Groepsopdracht Psychologie Groepsnummer: 5 Lector psychologie: Veerle Portael Lector orthopedagogiek: Beno Schraepen Namen groepsleden: Anna Demeulenaere Dorien Hanjoul Emma Kerstens Marie Meert Nour El Hadri Samia Kasmi Klas: D1A2 Opgegeven begrippen: Dementie bij ouderen, Cognitieve gedragstherapeutische benadering, R.O.T Beknopte samenvatting van de concrete uitwerking van de opgegeven methode of techniek: Wanneer niet alleen het geheugen verzwakt, maar wanneer ook de andere zaken in het dagelijkse leven moeizamer gaan en de persoonlijkheid verandert, is er eventueel sprake van een dementiesyndroom (Dirkse & Vermeer, 2013). Een methode om met ouderen met dementie om te gaan is R.O.T. of de Realiteits Oriëntatie Training. Het doel van de Realiteits Oriëntatie Training is het vertragen van het dementieproces. Hierbij gaat men de verwarde personen stimuleren en activeren om het contact met de werkelijkheid terug te vinden. Met deze training tracht men de zelfstandigheid, het zelfvertrouwen en het welbevinden te bevorderen, gevoelens van angst te verminderen en verdere sociale achteruitgang te voorkomen (De Laak, 2012). De Realiteits Oriëntatie Training tracht de verwardheid van de oudere af te remmen door voortdurend juiste informatie over tijd, plaats en persoon aan te bieden. Ook het systematisch corrigeren van verkeerde uitspraken of handelingen en het aanmoedigen van zelfstandigheid behoort tot deze training. Deze trainingen wordt vooral geleid door activiteitenbegeleiders, verzorgende, verplegende, psychologen en ergotherapeuten (NIVEL, 2015). De situatie thuis is een heel belangrijk aspect in deze training. Een juiste attitude is noodzakelijk. Het is belangrijk dat familie de correcties en aanwijzingen zo onopvallend mogelijk gegeven worden (NIVEL, 2015). Theoretische uitgangspunten De Realiteits Oriëntatie Training werd eind jaren 50 ontwikkeld door Folsom. Folsom is een Amerikaanse arts die geïnspireerd was door een theorie die betrekking heeft tot de hospitaliserende werking van instituties. Deze theorie stelde dat wanneer mensen langdurig in een instelling leven waar ze zich moeten houden aan strikte regels, ze hun identiteit kunnen verliezen, minder initiatief nemen en zich onverschillig opstellen. Folsom benadrukt hoe belangrijk het prothetische karakter van de omgeving is. Hiermee bedoelt hij dat de omgeving functies kan vervangen die verloren kunnen gaan bij mensen met dementie. Folsom was ervan overtuigd dat een aangepaste omgeving en een voortdurend aanbod van informatie over tijd, plaats, personen en een voortdurende aanspraak op de intacte geheugenfuncties, leidt tot meer adequaat gedrag (De Laak, 2012). Mensen met dementie die zich in het eerste stadie bevinden, hebben het meeste baat bij deze training. Naomi Feil heeft deze stadia beschreven. Het eerste stadie wordt gekenmerkt door verwardheid. De dementerende is zich hiervan bewust en klampt zich vast aan het heden. In deze lichte vorm hebben de ouderen behoefte in de werkelijkheid te vertoeven. Wijze van toepassing Deze training kan in groep en in een 24-uurs verband worden toegepast. De training gaat door in groepjes van vijf tot zeven personen. Gedurende de training krijgen de ouderen opdrachten die gericht zijn op het waarnemen, het geheugen, aandacht en concentratie. Deze trainingen hebben een vaste structuur maar kunnen eveneens variëren (De Laak, 2012). Enkele voorbeelden van groepstrainingen: Voorbeeld 1: Eerst wordt de aandacht gevestigd op een aantal opvallende gebeurtenissen. Hiermee wordt lawaai, regen, fel licht, enz. bedoeld. Nadien worden de leden voorgesteld aan elkaar. Hierbij maken ze bijvoorbeeld gebruik van naamkaartjes. Er wordt ook gekeken naar bijzonderheden, zoals eventueel nieuwe groepsleden, bepaalde leden die er niet meer zijn, enz. Er wordt gevraagd hoe het gaat met de groepsleden. Om af te sluiten worden er een aantal opdrachten en oefeningen uitgevoerd. Bij de groepstraining wordt de nadruk gelegd op het bevorderen van sociaal contact, betrokkenheid van de deelnemers bij de realiteit en het prikkelen van hun zintuigen (De Laak, 