Schud ze wakker!

advertisement
 Schud ze wakker! Ontwerpen van activerend onderwijs Evelien Winters Universiteit van Amsterdam februari 2010 In samenwerking met de Onderzoeksgroep Activerende Didactiek Montessori Lyceum Amsterdam Als ik wil dat leerlingen in mijn les actief zijn, dan moet ik zorgen dat...
Leerlingen moeten zich in de klas op hun gemak voelen,
zij moeten kunnen samenwerken met groepspartners, zij
moeten niet bang zijn om fouten te maken of hun mening
te uiten. Al het materiaal dat nodig is om een taak of
opdracht uit te voeren moet aanwezig zijn. Stel af en toe
zelf de groepen samen, als je wilt dat leerlingen (leren)
samenwerken met verschillende klasgenoten.
hoe
Zorg dat leerlingen actief durven en kunnen zijn
waarom
1 kennis of vaardigheden, zijn zij gemotiveerder. Het
(leer)doel van een taak moet duidelijk zijn, er moet
afwisseling zijn in bijvoorbeeld opdrachten, werkvormen,
leerstof en groepssamenstelling: verras leerlingen.
hoe
waarom
dat leerlingen gemotiveerd zijn om te werken
2 ZorgWanneer
leerlingen het nut inzien van het beheersen van
Wanneer leerlingen weten waarom en in welke situaties
zij kennis of vaardigheden moeten beheersen, heeft
leerstof voor hen betekenis. Als leerlingen betrokken zijn
bij een taak, zijn zij tot meer in staat. Zorg dat de
leerinhoud voor leerlingen interessant of van belang is,
laat ze zelf iets inbrengen, onderwerpen kiezen of hun
mening formuleren.
hoe
waarom
3 Zorg dat leerstof voor de leerlingen betekenis heeft
Om actief aan de slag te kunnen, moeten leerlingen de
taak begrijpen. Wanneer taken te moeilijk of te
gemakkelijk zijn, raken leerlingen gedemotiveerd. Zorg
dat leerlingen weten wat er van hen verwacht wordt, wat
het gewenste eindresultaat is, hoe zij dat kunnen bereiken
en hoe hun werk wordt beoordeeld.
hoe
waarom
4 Zorg dat opdrachten duidelijk zijn en het juiste niveau hebben
- Reageer positief, ook op fouten
- Stel samen regels vast
- Bereid de les goed voor, zorg dat
benodigd materiaal aanwezig is
- Zorg voor een passende indeling van
het lokaal en van de groepen
- Zorg dat leerlingen succes ervaren
- Zorg voor doelen en taken die voor
leerlingen betekenis hebben
- Zorg voor afwisseling in activiteiten
- Inspireer leerlingen
- Laat lesstof toepassen in reële situaties
- Zorg dat lesstof en taken aansluiten bij
belevingswereld of toekomstplannen
- Geef leerlingen inspraak in wat en hoe
zij leren
- Geef de stappen aan voor het gewenste
resultaat
- Maak de beoordelingscriteria bekend
- Laat leerlingen taken evalueren
kennis te laten aansluiten bij bestaande kennis. Vragen
stellen zorgt bovendien voor afwisseling. Zorg dat
leerlingen weten dat iedereen de beurt kan krijgen om
antwoord te geven. Door slimme werkvormen te
gebruiken activeer je met vragen alle leerlingen.
hoe
waarom
dat alle leerlingen een antwoord formuleren als je vragen stelt
5 ZorgDoor
vragen te stellen kun je leerlingen helpen nieuwe
- Gebruik werkvormen als check in
duo’s of denken-delen-uitwisselen
- Gebruik individuele aanspreekbaarheid
- Zorg dat vragen nieuwe kennis
verbinden met voorkennis
elkaar nodig hebben om tot een eindresultaat te komen.
