn.
geen andere werkzaamheden of voorzieningen
ontbossing of het kappen van bomen
wegaanleg
rioleringen of transportleidingen
werken aan waterlopen
graafwerken
bemaling
andere:
Kenmerken van de omgeving
5 Vul de huidige bestemming en het bodemgebruik in.
Bij ‘bestemmingen’ vult u de huidige bestemming of bestemmingen in van het projectgebied volgens het gewestplan, BPA
of RUP. Het projectgebied is de locatie waar het project plaatsvindt.
Met ‘bodemgebruik’ wordt bedoeld: de manier waarop en het doel waarvoor de bodem op dit ogenblik door de mens
gebruikt wordt.
bestemming(en) Woongebied
bodemgebruik Onbebouwd
6 Zijn er kwetsbare functies binnen een straal van minder dan 200 meter van het projectgebied?
ja. Kruis
aan welke kwetsbare functies er in de omgeving zijn.
woongebieden
kinderdagverblijven
ziekenhuizen
recreatiegebieden
scholen
rust- en verzorgingstehuizen
nee
Pagina 34 van 53
7 Kruis aan in welk van onderstaande gebieden het project ligt en geef aan welke relevante kaarten u bij dit formulier hebt gevoegd.
Kruis de locatie van het project aan (in een gebied of in de nabijheid ervan). Als het gebied in de nabijheid van een dergelijk gebied ligt, vult u ook de afstand tot dat gebied in.
Voor de beantwoording van deze vraag kunt u gebruikmaken van de website van het Agentschap voor Geografische Informatie Vlaanderen (AGIV):
http://www.agiv.be/gis/diensten/geo-vlaanderen.
soort gebied
locatie van het project
relevante kaarten
in het
gebied
naam van de kaart
in de nabijheid van
het gebied
een speciale beschermingszone (SBZ): een Habitat- of
Vogelrichtlijngebied (http://geo-vlaanderen.agiv.be/geovlaanderen/natura2000/)
Op
m
kaart Natura 2000 gebieden
een gebied in het Vlaams Ecologisch Netwerk (http://geovlaanderen.agiv.be/geo-vlaanderen/ven/)
op
m
kaart gebieden van het VEN
en IVON
een natuurgebied, een bosgebied en andere groene bestemmingen of bestemmingen met een ecologische waarde of
ecologisch belang, aangewezen op plannen van aanleg en de
ruimtelijke uitvoeringsplannen die van kracht zijn in de
ruimtelijke ordening
op
m
kaart van het gewestplan
erfgoedlandschap (verwijzing naar vigerend plan van aanleg)
op
m
kaart met de ankerplaats of
het erfgoedlandschap
Een beschermd landschap, stads- of dorpsgezicht, monument
of archeologische zone (http://geo-vlaanderen.agiv.be/geovlaanderen/landschapsatlas/?startup=brl(%22go2obj%22,%22
%22) of archeologische zone
(https://bescherming.onroerenderfgoed.be)
inventaris bouwkundig erfgoed
(https://inventaris.onroerenderfgoed.be)
op
m
kaart met het onroerend
erfgoed
op
m
kaart van de Vlaamse
Hydrografische Atlas
Een waterwingebied of een bijbehorende beschermingszone
type I en II (http://geo-vlaanderen.agiv.be/geo-vlaanderen/vha/:
selecteer laag grondwaterwinning)
op
m
kaart van de Vlaamse
Hydrografische Atlas
Een overstromingsgevoelig gebied (http://geovlaanderen.agiv.be/geo-vlaanderen/watertoets2012/)
op
m
kaart van overstromingsgevoelige gebieden
Andere :
op
m
kaart
vindplaats in de
vergunningsaanvraag
kaart van het RUP/BPA
Pagina 35 van 53
8 Zijn er toetsingsinstrumenten of studies opgenomen?
Het kan bijvoorbeeld gaan over een passende beoordeling, een mobiliteitsstudie, …
ja. Welke instrumenten
of studies zijn er opgenomen en waar zijn ze te vinden in de aanvraag?
- Mobiliteitsstudie (meer dan 200 p.p.), bijlage aanvraag stedenbouwkundige vergunning
nee
9 Welke relatie is er met andere projecten?
Er is geen relatie met andere projecten.
Dit project maakt deel uit van een groter geheel. Over
welk project gaat het?
In de omgeving zijn er projecten met soortgelijke gevolgen voor de omgeving.
Wordt de impact op het milieu vergroot door de aanwezigheid van die andere projecten?
Ja. Over welke projecten gaat het?
Aantal baanwinkels reeds aanwezig, aan overzijde van de weg is een papierwarenhandel gepland.
nee
Mogelijke effecten van het project op de omgeving
10 Veroorzaakt het project emissies naar het milieu?
Met emissie wordt bedoeld: elke inbreng door de mens van verontreinigingsfactoren (vaste stoffen, vloeistoffen, gassen,
micro-organismen, energievormen zoals warmte, stralingen, licht, geluid en andere trillingen) in de atmosfeer, de bodem
of het water.
De door het project veroorzaakte emissies zijn niet aanzienlijk als bijvoorbeeld de emissiehoeveelheid zeer beperkt is
(bijvoorbeeld bij een beperkte huishoudelijke afvalwaterlozing) of als er projectgeïntegreerde maatregelen worden
genomen om die effecten te voorkomen of te beperken (bijvoorbeeld zuivering van het afvalwater).
geen milieueffecten op het vlak van emissies. Ga meteen naar vraag 11.
luchtverontreiniging ten gevolge van bedrijfs- , verkeers- of geuremissies. Motiveer waarom
die lucht-
verontreiniging niet aanzienlijk is.
Uit modellering van de bestaande situatie met het model CAR Vlaanderen blijkt dat er in het gebied geen belangrijke
knelpunten inzake luchtkwaliteit zijn. Ook na uitvoering van het project blijkt na modellering dat er geen knelpunt
inzake luchtkwaliteit zal zijn.
Aandachtspunt:
- Verwarmingsemissies dienen niet vermeld te worden..
- Verkeersemissies zijn een afgeleide van het aantal bijkomende vervoersbewegingen die het project zal
teweegbrengen. (Zie vraag 12)
afvalwaterlozingen, met inbegrip van thermische verontreiniging.
aanzienlijk zijn.
