Handleiding Leerdoelen ExpertiseCentrum Hoger Onderwijs Universiteit Antwerpen 1 1. Wat zijn leerdoelen? Leerdoelen geven aan wat studenten als resultaat van een leerproces moeten bereiken. Leerdoelen beschrijven de kennis, inzichten en vaardigheden die studenten zullen bezitten als ze de leerinhouden grondig geleerd hebben. Neem de volgende voorbeelden: “Op het einde van dit contactmoment kan de student klassieke conditionering in eigen woorden beschrijven.” “Op het einde van dit contactmoment kan de student bij een patiënt de enkel-armindex meten.” “Op het einde van de bachelor kan de student, met het oog op de doelmatige en constructieve oplossing van een probleem, met anderen in een sfeer van open communicatie en wederzijds respect samenwerken.” “Op het einde van de bachelor kan de student genuanceerd oordelen en zich open en tolerant opstellen ten aanzien van diverse politieke, culturele en levensbeschouwelijke overtuigingen.” Deze leerdoelen geven duidelijk aan wat de student (normaal gezien) onder de knie moet hebben als het contactmoment/de bachelor afgerond is. De goede verstaander merkt op dat de bovenstaande voorbeelden in verschillende categorieën onderverdeeld kunnen worden. Leerdoelen kunnen namelijk betrekking hebben op cognitieve vaardigheden (voorbeeld 1), motorische vaardigheden (voorbeeld 2) en sociaal-affectieve vaardigheden (voorbeelden 3 en 4). Tabel 1: leerdoelcategorieën Cognitieve vaardigheden Motorische vaardigheden Kennis en inzicht Fysieke vaardigheden Efficiënt uitvoeren van complexe bewegingen Sociaal-affectieve vaardigheden Attitudes, samenwerking, communiceren,… 2 Het is uiteraard geen must om leerdoelen in alle categorieën op te stellen. Alles hangt af van uw onderwijsomgeving en wat u wil bereiken. In de praktijk ligt het zwaartepunt vaak op de cognitieve vaardigheden. Daarnaast valt het op dat leerdoelen ook op verschillende niveaus ingedeeld kunnen worden. Toegepast op bovenstaand voorbeeld: de eerste twee leerdoelen beschrijven te bereiken doelen voor een contactmoment, de twee laatste representeren doelen die pas bij het behalen van een bachelor van toepassing zijn. Dit heeft uiteraard gevolgen voor de specifieke invulling van het leerdoel. Leerdoelen voor een opleiding of opleidingsonderdeel zijn algemener terwijl leerdoelen voor contactmomenten concreter zijn. Hier komen we in tip 3 van paragraaf 4 nog op terug. Hieronder zullen we dieper ingaan op de verschillende onderdelen die voor een optimale formulering van een leerdoel zorgen. Eerst behandelen we echter het waarom van leerdoelen. 2. Waarom leerdoelen? Voor studenten Hoe bepalen studenten hun leerdoelen? Wat bepaalt dat ze sommige zaken belangrijk en te bestuderen vinden en andere niet? Tyler (1977)1 heeft dit onderzocht. Niet al te verwonderlijk blijkt dat studenten altijd op zoek gaan naar aanwijzingen omtrent datgene wat op het examen gevraagd zal worden. Volgens Tyler zijn hun belangrijkste informatiebronnen hierbij: • het gedrag van de docent (“dit is belangrijk”; “dit is te kennen voor het examen”); • het gedrag van medestudenten (“wat denkt de medestudent dat belangrijk is?”). Studenten proberen dus na te gaan wat belangrijk is. Dit zijn echter slechts interpretaties en leidt vaak tot verwarring. En zo komen we bij de eerste functie van leerdoelen voor studenten: duidelijkheid scheppen. 1 Tyler, R.W. (1977). Enkele steeds terugkerende problemen bij het bepalen van doelstellingen. In Vroon, A.G & Everwijn, S. E. M (1977) Handboek voor de onderwijspraktijk. Deventer, Van loghum Slaterus. 