1 E Ecologische hoofdstructuur Een

advertisement
Begrippenlijsten biologie
4 havo en 5 havo
PENTA College CSG Scala Rietvelden
E
Ecologische hoofdstructuur
Ecologische voedingsmiddelen
Ecosysteem
Eenjarige plant
Effectoren
Eicel
Eierstokken
Eilandjes van Langerhans
Eilandtheorie
Eileider
Eiwitsynthese
Een samenhangend netwerk van bestaande en
toekomstig te ontwikkelen belangrijke
natuurgebieden in Nederland. Door de
hoofdstructuur worden natuurgebieden aan elkaar
verbonden.
Producten van de biologische landbouw.
Een begrensd gebied met typerende organismen
en een typerend klimaat. Een ecosysteem hoort in
evenwicht te zijn en is grotendeels zelfregulerend.
In een ecosysteem hebben biotische factoren en
abiotische factoren invloed op de organismen in
het ecosysteem.
een plant die zijn volledige levenscyclus van groei,
bloei en zaadproductie binnen een jaar (één
groeiseizoen) voltooit.
Een regelkring in het lichaam bestaat uit
zintuigcellen, zenuwcellen en effectoren. Spieren
of klieren zijn de effectoren die voor een gewenste
reactie op een prikkel uit het milieu zorgt.
Haploide (n) gameet van het vrouwelijke
organisme. Een eicel ontstaat in het vrouwelijke
voorplantingsorgaan. Bij vrouwtjesdieren in de
eierstokken. Bij bloemen in het vruchtbeginsel. Na
bevruchting ontstaat uit de eicel nieuw leven.
Ook wel ovaria genoemd. De vrouwelijke organen
waarin de eicellen liggen, en waar de eicellen zich
ontwikkelen. De twee eierstokken bevinden zich
aan weerszijde van de baarmoeder.
Ontwikkelende eicellen in de eierstokken
produceren de hormonen oestradiol en
progestron.
Eilandjes van Langerhans liggen in de alvleesklier.
Het zijn de endocriene kliercellen die de
hormonale stoffen insuline en glucogon
produceren. Deze hormonen worden afgegeven
aan het bloed.
een verband tussen de biodiversiteit van een
eiland en de combinatie van de oppervlakte van
dat eiland, de klimatologische gesteldheid en de
afstand van dat eiland tot het vasteland.
Deel van het vrouwelijk geslachtsorgaan dat van
de eierstokken naar de baarmoeder loopt. Rijpe
eicellen verplaatsen zich via de eileider naar de
baarmoeder. De eicel wordt bevrucht in de
eileider.
Het proces waarbij eiwitten gemaakt worden op
basis van de informatie op het m-RNA. ER,
ribosomen en het Golgi-apparaat zijn betrokken bij
1
Begrippenlijsten biologie
4 havo en 5 havo
PENTA College CSG Scala Rietvelden
Eiwitten
Elektrocardiogram (ecg)
Elektronenmicroscoop
Embryo
Embryonale stamcellen
Emergente eigenschappen
Emigratie
Emulgatoren
Emulgeren
Endeldarm
Endocriene klieren
Endocytose
Endoplasmatisch reticulum
de eiwitsynthese in het cytoplasma van de cel.
Natuurlijke moleculen die zijn opgebouwd uit aan
elkaar gekoppelde aminozuren en zeer
uiteenlopende lichaamsfuncties vervullen. Eiwitten
functioneren oa als bouwstenen in je lichaam,
maar kunnen ook gebruikt worden als brandstof.
De impulsgeleiding in het hart kan worden
gemeten en grafisch worden weergegeven in een
elektrocardiogram.
Microscoop die in plaats van een lichtbundel, een
elektronenbundel door een preparaat stuurt en die
tussen de 1000 x en 10.000 maal vergroot. Met de
elektronenmicroscoop kunnen de organellen van
de cel worden bekeken.
Een organisme in het eerste ontwikkelingsstadium
na de bevruchting.