Motiveer waarom die afvalwaterlozingen niet
De winkel zal enerzijds huishoudelijk afvalwater afkomstig van sanitaire installaties lozen op het bestaande
rioleringsstelsel en anderzijds ook bedrijfsafvalwater afkomstig van de beenhouwerij 1m³/u, 5m³/dag, 1000 m³/jaar
(klasse 3). Het bestaande rioleringsstelsel is niet gescheiden. Navraag bij aquafin leert echter dat het bijkomend
aantal I.E. (inwonersequivalenten) er niet zal toe leiden dat de capaciteit van het RWZI ontoereikend is.
Er worden geen aanzienlijke effecten verwacht.
verontreiniging van bodem en grondwater.
Motiveer waarom die verontreiniging niet aanzienlijk is.
Tijdens infrastructuurwerken kunnen er calamiteiten ontstaan door problemen met machines op de werf. Bestaande
regelgeving zal gerespecteerd worden. Dit zal niet tot aanzienlijke effecten leiden.
Verder zal er nog een bovengrondse dubbelwandige tank voor opslag van diesel (bevoorrading dieselmoter
noodgroep) van 600 l (klasse 3) aanwezig zijn. Bestaande regelgeving zal gerespecteerd worden. Dit zal niet tot
aanzienlijke effecten leiden.
Er zijn volgens de gegevens van de OVAM geen gekende bodemonderzoeken in of nabij het projectgebied.
geluid en trillingen. Wanneer veroorzaakt het project
dat geluid of die trillingen
bij de aanleg
Pagina 36 van 53
bij de exploitatie
Motiveer waarom dat geluid en die trillingen niet aanzienlijk zijn.
Tijdens de bouwfase kunnen er zowel geluids- als trillingsemissies zijn als gevolg van werfmachines. Deze fase is
echter tijdelijk van aard en zal zich enkel tijdens de dag voordoen. Er worden bijgevolg geen aanzienlijke effecten
verwacht.
Mogelijk zijn er ook geluidsemissies afkomstig van technische installaties (airconditioningssysteem) en door laden en
lossen van goederen voor de winkelactiviteiten. Laden en lossen zal voornamelijk overdag en aan de achterzijde van
het gebouw gebeuren (zie mobiliteitsstudie voor aantal leveringen).
Er zijn echter geen woningen of kwetsbare functies gesitueerd binnen straal van 400 m van het projectgebied. Er
worden dan ook geen aanzienlijke effecten verwacht .
licht en stralingen. Motiveer waarom
dat licht en die stralingen niet aanzienlijk zijn.
De parking zal op een beperkt aantal punten verlicht worden tijdens de avond- en nachtperiode. Het betreft
neerwaarts gerichte verlichting die de (sociale) veiligheid moet garanderen van het personeel en de klanten. De
verlichting zal gezien de ligging geen hinder veroorzaken naar mens of fauna.
11 Welke potentiële effecten zijn er te verwachten op het watersysteem?
De door het project veroorzaakte effecten op het watersysteem zijn niet aanzienlijk als bijvoorbeeld de afvoer van
hemelwater beperkt of vermeden wordt door middel van een brongerichte aanpak.
geen effecten. Ga meteen naar vraag 12.
Het project heeft effecten op een overstromingsgevoelig gebied (zie vraag 7) of waterlopen.
wijze er met het overstromingsregime rekening werd gehouden.
Motiveer op welke
Er worden verharde oppervlakten of overdekte constructies gepland met afvoer van hemelwater.
Motiveer waarom
die ingreep niet aanzienlijk is.
Het gebouw en de interne wegenis van de parking worden verhard aangelegd. De parkeerplaatsen worden onverhard
(grasdallen) voorzien. Het principe van hergebruik, infiltratie, bufferen en vertraagd afvoeren zal gerespecteerd
worden. Het sanitair en het kuiswater wordt aangesloten op de hemelwaterput, zodat er voorzien wordt in maximaal
hergebruik. Op basis van de informatie aangeleverd in watertoets wordt voldaan aan de gewestelijke
stedenbouwkundige verordening van 1 oktober 2004 inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen,
buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater. In functie van het benodigde buffervolume
zal een bijkomende infiltratiegracht van XXX m² voor de opvang van hemelwater voorzien worden. Het
bemalingswater zal geloosd worden in de achterliggende gracht/waterloop.
Aandachtspunt:
Sommige gemeenten of provincies hebben nog een eigen, aparte verordening die veelal strenger is dan de
gewestelijke verordening. Voor lozing van niet verontreinigd bemalingswater moet Vlarem II art. 6.2.2.1.2 § 5
gerespecteerd worden.
Er worden ondergrondse constructies gepland waarvoor bronbemaling nodig is.
niet aanzienlijk is.
Motiveer waarom die ingreep
De parking wordt bovengronds voorzien en verder worden er geen grote ondergrondse constructies voorzien. Gezien
het gebied een hoge grondwaterstand kent, zou er voor bepaalde werken (fundering, afvoerleidingen e.d.) wel een
tijdelijke bemaling nodig zijn. Gezien de beperkte grote van ondergrondse constructies, het feit dat het project niet in
of nabij gevoelig gebied zal liggen(duingebied, natuurgebied,…), het om weinig doorlatende leemgrond gaat kan
besloten worden dat er geen aanzienlijke effecten te verwachten zijn.
Aandachtspunt:
VLAREM rubriek “53.2 Bronbemaling voor bouwkundige werken of openbare nutsvoorzieningen” bepaalt wanneer
een project vergunningsplichtig is.
Er wordt een grondwaterwinning gepland?
volgende gegevens.
diepte van de grondwaterwinning
debiet van de grondwaterwinning
Geef een beschrijving van die grondwaterwinning op basis van
m
m³/jaar
Motiveer waarom de effecten van de grondwaterwinning niet aanzienlijk zijn.
12 Heeft het project potentieel een effect op mens, natuur of landschap ?
De door het project veroorzaakte effecten op mens, natuur of landschap zijn niet aanzienlijk wanneer bijvoorbeeld er
Pagina 37 van 53
geen voor mens, natuur of landschap gevoelige gebieden binnen de invloedsfeer van het project gelegen zijn, wanneer er
slechts een beperkte of tijdelijke invloed is op mens, natuur of landschap of wanneer er projectgeïntegreerde maatregelen
worden genomen om deze effecten te voorkomen of te beperken.
geen effecten. Ga naar vraag 13.
toename in vervoersbewegingen en mogelijke andere effecten voor andere weggebruikers of omwonenden.