Leerlingen moeten zich verantwoordelijk voelen voor hun
taak én voor het resultaat van de hele groep. De rol of
taak kan aansluiten bij de kwaliteiten van een leerling,
maar kan ook iets zijn wat hij nog moet ontwikkelen.
hoe
waarom
iedere leerling bij groepswerk een eigen rol of taak heeft
6 ZorgBijdatgroepswerk
(samenwerkend leren) moeten leerlingen
- Geef aan welke rollen verdeeld moeten
worden
- Zorg dat je kunt controleren wie wat
heeft gedaan
- Laat groepsleden elkaar beoordelen
- Gebruik individuele aanspreekbaarheid
Het resultaat van een taak moet minder belangrijk zijn
dan de manier waarop leerlingen het behalen. Door te
reflecteren op de werkwijze leren leerlingen over de
toepassing van kennis of vaardigheden. Reflectie op het
samenwerken helpt leerlingen zich te socialiseren.
hoe
waarom
7 Zorg dat leerlingen reflecteren op hun werk, de uitvoering van taken en samenwerking in de groep
- Kom terug op (zelf gestelde)
leerdoelen
- Geef evaluatievragen
- Laat leerlingen (groeps)werk evalueren
- Laat de samenwerking evalueren
Ontwerpen van activerend onderwijs 2 Schud ze wakker!
Ontwerpen van activerend onderwijs
Inhoud
Inleiding
4
1: Zorg dat leerlingen actief durven en kunnen zijn
6
2: Zorg dat leerlingen gemotiveerd zijn om te werken
8
3: Zorg dat leerstof voor de leerlingen betekenis heft
10
4: Zorg dat opdrachten duidelijk zijn en het juiste niveau hebben
12
5: Zorg dat alle leerlingen een antwoord formuleren als je vragen stelt
14
6: Zorg dat iedere leerling bij groepswerk een eigen rol of taak heeft
16
7: Zorg dat leerlingen reflecteren
18
Checklist: was mijn les activerend?
20
Suggesties voor het meten van activiteit
21
Bibliografie
23
Printvriendelijke versies ontwerpregels en checklist
24
Ontwerpen van activerend onderwijs 3 Als ik wil dat leerlingen in mijn les actief zijn, dan moet ik zorgen dat...
Inleiding
Docenten op het Montessori Lyceum Amsterdam (MLA) willen af van leerlingen die
onderuitgezakt op hun stoel zitten, jas aan, dopje in een oor, starend in de oneindigheid.
Leerlingen die niet aan het werk zijn, die niet actief zijn, leren niet. En dat is toch een van de
dingen waarvoor ze iedere ochtend naar school komen – het is in ieder geval de reden dat
docenten voor de klas staan.
Maar hoe doe je dat, leerlingen activeren? Op het MLA is een onderzoeksgroep
aangesteld die zich bezighoudt met activerende didactiek, om te onderzoeken wat docenten
nu eigenlijk willen als zij zeggen dat ze de leerling actief willen zien, en hoe zij dat dan
zouden kunnen doen.
In het schooljaar 2008/2009 zijn er in de deelscholen bijeenkomsten georganiseerd waar
docenten met elkaar hebben gekeken naar fragmenten uit lessen waarin leerlingen actief zijn:
good practice-lessen. Naar aanleiding van de filmpjes is er gediscussieerd over verschillende
aandachtspunten op het MLA, waaronder het punt ‘de leerling actief’. Met enkele docenten
zijn daarna aanvullende diepte-interviews gehouden.
De ontwerpregels in deze handleiding komen voort uit de ideeën, wensen en eisen
van docenten op het MLA over actief leren. In de interviews komt duidelijk naar voren wat
docenten willen bereiken als zij leerlingen willen activeren. Maar er blijkt ook uit dat
docenten het moeilijk vinden om hun eigen lessen activerend te maken. Het is de bedoeling
dat de ontwerpregels helpen bij het omvormen van bestaande lessen, met bestaand
lesmateriaal, naar activerende lessen, waarin leerlingen aan het werk zijn, kennis verwerven
en verwerken, lessen waarin leerlingen leren.
Behalve een lijstje met ontwerpregels is er een lijstje met criteria opgesteld waar activerende
lessen aan zouden moeten voldoen. Deze checklist is bedoeld als controlemiddel: heeft de les
die je met behulp van de ontwerpregels hebt gemaakt voldaan aan de eisen die MLAdocenten stellen aan een activerende les?
Wat staat er in deze handleiding?
