Sociaal-emotionele ontwikkeling 12 april 2005 Kinderen met een auditieve en/of communicatieve beperking De problematiek van kinderen met auditieve en/of communicatieve beperkingen, hun sociale en hun emotionele ontwikkeling zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Communiceren doe je immers altijd – ‘per definitie’- met anderen. Relaties met anderen, dat is de context waarin de sociale en emotionele ontwikkeling plaatsvindt, waarin basiscompetenties verworven worden, waarin communicatievaardigheden ontwikkeld worden en kinderen met zichzelf en anderen leren omgaan. Bij kinderen met auditieve en/of communicatieve beperkingen verloopt dit vaak niet volgens verwachting. De emotionele ontwikkeling heeft betrekking op de gevoelens die een kind ervaart. Deze ontwikkeling loopt gevaar wanneer kinderen zich niet begrepen voelen, zich niet kunnen uiten, anderen niet kunnen begrijpen. Gevoelens van machteloosheid kunnen gemakkelijk leiden tot zichtbaar en onzichtbaar probleemgedrag, tot driftbuien, agressiviteit of juist in je schulp kruipen. De sociale ontwikkeling heeft betrekking op de relatie van het kind met anderen. Het onderhouden van relaties met anderen is voor ons allen belangrijk. Hoe beter we dat kunnen, hoe groter ons welbevinden, en hoe meer we leren van, aan en met anderen. Bij opgroeiende kinderen met auditieve en/of communicatieve beperkingen zien we dat hun problematiek meer zichtbaar wordt naarmate hun leefomgeving zich uitbreidt en hun contacten zich zouden moeten uitdiepen. Het is moeilijk om perspectief te nemen, feedback en kritiek te geven en ontvangen. Ook is er vaak moeite om op een assertieve manier met leeftijdsgenoten om te gaan. Het onderhouden van een relatie met een ander (een gesprekje kunnen voeren, ruzie kunnen uitpraten) kost zeer veel moeite en leidt zelfs tot communicatienood. Hierdoor kunnen kinderen in een negatieve spiraal komen: ze zijn minder goed in staat vriendschappen te onderhouden, maar hebben hierdoor ook minder mogelijkheden de sociale vaardigheden te oefenen. Wanneer de communicatie faalt, vallen we terug op de essentie van de boodschap die we willen overbrengen. Niet alleen het kind zelf, maar ook de vaak (ongeduldige) gesprekspartner zal zich beperken tot doe-zinnen, tot het uiten van wensen. Hij wil dat het kind hem begrijpt. Directief betekent minder responsief, er wordt minder gereageerd op eventuele gespreksinitiatieven van het kind, er wordt minder ingegaan op de bedoelingen van het kind, en diens achterliggende gevoelens en motieven. Soms is een directieve houding heel functioneel, maar als dit de enige wijze van communiceren wordt, is dit fnuikend voor de emotionele, sociale en cognitieve ontwikkeling. Een positief zelfbeeld en een actieve leerhouding worden door een dergelijke communicatie niet bepaald gestimuleerd. Een taalachterstand beïnvloedt dus de aard en de hoeveelheid interactie tussen kind en volwassenen. Zo blijkt hoe een communicatieve achterstand de sociale, emotionele en cognitieve ontwikkeling belast. Doelen van het emotionele en sociale vormings-onderwijs Het uitgangspunt is dat de sociaal-emotionele vorming geen apart vak is, maar – planmatig- in allerlei lessen aan de orde moet komen. Alle interacties binnen de school moeten doordrongen zijn van deze pedagogische visie. Want de sociale en emotionele ontwikkeling gaat de hele dag door, in iedere les, in ieder contact, ook in de omgang van 1 leerkrachten en andere volwassenen samen. De doelen die hierna genoemd worden, betreffen vooral het planmatige gedeelte. Deze elementen, die planmatig aan de orde komen, horen steeds weer, door de dag heen, bewust terug te keren: in de les, in het samen fruit eten, in de wijze van binnenkomen in de klas enzovoorts. Emotionele en sociale ontwikkeling moeten dan ook structureel een plek hebben in de scholing, de groepsbespreking, het rooster en doorwerken in de benadering van de leerling. Het lange-termijn-doel van