Motiveer waarom die effecten niet aanzienlijk zijn.
Als er een mobiliteitsstudie werd opgesteld, kunt u daarnaar verwijzen.
Zie mobiliteitsstudie.
Uit de mobiliteitsstudie blijkt dat er zich geen grote problemen inzake ontsluiting, verkeersafwikkeling en parkeren
zullen voordoen. Er worden dus geen aanzienlijke effecten verwacht.
effecten op de gezondheid door de emissies of andere hinder in gebieden met kwetsbare functies (zie vraag 6).
Motiveer waarom die effecten niet aanzienlijk zijn.
Aandachtspunt:
Vraag 6 informeert naar kwetsbare functies binnen de 200 m. Indien een functie niet binnen deze contour ligt, maar
het project wel op een weg met bewoning voor een aanzienlijke verhoging van verkeer zorgt, is het toch aangewezen
om een uitspraak te doen over effecten op gezondheid (afgeleide geluid, trillingen en lucht)
effecten op het bestaande landschap of het onroerend erfgoed (zie vraag 7) in de buurt van het projectgebied.
Motiveer waarom die effecten niet aanzienlijk zijn.
Het bestaande landschap zal veranderen, maar er bevinden zich geen waardevolle gebieden of elementen inzake
landschap of onroerend erfgoed in of nabij het projectgebied.
effecten op voor de natuur waardevolle gebieden (zie vraag 7) of volgens de biologische waarderingskaart
waardevolle biotopen en/of faunistisch belangrijke gebieden. Motiveer waarom die effecten niet aanzienlijk
zijn.
De biologische waarderingskaart vindt u op de website van AGIV (http://geo-vlaanderen.agiv.be/geovlaanderen/bwk/). Als er een passende beoordeling of natuurtoets werd opgesteld, kunt u daarnaar verwijzen.
13 Zijn er nog andere effecten die het project kan genereren?
De effecten die aangehaald worden in de hierboven vermelde vragen zijn de meest voorkomende type van effecten. Voor
specifieke projecten kunnen er mogelijks nog andere effecten optreden. Deze elementen kan u hier vermelden.
ja. Motiveer
waarom die effecten niet aanzienlijk zijn.
Aandachtspunt:
Als bemaling toch aanzienlijk zou zijn en/of de bodem is gevoelig voor zettingen, dan kan het belangrijk zijn om aan te
geven of wat de risico’s zijn voor zettingen en welke project geïntegreerde maatregelen zullen genomen worden.
nee
14 Zijn er door de relatie met andere projecten (zie vraag 9) cumulatieve effecten te verwachten?
ja. Geef een
beschrijving van de cumulatieve effecten en motiveer waarom die effecten niet
aanzienlijk zijn.
Naast het geplande grootwarenhuis bevinden zich een aantal bestaande baanwinkels langs de weg. Daarnaast wordt
aan de overzijde van het project nog een papierwarenhandel voorzien. Deze handelszaak ontsluit op dezelfde weg als
het geplande grootwarenhuis en is momenteel in aanbouw. Uit de mobiliteitsstudie blijkt dat er nog voldoende
restcapaciteit is op de weg. Verwacht wordt dat de effecten van het grootwarenhuis met het andere project niet zullen
leiden tot aanzienlijke effecten.
nee
Pagina 38 van 53
Conclusie over de effectinschatting
15 Rekening houding met de kenmerken van het project, de omgeving en de bovenstaande analyse blijkt
dat de mogelijke milieueffecten van het project niet aanzienlijk zijn.
ja, ik ga akkoord met deze stelling als initiatiefnemer van het project.
nee, op basis van de bovenstaande analyse blijkt dat aanzienlijke milieueffecten niet uit te sluiten zijn.
De opmaak van een MER (milieueffectrapport) is noodzakelijk.
Ondertekening
16 Onderteken de onderstaande verklaring.
Ik verklaar dat alle gegevens in dit formulier naar waarheid zijn ingevuld.
datum
dag
maand
jaar
handtekening
voor- en achternaam
Pagina 39 van 53
Bijlage 5: uitwerking voorbeeld a.d.h.v. het screeningsformulier: school
Kenmerken van het project
1 Welke vergunningen vraagt u voor dit project aan?
Voeg dit screeningsformulier bij uw vergunningsaanvraag of -aanvragen. Hetzelfde formulier moet inhoudelijk gebruikt
worden bij de diverse vergunningsaanvragen. Verduidelijk voor welke onderdelen van het project u deze vergunning
aanvraagt.
een milieuvergunning:
een stedenbouwkundige vergunning:
bouw van een school voor 200 leerlingen
een andere vergunning:
2 Vul het rubrieksnummer of de rubrieksnummers uit bijlage III van het besluit van de Vlaamse Regering
van 10 december 2004 in die aanleiding geven tot deze project-m.e.r.-screening.
Op http://navigator.emis.vito.be/milnav-consult/consultatieLink?wettekstId=267&appLang=nl&wettekstLang=nl kunt u het
besluit downloaden.
rubrieksnummer
bijlage III,
10 b
bijlage III,
3 Is er reeds een vergunningsaanvraag voor dit project ingediend waarbij dit screeningsformulier werd
toegevoegd?
Ja
Bij welke overheid?
Bij welke vergunningsaanvraag?
Datum van beslissing:
nee
Pagina 40 van 53
4 Kruis aan welke werkzaamheden of voorzieningen nog nodig zijn.
geen andere werkzaamheden of voorzieningen
ontbossing of het kappen van bomen
wegaanleg
rioleringen of transportleidingen
werken aan waterlopen
graafwerken
bemaling
andere:
Kenmerken van de omgeving
5 Vul de huidige bestemming en het bodemgebruik in.
Bij ‘bestemmingen’ vult u de huidige bestemming of bestemmingen in van het projectgebied volgens het gewestplan, BPA
of RUP. Het projectgebied is de locatie waar het project plaatsvindt.
Met ‘bodemgebruik’ wordt bedoeld: de manier waarop en het doel waarvoor de bodem op dit ogenblik door de mens
gebruikt wordt.
bestemming(en) Gebied voor gemeenschapsvoorzieningen en openbaar nut
bodemgebruik Onbebouwd
6 Zijn er kwetsbare functies binnen een straal van minder dan 200 meter van het projectgebied?
ja. Kruis
aan welke kwetsbare functies er in de omgeving zijn.
woongebieden
kinderdagverblijven
ziekenhuizen
recreatiegebieden
scholen
rust- en verzorgingstehuizen
nee
Pagina 41 van 53
7 Kruis aan in welk van onderstaande gebieden het project ligt en geef aan welke relevante kaarten u bij dit formulier hebt gevoegd.