De docenten die zijn geïnterviewd naar aanleiding van de good practice-besprekingen hebben
in de gesprekken duidelijk aangegeven welke elementen uit de gefilmde lessen zij activerend
vonden. Deze kenmerken van activerende lessen waren vervolgens goed te formuleren als
doelen die MLA-docenten willen bereiken met activerende lessen. Deze doelen leiden
natuurlijk steeds naar het hoofddoel: leerlingen activeren.
De ontwerpregels beschrijven het middel waarmee je deze doelen van activerende lessen kunt
bereiken. Alle ontwerpregels zijn opgebouwd volgens de formule Als ik wil dat leerlingen in
mijn les actief zijn, dan moet ik zorgen dat.... Waar je dan voor moet zorgen wordt in het
schema kort uitgelegd en in de handleiding uitgebreider besproken.
Een van de geïnterviewde docenten maakte een opmerking die het werk van het
onderzoeksteam voor activerende didactiek – en deze handleiding – goed rechtvaardigt. Deze
docente zegt: ‘Zo van: O, ja die veiligheid die is toch wel heel belangrijk en hoe doe je dat
dan?’ (Anoniem, 2009d) De bedoeling van deze handleiding is antwoord te geven op zulke
vragen. Veel docenten weten wat ze ongeveer moeten doen om leerlingen te activeren, maar
hoe dat precies in zijn werk gaat is wat weggezakt. En het ontbreekt ze aan de tijd om het uit
te zoeken.
In de uitwerking van de ontwerpregels wordt uitgelegd hoe je de doelen die je met activerend
onderwijs hebt, kunt bereiken. Daarvoor is gebruikgemaakt van onderwijskundige literatuur,
vooral de handboeken Effectief leren van Sebo Ebbens en Simon Ettekoven uit 2005 en Leren
Ontwerpen van activerend onderwijs 4 in vijf dimensies van Robert Marzano en Wietske Miedema uit 2008 bieden veel informatie en
ideeën over het ontwerpen van activerend onderwijs.
Hoe gebruik je de handleiding?
In het overzicht Als ik wil dat leerlingen in mijn les actief zijn, dan moet ik zorgen dat... staan
heel beknopt aanwijzingen voor het omvormen van lessen tot activerende lessen. Je kunt de
ontwerpregels gebruiken als spiekbriefje wanneer je lessen voorbereidt.
De regels zijn niet strikt, lessen hoeven niet alle elementen te bevatten en er zijn ongetwijfeld
veel meer regels te bedenken die tot activerend onderwijs kunnen leiden. De ontwerpregels
zijn bedoeld als geheugensteuntje voor wat je zou kunnen doen om je onderwijs activerender
te maken, gebaseerd op wat de MLA-collega’s belangrijk vinden in activerende lessen.
Als je iets uitgebreider informatie zoekt over hoe je een ontwerpregel in praktijk kunt
brengen, kun je deze handleiding erop naslaan. In ieder hoofdstuk wordt volgens dezelfde
opbouw een ontwerpregel besproken. Na een korte inleiding vind je in de paragraaf ‘Wat
willen docenten’ de citaten uit de diepte-interviews waar de ontwerpregel op is gebaseerd.
Dan volgt de paragraaf ‘Waarom’, daarin wordt het belang van de regel toegelicht. Hiervoor
is steeds informatie uit onderwijskundige literatuur gebruikt, gegevens zijn gebaseerd op
onderzoek.
In de paragraaf ‘Hoe’ staan aanwijzingen voor het implementeren van de regel in je
onderwijs. Sommige aanwijzingen zijn concreet, andere zul je moeten interpreteren voor
gebruik in jouw vak of een specifieke situatie. Ten slotte worden aan het einde van ieder
hoofdstuk suggesties gedaan om meer te lezen over een onderwerp.
Na de uitwerking van de ontwerpregels is een checklist te vinden die je kunt
gebruiken om te ‘checken’ of een les die je hebt uitgevoerd of een opdracht die je leerlingen
hebt laten doen, echt activerend is geweest. De checklist is, net als de ontwerpregels,
gebaseerd op wat MLA-docenten willen zien in een activerende les.
