1 C Cafeïne Heeft een stimulerende werking

advertisement
Begrippenlijsten biologie
4 havo en 5 havo
PENTA College CSG Scala Rietvelden
C
Cafeïne
Calcium
Capaciteit, vitale
Capillaire werking
cDNA
Cel
Cel communicatie
Celcyclus
Celdeling
Celkern
Cellen van Schwann
Cellulose
Celmembraan
Celplasma
Celplasmastroming
Heeft een stimulerende werking doordat het
orthosympathische zenuwstelsel wordt
geactiveerd.
Een mineraal dat nodig is voor de opbouw en het
onderhoud van de botten en het gebit.
De hoeveelheid lucht die na één diepe inademing
maximaal kan worden uitgeademd.
Opstijging van een vloeistof (meestal water) in
nauwe kanalen door onderlinge aantrekking
(cohesie en adhesie) van moleculen.
Complementair DNA of copyDNA. Bevat alleen het
gen dat men wilt isoleren.
De kleinst levende eenheid van een organisme. Er
zijn plantaardige- en dierlijk cellen. Cellen
vertonen levenskenmerken
Het onderling uitwisselen van informatie op korte
afstand tussen cellen, hierbij spelen hormonen en
andere signaalstoffen een grote rol.
De levenscyclus van de cel. Opeenvolging van
fasen in een delende cel. De celcyclus bestaat uit
de mitose of meiose en de interfase. In de
interfase zijn te onderscheiden de G1-, S- en G2fase.
Het proces waarbij, na kerndeling en celdeling, uit
één moedercel twee dochtercellen ontstaan.
Onderdeel van de cel dat omgeven wordt door een
(kern)membraan en dat chromosomen met
erfelijke materiaal bevat.
Cellen van Schwann zitten als opgerolde
pannenkoeken om de uitlopers van zenuwcellen.
Hebben als functie om de impulsgelleiding van de
axon te versnellen.
Suiker achtige bouwsteen van plantaardige
voedingsvezels. Cellulose komt voor in de
celwanden van de planten. Cellulose is door het
verteringsstelsel van de mens moeilijk te verteren.
Door plantaardig materiaal te koken wordt
cellulose beter afbreekbaar.
Een omhulsel van de cel, bestaande uit twee
lagen fosfolipiden, met daarin eiwitten. De
membraan selecteert welke stoffen de cel in
kunnen en niet. Ook alle celorganellen zijn
omgeven door een membraan met dezelfde
opbouw.
Stroperige vloeistof waarmee de cel is gevuld. Ook
wel cytoplasma genoemd.
Stroming van het cytoplasma in de cel om stoffen
door de cel heen te vervoeren.
1
Begrippenlijsten biologie
4 havo en 5 havo
PENTA College CSG Scala Rietvelden
Celwand
Centrale groeve
Centraal zenuwstelsel
Centromeer
Centrum voor zien
Centrum voor gevoel
Chemische energie
Chemoreceptoren receptoren
Chemische vertering
Chemische zuivering
Chlorofyl
Chloroplasten
Cholesterol
Stevige laag om de celmembraan bestaande uit
cellulose, geen onderdeel van de cel. Celwanden
zorgen voor stevigheid en bescherming.
Scheid frontale hersenkwab van achterste hersen
kwab. Voor de centrale groeve ligt het motorische
centrum waarmee de skeletspieren worden
aangestuurd. Achter de centrale groeve ligt het
sensorische centrum waar de informatie van de
zintuigen binnen komt.
Hersenen en ruggenmerg behoren tot het centrale
zenuwstelsel. Alle zenuwen die naar het centrale
zenuwstelsel toe lopen, of die weg gaan van het
centrale zenuwstelsel vormen het perifeer
zenuwstelsel.
Deel van een chromosoom, waar de twee
chromatiden, na de s-fase, aan elkaar verbonden
zijn. Bij de kerndeling hecht aan het centromeer de
spoeldraad vast.
Een deel in de grote hersenen waar de impulsen
van het gezichtsveld (de ogen) verwerkt worden
en waar een beeld wordt gevormd van de
leefomgeving van het organisme.
Deel van de grote hersenen waarmee alle
sensorische zenuwen vanuit de zintuigcellen
verbonden zijn. Het gevoelscentrum ligt achter de
centrale groeve in de sensibele schors.
De totale energie-inhoud van een organische stof
opgeslagen tussen de koolstofatomen.
Zintuigcel, die geprikkeld wordt door de
verandering in chemische samenstelling van het
milieu van de zintuigcel. Het
koolstofdioxidegehalte van het bloed wordt
waargenomen door chemoreceptoren.
De afbraak van voedingsstoffen tot hun
bouwstenen door de spijsverteringsenzymen in de
spijsverteringssappen.
Water wordt d.m.v. chemische middelen
gezuiverd.
Groene bladkleurstof van planten die zich in
chloroplasten bevindt en met behulp waarvan zij
licht opvangen en de energie daarvan omzetten in
chemische energie in glucose.
Dit zijn de bladgroenkorrels van de plant, hierin
vindt de fotosynthese plaats.
Tot de sterolen behorende vetachtige stof, die in
de meeste dierlijke weefsels en
lichaamsvloeistoffen voorkomt. Bestanddeel van
dierlijke celmembranen.
