Begrippenlijsten biologie 4 havo en 5 havo PENTA College CSG Scala Rietvelden S Schaduwplanten Schakelcellen Schildklier Schimmeldraden Schimmels Schors Secretie Secundaire geslachtkenmerken Seksualiteit Seksueel geweld Seksueel overdraagbare aandoening Seksuele selectie Selectiedruk Groeien het best bij een beperkte lichtintensiteit. Schaduwplanten komen voor op schaduwrijke plaatsen. Geleiden impulsen binnen het centrale zenuwstelsel. Schakelcellen liggen in het ruggenmerg, de hersenstam, de grote hersenen en de kleine hersenen. Schakelcellen verbinden sensorische zenuwen met motorische zenuwen en de hersenen. Ligt in de hals, voor het strottenhoofd, tegen de luchtpijp aan. De schildklier produceert onder andere thyroxine. Schimmeldraad, zwamdraad of hyfe is de benaming voor de lange, zich vertakkende draden van een schimmel.Een netwerk van schimmeldraden vormt de zwamvlok (mycelium). De schimmeldraden zijn de daadwerkelijke schimmel. De paddenstoel de vrucht van de schimmel. Behoord tot de eukaryoten. Kenmerken: heterotroof, celkern met erfelijk materiaal en een celwand. Schimmels spelen in het ecosysteem de rol van reducenten waar ze organisch afval afbreken tot anorganische stoffen. Het buitenste gedeelte van de grote en de kleine hersenen. Hierin ligt de grijze stof. Hierin liggen de cellichamen van schakelcellen. Het afgeven van stoffen door cellen. Kliercellen geven hormonen af, zenuwcellen neurotransmitters. Verder geven alle cellen stoffen af om over korte afstand met elkaar te communiceren. De lichamelijke veranderingen die een persoon tijdens de puberteit ondervindt. Groei van de penis, beharing, spiergroei, groei van de borsten zijn enkele voorbeelden van secundaire geslachtskenmerken. Iemand zijn seksuele emotie, ideeën en gedrag. Als iemand een ander persoon dwingt tot seksueel contact. Een infectieziekte waarbij de ziekteverwekkers via seksueel contact overgebracht worden op het andere individu. Ook wel S.O.A genoemd. Selectiedruk vanuit de populatie zelf op eigenschappen die de individuen binnen de eigen populatie aantrekkelijk of wenselijk vinden. De staart van de pauw is ontstaan onder invloed van seksuele selectie. Ook wel exaptatie genoemd. Interactie tussen eigenschappen van het individu en milieufactoren, met als effect dat de individuen uit de populatie met de grootste fitness (beste eigenschappen) zullen overleven. Sterk veranderende 1 Begrippenlijsten biologie 4 havo en 5 havo PENTA College CSG Scala Rietvelden Selectief permeabel SEM S-fase Signaalmoleculen Signalen Sinusknoop Slagader Slagvolume Sleutelprikkel Slijmvliezen Slokdarm Smaakreceptoren SOA Sociaal gedrag Soortaanduiding omstandigheden leveren een grote selectiedruk. Celmembraan is selectief permeabel. Hierdoor heeft de celmembraan een regulerende functie, waarbij de opname en afgifte van veel stoffen wordt gereguleerd door eiwitten. Scanning Elektronen Microscoop. Met de elektronen microscoop zijn vergrotingen mogelijk tot meer dan 10.000 keer. Geeft een driedimensionaal beeld van het object. Onderdeel van de celcyclus. In de S-fase wordt er van ieder DNA-molecuul een exact kopie gemaakt. Door de signaalmoleculen kunnen cellen communiceren in meercellige organismen. Bij sociaal gedrag is een handeling van een individu de prikkel voor een handeling van een soortgenoot. Deze handelingen bij sociaal gedrag noemen we signalen. Plek op het hart dat signalen ontvangt van autonome, motorische zenuwen. De sinusknoop zorgt voor het ontstaan van een depolarisatiegolf over het hart. Dikwandig, gespierd bloedvat waarin het bloed altijd afstroomt van het hart. In de grote bloedsomloop vervoeren de slagaderen zuurstofrijk bloed, in de kleine bloedsomloop vervoeren slagaderen zuurstofarm bloed. De hoeveelheid bloed die door de kamers per systole (samentrekken) het lichaam in wordt gepompt. Slagvolume is ongeveer 100 ml Een prikkel die een doorslaggevende rol speelt bij het veroorzaken van gedrag. Sleutelprikkels zijn prikkels die de ontvanger van de