De checklist is een checklist. Je kunt natuurlijk ook zelf een lijstje met criteria opstellen
waaraan jij vindt dat jouw activerende lessen moeten voldoen. Na de checklist zijn enkele
suggesties te vinden voor het meten van de mate waarin leerlingen actief zijn geweest in je
les. Je les kan voldoen aan alle regels voor het ontwerpen van activerend onderwijs, maar of
leerlingen echt actief zijn geweest, kun je vooral zien in je klas.
Aan het eind van deze handleiding zijn printvriendelijke versies van de checklist en het
‘spiekbriefje’ met de ontwerpregels te vinden.
Ten slotte
De ontwerpregels zijn opgesteld voor alle docenten op het MLA, in alle vakgebieden. Ze zijn
daarom heel algemeen. De verschillende vaksecties kunnen de ideeën die hier worden
genoemd aanvullen met concretere tips en adviezen. Den ontstaat voor iedere vakgroep een
concrete informatiebron voor het vormgeven van activerend onderwijs.
Het zou fantastisch zijn als docenten goede ervaringen met activerend onderwijs met elkaar
delen, elkaar ideeën geven en handleidingen als deze gezamenlijk aanvullen tot een bron van
inspiratie waarmee iedere collega zijn voordeel kan doen.
Maak je lessen activerend, zet je leerlingen aan het werk, schud ze wakker!
Evelien Winters, februari 2010
Ontwerpen van activerend onderwijs 5 Leerlingen moeten zich in de klas op hun gemak voelen, zij
moeten kunnen samenwerken met groepspartners, zij moeten
niet bang zijn om fouten te maken of hun mening te uiten. Al
het materiaal dat nodig is om een taak of opdracht uit te voeren
moet aanwezig zijn. Stel af en toe zelf de groepen samen, als je
wilt dat leerlingen (leren) samenwerken met verschillende
klasgenoten.
hoe
Zorg dat leerlingen actief durven en kunnen zijn
waarom
1
- Reageer positief, ook op fouten
- Stel samen regels vast
- Bereid de les goed voor, zorg dat
benodigd materiaal aanwezig is
- Zorg voor een passende indeling
van het lokaal en van de groepen
Zorg dat leerlingen actief durven en kunnen zijn
Als je wilt bereiken dat leerlingen in je les actief zijn, dan moet je er in de eerste plaats voor
zorgen dat leerlingen actief durven en kunnen zijn. De eerste ontwerpregel is een heel basale
regel, hij spreekt eigenlijk voor zich. Maar omdat een gevoel van veiligheid en een
voorbereide omgeving belangrijke voorwaarden voor activerend onderwijs en voor leren in
het algemeen zijn, zijn ze hier opgenomen.
Wat willen docenten
Voor MLA-docenten is een veilige leeromgeving een belangrijke voorwaarde voor goed
onderwijs in het algemeen, niet alleen voor activerend onderwijs. Maar in de interviews
leggen docenten een duidelijk verband tussen actieve leerlingen en een veilige en voorbereide
omgeving. Wanneer leerlingen zich in de klas op hun gemak voelen, zich durven uitspreken
tegenover klasgenoten en een gevoel van veiligheid ervaren, kortom wanneer er sprake is van
een veilige leeromgeving, kunnen zij echt actief zijn.
Een van de docenten zegt in het interview dat hij het belangrijk vindt om ‘dat positieve naar
voren te halen [...] leerlingen moeten natuurlijk ook een veilig gevoel hebben als ze iets
zeggen. [...] De sfeer moet er natuurlijk wel naar zijn dat ze iets willen zeggen.’ (Anoniem,
2009a)
Een andere docent noemt het belang van een veilige leeromgeving wanneer leerlingen voor
de klas moeten presenteren: ‘Dan moeten ze presenteren en dat vinden ze eng.’ In het
lesfragment dat zij heeft gezien vinden leerlingen het presenteren echter niet eng: ‘Ik weet
natuurlijk niet wat ertoe geleid heeft dat ze dat [presenteren voor de klas] gedaan hebben,
maar dat vond ik opvallend en heel positief.’ (Anoniem, 2009c)
Behalve dat leerlingen actief moeten durven zijn, moeten zij ook actief kunnen zijn.