3 Leerdoelen verminderen de onzekerheid en verwarring die bij studenten wel eens kan leven. Ze geven studenten een helder beeld van de leerstof, geven duidelijkheid over wat men kan verwachten, wat belangrijk is en wat men moet bereiken. Deze duidelijkheid zorgt tegelijkertijd voor een tweede functie: een efficiënter leerproces. Leerdoelen zijn richtinggevend voor het eigen leerproces. Ze helpen studenten om hun leeractiviteiten te bepalen. Leerdoelen geven immers aan wat men met de leerstof moet doen (anders gesteld: op welk niveau de leerstof verwerkt moet worden: zie paragraaf 3). Zo kunnen studenten doelgerichter en efficiënter met de leerstof omgaan. Een derde en laatste functie voor studenten: leerdoelen geven studenten een kader om aan zelfevaluatie te doen (welke leerdoelen beheers ik al en welke nog niet?). Op deze manier kunnen leerdoelen mogelijk zelfs bijdragen aan de ontwikkeling van vaardigheden zoals levenslang leren (waarbij zelfevaluatie een belangrijk component is). Voor docenten Leerdoelen geven richting bij de vormgeving van het onderwijs. Leerdoelen geven informatie over te behandelen leerinhoud en het niveau waarop de leerinhoud verwerkt moet worden. Daarnaast kunnen ze docenten begeleiden in de keuze van werk- en evaluatievormen. Eigenlijk functioneren ze als startpunt voor het ontwerpen van een onderwijsomgeving. Ramsden (1992)2 formuleerde het zo: Students often spent a lot of time simply trying to discover what we want them to learn. The first question in teaching anything should be ‘what do I want my students to learn?’ it should be closely followed by a second question: ‘How can I express my requirements to my students?’ Daarnaast bouwen leerdoelen voor docenten een bepaalde mate van zekerheid in. Immers, door leerdoelen openbaar te maken kan u er zeker van zijn dat studenten weten wat ze moeten beheersen en hoe ze dit moeten beheersen (het verwerkingsniveau: zie paragraaf 3). 2 Ramsden, P. (1992). Learning to teach in higher education. London: Routledge. 4 Hierboven vermeldden we dat leerdoelen de keuze van werk - en evaluatievormen begeleiden. In feite moeten we dit sterker formuleren. We kunnen zeggen dat leerdoelen, werkvormen en evaluatievormen perfect op elkaar afgestemd moeten zijn. In de literatuur noemt men deze afstemming constructive alignment 3. We belichten eerst de afstemming tussen leerdoelen en werkvormen. Leerdoelen geven aan wat studenten op het einde van het leren onder de knie moeten hebben. Door de juiste werkvormen te kiezen en vervolgens te gebruiken in uw onderwijsomgeving, gaan studenten de noodzakelijke leeractiviteiten ondernemen. Hierdoor zorgt een docent ervoor dat de juiste zaken op het juiste niveau geleerd worden. De afstemming tussen leerdoelen en evaluatievormen ligt in het verlengde hiervan. Leerdoelen geven aan wat men moet kennen en/of kunnen, door de werkvormen gaan studenten dit leren en in de evaluatie moet dan nagegaan worden of dit inderdaad geleerd is. Dit impliceert dat de evaluatievorm afgestemd moet worden op wat studenten behoren te leren (en dus afgestemd moet worden op de leerdoelen). Hieronder lichten we dit verder toe met twee voorbeelden. Leerdoel: Op het einde van dit opleidingsonderdeel moet de student in staat zijn om een presentatie te kunnen geven. Werkvorm: Oefensessies tijdens contactmomenten, peer assessment van presentaties van medestudenten. Evaluatievorm: Beoordelen van presentaties. Leerdoel: Op het einde van dit contactmoment moet de student in staat zijn om de belangrijkste signalen en symptomen van multiple