opvoeding en onderwijs dat ons voor ogen staat is groots: kinderen die ‘goed in hun vel zitten’; makkelijk met anderen om kunnen gaan en voldoende bagage meegekregen hebben om zelfstandig te participeren in de maatschappij. Om dat te bereiken, moeten kinderen zichzelf goed kennen, in staat zijn anderen te begrijpen en met die anderen te communiceren en (intermenselijke) problemen op te lossen. Voor de kortere termijn – en zeker binnen het onderwijs – zijn de volgende doelen van belang: Leren herkennen, erkennen en benoemen van en omgaan met eigen gevoelens. Meer zicht krijgen op de gevoelens van anderen, sociale cognitie, perspectief kunnen nemen, en relaties met anderen aan kunnen gaan. Dit behelst uiteraard meer dan het trainen van sociale vaardigheden. Leren omgaan met de eigen beperkingen. Dat wil zeggen dat het kind, ondanks zijn kwetsbaarheid toch weerbaar wordt. Dat hij de wereld om zich heen en zijn eigen rol daarin leert te doorzien, zodat hij zich kan handhaven. Concreet kan dit betekenen dat de kinderen weten hoe en bij wie ze steun kunnen zoeken op alle mogelijke fronten. Daartoe moeten de kinderen thuis en op school ondervinden dat die steun gegeven wordt, dat anderen belang in hen stellen, dat ze er toe doen. Het PAD-programma Om bovenstaande doelen na te streven is in 1994 het PAD-programma (Programma Alternatieve Denkstrategieën) ingevoerd op De Voorde. Het kind wordt gestimuleerd en begeleid bij het emotionele bewustwordingsproces en bij het ontwikkelen van zelfcontrole. Bovendien worden aan het kind strategieën aangereikt waarmee het sociale probleemsituaties kan oplossen. Het leerplan bestaat uit ongeveer 140 hiërarchisch opgebouwde lessen met aanvullende activiteiten. Deze lessen worden vanaf leerjaar 3 één maal per week aangeboden en lopen door tot in de bovenbouw. Het PAD-leerplan is aangepast voor kinderen met auditieve en/of communicatieve beperkingen. Het is uitermate geschikt voor deze kinderen omdat er veel visueel ondersteund wordt en nieuwe informatie expliciet aangeleerd wordt. De kinderen leren door middel van toneelstukjes, foto’s bekijken, luisteren naar verhalen de geleerde informatie in praktijk te brengen. De volgende leergebieden zijn aanwezig: Zelfcontrole (gedragsmatig en verbaal) – toepassing van de schildpad-methode en het stoplicht. Leren begrijpen van gevoelens en waarden/oordelen. Probleem-oplossen, volgens een procedure die uit een aantal stappen bestaat. Bevorderen positief zelfbeeld. Leren omgaan met leeftijdsgenoten. 2 Gedragsregels Het PAD-leerplan leert de kinderen dat alle gevoelens mogen (zowel fijne als nare) maar dat gedrag wel of niet mag. Het hebben van een gevoel is immers iets anders dan handelen op basis van een gevoel. Als de kinderen niet voldoende zelfcontrole hebben (dus: schelden, slaan, schoppen, pesten etc.) nemen zij samen met een volwassene de stappen van het stoplicht door. Laten zij zien dat zij zich blijvend niet aan de gedragsregels (zie hieronder) van de school kunnen houden, dan wordt de directie ingeschakeld. Er zal dan (eventueel in overleg en/of in samenwerking met de directie) een stappenplan opgezet worden. De ouders worden hiervan op de hoogte gesteld. Gedragsregels: Wij Wij Wij Wij houden rekening met elkaar. letten op onze woorden. houden de school opgeruimd en schoon. zijn zuinig op de spullen van onszelf en de spullen van een ander. Pestprotocol Op De Voorde hanteren wij bewust geen pestprotocol. Het PAD-leerplan geeft ons handvaten om de sociaal-emotionele ontwikkeling van de kinderen te bevorderen. Alle doelen zijn erop gericht om de kinderen sociale vaardigheden en sociaal inzicht aan te leren; om zich gewaardeerd te voelen, zichzelf en anderen te begrijpen en om zichzelf te beheersen en problemen op te kunnen lossen. Dit is een lange leerweg, waarbij fouten gemaakt worden. Juist deze kinderen hebben een positieve insteek nodig, een dialoog met de leerkracht volgens het PAD-principe. Om het