Mitose Een mitose of celdeling is het proces van een kerndeling, waar de chromosoomparen paarsgewijs uit elkaar gaan. De chromosomen (DNA-moleculen) en nucleoli (kernlichaampjes binnen de celkern) zitten in het kernplasma, een vloeistof in de celkern. Dit kernplasma is omgeven door een dubbel membraan, de kernmembraan. Chromosomen moeten onveranderd worden doorgegeven van cel naar cel. Met de celdeling worden de chromosomen gekopieerd en verdubbeld. De mitose kan over verschillende fasen worden verdeelt: Interfase: De DNA-moleculen verdubbelen en kopiëren zich (replicatie). De twee identieke DNA-strengen blijven op het centromeer, het middelpunt van de dubbele chromosomen, aan elkaar zitten. De 2 identieke delen van een chromosoom zijn de chromatiden. Profase: De DNA-moleculen spiraliseren en worden korter en dikker. Ze worden nu chromosomen genoemd. Metafase: De chromosomen verplaatsen zich naar het midden van de cel, waar ze naast elkaar gaan liggen. Aan de polen van de cel groeien canuit het poollichaampje eiwitdraden in de richting van de chromosomen. Anafase: De eiwitdraden hechten zich vast aan de centromeren en worden dan korter, het worden trekdraden. De trekdraden trekken de chromatiden uit elkaar. Na de kerndeling vindt de celdeling plaats. Er wordt een celmembraan gevormd. De twee dochtercellen moeten nu in omvang toenemen. Bron: https://www.bioplek.org/animaties/cel/mitose.html