sclerose te identificeren. Werkvorm: Hoorcollege over de verschillende signalen en symptomen met kleine oefentestjes over terminologie. Evaluatievorm: Multiple Choice vragen Een handig instrument om de constructive alignment binnen uw opleidingsonderdeel na te gaan en te verzekeren is de congruentietabel (zie bijlage 2). Deze tabel zorgt ervoor dat u in 1 oogopslag de afstemming leerdoelen – werkvormen – evaluatievormen binnen een opleidingsonderdeel 3 Biggs, J. (2003). Teaching for Quality learning at University (2 Press. nd ed.). Berkshire: Open University 5 kan checken. Daarnaast stelt dit instrument u ook in staat om de noodzakelijke afstemming tussen competenties van uw opleiding en de leerdoelen van uw opleidingsonderdeel na te gaan. Op deze laatste afstemming verdiepen we ons in de verdiepingsbox “competenties en leerdoelen” in paragraaf 4. Leerdoelen informeren dus over leerinhoud, verwerkingsniveau en werk - en evaluatievormen binnen een opleidingsonderdeel. Ook over opleidingsonderdelen heen hebben leerdoelen een functie. Ze kunnen docenten inzicht geven in wat er geleerd wordt in andere opleidingsonderdelen. Dit vergemakkelijkt communicatie tussen docenten, het uitzetten van leerlijnen en zorgt ervoor dat docenten iets gemakkelijker in kunnen schatten welke voorkennis een nieuwe studentengroep heeft. Ten slotte bieden leerdoelen tevens een mogelijkheid tot externe verantwoording. Zo schetsen leerdoelen, bijvoorbeeld, aan visitatiecommissies een beeld van het niveau en aard van de opleiding Verdieping: leertheorieën en leerdoelen Traditionele benaderingen van onderwijsontwikkeling richtten zich vaak op wat de docent deed. Het ging om wat de docent best ondernam, hoe de docent de leerstof effectiever kon overbrengen. Wat de studenten hierbij deden was van ondergeschikt belang. Doceren was hierbij het overbrengen van kennis op een onbeschreven blad (de student). De laatste decennia zijn onderwijsleertheorieën eerder bezig met wat de student doet. De student creëert kennis door leeractiviteiten te ondernemen, door nieuwe informatie actief te verwerken. Het is wat de student doet wat belangrijk is. Doceren is hierbij zorgen dat studenten de juiste leeractiviteiten ondernemen, rekening houdend met (eventuele) voorkennis van de studenten. Leerdoelen passen perfect in dit plaatje. Ze zijn er namelijk op gericht studenten aan te zetten tot de juiste leeractiviteiten. Leerdoelen zijn dus zowel nuttig voor studenten als docenten. Hier hangt wel een voorwaarde aan vast. Er zijn een aantal richtlijnen die de doeltreffendheid van leerdoelen beïnvloeden. Deze behandelen we in het volgende onderdeel. In paragraaf 4 geven we ten slotte nog een aantal tips & tricks mee. 6 3. Onderdelen van leerdoelen Vier onderdelen. Daaruit bestaat een leerdoel. We hebben een (leer)inhoud, gedrag dat of (leer)activiteit die de student moet ondernemen, een conditie en een standaard. Twee basisonderdelen zijn altijd aanwezig (leerinhoud en gedrag) en twee onderdelen (conditie en standaard) zijn optioneel. In het onderstaande voorbeeld zijn de vier onderdelen opgenomen. Onder het voorbeeld verduidelijken we elk onderdeel verder. (Leer)inhoud Standaard Activiteit/gedrag “Aan het eind van dit opleidingsonderdeel kan de student vier verschillen opnoemen tussen de sociaal-economische problemen van de Aboriginals en de indianen in Zuid-Amerika vanuit het perspectief van Richardson.” Conditie De (leer)inhoud Hierbij gaat het om de inhoud waarmee studenten iets moeten gaan doen of die studenten moeten leren. In het voorbeeld gaat