Stamcellen afkomstig uit een heel pril embryo en
zich kan ontwikkelen tot alle mogelijke typen
lichaamscellen, wanneer het in een bepaald soort
weefsel wordt geplaatst.
Nieuwe eigenschappen die op elk hoger
organisatieniveau verschijnen noemen we
eMergente eigenschappen.
Individuen die wegtrekken uit een populatie, om
zich elders in een andere populatie te vestigen.
Stoffen die het mogelijk om water en vet te
mengen. Gal, geproduceerd door de lever, is een
emulgator
Galzouten in gal verdelen grote vetdruppels in het
de waterige voedselbrij in kleine vetdruppels,
opgelost in de voedselbrij.
Laatste deel van het spijsverteringsstelsel.
Opslagplaats voor onverteerbare delen.
Een klier die haar producten (hormonen) aan het
bloed afgeeft. Endocriene klieren hebben geen
afvoerbuis.
Endocytose is het proces waarbij de cel stoffen
opneemt die door de celmembraan werden
ingesloten. De stoffen die de celmembraan door
mogen, worden ingesloten doordat de
celmembraan verder naar binnen toe instulpt,
totdat het uiteindelijk een zelfstandig blaasje
(vesikel) vormt, het endosoom. Het vesikel brengt
de stof naar de plek in de cel waar het heen moet.
Veel stoffen kunnen niet in de cel worden
opgenomen doordat ze te groot of polair zijn.
Celorganel in uitsluitend eukaryote cellen. Een
netwerk van buisjes en zakjes in de cel en het is
opgebouwd uit één membraan dat verbonden is
2
Begrippenlijsten biologie
4 havo en 5 havo
PENTA College CSG Scala Rietvelden
Endosymbiosetheorie
Energie, chemische
Energiestroom
Enzymactiviteit
Enzymen
Enzym-substraatcomplex
Epigenetica
Epigenetische factoren
EPO
Erfelijk gedrag
met het membraan van de celkern. Functie:
productie van eiwitten in samenwerking met de
ribosomen en transport van moleculen richting het
golgi-apparaat.
Theorie die verklaart waarom mitochondriën en
chloroplasten twee membranen hebben. Volgens
deze theorie waren de chloroplasten en
mitochondriën ooit vrij levende eencellige die door
fagocytose in een gastcel terecht zijn gekomen en
gezamenlijk in symbiose gingen voortleven.
De totale energie-inhoud van een organische stof.
Chemische energie is zonne-energie opgeslagen
tussen koolstofatomen van een organisch
molecuul (glucose).
De stroom van chemische energie door het
ecosysteem heen in een keten van eten en
gegeten worden. De energiestroom gaat via de
producenten naar de consumenten en komt
uiteindelijk terecht bij de reducenten.
De snelheid waarmee een enzym een
scheikundige reactie uitvoert. Enzymactiviteit is
afhankelijk van temperatuur en zuurgraad van de
oplossing.
Biokatalysator. Een organische molecuul dat
biologische reacties (in je lichaam) mogelijk maakt
of versnelt zonder daarbij zelf verbruikt te worden.
Enzymen zijn eiwitten en werken zeer specifiek.
Elke scheikundige reactie wordt versneld door één
enzym.
Complex dat ontstaat doordat het substraat op een
speciale manier in het actieve centrum aan het
enzym wordt gebonden.
De wetenschap van de epigenetica houdt zich
bezig met het bestuderen van omkeerbare
veranderingen in de activiteit van genen. De
epigenetica is het besturingssysteem van de DNA
en zet genen aan en uit (genregulatie en
celspecialisatie).
Invloeden vanuit het milieu van het organisme die
de werking van genen beïnvloeden. Epigenetische
invloeden zijn; voeding, stress, ouderdom, leefstijl
ed.
Hormoon afgescheiden en geproduceerd in de
nieren. Epo zet de weefsels in de botten aan tot de
productie van rode bloedcellen.
