EMOTIONELE INTELLIGENTIE Daniel Goleman legt in ‘Working with Emotional Intelligence’ (tweede druk, 2001) het belang uit van emotionele intelligentie versus cognitieve intelligentie. In de huidige maatschappij ligt de nadruk op communicatie en samenwerken. Dat maakt dat emotionele competenties door werkgevers belangrijker worden geacht dan cognitieve competenties. Dat geldt zeker voor het onderwijs, waar communicatie tussen mensen de essentie van het werk vormt. Een docent moet in zekere mate emotioneel competent zijn, wil hij zijn vak goed kunnen uitoefenen. Goleman maakt de onderstaande indeling in emotionele competenties. De competenties zijn verdeeld in 5 groepen, waarbij iedere groep van competenties hoort bij een onderliggende emotionele ‘deelintelligentie’. Hij spreekt hier over emotionele competentie omdat het gaat om zaken die aangeleerd kunnen worden. De emotionele intelligentie bepaalt hoe goed men in staat blijkt deze emotionele competenties te leren. Een emotioneel intelligent persoon is dus niet per definitie direct emotioneel competent. Daar gaat een leerproces aan vooraf. I. Zelfbewustzijn Jezelf kennen, ofwel je voorkeuren, bronnen en intuïtie kennen. Zelfbewustzijn kent een: emotioneel bewustzijn: je emoties en de effecten ervan kennen; accurate zelfbeoordeling: je krachten en grenzen kennen; zelfvertrouwen: weten wat je waard bent, je mogelijkheden kennen. 2. Zelfsturing Jezelf en je impulsen kunnen hanteren. Zelfsturing kun je verdelen in: Zelfbeheersing: uitbarstingen onder controle kunnen houden; Betrouwbaarheid: eerlijk en integer zijn; Gewetensvol: de verantwoordelijkheid voor je daden nemen; Aanpassingsvermogen: flexibel met veranderingen om kunnen gaan; Innovatief: je niet laten afschrikken door nieuwe ideeën. 3. Motivatie Jezelf ertoe kunnen zetten je doelen te bereiken. Aspecten van motivatie zijn: De wil iets te bereiken: goed willen zijn in hetgeen je doet; Betrokkenheid: helpen de doelen van de organisatie te formuleren en te realiseren; Initiatief: klaar om te handelen als de mogelijkheid er is; Optimisme: ook bij tegenslagen volhouden. 4. Empathie Je bewust zijn van gevoelens, behoeftes en zorgen van een ander. Empathie is te verdelen in: De ander begrijpen:vanuit het perspectief van een ander kunnen kijken; De ander ontwikkelen: leervragen van de ander herkennen en (helpen) beantwoorden ; Dienstbaarheid: herkennen van en reageren op vragen van anderen; Verschillen gebruiken: verschillen tussen mensen als een kans zien; Gevoel voor verhoudingen: emotionele richting en macht binnen een groep aanvoelen. 5. Sociale vaardigheden Gewenst gedrag kunnen oproepen. Aspecten van sociale vaardigheden zijn: Invloed: effectieve tactieken voor overreding beheersen; Communicatie: open luisteren en heldere berichten zenden; Conflict hantering: over meningsverschillen kunnen onderhandelen; Leiderschap: groepen en individuen kunnen inspireren; Veranderaar: veranderingen kunnen starten en hanteren; Bruggenbouwer: relaties bouwen en onderhouden; Samenwerken: samen naar een gemeenschappelijk doel kunnen werken; Teamcapaciteiten: synergie kunnen scheppen. Het is onmogelijk om op alle gebieden volledig competent te zijn. Iedereen heeft zijn sterke en zwakke punten. Zijn minstens 6 van de 25 competenties sterk ontwikkeld en zijn deze sterk ontwikkelde competenties verdeeld over de vijf deelgebieden van emotionele intelligentie, dan ontstaan de ideale omstandigheden om als docent emotioneel competent te functioneren. Pagina 2