vervolgens weer opnieuw te proberen… Dat er grenzen zijn, spreekt voor zich. Zodra deze blijvend overschreden worden (zie onze gedragsregels), zijn er de consequenties. Kleuters: “Ik ga voor PAD” en de “Doos vol gevoelens” Het programma “Ik ga voor PAD” bevat 11 lessen waarin op een concrete en tastbare wijze kinderen ervaringen worden aangeboden, met als doelstellingen: Het ontwikkelen van een beter geïntegreerd lichaamsbeeld. Het vergroten van het zelfbesef. Het opbouwen en uitbreiden van de bijbehorende taalbegrippen. Op deze wijze wordt er aan jonge kinderen de kans geboden om als persoon voldoende toegerust te raken voor het PAD-leerplan. In de “Doos vol gevoelens” komen vier basisgevoelens aan bod: blij, bang, boos en verdrietig. Het doel is de kinderen helpen gevoelens beter te (h)erkennen, benoemen en differentiëren bij zichzelf én bij anderen. Zo leren ze zich in het ‘perspectief’ van de ander te verplaatsen (inleven). Dit draagt bij tot hun sociale competentie. De programma’s worden naast elkaar gebruikt en sluiten goed aan op het PADprogramma. Het programma “PAD voor kleuters” is momenteel in ontwikkeling bij het Seminarium voor Orthopedagogiek. Zodra dit uitgegeven wordt, wordt bekeken of het programma geschikt is voor onze kleutergroepen. 3 Extra zorg Kinderen die extra oefening nodig hebben met betrekking tot spelvaardigheden kunnen voor een periode spelbegeleiding krijgen. Zie bijlage “Spelbegeleiding op De Voorde”. Er kan speltherapie gegeven worden aan kinderen bij wie sprake is van een bedreigde of verstoorde ontwikkeling die op verschillende competentiegebieden (bijvoorbeeld emotioneel-, sociaal- en/of didaktisch functioneren) ernstige consequenties heeft. Zie bijlage “Speltherapie op De Voorde”. Voor de minder weerbare kinderen is er in leerjaar 5 en 6 een SOVA-training. Deze training geeft naast het PAD-programma extra aandacht aan de sociale vaardigheden. De kinderen leren die sociale vaardigheden, die hen in staat stellen op een plezierige, bevredigende en ontspannen wijze contact te maken en te onderhouden. Zie bijlage “Sova-training op De Voorde”. Soms hebben kinderen op sociaal-emotioneel gebied extra aandacht of zorg nodig. De orthopedagoog kan middels gesprekken extra begeleiding geven. Vaak wordt deze begeleiding gekoppeld aan een handelingsplan en vindt verdere uitvoering in de groep plaats. Toetsing Ieder schooljaar wordt bij de kinderen vanaf leerjaar 3 de Licorlijst afgenomen. Middels deze lijst wordt de sociaal-emotionele ontwikkeling in kaart gebracht. Op deze manier kunnen we stagnaties en vooruitgangen goed herkennen en kunnen we vervolgens handelingsgericht te werk gaan. De Licorlijst brengt 8 gedragsaspecten in kaart. Zie verder bijlage “Licor op De Voorde”. Bij de eindschoolverlaters wordt de AVL (Apeldoornse Vragenlijst) afgenomen. De doelstelling van de AVL is om een indruk te krijgen van relevante leerlingkenmerken die van invloed zijn op het gedrag en het sociaal-emotioneel functioneren. Op basis van die kenmerken kan een mogelijke stagnering van de schoolloopbaan worden voorspeld en kunnen concrete handelingsadviezen worden gegeven. Zie verder de handleiding van de AVL. PAD-oudercursus Deze cursus wordt elk jaar aangeboden. Ouders die hiervoor interesse hebben kunnen zich hiervoor opgeven. In een groep van ongeveer 12 ouders leren ouders wat PAD is en wat PAD in de opvoedingssituatie thuis zou kunnen betekenen. Daarnaast worden vaardigheden aangeleerd om het eigen kind te helpen de PAD-principes onder de knie te krijgen. Informatie 1. Het PAD-programma. 2. De sociale en emotionele ontwikkeling. Hoofdstuk uit de map “Leerlingen met ernstige spraak- en taalmoeilijkheden” van het Seminarium voor Orthopedagogiek. 3. PAD-oudercursus. 4. Handleiding Apeldoornse Vragenlijst. Bijlagen 1. 2. 3. 4. 5. Spelbegeleiding op De Voorde. Speltherapie op De Voorde. SOVA-training op De Voorde. Licor op De Voorde. Praktische afspraken PAD januari 2005. 4