Kruis de locatie van het project aan (in een gebied of in de nabijheid ervan). Als het gebied in de nabijheid van een dergelijk gebied ligt, vult u ook de afstand tot dat gebied in.
Voor de beantwoording van deze vraag kunt u gebruikmaken van de website van het Agentschap voor Geografische Informatie Vlaanderen (AGIV):
http://www.agiv.be/gis/diensten/geo-vlaanderen.
soort gebied
locatie van het project
relevante kaarten
in het
gebied
naam van de kaart
in de nabijheid van
het gebied
een speciale beschermingszone (SBZ): een Habitat- of
Vogelrichtlijngebied (http://geo-vlaanderen.agiv.be/geovlaanderen/natura2000/)
Op
m
kaart Natura 2000 gebieden
een gebied in het Vlaams Ecologisch Netwerk (http://geovlaanderen.agiv.be/geo-vlaanderen/ven/)
op
m
kaart gebieden van het VEN
en IVON
een natuurgebied, een bosgebied en andere groene bestemmingen of bestemmingen met een ecologische waarde of
ecologisch belang, aangewezen op plannen van aanleg en de
ruimtelijke uitvoeringsplannen die van kracht zijn in de
ruimtelijke ordening
op
m
kaart van het gewestplan
erfgoedlandschap (verwijzing naar vigerend plan van aanleg)
op
Een beschermd landschap, stads- of dorpsgezicht, monument
of archeologische zone (http://geo-vlaanderen.agiv.be/geovlaanderen/landschapsatlas/?startup=brl(%22go2obj%22,%22
%22) of archeologische zone
(https://bescherming.onroerenderfgoed.be)
inventaris bouwkundig erfgoed
(https://inventaris.onroerenderfgoed.be)
op
vindplaats in de
vergunningsaanvraag
kaart van het RUP/BPA
m
kaart met de ankerplaats of
het erfgoedlandschap
m
kaart met het onroerend
erfgoed
op
m
kaart van de Vlaamse
Hydrografische Atlas
Een waterwingebied of een bijbehorende beschermingszone
type I en II (http://geo-vlaanderen.agiv.be/geo-vlaanderen/vha/:
selecteer laag grondwaterwinning)
op
m
kaart van de Vlaamse
Hydrografische Atlas
Een overstromingsgevoelig gebied (http://geovlaanderen.agiv.be/geo-vlaanderen/watertoets2012/)
op
m
kaart van overstromingsgevoelige gebieden
Andere :
op
m
kaart
300
Pagina 42 van 53
8 Zijn er toetsingsinstrumenten of studies opgenomen?
Het kan bijvoorbeeld gaan over een passende beoordeling, een mobiliteitsstudie, …
ja. Welke instrumenten
of studies zijn er opgenomen en waar zijn ze te vinden in de aanvraag?
- Mobiliteitsstudie, bijlage aanvraag stedenbouwkundige vergunning
nee
9 Welke relatie is er met andere projecten?
Er is geen relatie met andere projecten.
Dit project maakt deel uit van een groter geheel. Over
welk project gaat het?
In de omgeving zijn er projecten met soortgelijke gevolgen voor de omgeving.
Wordt de impact op het milieu vergroot door de aanwezigheid van die andere projecten?
Ja. Over welke projecten gaat het?
Woningen.
nee
Mogelijke effecten van het project op de omgeving
10 Veroorzaakt het project emissies naar het milieu?
Met emissie wordt bedoeld: elke inbreng door de mens van verontreinigingsfactoren (vaste stoffen, vloeistoffen, gassen,
micro-organismen, energievormen zoals warmte, stralingen, licht, geluid en andere trillingen) in de atmosfeer, de bodem
of het water.
De door het project veroorzaakte emissies zijn niet aanzienlijk als bijvoorbeeld de emissiehoeveelheid zeer beperkt is
(bijvoorbeeld bij een beperkte huishoudelijke afvalwaterlozing) of als er projectgeïntegreerde maatregelen worden
genomen om die effecten te voorkomen of te beperken (bijvoorbeeld zuivering van het afvalwater).
geen milieueffecten op het vlak van emissies. Ga meteen naar vraag 11.
luchtverontreiniging ten gevolge van bedrijfs- , verkeers- of geuremissies. Motiveer waarom
die lucht-
verontreiniging niet aanzienlijk is.
Uit modellering van de bestaande situatie met het model CAR Vlaanderen blijkt dat er in het gebied geen belangrijke
knelpunten inzake luchtkwaliteit zijn. Ook na uitvoering van het project blijkt na modellering dat er geen knelpunt
inzake luchtkwaliteit zal zijn.
Aandachtspunt:
- Verwarmingsemissies dienen niet vermeld te worden..
- Verkeersemissies zijn een afgeleide van het aantal bijkomende vervoersbewegingen die het project zal
teweegbrengen. (Zie vraag 12)
afvalwaterlozingen, met inbegrip van thermische verontreiniging.
aanzienlijk zijn.
Motiveer waarom die afvalwaterlozingen niet
Het huishoudelijk afvalwater zal gescheiden geloosd worden op de reeds aanwezige gescheiden riolering. Het betreft
een lagere school zodat er geen bedrijfsafvalwater van bvb. labo’s geproduceerd wordt. In de keuken wordt een
vetvanger voorzien zodat lozingsnormen gerespecteerd worden en er geen aanzienlijke effecten verwacht worden.
verontreiniging van bodem en grondwater.
Motiveer waarom die verontreiniging niet aanzienlijk is.
Tijdens infrastructuurwerken kunnen er calamiteiten ontstaan door problemen met machines op de werf. Bestaande
regelgeving zal gerespecteerd worden. Dit zal niet tot aanzienlijke effecten leiden.
De opslag van stookolie gebeurt in bovengrondse dubbelwandige tanks met een permanent lekdetectiesysteem zodat
geen aanzienlijke effecten te verwachten zijn.
geluid en trillingen. Wanneer veroorzaakt het project
dat geluid of die trillingen
bij de aanleg
bij de exploitatie
Motiveer waarom dat geluid en die trillingen niet aanzienlijk zijn.