het om de sociaal-economische problemen van de Aboriginals en indianen in Zuid-Amerika. Het gedrag of de (leer)activiteit: het verwerkingsniveau Wat moeten studenten doen met de leerinhoud? Dit is een zeer belangrijk onderdeel van een leerdoel. Hiermee wordt namelijk beschreven op welk niveau de inhoud verwerkt moet worden. Bloom4 heeft een classificatiesysteem ontworpen, de taxonomie van Bloom, om de verschillende niveaus te onderscheiden. Hierin stelt hij dat leerinhoud op 6 niveaus verwerkt kan worden, van het eenvoudig oproepen van kennis tot meer complexe en abstracte niveaus. Houd wel in het achterhoofd dat deze niveaus enkel de cognitieve vaardigheden (zie tabel 1) beschrijven en dus niet de motorische of sociaal-affectieve vaardigheden. Ook is 4 Bloom, B. S. (1956). Taxonomy of Educational Objectives, Handbook I: The cognitive domain. New York: David McKay Co Inc. 7 het nuttig om te weten dat ieder volgend niveau beheersing van het voorgaande veronderstelt (bv. zonder kennis is er geen begrip; zonder iets te begrijpen zal u het niet kunnen evalueren). 1. Kennen: Hierbij gaat het om het kunnen reproduceren of herinneren van eerder geleerd materiaal, variërend van specifieke feiten tot complete theorieën. Het is losse informatie die de student ongewijzigd kan reproduceren. Dit is het laagste niveau waarin leerdoelen ingedeeld kunnen worden. Voorbeeld: Op het einde van dit contactmoment kan de student 3 kenmerken van een dubbele boekhouding opsommen. 2. Begrijpen: De student moet inzicht hebben in de materie, de betekenis ervan doorgronden. Dit kan men laten zien door materiaal te vertalen van de ene vorm in de andere (bv. van gedefinieerde woorden naar eigen woorden) door materiaal te interpreteren (uitleggen of samenvatten), door een schatting te geven van toekomstige trends (bv. gevolgen of effecten voorspellen), door hoofd - en bijzaken te kunnen identificeren en door conclusies te kunnen trekken. Dit beheersingsniveau verwacht van studenten meer activiteiten dan het simpelweg onthouden van materiaal. Het gaat hier om diepere kennis dan de meer oppervlakkige kennis in het vorige niveau. Voorbeeld: Op het einde van dit contactmoment kan de student dubbele boekhouding in eigen woorden uitleggen. 3. Toepassen: Hierbij gaat het om het kunnen gebruiken van eerder geleerd materiaal in nieuwe en concrete situaties. Dit houdt het toepassen van regels, methoden, concepten, principes, theorieën,... in. Het vereist een diepgaander inzicht in de materie dan het begrijpen van het materiaal. Voorbeeld: Op het einde van dit contactmoment kan de student de techniek van het dubbel boekhouden toepassen op een gegeven dataset. 4. Analyseren: Dit is de vaardigheid om materiaal te ontleden in samenstellende delen zodat de organisatiestructuur begrepen kan worden. Dit houdt oa in: het identificeren van onderdelen, het analyseren van de relatie tussen onderdelen en het herkennen van organisatieprincipes. Leerdoelen in dit niveau zitten op een 8 hoger (intellectueel) niveau dan begrijpen en toepassen omdat het hier draait om inzicht in zowel inhoud als structuur van het materiaal. Voorbeeld: Op het einde van dit contactmoment kan de student de dubbele boekhouding van een (fictief) bedrijf ontleden. 5. Synthetiseren: Synthetiseren verwijst naar de vaardigheid om onderdelen en elementen samen te voegen tot een nieuw geheel. Denk hierbij, bijvoorbeeld, aan het maken van een onderzoeksvoorstel of hypothese en het ontwerpen van plannen. Hierbij ontstaat een nieuw patroon, idee of structuur die tevoren niet duidelijk herkenbaar was. Voorbeeld: Op het einde van dit contactmoment kan de student uit de dubbele boekhouding van een (fictief) bedrijf een budgettair plan opstellen. 