Het gedrag dat erfelijk is bepaald. Erfelijke
gedragingen hoeven niet door ouders of
soortgenoten te worden aangeleerd. Vooral
reflexen
3
Begrippenlijsten biologie
4 havo en 5 havo
PENTA College CSG Scala Rietvelden
Erfelijkheidsleer
Erffactor
Erosie
Erytrocyten
Erytropoëtine (epo)
Essentiële vetzuren
Ethogram
Ethologie
Etter
Eukaryoten
Eutrofiëring
Eutroof
Evolutie
Exocriene klieren
Exaptatie
Erfelijkheidsleer is het onderzoek naar genen en
hun werking op erfelijkheid. Gregor mendel is de
grondlegger van de erfelijkheidsleer.
Ook wel gen genoemd. Een gen is stukje op een
chromosoom wat codeert voor een enkel
genetische eigenschap.
Erosie is het proces van slijtage van een vast
oppervlak waarbij materiaal wordt verplaatst of
geheel verdwijnt. Door bodemerosie verdwijnen
door uitspoeling belangrijke mineralen uit de
bodem
Rode bloedcellen. Rode bloedcellen vervoeren
met hemoglobine zuurstof van de longen naar de
weefsels
Hormoon dat door de nieren wordt geproduceerd.
Werkt in op het beenmerg wat de productie van
rode bloedcellen stimuleert.
Enkele onverzadigde vetzuren die in het voedsel
voor moeten komen.
Tabel waarin het gedrag van het dier dat je
observeert objectief staat beschreven. Een
De leer naar het gedrag van de dier.
Geelgroen vocht dat ontstaat bij ontstekingen en
bestaat uit afgestorven cellen, bacteriën en witte
bloedcellen.
Organismen die in elke cel DNA binnen een
kernmembraan hebben. Schimmels, planten en
dieren zijn eukaryoot.
Overbemesting. De hoeveelheid mineralen in het
water neemt door menselijke invloeden sterk toe,
waardoor het evenwicht in het ecosysteem wordt
verstoord.
We noemen water met (te)veel mineralen eutroof.
De geleidelijke ontwikkeling, waarbij uit eenvoudig
gebouwde soorten steeds ingewikkelder soorten
ontstaan.
Het veranderen van de eigenschappen van een
soort om zich aan te passen aan het milieu over
een hele lange tijd.
Een klier die een buisje heeft om zijn product
(vaak spijsverteringssappen) weg te voeren naar
holtes in het lichaam. Alle spijsverteringssappen
hebben exocriene klieren.
Seksuele selectie. De druk waar een organisme
mee om moet gaan om succesvol te zijn kont niet
vanuit de natuur, maar vanuit de populatie zelf. De
staart van de pauw is een voorbeeld van exaptatie
of seksuele selectie.
4
Begrippenlijsten biologie
4 havo en 5 havo
PENTA College CSG Scala Rietvelden
Exocytose
Exoten
Exoot, invasieve
Experiment
Expiratoir reservevolume
Exponentiële groei
Extern milieu
Externe prikkel
Exocytose is het proces waarbij een cel stoffen
afgeeft aan het extracellulaire milieu.
Organismen die van nature niet in het ecosysteem
horen.
Snelgroeiend organisme dat door toedoen van de
mens in een nieuwe leefomgeving is terecht
gekomen. Invasieve exoten kunnen bestaande,
inheemse soorten uit hun habitat verdrijven
Een proef die je uitvoert om iets uit te proberen of
om ergens achter te komen.
Na een maximale uitademing kan er gemiddeld
nog 1,2 L extra lucht worden uitgeademd. Hierboor
zijn dan wel de binnenste tussenribspieren en de
buikspieren nodig. Deze 1,2 extra lucht is het
expiratoir reservevolume.
Als de populatie snel en altijd met hetzelfde
percentage groeien.
Milieu om het individu heen en binnen het individu
in ruimten die aangesloten zijn op de buitenwereld.
We noemen dit ook wel de omgeving.
Informatie die het organisme van buiten het
lichaam binnen krijgt. Een prikkel voorziet het
organisme van informatie over zijn leefomgeving.
5
Download