2
Begrippenlijsten biologie
4 havo en 5 havo
PENTA College CSG Scala Rietvelden
Chromatiden
Chromosoom
Chromosomenparen
Chromosomenportret
Chromosoom, X-
Chromosoom, Y-
Climaxecosystemen
Code, genetische
Codon
Commensalisme
Competitie
Complexiteit
Concentratie
Tijdens de kerndeling verkeren chromosomen in
een verdubbelde toestand. Beide chromatiden
zitten dan op één plaats aan elkaar (het
centromeer). Een chromosoom bestaat in de Mfase uit 2 chromatiden.
Strak opgewonden DNA rondom histonen
(eiwitten). De celkern van de cel bevat alleen
chromosomen als de cel zich bevindt in de M-fase
van de celcyclus
In een diploïde (2n) komen de 46 chromosomen
voor in 23 paar chromosomen. 23 chromosomen
komen van je pa, 23 chromosomen komen van je
ma.
Ook wel een karyogram. en dat is de weergave
van de chromosomen (van de mens) nadat ze
naar grootte gerangschikt en in (23) paren
gegroepeerd zijn.
Chromosoom dat in lichaamscellen van vrouwen
in tweevoud voorkomt en in lichaamscellen van
mannen in enkelvoud.
Chromosoom dat in lichaamscellen van mannen
in enkelvoud voorkomt en dat ontbreekt bij
vrouwen. Op het Y-chromosoom ligt het SRY-gen.
De eigenaar van het SRY-gen groeit in de
ontwikkeling uit tot een man.
Eindstadium van de successie. Het ecosysteem
wat tot uiting komt als het milieu niet wordt
beïnvloed door ingrijpen van de mens. Een
climaxvegetatie is constant qua populatie dichtheid
en samenstelling. In Nederland is het ElzenBroekbos eindstadium van de successie.
Het geheel aan erfelijke informatie op het DNA. De
vertaling van de nucleotidevolgorde in DNA naar
RNA naar aminozuren.
Voor de code van één aminozuur zijn drie
opeenvolgende nucleotiden nodig. Drie opeen
volgende nucleotiden noem je een codon.
Samenlevingsvorm / interactie tussen twee
organismen die het ene organisme positief
beïnvloed en de ander niet beïnvloed.
Samenlevingsvorm tussen twee partijen om
krachten te meten met de intentie om er allemaal
beter op te worden.
Veel afzonderlijke componenten in een systeem.
De hoeveelheid opgeloste stoffen in een waterig
milieu, of gassen in de lucht. Concentratie wordt
3
Begrippenlijsten biologie
4 havo en 5 havo
PENTA College CSG Scala Rietvelden
Concurrentie
Conditionering
Conductoren
Conserveermiddelen
Conserveren
Constant intern milieu
Consumenten
Convergeren
Coöperatie
Creationisme
Cultuur
Cuticula
Cyanobacteriën
Cytoplasma
uitgedrukt in bijvoorbeeld gram/liter.
Wanneer organismen strijden om te overleven. Er
is concurrentie om: voedsel, plek, nestgelegenheid
en partners. De organisme die de concurrentie de
baas zijn noemen de “de fitste” en worden beloond
met nageslacht.
Een prikkel of reflex koppelen aan een prikkel
waarin het eerst niet was gekoppeld.
Zenuwcellen die in staat zijn impulsen te geleiden.
Een regelkring in het lichaam bestaat uit een
sensor, motorische en sensorische conductoren
en effectoren (spieren of klieren).
Middelen die voedsel langer houdbaar maken.
Door omstandigheden voor micro-organismen
ongunstig te maken, zijn voedingsmiddelen langer
houdbaar.
Bloed, weefselvloeistof en lymfe behoren tot het
interne milieu. Door regelkringen (van negatieve
feedback) houdt het lichaam de toestand van het
intern milieu constant. (homeostase)
Rol die organismen in het ecosysteem vervullen.
Consumenten zijn organismen die andere
organismen eten om zichzelf te voeden. Er zijn
consumenten van de eerste orde (planteneters) en
van hogere ordes (vleeseters)
Naar elkaar toe bewegen van de ogen. Ook wel
scheelkijken genoemd. Bij het leven van een boek
staan de ogen geconvergeerd en is de lens bol.
Samenwerking tussen verschillende organisme in
het ecosysteem. Coöperatie vindt plaats tussen de
organismen van één soort, maar soms ook tussen
organismen van verschillende soorten. Coöperatie
vergroot overlevingskansen van het individu.
Het geloof dat de wereld, inclusief alle organismen
op deze wereld, door een God is gemaakt.
De gewoontes en normen en waarden in een
bepaalde groepering.
Het vettige laagje op de bladeren van planten. De
cuticula beschermt de plant tegen uitdroging.
Woestijnplanten bezitten in de regel een dikke
cuticula.
Bacteriën met bladgroen en die kunnen dus
fotosynthese uitvoeren maar er zijn ook vormen
die zonder licht en zuurstof kunnen leven.
Stroperige vloeistof in de cel die bestaat uit water
met allerlei opgeloste stoffen en celorganellen.
Alle celorganellen drijven in het cytopasma.
4
Begrippenlijsten biologie
4 havo en 5 havo
PENTA College CSG Scala Rietvelden
Cytosine
Cytoskelet
Een van de 4 stikstofbasen die de bouwsteen
vormt van het DNA. Cytosine vormt een
complementaire binding met Guanine.
Cel skelet. Zorgt voor de structuur en vorm van de
cel, opgebouwd uit microfibrillen en
microfilamenten. En zorgt voor het vervoeren van
andere celorganellen door de cel.
5
Download