6. Evalueren: Bij evaluatie draait het om de waarde van materiaal (stelling, gedicht, onderzoeksvoorstel, theorie,…) te kunnen toetsen aan de hand van bepaalde criteria. Dit is het hoogste beheersingsniveau omdat dit niveau elementen bevat van al de andere niveaus en men daarenboven ook nog een waardeoordeel op basis van criteria moet vellen. Voorbeeld: Op het einde van dit contactmoment kan de student op basis van de dubbele boekhouding van een (fictief) bedrijf adviseren of dit bedrijf best in vereffening gaat of niet. Letten op werkwoorden. Dat is de methode om u ervan te verzekeren dat u leerdoelen binnen een bepaald niveau opneemt. Een werkwoord drukt namelijk uit welk gedrag of welke activiteit de student moet kunnen uitvoeren. In de voorgaande voorbeelden komt dit duidelijk naar boven. De leerinhoud is hier namelijk steeds dezelfde (dubbele boekhouding). Wat de student hier mee moet doen verschilt. En dit wordt dus uitgedrukt door bepaalde werkwoorden te gebruiken. Niet alle werkwoorden zijn daar echter even geschikt voor. Actieve of actiewerkwoorden zijn dit wel. Waarom? Deze werkwoorden drukken een concrete en observeerbare actie uit. Zo zijn kennen, begrijpen, inzien en weten geen actiewerkwoorden, terwijl opsommen, in eigen woorden uitleggen en berekenen dit wel zijn. De eerste groep werkwoorden drukt niet duidelijk en 9 observeerbaar uit wat de student moet doen (wanneer kent of begrijpt men iets?; hoe toont men dit?), de tweede groep wel (als de student iets kan opsommen, is dit leerdoel onder de knie). De observeerbaarheid van werkwoorden is dus belangrijk. Temeer omdat u door leerdoelen met observeerbare actiewerkwoorden op te stellen direct een aanwijzing hebt over te gebruiken werkvormen en evaluatievormen. Actiewerkwoorden zij dus een handig hulpmiddel om in uw onderwijsomgeving constructive alignment (zie paragraaf 2) in te bouwen. Om u te inspireren hebben wij in bijlage 1 een aantal werkwoorden per beheersingsniveau onderverdeeld. Bij het indelen van leerdoelen in een bepaald niveau kan u gebruik maken van deze lijst. Kort samengevat, studenten moeten steeds iets doen met leerinhoud. Dit gedrag of deze leeractiviteit kan volgens de taxonomie van Bloom ingedeeld worden in zes niveaus. De sleutel tot het indelen van leerdoelen in de juiste niveaus ligt bij de gebruikte werkwoorden. Deze zijn best observeerbaar (de zogenaamde actiewerkwoorden). De taxonomie van Bloom is ook een prima hulpmiddel om na te gaan op welk niveau het zwaartepunt ligt binnen uw opleidingsonderdeel. Hiervoor kijkt u opnieuw naar de leerdoelwerkwoorden en inventariseert u de niveaus. De conditie Condities beschrijven de voorwaarden waaronder de student het gedrag moet vertonen. Deze kunnen uiteraard een invloed uitoefenen op de leeractiviteiten van studenten. Condities kunnen enerzijds hulp of ondersteuning bieden. Daarnaast kunnen ze eerder een soort restrictie vormen. In het voorbeeld is de conditie “vanuit het perspectief van Richardson” een restrictieve conditie. De studenten moet verschillen opnoemen vanuit dit perspectief. Andere perspectieven worden niet aanvaard. Mogelijke voorbeelden van condities zijn: met behulp van een rekenmachine (ondersteunend), met behulp van SPSS (ondersteunend), iets uitleggen aan een werknemer (restrictief ), zonder hulpmiddelen (restrictief),… . Het is niet altijd noodzakelijk om condities op te nemen in leerdoelen. 