Een van de docenten zegt in het interview dat een les voor een docent eigenlijk voor het
belangrijkste deel bestaat uit voorbereiding: ‘Omdat die structuur zo duidelijk was konden ze
heel zelfstandig werken. Het is eigenlijk alleen maar de voorbereiding.’ (Anoniem, 2009c)
Het belang van een goede voorbereiding, wordt bevestigd door een andere docent: ‘In die
voorbereiding zit eigenlijk het succes van die les.’ (Anoniem, 2009d) Het gaat dan om de
keuze van het onderwerp, zorgen dat leerlingen de lesinhoud en de opdrachten betekenisvol
vinden, maar ook dat leerlingen zich veilig voelen in de klas en in hun groepje.
Waarom
Het leerproces van leerlingen wordt sterk beïnvloed door de mate waarin leerlingen zich op
hun gemak voelen in de klas. Wanneer leerlingen zich door docenten en klasgenoten
geaccepteerd voelen en zij de situatie op school en in de klas als veilig en ordelijk ervaren,
beïnvloedt dat hun leerprestaties positief. Leerlingen die zich geaccepteerd voelen hebben een
positiever zelfbeeld en een positievere houding ten aanzien van school. Omdat de manier van
werken beter is, halen leerlingen betere resultaten en zijn zij gemotiveerder (zie ook
Ontwerpregel 2). Pas wanneer leerlingen zich geaccepteerd en veilig voelen durven zij mee te
doen in het leerproces. Wanneer leerlingen het gevoel hebben dat de docent ze aandacht geeft
en steunt, zijn zij bereid en in staat om te leren.
Ontwerpen van activerend onderwijs 6 Hoe
Wat kan de docent nu doen om te zorgen voor een veilige klassensituatie, waarin leerlingen
zich veilig en geaccepteerd voelen, een klimaat waarin leerlingen optimaal leren? Docenten
moeten een band opbouwen met leerlingen en ze positief benaderen, ook wanneer zij
fouten maken. Ook is het belangrijk om leerlingen in verschillende groepssamenstellingen
samen te laten werken, zodat zij elkaar leren kennen en accepteren. In sommige gevallen is
het nodig leerlingen bepaalde communicatieve vaardigheden bij te brengen.1
Uiteraard moeten docenten pesten en bedreiging tegengaan en zorgen voor duidelijke
regels aangaande de gang van zaken in de klas en in de school. Een manier om tot een
beknopt aantal regels te komen die voor leerlingen zinvol zijn, is leerlingen mee te laten
denken over regels in de klas en consequenties van het overschrijden van die regels. Het is
zinvoller om enkele voor leerlingen zinvolle, positief geformuleerde regels te hanteren, dan
een lange lijst van verboden op te stellen. Wanneer er voor leerlingen een moment in de les is
om even op te staan en zich te bewegen, kunnen zij zich daarna weer beter concentreren.
Docenten kunnen leerlingen helpen zich te concentreren door dingen tussen haakjes te
zetten. Daarbij leren zij afleidingen te ‘parkeren’, van zich af te zetten, door zich bewust te
worden van dat wat hen afleidt en dat waar ze zich op zouden moeten concentreren. Dat kan
bijvoorbeeld door een moment aan te wijzen waarop er tijd is voor afleidingen of door
leerlingen te leren zichzelf toe te spreken. Leerlingen kunnen zo leren zich te concentreren op
de les en de leerstof.
In de klas moet sprake zijn van een leerklimaat, een schoolse omgeving waarin leerlingen
willen en kunnen leren. Dat bereik je door ervoor te zorgen dat leerlingen een gevoel van
autonomie hebben, door ze zelf beslissingen te laten nemen en keuzes te laten maken, door
leerlingen te zien als volwaardige gesprekspartners. Leerlingen moeten ook het gevoel hebben
dat zij erbij horen, zorg dat ze zich welkom voelen in de klas (bij jou en bij klasgenoten) en
onderdeel zijn van de groep. Ten slotte moeten leerlingen zich competent (bekwaam) voelen.
