6 Systeemtheorie

advertisement
Discussievragen
6 Systeemtheorie
1 Bij de kanttekeningen in dit hoofdstuk werd erop gewezen dat een te rigide toepassing van de
systeemtheorie het gevaar in zich draagt dat de eigen speelruimte van een individu ontkend
wordt. Wat is jouw mening daarover? Kan bijvoorbeeld een kind ‘ontsnappen’ aan de invloed
van het gezin waarin het opgroeit? Van welke factoren is het volgens jou afhankelijk of een
kind meer of minder aan de invloed van het gezin kan ontsnappen? Denk daarbij zowel aan
systeemkenmerken (gezinskenmerken) als aan individuele kenmerken.
2 In de strategische stroming wordt gesteld dat een psychische stoornis een kenmerk van het
systeem is en niet van een individu. Wat is jouw mening over dit standpunt? Zijn er voorbeelden
waarvan je zeker weet dat het gezin geen rol speelt bij het ontstaan en/of blijven voortbestaan
van de psychische stoornis?
3 In de hulpverlening bestaan er ouderbegeleiders. Zij hebben als taak om ouders van kinderen
die behandeld worden (bijvoorbeeld in een instelling voor kinder- en jeugdpsychiatrie) apart te
begeleiden. Men spreekt ook wel van gezinsbegeleiders als het hele gezin begeleid wordt. Van
der Pas (1995) schrijft dat ouderbegeleiders vaak onwillekeurig de interpunctie maken dat de
problemen van de kinderen veroorzaakt worden door disfunctioneel oudergedrag. De uitspraak
‘er raken evenveel ouders in de problemen door hun kinderen als kinderen door hun ouders’
(Van der Pas, 1995: p. 157), roept veel weerstand bij de hulpverleners op.
a Heb je een idee hoe het zou komen dat hulpverleners die onwillekeurige interpunctie maken?
Hoe zit het met jezelf?
b Als jij hoort dat een kind problemen heeft, heb je dan ook al een verklaring (interpunctie)
klaarliggen? Welke verklaring is dat?
c Van der Pas (ibidem) schrijft: ‘We hebben allemaal nog ongeschilde appeltjes van heel vroeger.’
Wat zou ze daarmee bedoelen? Met welk ander theoretisch referentiekader kun je deze uitspraak
in verband brengen? Ben je het eens met Van der Pas? Motiveer je mening.
Literatuur
Pas, A. van der (1995). Gezinstherapeut-ouderbegeleider. Hoe word je het? Systeemtherapie,
7(3).
4 Gezinstherapeuten verdedigen nog wel eens de volgende stelling: ‘In een gezin hoort de
relatie tussen de ouders symmetrisch te zijn en de relatie tussen de ouders en de kinderen
complementair.’ Waarom zou een gezinstherapeut deze stelling verdedigen? Ben je het eens
met deze stelling? Motiveer je mening.
Discussievragen bij Het palet van de psychologie
Download