10 De standaard Wat is de minimumprestatie van een student die nog als succesvol wordt aanvaard? Dit wordt opgenomen in de standaard van het leerdoel. In het voorbeeld stellen we dat studenten vier verschillen moeten kunnen opnoemen. Dit is dus de standaard die verwacht wordt. Mogelijke voorbeelden van standaarden zijn: hoe nauwkeurig er moet worden gewerkt; binnen welke tijdslimiet studenten bepaalde oefeningen moeten kunnen oplossen; hoeveel antwoorden er minimaal goed moeten worden beantwoord,… . Net als bij condities is het niet noodzakelijk om steeds een standaard op te nemen. Welke stappen onderneemt u nu best als u een leerdoel wil opstellen? Neem eerst de basisonderdelen, namelijk leerinhoud en gedrag. Maak duidelijk wat de student met de leerinhoud moet doen door een actiewerkwoord te gebruiken. Indien noodzakelijk, voegt u vervolgens een (restrictieve of ondersteunende) conditie toe. Ten slotte gaat u na of u ook opneemt welke minimumprestatie (standaard) nog als succesvol aanvaard wordt. We begonnen deze handleiding met een definitie van leerdoelen, vervolgens argumenteerden we waarom leerdoelen zowel voor u maar uiteraard ook voor de student belangrijk (kunnen) zijn en behandelden we de bouwstenen van een leerdoel. Als afsluiter geven we nog een aantal tips & tricks mee. 11 4. Tips & tricks Tip 1: Verwijs naar het eindresultaat Probeer in leerdoelen steeds te verwijzen naar het eindresultaat dat van studenten verwacht wordt. Vermijd leeractiviteiten als leerdoel op te nemen. Anders gesteld, verwijs naar het doel en niet naar het proces om het doel te bereiken. Voorbeeld: De studenten kunnen de sterktes en zwaktes van verschillende therapieën vergelijken. En niet: De studenten nemen de opgegeven literatuur door. Indien u het leerdoel begint met “op het einde van dit contactmoment/opleidingsonderdeel kan de student…” verplicht u uzelf te richten op doelen of eindresultaten. Tip 2: Denk studentgecentreerd In de verdiepingsbox leerdoelen en leertheorieën raakten we het al aan. De focus binnen onderwijs(theorieën) is verschoven van de docent naar (wat) de student (doet). Dit wordt gereflecteerd in hoe leerdoelen geformuleerd worden. Leerdoelen zijn opgebouwd voor de student. Daarom raden we aan om de leerdoelen ook vanuit dit standpunt te schrijven, bijvoorbeeld, door ze te laten beginnen met “op het einde van dit contactmoment kan de student / je …”. Tip 3: hoe concreet? Hoe concreet moet een leerdoel zijn? Dit verschilt ten eerste naargelang leerdoelen betrekking hebben op de gehele opleiding, een opleidingsonderdeel of een contactmoment. Leerdoelen voor een opleiding of opleidingsonderdeel zijn algemener en gericht op realisaties aan het eind van de (het) opleiding(sonderdeel). Leerdoelen voor contactmomenten zijn concreter en geven aan wat studenten op korte termijn moeten bereiken. Hiermee zitten we in het vaarwater van het verschil en de relatie tussen competenties en leerdoelen. De onderstaande verdiepingsbox wijdt hier verder over uit. Ten tweede zijn leerdoelen ook meer of minder concreet naargelang ze specifiek voor een bepaalde discipline zijn of meer generieke kennis/vaardigheden beschrijven (bijvoorbeeld, schrijfvaardigheden). 