- Scholieren.com

advertisement
Biologie : Maakbare Natuur
Levensgemeenschap:
Alle organismen die in een bepaald gebied leven
Ecologie:
Specialisatie van de biologie die de relaties tussen organismen onderling en met hun
omgeving bestudeert
Biotoop:
De leefomgeving van een organisme
Habitat :
- Een plaats binnen de biotoop waar levensomstandigheden voor een bepaald
organisme gunstig zijn
- Een soort adres van een organisme
Biotische factoren :
De levende omgeving, maar ook de ‘niet meer levende’ zoals bijvoorbeeld een
houdstronk of een dierenlijk.
Abiotische factoren :
De niet-levende natuur zoals bijvoorbeeld de temperatuur, vochtigheid,licht,luchtof
de zuurtegraad van het water
Soort :
Bepaalde groep organismen die met elkaar zouden kunnen voortplanten en
vruchtbare nakomelingen zouden kunnen krijgen
Wetenschappelijke namen:
Haas : Lepus capensis
Konijn: Oryctolagus cuniculus
(1e deel ) = geslachts naam
(2e deel) = soortnaam
Ecosysteem :
- Een begrensd gebied waarin biotisch en abiotische een eenheid vormen
- Je spreekt van een ecosysteem waarneer je die kunt herkennen aan de
samenstelling : Voorbeeld – de duinen – heidevelden – weilanden –sloten
Biosfeer
- Grootste ecosysteem
- De gehele laag om de aarde waar leven voor komt
Ecosysteem
Van klein naar groot
Levensgemeenschap
Populatie
Individu (organisme)
Tolerantiegrenzen:
De minimale en maximale waarde van een abiotische factor waarbij een soort blijft
leven.
Biodiversiteit:
De verscheidenheid aan soorten binnen een ecosysteem
Populatie dichtheid
- Geeft aan hoeveel individuen er leven in een bepaald gebied
- 4 factoren die dit beïnvloeden:
Begrip
Betekenis
Geboortecijfer Het aantal jongen dat per jaar geboren wordt
Sterftecijfer
Het aantal dieren dat per jaar dood gaat
Emigratie
Het aantal dieren dat per jaar vertrekt en niet meer terugkomt
Immigratie
Het aantal dieren per jaar dat van elders komt en zich hier blijvend
vestigd
Hoe bepaal je de individuen in een gebied ?
1. Vangen
(voorbeeld )
De 1e keer vang je 10 muizen waarvan je ze allemaal merkt
De 2e keer vang je 20 muizen waarvan er 5 zijn gemerkt
25%
10 x 4= 40
Formule :
X xY
Z
X = totaal 1e vangst
Y = totaal 2e vangst
Z = deel gemerkt van de 2e vangst
2. Steekproef : kwadrant
- Voetbalveld van 10000 m4
- 4000 grasprieten per m4
Hoeveel grasprieten ? :10000 x 4000 = 40.000.000
Relaties tussen soorten :
Begrip
Betekenis
Voedingsrelatie De een eet de ander op , bijvoorbeel predatie of consumptie
Competitie
2 soorten overlappen elkaar in voedingspatroon, schuilpatronen
enz.
Symbiose
Een zeer nauwe samenwerking tussen 2 soorten
Andere relaties Vormen van schuil-en woonplaatsen
Dieren worden op basis wat ze consumeren in 3 groepen verdeeld :
Begrip
Herbivoren
Omnivoren
Carnivoren
Betekenis
Eten alleen plantaardig materiaal
Eten plantaardig en dierlijk materiaal
Eten alleen dierlijk materiaal
Consumenten:
Dieren die hun energie uit andere organisme halen
Producenten:
Planten + verschillende bacteriën die hun energie uit abiotische factoren halen :
- Licht
- Zon
Fotosynthese:
Producenten leggen zonne-energie of warme energie vast in biomassa. Als in deze
gevallen de energiebron licht is noemen we dit fotosynthese
1. Consumenten 1e Orde :
Consumenten die producenten eten
2. Consumente 2e Orde:
Eten Consumenten van de 1e orde
3. Consumenten 3e Orde:
Eten Consumenten 2e orde.
Enz….
Autotrofe organismen:
- Voeden zich met behulp van abiotische factoren :zonlicht, warmte
- ‘’Auto ‘’ betekent : zelf
- ‘’ Troof’’ betekent: voeding
- Producenten zijn autotroof
- Ze zorgen voor hun eigen voeding
Heterotrofe organismen:
- Voeden zich met behulp van biotische factoren : andere organisme
- ‘’Hetero’’ betekent : anders
- ‘’ Troof ‘’ betekent : Voeding
- Alle consumenten zijn heterotroof
- Zij ‘eten anderen’
Competitie:
- Een soort haat relatie tussen organisme
- Bijvoorbeeld : Leeuwen stelen liever een prooi die door een hyena gevangen is
omdat ze zelf daar te lui voor zijn
- Competitie kan gaan om : - Voedsel , licht, ruimte , voedingstoffen ,
schuilplaatsen of bescherming ect…
- Als er schaarste is kan de competitie hevig zijn
- Vind plaats tussen soorten of individuen van een soort : Bijvoorbeeld mannen
herten die vechten om het vrouwtje
Symbiose:
- Organisme van verschillende soorten leven ‘innig en intiem’ met elkaar samen
- Symbiose betekent letterlijk ‘samenleven ‘
3 vormen:
Begrip
Betekenis
Mutualisme
Beide soorten hebben voordeel van de samenleving
Commensalisme 1 heeft voordeel, de ander heeft geen voordeel maar ook geen
nadeel
Parasitisme
Een van beide ( de parasiet ) heeft een voordeel de ander heeft
nadeel , bijvoorbeeld : De mug , malaria
Biologisch evenwicht :
- Wanneer in de loop van tijd de populatie dichtheid een schommeling rond
dezelfde waarde vertoont
- In stabiele ecosystemen blijven de populatiedichtheden voor cerschillende
soorten min of meer hetzelfde
Draagkracht:
- Het maximale individuen dat in een gebied kan voorkomen
- Word bepaald door : Hoeveelheid : voedsel, ruimte , vijanden /predatoren en
de ruimte die een soort nodig heeft
Ecologische Nis ( Niche )
- De functie van een soort binnen een ecosysteem
- 2 diersoorten kunnen niet binnen hetzelfde ecosysteem dezelfde Nis hebben
- Hoe soorterrijker het ecosysteem, des te gespecialiseerder de nis
2 manieren om ecosystemen in een groter geheel te plaatsen:
1. Kijken naar de veranderingen van een ecosysteem in de loop van tijd
2. Kijken naar de relatie van het ecosysteem met omliggende ecosystemen
Pioniersoorten :
- Kunnen tegen barre omstandigheden
- Na verloop van tijd verschijnen er door deze soort meerdere soorten
Planten :
- Beschutting tegen de wind
- Vocht tussen de bladeren , toch kou tijdens stijgende temperaturen
Successie:
De opeenvolging van levensgemeenschappen in een bepaald gebied
Climaxstadium:
- Het eindstadium van successie
- Zijn de voedselkringen gesloten en heersen biologische evenwichten
- Wanneer deze niet verstoord worden kan de samenstelling van het
bosecosysteem min of meer gelijk blijven
Dynamiek :
- Betekenis
- Dat niet elke successie uitmont in een climax stadium is het gevolg van de
dynamiek het milieu
Download