prikkel niet kan negeren en die voor een vaste reactie zorgen. Een slijmvlies (mucosa) is een dunne laag cellen die slijm produceert, meestal met bescherming of transport van afvalstoffen als doel. Alle openingen vin de huid zijn voorzien van slijmvliezen om infecties te voorkomen. Gespierde buis van het spijsverteringsstelsel dat de mondholte verbindt met de maag. Smaakreceptoren liggen in de smaakknopjes in je tong. De smaakreceptoren zijn gevoelig voor smaakprikkels. Met de smaakzintuigen in de tong zijn zoet, zuur, zout, bitter, vet en unami waar te nemen. Een infectieziekte waarbij de ziekteverwekkers via seksueel contact overgebracht worden op het andere individu. Het gedrag van soortgenoten ten opzichte van elkaar. Onderdeel van een soortnaam. De soortaanduiding staat achter de naam van het geslacht. In kleine letters. 2 Begrippenlijsten biologie 4 havo en 5 havo PENTA College CSG Scala Rietvelden Soorten Soortspecifiek Sperma Spermacel Spierbundels Spierfibrillen Spierschede Spierspanning Spiervezels Spinale ganglia Spoelfiguur Sporen Sprongsgewijze impulsgeleiding Staafjes Geslachten worden onder verdeeld in soorten. Organismen behoren tot dezelfde soort indien ze vruchtbare nakomelingen kunnen krijgen. Sommige parasieten zijn soortspecifiek. Ze leven op of in een gastheer van één bepaalde soort. Het vocht uit de zaadblaasjes en prostaat met daarin de zaadcellen vorm tezamen sperma. Zaadcel van de man. Wordt geproduceerd in de teelbal na twee meiotische delingen. Zaadcellen zijn haploïde en zorgen voor de bevruchting van de eicel. Meerdere spierbundels vormen een skeletspier. Deze spierbundels worden omgeven door een laag bindweefsel. Een spierbundel bestaat weer uit een aantal spiervezels. Meerdere spierfibrillen vormt een spiervezel. Tussen de spierfibrillen bevinden zich veel mitochondriën en glycogeenkorrels. Elke spierfibril bestaat weer uit een groot aantal filamenten. In de mitochondriën kan de benodigde ATP worden geproduceerd voor de spierbeweging uit glucogeen. Het bindweefsel dat om een skeletspier heen zit. De mate waarin een spier aangespannen is. Bestaat uit spierfibrillen (myofibrillen). Meerdere spiervezels vormen samen een spierbundel. Spiervezels bestaan uit gefuseerde spiercellen. Spiervezel bevatten meerder celkernen. Motorische zenuwen zetten spiervezels aan tot contractie. Ook wel ruggenmergzenuwknopen. Aan de rugkant komen uitlopers van gevoelszenuwcellen bij elkaar in gevoelszenuwen. De verdikkingen in deze zenuwen worden gevormd door een opeenhoping van cellichamen van gevoelszenuwcellen. Deze verdikkingen noemen we spinale ganglia. Een netwerk van draden die de gehele celkern omspant in de delingsfase van de celcyclus. De spoeldraden van de spoelfiguur zitten vast aan de chromosomen of chromatiden. Een voortplantingscel van de schimmels. Sporen worden gemaakt op speciale organen onder de hoed van de paddenstoel. Sporen zijn haploïde. De isolatie van de zenuwcellen zorgt ervoor dat de impuls grote sprongen maakt over de celmembraan van ongeïsoleerd deel naar ongeïsoleerd deel (van insnoering van Ranvier naar insnoering van Ranvier). Sprongsgewijze impulsgeleiding gaat erg snel. Lichtgevoelige zintuigcellen die verspreidt liggen over het hele netvlies, maar niet in de gele vlek en de blinde vlek. Ze hebben een lage prikkeldrempel voor licht en zijn dus zeer gevoelig voor licht. Staafjes gebruikt je ’s 3 Begrippenlijsten biologie 4 havo en 5 havo PENTA College CSG Scala Rietvelden Stamboom Stamcellen Stammen Startcodon (DNA) Staten Steekproef Stereoscopie Sterftecijfer Stikstofbase Stikstofbinding Stofwisseling Stopcodon (DNA) Straalsgewijs lopende spieren Straalvorming lichaam nachts. Met staafjes zijn alleen zwart en grijstinten waar te nemen. Grafische weergaven van familiebanden in relatie tot erfelijke eigenschappen. Stamcellen zijn cellen die zich nog niet hebben ontwikkeld tot een bepaald type cel en nog geen specifieke functie hebben. Alle erfelijke eigenschappen zijn nog bereikbaar. Een