Zorg dat ze het gevoel hebben dat ze aan de eisen kunnen voldoen, dat ze kunnen wat er van
ze gevraagd wordt en dat ze zin krijgen om meer kennis op te doen.
Een veilige leeromgeving is een voorwaarde voor goed (activerend) onderwijs. De
ontwerpregel ‘zorg ervoor dat leerlingen actief durven en kunnen zijn’ staat niet op zichzelf,
maar hangt samen met de andere regels, zoals alle regels met elkaar samenhangen. Zonder
een veilige en voorbereide omgeving, kan echter geen sprake zijn van een actieve leerling.
Bronnen en verder lezen
‘Preventie’ (Van Geel, 1995, z.p., hst. 8); ‘Het klassenklimaat positief beïnvloeden’ en
‘Strategieën om veiligheid en orde te scheppen’ (Marzano & Miedema, 2008, p. 33-42);
‘Bevorderen van het leerklimaat’ (Ebbens & Ettekoven, 2005, p. 143-163)
1
Marzano en Miedema (2008, p. 34-39) bespreken negen manieren om leerlingen te helpen zich
geaccepteerd te voelen. Bouw een band op met leerlingen; heb positieve verwachtingen van leerlingen;
betrek alle leerlingen bij de les; ga op een positieve manier om met verschillen tussen leerlingen;
reageer positief op foute of geen antwoorden en prijs leerlingen niet het graf in; laat leerlingen in
verschillende groepssamenstellingen werken; zorg dat leerlingen elkaar kennen en accepteren; help
leerlingen met omgangsvormen en communicatie.
Ontwerpen van activerend onderwijs 7 Wanneer leerlingen het nut inzien van het beheersen van
kennis of vaardigheden, zijn zij gemotiveerder. Het
(leer)doel van een taak moet duidelijk zijn, er moet
afwisseling zijn in bijvoorbeeld opdrachten, werkvormen,
leerstof en groepssamenstelling, zodat leerlingen verrast
worden.
hoe
Zorg dat leerlingen gemotiveerd zijn om te werken
waarom
2
- Zorg dat leerlingen succes ervaren
- Zorg voor doelen en taken die voor
leerlingen betekenis hebben
- Zorg voor afwisseling in
activiteiten
- Inspireer leerlingen
Zorg dat leerlingen gemotiveerd zijn om te werken
Als je als docent wilt dat leerlingen in je les actief zijn, moet je er voor zorgen dat leerlingen
gemotiveerd zijn. Docenten op het MLA vinden het belangrijk dat leerlingen gemotiveerd
zijn om aan het werk te gaan. Motivatie is bovendien een voorwaarde om te leren. Onderwijs
(de opdrachten, de leerstof, de manier van lesgeven van de docent) moet leerlingen stimuleren
om aan de slag te gaan.
Wat willen docenten
Om leerlingen aan het werk te krijgen, moeten zij enthousiast zijn over de opdracht die zij
moeten uitvoeren, zegt een van de docenten. ‘Je zag alleen maar die kinderen aan het werk, ze
waren alleen maar zelf bezig en ook heel enthousiast.’ (Anoniem, 2009d) Leerlingen
enthousiasmeren kan volgens deze docent onder meer door leerlingen te laten werken met
leerstof of onderwerpen die zij interessant vinden, die hen aanspreekt. (Zie ook in
Ontwerpregel 3)
Een manier om leerlingen te motiveren is door te zorgen voor afwisseling. Lessen moeten niet
saai worden. Dat kun je, zo merkt een van de geïnterviewde docenten op, bereiken door veel
verschillende activiteiten en werkvormen te gebruiken. ‘Dat je op het bord schrijft, dat
blaadje uitdeelt wat ze in hun hand hebben, dat in kleine groepjes werken natuurlijk, dat
gemengde groepen: verschillende manieren, dat het niet zo saai wordt.’ (Anoniem, 2009c)
Deze afwisseling is volgens een andere docent (Anoniem, 2009b) ook nodig om te zorgen dat
activerend onderwijs geen trucje wordt. Met steeds dezelfde activerende werkvormen mist
activerend onderwijs zijn doel, omdat het niet meer verrast.