2012). Voorbeeld 2: Via cognitieve spelletjes tracht men de oriëntatie en realiteitszin spelenderwijs te stimuleren. Kookgroepen, krantenleesgroepen, eettafelprojecten en gespreksgroepen zijn hier voorbeelden van. Deze training moet zoveel mogelijk in vaste vorm met vaste leden op een vaste plaats en op een vast tijdstip doorgaan. Voorbeeld 3: Ook een 24-uurs benadering kan worden toegepast in combinatie met een groepsbenadering. Het zou niet effectief zijn om de ouderen één keer per week te stimuleren in groepsverband en de rest van de week niet. Bij deze training wordt de oriëntatie in tijd, plaats en persoon gestimuleerd door een systematische benadering, 24 uur per dag. Hierbij zijn er een aantal regels opgesteld: Men moet regelmatig informatie geven over de plaats en de gebeurtenissen van het moment. Men moet de verwardheid corrigeren. Men moet adequaat gedrag bekrachtigen. Hierbij wilt men het sociaal contact stimuleren en het storend gedrag bestrijden. De omgeving inrichten en organiseren zodat er zoveel mogelijk aanwijzingen aanwezig zijn. Hierbij kan men gebruik maken van spiegels, naambordjes, foto's, duidelijk leesbare klokken, enz. Bron: NIVEL Nederlands instituut voor onderzoek van de gezondheidszorg Kritische noot (ROT of ROB) De ROT richt zich op de training van cognitieve functies, zoals geheugentraining en de oorspronkelijke vorm van realiteitsoriëntatie. In de praktijk is deze benadering niet effectief gebleken. Het gebruik van deze benadering kan zelfs een negatief effect geven, omdat de dementerende cliënt erg nerveus of agressief kan worden vanwege de voortdurende confrontatie met de eigen tekortkomingen. De ROT als benadering heeft echter wel degelijk wat opgeleverd voor dementerende cliënten, zoals het overzichtelijk en herkenbaar maken van de leefomgeving. Onder andere door middel van bewegwijzering, een dagindeling met verschillende activiteiten, eigen spullen mee laten nemen naar het Ziekenhuis of Verpleeghuis (foto's, stoel, kastje, e.d.). Cliënten met een beginnende dementie hebben vaak de behoefte in de werkelijkheid te vertoeven, en willen nog graag geholpen worden in het vasthouden van de hedendaagse werkelijkheid. Tegenwoordig spreekt men liever van een realiteitsoriënterende benaderingswijze (R.O.B.) in plaats van training. Een training houdt in dat er een lerend vermogen aanwezig is en men nieuwe vaardigheden aanleert. Helaas is de dementerende mens hier niet meer toe in staat (De Laak, 2012). Situering van deze methode of techniek binnen de behandelde paradigma’s (medisch paradigma, ontwikkelingsparadigma, burgerschapsparadigma) en het verband met de 4 basishoudingen doorheen de geschiedenis die besproken worden binnen orthopedagogiek. Aan de hand van een aantal criteria kunnen we concluderen dat de techniek die wij bespraken tot het burgerschapsparadigma behoort. Eerst en vooral gaat het hier om mensen met lichte dementie. Net zoals andere burgers hebben zij dezelfde rechten en plichten. Ze worden niet gezien als patiënt, maar worden ondersteund zodat ze volwaardig deel kunnen uitmaken van de samenleving. Dit noemt men inclusie (Schraepen & Verreyken, 2014-2015). Wij linken dit paradigma aan basishouding 4 omdat hier wordt aangehaald dat mensen met een beperking gelijkwaardig behandeld moeten worden in de maatschappij. In deze basishouding komt ook de sociale integratie tot uiting waarbij rechten en plichten van belang zijn. Dit kunnen we linken aan de plaats waar deze personen staan in het burgerschapsparadigma. Ze leven in een gewone voorziening in de samenleving (Schraepen & Verreyken, 2014-2015). Literatuurlijst (APA) .BTSG InfoBulletin [contactgegevens]. Opgevraagd op 10 februari 2015 van http://www.btsg.nl/infobulletin/rot.html Dirkse, R., & Vermeer, L. (2013). Handig bij dementie. Utrecht/Antwerpen, Kosmos Uitgevers. De Laak, M. (2012). Realiteits oriëntatie Training (ROT). Opgevraagd op 11 februari 2015 van http://members.home.nl/de-laak/benaderingswijzen/rot.htm Schraepen, B. & Verreyken, S. (2014-2015). ortho(ped)agogiek [syllabus]. AP Hogeschool Antwerpen, departement Sociaal-agogisch werk.