stamcel kan zich tot elk willekeurige cel ontwikkelen. De onderverdeling van de rijken. Enkele voorbeelden zijn, gewervelden, geleedpotigen en weekdieren. Deel van de genetische code op het RNA waar de ribosomen beginnen met de translatie (productie van een eiwit). AUG is (bij de mens) startcodon voor translatie. Komt voor bij bij insecten. Grote populaties met een sterke taakverdeling. Onderzoek op een kleine groep met de bedoeling dat de resultaten gelden voor een soortgelijke grote groep. Beide orgen vormen een ander beeld van de leefomgeving omdat de ogen ongeveer 6,5 cm uit elkaar staan. De hersenen vormen beide beelden tezamen tot een beeld met diepte. Geeft weer hoeveel individuen er per tijdseenheid sterven in een populatie. Bij groeiende populaties is het sterftecijfer ten opzichte van het geboortecijfer klein. Bij stabiele populaties is het geboortecijfer gelijk aan het sterftecijfer. Een van de bouwstenen van het DNA. Er bestaan vier stikstofbasen voor de bouw van het DNA: thymine, cytosine, guanine en adenine. In het RNA wordt thymine vervangen door de vijfde stikstofbase uracil. Een biochemisch proces waarbij stikstofgas uit de lucht (N2) omgezet wordt in stikstofhoudende verbindingen die kunnen worden opgenomen door de plant (NH3). Ook wel stikstoffixatie genoemd. Het geheel van chemische reacties waarbij in het lichaam stoffen worden omgezet in andere stoffen. Je hebt opbouw-stofwisseling (assimilatie) en afbraakstofwisseling (dissimilatie). Deel van de genetische code op het RNA waar de ribosomen stoppen met de translatie (productie van een eiwit). UAA, UGA en UAG zijn (bij de mens) stopcodons voor translatie. Bevinden zich aan de buitenzijde van de iris. Ze lopen vanaf de kringspieren naar de buitenrand van de iris. Als ze zich samentrekken, wordt de pupil groter. Bevindt zich rondom de lens. Het straalvormig lichaam en de lens zorgen ervoor dat op het netvlies een 4 Begrippenlijsten biologie 4 havo en 5 havo PENTA College CSG Scala Rietvelden Stress Successie Supranormale prikkel Survival of the fittest S-vormige groeicurve Symbiose Synapsen Systeem aarde Systematiek scherp beeld ontstaat. In het straalvormig lichaam zitten kringspieren. Als deze kringspier ontspant is de diameter van het straalvormig lichaam groot en de lens plat. Zijn de spieren van het straalvormig lichaam samengetrokken, dan wordt de diameter klein en de lens bol. Wanneer een organisme zich in de stresszone bevindt. Hij ervaart dan stress, omdat hij zich dan niet op een optimale omgeving bevindt. Verandering in loop van tijd van soortensamenstelling van levensgemeenschap, zodat deze geleidelijk in een andere overgaat. Successie leidt uiteindelijk tot climaxvegetatie. In climaxvegetatie is de soortensamenstelling constant. Kunstmatig overdreven prikkel die een versterkte respons oproept. Ook wel natuurlijke selectie. Evolutie vindt plaats doordat de best aangepaste organismen binnen een populatie het meest succesrijk zijn in het doorgeven van hun genen aan de volgende generaties. Soorten met een lage geboortecijfer. Bij langzaam groeiende populaties zorgt de draagkracht tijdig voor een remmende werking op het geboortecijfer van de populatie. Het langdurig samenleven van individuen van verschillende soorten. Er zijn drie samenlevingsvormen. Mutualisme (beide partners hebben baat), parasitisme (een heeft baat, de ander last) en commensalisme 9een heeft baat, de ander geen last of voordeel). Plaatsen waar een impuls van de ene cel naar de andere cel wordt doorgegeven. Een synaps is een spleet tussen het uiteinde van een axon van een zenuwcel en een doelwit cel. Doelwitcellen kunnen andere zenuwcellen zijn, maar ook spiercellen of kliercellen. Ook wel biosfeer, De biosfeer is het gedeelte van de Aarde waar leven mogelijk is en bevindt zich in de hydrosfeer, de atmosfeer en de lithosfeer. Rangschikken van organismen op basis van kenmerken. Deze kenmerken kunnen betrekking hebben op de bouw, of op de voedingswijze (autotroof of heterotroof) 5