Pagina 43 van 53
Tijdens de bouwfase kunnen er zowel geluids- als trillingsemissies zijn als gevolg van werfmachines. Deze fase is
echter tijdelijk van aard en zal zich enkel tijdens de dag voordoen. Er worden bijgevolg geen aanzienlijke effecten
verwacht.
De verkeersgeneratie ten gevolge van het project bedraagt minder dan 25% van het verkeer dat momenteel reeds
aanwezig is op de relevante wegen in de omgeving en het geluidsniveau is momenteel matig zodat de hinder op de
kwetsbare functies in de omgeving als niet aanzienlijk kan beschouwd worden.
licht en stralingen. Motiveer waarom
dat licht en die stralingen niet aanzienlijk zijn.
11 Welke potentiële effecten zijn er te verwachten op het watersysteem?
De door het project veroorzaakte effecten op het watersysteem zijn niet aanzienlijk als bijvoorbeeld de afvoer van
hemelwater beperkt of vermeden wordt door middel van een brongerichte aanpak.
geen effecten. Ga meteen naar vraag 12.
Het project heeft effecten op een overstromingsgevoelig gebied (zie vraag 7) of waterlopen. Motiveer op
welke
wijze er met het overstromingsregime rekening werd gehouden.
Er worden verharde oppervlakten of overdekte constructies gepland met afvoer van hemelwater.
die ingreep niet aanzienlijk is.
Motiveer waarom
De school dient te voldoen aan de gewestelijke verordening inzake hemelwater. Het principe van hergebruik,
infiltratie, bufferen en vertraagd afvoeren zal gerespecteerd worden. Door de grote potentie voor hergebruik zal al het
sanitair voorzien worden van hemelwater waardoor maximaal ingezet wordt op hergebruik.
Een deel van de speelplaats wordt voorzien in waterdoorlatend materiaal, de overige verharde oppervlakte kan
infiltreren in de onverharde randzone.
Aandachtspunt:
Sommige gemeenten of provincies hebben nog een eigen, aparte verordening die veelal strenger is dan de
gewestelijke verordening.
Er worden ondergrondse constructies gepland waarvoor bronbemaling nodig is.
Motiveer waarom die ingreep
niet aanzienlijk is.
Er wordt een grondwaterwinning gepland?
volgende gegevens.
diepte van de grondwaterwinning
debiet van de grondwaterwinning
Geef een beschrijving van die grondwaterwinning op basis van
m
m³/jaar
Motiveer waarom de effecten van de grondwaterwinning niet aanzienlijk zijn.
12 Heeft het project potentieel een effect op mens, natuur of landschap ?
De door het project veroorzaakte effecten op mens, natuur of landschap zijn niet aanzienlijk wanneer bijvoorbeeld er
geen voor mens, natuur of landschap gevoelige gebieden binnen de invloedsfeer van het project gelegen zijn, wanneer er
slechts een beperkte of tijdelijke invloed is op mens, natuur of landschap of wanneer er projectgeïntegreerde maatregelen
worden genomen om deze effecten te voorkomen of te beperken.
geen effecten. Ga naar vraag 13.
toename in vervoersbewegingen en mogelijke andere effecten voor andere weggebruikers of omwonenden.
Motiveer waarom die effecten niet aanzienlijk zijn.
Als er een mobiliteitsstudie werd opgesteld, kunt u daarnaar verwijzen.
Zie mobiliteitsstudie.
Uit de mobiliteitsstudie blijkt dat er zich geen grote problemen inzake ontsluiting en verkeersafwikkeling zullen
voordoen. Er worden dus geen aanzienlijke effecten verwacht.
effecten op de gezondheid door de emissies of andere hinder in gebieden met kwetsbare functies (zie vraag 6).
Motiveer waarom die effecten niet aanzienlijk zijn.
Het project genereert relatief weinig bijkomend verkeer. De straten waarlangs dit verkeer wordt afgewikkeld worden
niet getypeerd als streetcanyons en het verkeer stroomt er vlot door. De bijdrage aan de NO2 concentratie is dan ook
beperkt, nl. X µg/m³. De huidige luchtkwaliteit is niet slecht (< 32 µg/m³) waardoor de impact op de gezondheid als
beperkt kan beschouwd worden.
Pagina 44 van 53
Aangezien de emissies inzake geluid beperkt en/of tijdelijk van aard zullen zijn kan besloten worden dat er ook vanuit
het geluidsaspect geen aanzienlijke effecten op gezondheid te verwachten zijn. Daarnaast is het projectgebied
volgens de geluidskaarten van LNE niet gelegen binnen de contouren van 60 dB (wegverkeer), 65 dB (spoorverkeer)
of 55 dB (luchtverkeer). Het realiseren van een school op deze locatie zal het aantal potentieel gehinderden niet
significant doen toenemen.
effecten op het bestaande landschap of het onroerend erfgoed (zie vraag 7) in de buurt van het projectgebied.
Motiveer waarom die effecten niet aanzienlijk zijn.
Het bestaande landschap zal veranderen, maar het zicht naar het beschermd dorpsgezicht in de omgeving wordt niet
geschaad.
effecten op voor de natuur waardevolle gebieden (zie vraag 7) of volgens de biologische waarderingskaart
waardevolle biotopen en/of faunistisch belangrijke gebieden. Motiveer waarom die effecten niet aanzienlijk
zijn.
De biologische waarderingskaart vindt u op de website van AGIV (http://geo-vlaanderen.agiv.be/geovlaanderen/bwk/). Als er een passende beoordeling of natuurtoets werd opgesteld, kunt u daarnaar verwijzen.
13 Zijn er nog andere effecten die het project kan genereren?
De effecten die aangehaald worden in de hierboven vermelde vragen zijn de meest voorkomende type van effecten. Voor
specifieke projecten kunnen er mogelijks nog andere effecten optreden. Deze elementen kan u hier vermelden.
ja. Motiveer
waarom die effecten niet aanzienlijk zijn.
Het schoolgebouw zal geen schaduwhinder veroorzaken voor de kwetsbare functies in de omgeving, vermits het
gebouw hetzelfde gabariet heeft als de omliggende bebouwing.
nee
14 Zijn er door de relatie met andere projecten (zie vraag 9) cumulatieve effecten te verwachten?
ja. Geef een
beschrijving van de cumulatieve effecten en motiveer waarom die effecten niet
aanzienlijk zijn.