Waarom
Motivatie of ‘een positieve houding ten aanzien van school en leren’2, is een belangrijke
voorwaarde voor leren. Wanneer leerlingen niet willen leren, er geen zin hebben, dan leren zij
niet. Voor docenten is het onmogelijk om leerlingen aan het leren te krijgen wanneer die niet
gemotiveerd zijn. De verantwoordelijkheid ligt echter niet alleen bij de leerlingen, maar ook
bij de docent.
Er zijn veel verschillende factoren die invloed hebben op de motivatie, bijvoorbeeld de
waarde die leerlingen hechten aan een vak of vakonderdeel, ideeën over de efficiëntie en
effectiviteit van de lesmethode, maar ook de mening van leeftijdgenoten of familieleden. Het
is lastig om de houding van een leerling ten aanzien van school of een vak(onderdeel) te
veranderen, maar docenten kunnen wel invloed uitoefenen.
Hoe
Om leerlingen voor je vak te motiveren, is het belangrijk om erachter te komen waarom een
leerling niet gemotiveerd is, wat hem tegenhoudt, en op basis daarvan een aanpak te kiezen.
De basisprincipes voor motivatie zijn dat leerlingen zich goed en veilig moeten voelen, zoals
2
Marzano & Miedema, 2008, p. 30.
Ontwerpen van activerend onderwijs 8 beschreven in de eerste ontwerpregel. Verder is het nodig dat leerlingen positief staan
tegenover leertaken en dat zij betrokken zijn bij de leerstof.
Leerlingen ontwikkelen een positievere houding ten aanzien van een vak wanneer zij
successen boeken, resultaten halen uit de activiteiten die zij ondernemen. Door met
leerlingen taken te evalueren, begrijpen zij wat zij wel en niet goed hebben gedaan. Je richt de
leersituatie zo meer op de werkwijze dan op het resultaat, zodoende leren leerlingen hun
manier van werken of leerstrategie te verbeteren. Door te evalueren en feedback te geven,
creëer je een leergeoriënteerde leeromgeving, waarin leerlingen minder prestatiedruk
voelen.
Zorg dat taken en activiteiten voor leerlingen waardevol zijn, door te wijzen op concrete
situaties waarin kennis of vaardigheden toe te passen zijn. Leerlingen zien het nut van leerstof
meer in wanneer zij zien hoe die toepasbaar is of wanneer die aansluit bij hun
toekomstplannen. (Zie ook Ontwerpregel 3) Leerlingen gaan gemotiveerder aan de slag
wanneer het niveau van taken juist is en zij er op hun eigen manier, in hun eigen tempo aan
kunnen werken. (Zie ook Ontwerpregel 4)
Leerlingen hebben vaak een onjuist beeld van hun inzet. Door ze aan te sporen te
reflecteren op hun inzet, krijgen zij een realistischer beeld van hun inspanningen en voelen zij
zich meer verantwoordelijk voor hun eigen leren. Die verantwoordelijkheid wordt ook
vergroot wanneer leerlingen hun eigen leerdoelen opstellen. Zij zijn daar beter toe in staat
dan veel docenten denken. Als docenten op de hoogte zijn van doelen van leerlingen, kunnen
zij ze daaraan herinneren. Door leerlingen hun eigen vorderingen te laten bijhouden, krijgen
zij een realistischer beeld van hun leren en het effect van hun inzet.
Enthousiasme van de docent heeft grote invloed op leerlingen. Docenten kunnen
door hun eigen houding ten aanzien van de leerstof of de opdracht leerlingen inspireren. Dat
kan bijvoorbeeld door iets van zichzelf in de lesstof te verwerken, iets wat hen aanspreekt,
wat hen raakt of waarin zij geïnteresseerd zijn. Dat werkt niet alleen stimulerend voor de
leerlingen, maar ook voor de docent zelf.
Door te zorgen voor afwisseling in activiteiten en werkvormen, verras je leerlingen, zijn
lessen niet steeds hetzelfde of ‘saai’. Docenten zien een positieve invloed van afwisseling en
verrassing op de motivatie van leerlingen.