12 Verdieping: competenties en leerdoelen Leerdoelen geven aan wat een student moet kennen/kunnen op het einde van een leersituatie (les, practicum, sessie,…). Het geeft de student een aanduiding welk onderwerp (leerinhoud) op welk niveau (kennis, inzicht,…) gekend moet zijn op het einde van de les. Leerdoelen komen niet zomaar uit de lucht gevallen, ze worden afgeleid van competenties. Competenties zijn bedoeld om te beoordelen of iemand geschikt is om te functioneren in de praktijk. Ze beschrijven die kwaliteiten (kennis, vaardigheden, attitudes) die iemand in de beroepspraktijk moet kunnen vervullen. Competenties staan dus dicht bij het beroepsveld. Dus: leerdoelen geven aan wat iemand moet kennen op het einde van een leersituatie, terwijl competenties aangeven wat iemand moet kennen op het einde van een opleiding(sonderdeel). Wat is nu de relatie tussen de twee? Zoals eerder al aangegeven worden leerdoelen afgeleid uit de competenties. Ze zijn de ‘bouwstenen’ van de competenties. Door leerdoelen op te stellen en doordat studenten deze bereiken, komt men dichter bij het onder de knie krijgen van een competentie ( en dus, dichter bij het goed kunnen uitoefenen van een beroep). Voorbeeld:een mogelijke competentie uit de geneeskunde ‘de arts moet een vertrouwensrelatie met de patiënt kunnen uitbouwen en hem/haar op een degelijke manier informatie kunnen overbrengen’ Een leerdoel dat hierbij kan horen: ‘de student kan verschillende communicatiestrategieën in het voeren van een gesprek met een patiënt opsommen’. (in deze les zullen dan, logischerwijs, strategieën aangereikt worden) Tip 4: jaarlijks nakijken Kijk uw leerdoelen jaarlijks na. Kloppen zij nog met wat je wil bereiken en wat je doet in dit contactmoment of opleidingsonderdeel? Komen zij nog overeen met de vooropgestelde competenties? Tip 5: haalbaarheid en relevantie Leerdoelen moeten bereikt kunnen worden. Het is dus beter om prioriteiten te stellen en een selectie te maken dan onhaalbare leerdoelen te formuleren. Schrappen hoeft echter niet 13 altijd. U kan ook versoepelende condities opnemen in uw leerdoel (zie paragraaf 3) en daarmee de haalbaarheid vergroten. Verlies daarnaast de relevantie van bepaalde onderdelen voor uw studenten niet uit het oog. Bepaalde theorieën en concepten kunnen interessant zijn, maar tegelijkertijd ook niet relevant voor een bepaald opleidingsonderdeel. Het feit dat u bepaalde zaken belangrijk vindt, betekent nog niet dat studenten dit ook echt moeten kennen voor een specifiek opleidingsonderdeel. Durf dan ook leerdoelen vanuit dat standpunt te bekijken. 5. Referenties Wilt u meer weten over leerdoelen? Hoobroeckx, F. & Haak, E (2002). Onderwijskundig ontwerpen. Het ontwerp als basis voor leermiddelenontwikkeling. Houten/Diegem: BohnStafleu Van Loghum. Kallenberg, A. J. , Van der Grijspaarde, L. Ter Braak, A. & Van Horzen, C. J. (2000). Leren (en) Doceren in het Hoger Onderwijs. Utrecht: uitgeverij Lemma. Standaert , R. & Troch, F. (2001). Leren en onderwijzen: inleiding tot de algemene didactiek. Leuven: Acco. Wilt u meer weten over de taxonomie van Bloom? Bloom, B. S. (1956). Taxonomy of Educational Objectives, Handbook I: The cognitive domain. New York: David McKay Co Inc. Wilt u meer weten over constructive alignment? Biggs, J. (2003). Teaching for Quality learning at University (2nd ed.). Berkshire: Open University Press. 