Gezien de aard, ligging en beperkte omvang van de potentiële effecten t.g.v. het project zoals blijkt uit bovenstaande
analyse, zal cumulatie met andere projecten in de buurt niet tot aanzienlijke milieueffecten leiden. Er zijn geen
bestaande knelpunten in de omgeving van het geplande project en het geplande project zorgt er niet voor dat er
knelpunten ontstaan die leiden tot aanzienlijke effecten.
nee
Pagina 45 van 53
Conclusie over de effectinschatting
15 Rekening houding met de kenmerken van het project, de omgeving en de bovenstaande analyse blijkt
dat de mogelijke milieueffecten van het project niet aanzienlijk zijn.
ja, ik ga akkoord met deze stelling als initiatiefnemer van het project.
nee, op basis van de bovenstaande analyse blijkt dat aanzienlijke milieueffecten niet uit te sluiten zijn.
De opmaak van een MER (milieueffectrapport) is noodzakelijk.
Ondertekening
16 Onderteken de onderstaande verklaring.
Ik verklaar dat alle gegevens in dit formulier naar waarheid zijn ingevuld.
datum
dag
maand
jaar
handtekening
voor- en achternaam
Pagina 46 van 53
Bijlage 6: uitwerking voorbeeld a.d.h.v. het screeningsformulier: gemengd project
(wonen & handel)
Kenmerken van het project
1 Welke vergunningen vraagt u voor dit project aan?
Voeg dit screeningsformulier bij uw vergunningsaanvraag of -aanvragen. Hetzelfde formulier moet inhoudelijk gebruikt
worden bij de diverse vergunningsaanvragen. Verduidelijk voor welke onderdelen van het project u deze vergunning
aanvraagt.
een milieuvergunning:
een stedenbouwkundige vergunning:
bouw van 4.500 m² handelsruimte met daarboven 4 appartementen en een
ondergrondse parking
een andere vergunning:
2 Vul het rubrieksnummer of de rubrieksnummers uit bijlage III van het besluit van de Vlaamse Regering
van 10 december 2004 in die aanleiding geven tot deze project-m.e.r.-screening.
Op http://navigator.emis.vito.be/milnav-consult/consultatieLink?wettekstId=267&appLang=nl&wettekstLang=nl kunt u het
besluit downloaden.
rubrieksnummer
bijlage III,
10 b
bijlage III,
3 Is er reeds een vergunningsaanvraag voor dit project ingediend waarbij dit screeningsformulier werd
toegevoegd?
Ja
Bij welke overheid?
Bij welke vergunningsaanvraag? een milieuvergunning: Koelinstallatie voor het bewaren van producten +
airconditioninginstallatie met een totaal geïnstalleerde drijfkracht van 251,
98 kW (klasse 2)
Datum van beslissing:
nee
Pagina 47 van 53
4 Kruis aan welke werkzaamheden of voorzieningen nog nodig zijn.
geen andere werkzaamheden of voorzieningen
ontbossing of het kappen van bomen
wegaanleg
rioleringen of transportleidingen
werken aan waterlopen
graafwerken
bemaling
andere:
Kenmerken van de omgeving
5 Vul de huidige bestemming en het bodemgebruik in.
Bij ‘bestemmingen’ vult u de huidige bestemming of bestemmingen in van het projectgebied volgens het gewestplan, BPA
of RUP. Het projectgebied is de locatie waar het project plaatsvindt.
Met ‘bodemgebruik’ wordt bedoeld: de manier waarop en het doel waarvoor de bodem op dit ogenblik door de mens
gebruikt wordt.
bestemming(en) Woongebied
bodemgebruik Onbebouwd
6 Zijn er kwetsbare functies binnen een straal van minder dan 200 meter van het projectgebied?
ja. Kruis
aan welke kwetsbare functies er in de omgeving zijn.
woongebieden
kinderdagverblijven
ziekenhuizen
recreatiegebieden
scholen
rust- en verzorgingstehuizen
nee
Pagina 48 van 53
7 Kruis aan in welk van onderstaande gebieden het project ligt en geef aan welke relevante kaarten u bij dit formulier hebt gevoegd.
Kruis de locatie van het project aan (in een gebied of in de nabijheid ervan). Als het gebied in de nabijheid van een dergelijk gebied ligt, vult u ook de afstand tot dat gebied in.
Voor de beantwoording van deze vraag kunt u gebruikmaken van de website van het Agentschap voor Geografische Informatie Vlaanderen (AGIV):
http://www.agiv.be/gis/diensten/geo-vlaanderen.
soort gebied
locatie van het project
relevante kaarten
in het
gebied
naam van de kaart
in de nabijheid van
het gebied
een speciale beschermingszone (SBZ): een Habitat- of
Vogelrichtlijngebied (http://geo-vlaanderen.agiv.be/geovlaanderen/natura2000/)
Op
m
kaart Natura 2000 gebieden
een gebied in het Vlaams Ecologisch Netwerk (http://geovlaanderen.agiv.be/geo-vlaanderen/ven/)
op
m
kaart gebieden van het VEN
en IVON
een natuurgebied, een bosgebied en andere groene bestemmingen of bestemmingen met een ecologische waarde of
ecologisch belang, aangewezen op plannen van aanleg en de
ruimtelijke uitvoeringsplannen die van kracht zijn in de
ruimtelijke ordening
op
m
kaart van het gewestplan
erfgoedlandschap (verwijzing naar vigerend plan van aanleg)
op
m
kaart met de ankerplaats of
het erfgoedlandschap
Een beschermd landschap, stads- of dorpsgezicht, monument
of archeologische zone (http://geo-vlaanderen.agiv.be/geovlaanderen/landschapsatlas/?startup=brl(%22go2obj%22,%22
%22) of archeologische zone
(https://bescherming.onroerenderfgoed.be)
inventaris bouwkundig erfgoed
(https://inventaris.onroerenderfgoed.be)
op
m
kaart met het onroerend
erfgoed
op
m
kaart van de Vlaamse
Hydrografische Atlas
Een waterwingebied of een bijbehorende beschermingszone
type I en II (http://geo-vlaanderen.agiv.be/geo-vlaanderen/vha/:
selecteer laag grondwaterwinning)
op
m
kaart van de Vlaamse
Hydrografische Atlas
Een overstromingsgevoelig gebied (http://geovlaanderen.agiv.be/geo-vlaanderen/watertoets2012/)
op
m
kaart van overstromingsgevoelige gebieden
Andere :
op
m
kaart
vindplaats in de
vergunningsaanvraag
kaart van het RUP/BPA
Pagina 49 van 53
8 Zijn er toetsingsinstrumenten of studies opgenomen?
Het kan bijvoorbeeld gaan over een passende beoordeling, een mobiliteitsstudie, …
ja. Welke instrumenten
of studies zijn er opgenomen en waar zijn ze te vinden in de aanvraag?