14 Bijlage 1: Actiewerkwoorden Cognitieve vaardigheden Kennen • Aangeven • Beschrijven • Definiëren • Weergeven • Omschrijven • Herkennen • Een definitie geven van • Opnoemen • Aanwijzen • Opsommen • Registreren • Reproduceren • Benoemen • Onderkennen • Opzeggen • Stappen aangeven • Vertellen • Bestempelen • Categoriseren • Woordelijk weergeven • Onderscheiden • Meten • Selecteren • Navertellen • (aan de hand van een Begrijpen • Aantonen • Bewijzen • Hardmaken • Demonstreren • Beargumenteren • Duiden • Onderbouwen • Interpreteren • Begrip opbrengen voor • Typeren • Aanvoelen • Schetsen • Beredeneren • Nuanceren • Toelichten • (in eigen woorden) • Verduidelijken • Verhelderen • Uiteenzetten • Verklaren • Aan de hand van een • Voorbeelden geven • Beredeneren concreet geval) Bespreken uitleggen/weergeven/vertellen voorbeeld uitleggen • Een verband maken 15 • Aanduiden • Illustreren • Karakteriseren • Verschillen en • Verantwoorden • Identificeren overeenkomsten Aangeven • Indelen • Formuleren Toepassen • Toepassen • Gebruik maken van • Berekenen • Toetsen • Construeren • Testen • Onderzoeken • Aangeven van grenzen of • Schatten • Gebruiken hiaten • Bepalen • Voorspellen • Vorm geven Analyseren • Vergelijken • analyseren • Splitsen • ontrafelen • Oorzaken opsporen • Ontleden • Contrasteren • Organiseren • Faseren • Motiveren Synthetiseren • Concluderen • Afleiden uit • Distilleren • Samenstellen • Samenstellen • Opstellen • Oplossen • Modelleren • Een plan opstellen • Ontwerpen • Rapporteren • Combineren • Herformuleren • Generaliseren • Relateren • Samenvatten 16 Evalueren • Becommentariëren • Een eigen mening kunnen Veroorloven • Een onderbouwde visie geven op • Een beargumenteerd oordeel kunnen vellen over • Evalueren • Aanvallen • Commentaar geven • Beoordelen • Kritisch doorlichten • Adviseren Sociaal-affectieve vaardigheden Sociaal-affectieve vaardigheden • Aanvoelen • Aanpassen • Waarderen • Samenwerken • Zich bewust zijn van • Zich tolerant gedragen • Aanvaarden • Communiceren • Zich eerlijk gedragen • Zich verplaatsen in anderen • Aanvaarden • Waarderen 17 Bijlage 2: Congruentietabel Opleidingsonderdeel Leerdoelen Werkvorm Evaluatievorm Competentie(s) In deze tabel worden de volgende elementen opgenomen: Opleidingsonderdeel: de naam van het opleidingsonderdeel; Leerdoelen: de leerdoelen van het opleidingsonderdeel; Werkvorm: de gehanteerde werkvormen; Evaluatievorm: de gehanteerde evaluatievormen; Competentie(s): de competenties van de opleiding waaraan dit opleidingsonderdeel bijdraagt. 18 Opmerkingen: • Met deze tabel kan u de afstemming tussen leerdoelen-werkvormen-evaluatievormen van het opleidingsonderdeel nagaan en kan u nagaan aan welke competenties uw opleidingonderdeel bijdraagt. Daarenboven stelt het u in één keer in staat om de noodzakelijke afstemming tussen competenties van uw opleiding en de leerdoelen van uw opleidingsonderdeel te checken. • Eventueel kan de congruentietabel nog uitgebreid worden met: leerinhoud van het opleidingsonderdeel, semester(s) waarin het opleidingsonderdeel gedoceerd wordt, leerlijn(en) waarin het opleidingsonderdeel zit, aantal studiepunten,… Hieronder vindt u een voorbeeld van een congruentietabel uit de Bacheloropleiding Diergeneeskunde Opleidingsonderdeel Leerdoelen Op het einde van dit opleidingsonderdeel kunnen de Natuurkunde Werkvorm Competentie(s) Schriftelijk zonder 1 mondelinge toelichting. 2 eenvoudige, afgebakende biomedische en dierkundige Meerkeuzevragen 3 georiënteerde probleemstellingen oplossen waarbij ze Gesloten boek 5 • studenten: • Evaluatievorm Hoorcollege (met • oefeningen) gebruik moeten maken van fysische grootheden, begrippen en wetmatigheden die aan de grondslag • • Opdracht: • Schriftelijk werkstuk liggen van biofysische en fysiologische processen in Projectwerk in zonder mondelinge levende organismen. groep toelichting zelfstandig en in groep wetenschappelijke literatuur opzoeken. • op een wetenschappelijk correcte manier experimentele data verkrijgen. • conclusies afleiden uit de experimentele data en deze schriftelijke rapporteren. 19