- Mobiliteitsstudie, bijlage aanvraag stedenbouwkundige vergunning
nee
9 Welke relatie is er met andere projecten?
Er is geen relatie met andere projecten.
Dit project maakt deel uit van een groter geheel. Over
welk project gaat het?
In de omgeving zijn er projecten met soortgelijke gevolgen voor de omgeving.
Wordt de impact op het milieu vergroot door de aanwezigheid van die andere projecten?
Ja. Over welke projecten gaat het?
In de onmiddellijke omgeving zijn er nog handelsruimten (van 1.200 m² en 2.000 m² brutovloeroppervlakte)
aanwezig.
nee
Mogelijke effecten van het project op de omgeving
10 Veroorzaakt het project emissies naar het milieu?
Met emissie wordt bedoeld: elke inbreng door de mens van verontreinigingsfactoren (vaste stoffen, vloeistoffen,
gassen, micro-organismen, energievormen zoals warmte, stralingen, licht, geluid en andere trillingen) in de
atmosfeer, de bodem of het water.
De door het project veroorzaakte emissies zijn niet aanzienlijk als bijvoorbeeld de emissiehoeveelheid zeer
beperkt is (bijvoorbeeld bij een beperkte huishoudelijke afvalwaterlozing) of als er projectgeïntegreerde
maatregelen worden genomen om die effecten te voorkomen of te beperken (bijvoorbeeld zuivering van het
afvalwater).
geen milieueffecten op het vlak van emissies. Ga meteen naar vraag 11.
luchtverontreiniging ten gevolge van bedrijfs- , verkeers- of geuremissies. Motiveer waarom
die lucht-
verontreiniging niet aanzienlijk is.
De door het project veroorzaakte verkeersemissies zijn niet aanzienlijk zoals blijkt uit de mobiliteitsstudie in
bijlage. Zoals blijkt uit de mobiliteitsstudie in bijlage wordt relatief weinig bijkomend verkeer gegenereerd. Dit
verkeer stroomt vlot door. Uit modellering van de bestaande situatie met het model CAR Vlaanderen blijkt dat
er in het gebied geen belangrijke knelpunten inzake luchtkwaliteit zijn. Ook na uitvoering van het project blijkt
na modellering dat er geen knelpunt inzake luchtkwaliteit zal zijn.
Aandachtspunt:
- Verwarmingsemissies dienen niet vermeld te worden..
- Verkeersemissies zijn een afgeleide van het aantal bijkomende vervoersbewegingen die het project zal
teweegbrengen. (Zie vraag 12)
afvalwaterlozingen, met inbegrip van thermische verontreiniging.
Motiveer waarom die
afvalwaterlozingen niet aanzienlijk zijn.
Het huishoudelijk afvalwater zal geloosd worden op de reeds aanwezige gescheiden riolering. Deze lozing zal
eveneens gescheiden gebeuren.
verontreiniging van bodem en grondwater. Motiveer waarom die verontreiniging niet aanzienlijk
Tijdens infrastructuurwerken kunnen er calamiteiten ontstaan door problemen met machines op de werf.
Bestaande regelgeving zal gerespecteerd worden. Dit zal niet tot aanzienlijke effecten leiden.
geluid en trillingen. Wanneer veroorzaakt het project
dat geluid of die trillingen
bij de aanleg
bij de exploitatie
Pagina 50 van 53
is.
Motiveer waarom dat geluid en die trillingen niet aanzienlijk zijn.
Tijdens de bouwfase kunnen er zowel geluids- als trillingsemissies zijn als gevolg van werfmachines. Deze
fase is echter tijdelijk van aard en zal zich enkel tijdens de dag voordoen. De werfmachines zullen ook
voldoende afstand houden ten opzichte van de kwetsbare functies in de omgeving. Er worden bijgevolg geen
aanzienlijke effecten verwacht.
Tijdens de exploitatiefase zal het laden en lossen ondergronds gebeuren zodat geen aanzienlijke effecten te
verwachten zijn naar de kwetsbare functies in de omgeving.
De hinder van het reeds aanwezige verkeer op de geplande bewoning is als niet aanzienlijk te beschouwen
vermits de stiltebehoevende ruimtes aan de achterzijde van het gebouw gelegen zijn en voldaan wordt aan de
normen voor akoestische isolatie.
De verkeersgeneratie ten gevolge van het project bedraagt minder dan 25% van het verkeer dat momenteel
reeds aanwezig is op de relevante wegen in de omgeving en het geluidsniveau is momenteel matig zodat de
hinder op de omwonenden als niet aanzienlijk kan beschouwd worden.
licht en stralingen. Motiveer waarom
dat licht en die stralingen niet aanzienlijk zijn.
De verlichting van de handelsruimte betreft neerwaarts gerichte verlichting die niet zal leiden tot aanzienlijke
milieueffecten.
11 Welke potentiële effecten zijn er te verwachten op het watersysteem?
De door het project veroorzaakte effecten op het watersysteem zijn niet aanzienlijk als bijvoorbeeld de afvoer van
hemelwater beperkt of vermeden wordt door middel van een brongerichte aanpak.
geen effecten. Ga meteen naar vraag 12.
Het project heeft effecten op een overstromingsgevoelig gebied (zie vraag 7) of waterlopen.
Motiveer op
welke wijze er met het overstromingsregime rekening werd gehouden.
Er worden verharde oppervlakten of overdekte constructies gepland met afvoer van hemelwater.
waarom die ingreep niet aanzienlijk is.
Motiveer
De appartementen en handelsruimte dienen te voldoen aan de gewestelijke verordening inzake hemelwater.
Het principe van hergebruik, infiltratie, bufferen en vertraagd afvoeren zal gerespecteerd worden. Gezien de
grote potenties voor hergebruik wordt het sanitair van de appartementen gevoed met hemelwater.
Aandachtspunt:
Sommige gemeenten of provincies hebben nog een eigen, aparte verordening die veelal strenger is dan de
gewestelijke verordening.
Er worden ondergrondse constructies gepland waarvoor bronbemaling nodig is.
ingreep niet aanzienlijk is.
Motiveer waarom die
Er wordt een ondergrondse parking voorzien waarvoor een tijdelijke bemaling nodig zal zijn. Deze bemaling zal
gebeuren in een gesloten bouwput, waardoor het bemalingsdebiet beperkt zal zijn en het bemalingswater
opnieuw kan geïnfiltreerd worden.
Gezien de uitvoeringswijze en het feit dat het project niet in of nabij gevoelig gebied zal liggen(duingebied,
natuurgebied,…), kan besloten worden dat er geen aanzienlijke effecten te verwachten zijn.
Aandachtspunt:
In VLAREM bepaalt rubriek “53.2 Bronbemaling voor bouwkundige werken of openbare nutsvoorzieningen”
wanneer een project vergunningsplichtig is.
Er wordt een grondwaterwinning gepland?
basis van volgende gegevens.
diepte van de grondwaterwinning
debiet van de grondwaterwinning
Geef een beschrijving van die grondwaterwinning op
m
m³/jaar
Motiveer waarom de effecten van de grondwaterwinning niet aanzienlijk zijn.
12 Heeft het project potentieel een effect op mens, natuur of landschap ?
De door het project veroorzaakte effecten op mens, natuur of landschap zijn niet aanzienlijk wanneer bijvoorbeeld
er geen voor mens, natuur of landschap gevoelige gebieden binnen de invloedsfeer van het project gelegen zijn,
Pagina 51 van 53
wanneer er slechts een beperkte of tijdelijke invloed is op mens, natuur of landschap of wanneer er
projectgeïntegreerde maatregelen worden genomen om deze effecten te voorkomen of te beperken.
geen effecten. Ga naar vraag 13.
toename in vervoersbewegingen en mogelijke andere effecten voor andere weggebruikers of omwonenden.
Motiveer waarom die effecten niet aanzienlijk zijn.
Als er een mobiliteitsstudie werd opgesteld, kunt u daarnaar verwijzen.
Zie mobiliteitsstudie.
Uit de mobiliteitsstudie blijkt dat er zich geen grote problemen inzake ontsluiting, verkeersafwikkeling en
parkeren zullen voordoen. Er worden dus geen aanzienlijke effecten verwacht.
effecten op de gezondheid door de emissies of andere hinder in gebieden met kwetsbare functies (zie vraag
6). Motiveer waarom die effecten niet aanzienlijk zijn.
Het project genereert relatief weinig bijkomend verkeer. De straten waarlangs dit verkeer wordt afgewikkeld
worden niet getypeerd als streetcanyons en het verkeer stroomt er vlot door. De bijdrage aan de NO2
concentratie is dan ook beperkt, nl. X µg/m³. De huidige luchtkwaliteit is niet slecht (< 32 µg/m³) waardoor de
impact op de gezondheid als beperkt kan beschouwd worden.
Aangezien de emissies inzake geluid beperkt en/of tijdelijk van aard zullen zijn kan besloten worden dat er ook
vanuit het geluidsaspect geen aanzienlijke effecten op gezondheid te verwachten zijn. Daarnaast is het
projectgebied volgens de geluidskaarten van LNE niet gelegen binnen de contouren van 60 dB (wegverkeer),
65 dB (spoorverkeer) of 55 dB (luchtverkeer). Het realiseren van dit gemengd project op deze locatie zal het
aantal gehinderden niet significant doen toenemen.
effecten op het bestaande landschap of het onroerend erfgoed (zie vraag 7) in de buurt van het projectgebied.
Motiveer waarom die effecten niet aanzienlijk zijn.
Het bestaande landschap zal veranderen, maar er bevinden zich geen waardevolle gebieden of elementen
inzake landschap of onroerend erfgoed in of nabij het projectgebied.
effecten op voor de natuur waardevolle gebieden (zie vraag 7) of volgens de biologische waarderingskaart
waardevolle biotopen en/of faunistisch belangrijke gebieden. Motiveer waarom die effecten niet
aanzienlijk zijn.
De biologische waarderingskaart vindt u op de website van AGIV (http://geo-vlaanderen.agiv.be/geovlaanderen/bwk/). Als er een passende beoordeling of natuurtoets werd opgesteld, kunt u daarnaar verwijzen.
13 Zijn er nog andere effecten die het project kan genereren?
De effecten die aangehaald worden in de hierboven vermelde vragen zijn de meest voorkomende type van
effecten. Voor specifieke projecten kunnen er mogelijks nog andere effecten optreden. Deze elementen kan u hier
vermelden.
ja. Motiveer
waarom die effecten niet aanzienlijk zijn.
Aandachtspunt:
Als bemaling toch aanzienlijk zou zijn en/of de bodem is gevoelig voor zettingen, dan kan het belangrijk zijn om
aan te geven of wat de risico’s zijn voor zettingen en welke project geïntegreerde maatregelen zullen genomen
worden.
nee
14 Zijn er door de relatie met andere projecten (zie vraag 9) cumulatieve effecten te verwachten?
ja. Geef een
beschrijving van de cumulatieve effecten en motiveer waarom die effecten niet
aanzienlijk zijn.
Er zijn nog handelsruimten in de omgeving gelegen die eveneens een hoeveelheid verkeer zullen genereren.
In de mobiliteitsstudie werden de cumulatieve effecten onderzocht en werd aangetoond dat er geen
aanzienlijke cumulatieve effecten zullen zijn.
Er worden bijgevolg ook geen aanzienlijke effecten verwacht op de afgeleide disciplines lucht en geluid.
nee
Pagina 52 van 53
Conclusie over de effectinschatting
15 Rekening houding met de kenmerken van het project, de omgeving en de bovenstaande analyse
blijkt dat de mogelijke milieueffecten van het project niet aanzienlijk zijn.
ja, ik ga akkoord met deze stelling als initiatiefnemer van het project.
nee, op basis van de bovenstaande analyse blijkt dat aanzienlijke milieueffecten niet uit te sluiten zijn.
De opmaak van een MER (milieueffectrapport) is noodzakelijk.
Ondertekening
16 Onderteken de onderstaande verklaring.
Ik verklaar dat alle gegevens in dit formulier naar waarheid zijn ingevuld.
datum
dag
maand
jaar
handtekening
voor- en achternaam
Pagina 53 van 53
Download