Bronnen en verder lezen
Motivatie om te leren (Boekaerts, 2005); ‘Dimensie 1: Motivatie: Een positieve houding
ten aanzien van school en leren’ (Marzano & Miedema, 2008, p. 28-58); ‘Motivatie’
(Ebbens & Ettekoven, 2005, p. 28-30); ‘Motivatie en leren op school’ (Geerligs & Van der
Veen, 2008, p. 132-138 )
Ontwerpen van activerend onderwijs 9 Wanneer leerlingen weten waarom en in welke situaties
zij kennis of vaardigheden moeten beheersen, heeft
leerstof voor hen betekenis. Als leerlingen betrokken zijn
bij een taak, zijn zij tot meer in staat. Zorg dat de
leerinhoud voor leerlingen interessant of van belang is,
laat ze zelf iets inbrengen, onderwerpen kiezen of hun
mening formuleren.
hoe
Zorg dat leerstof voor de leerlingen betekenis heeft
waarom
3
- Laat lesstof toepassen in reële
situaties
- Zorg dat lesstof en taken aansluiten
bij belevingswereld of
toekomstplannen
- Geef leerlingen inspraak in wat en
hoe zij leren
Zorg dat leerstof voor de leerlingen betekenis heeft
Als je wilt dat leerlingen in je les actief zijn, zorg dan dat de taken die zij moeten uitvoeren
voor hen waarde of betekenis hebben. Wanneer leerlingen het nut en de toepasbaarheid van
kennis of vaardigheden zien, zijn zij meer betrokken bij de leerstof. Als je wilt dat leerlingen
actieve worden, wil je dat ze hun leerproces meer in eigen hand nemen. Daarvoor moeten zij
wel de betekenis van leerstof zien.
Wat willen docenten
Een van de geïnterviewde docenten benadrukt sterk het belang van betrokkenheid van
leerlingen bij een les, een opdracht of de leerstof. Wanneer leerlingen een taak interessant
vinden, er het belang van inzien, gaan zij zelf actief aan de slag: ‘Hij [de docent] hoefde ze
niet te zeggen: “Ga nou eens met die opdracht verder,” of: “Doe nou eens dit”. Nee, het was
duidelijk wat ze moesten doen en... o, die betrokkenheid erbij... nu weet ik me weer te
herinneren: het was zó interessant voor hun om deze opdracht te doen.’ (Anoniem, 2009d)
Als de leerling betrokken is bij de opdracht, gaat hij beter aan de slag, maar kan hij ook beter
aan de slag. Een docent zegt daarover: ‘Ja, op het moment dat een leerling betrokken is bij
wat ie moet doen begrijpt ie de opdracht sneller, is sneller duidelijk, zijn ze actiever aan het
werk en ja, het sluit allemaal in elkaar... Op het moment dat een kind een opdracht krijgt die
op zich wel duidelijk is, maar daar niets mee heeft, dan wordt het trekken en is een leerling
niet meer actief en kan een docent wel expert zijn, maar valt het ook buiten...’ (Anoniem,
2009d)
Een andere docent noemt het met betrekking tot betekenisvolle leerinhoud belangrijk dat
leerlingen zelf iets kunnen inbrengen, de kans krijgen hun mening te vormen en te uiten: ‘Je
kunt ook zeggen: zeggen jullie er eens wat van.’ (Anoniem, 2009b) Door leerlingen hun zegje
te laten doen, worden zij actiever. ‘Vooral wanneer er een onderwerp ter sprake komt waar
leerlingen zelf veel over weten,’ zegt een docent, ‘zouden zij het woord moeten krijgen. Dat
is het mooiste wat er is, die daadwerkelijke ervaringen uitwisselen en dan tips geven aan
elkaar... De kinderen zijn gewoon veel meer expert merk je dan, meer dan een docent ook
maar kan zijn.’ (Anoniem, 2009d)
Waarom
Leerlingen leren op school om kennis en vaardigheden op te doen die zij in werkelijke
situaties (nu of in de toekomst) kunnen toepassen. De docent heeft de taak om leerlingen te
helpen dit verband tussen school en ‘het echte leven’ te leggen. Wat leerlingen op school
leren, komt buiten school echter niet in exact dezelfde vorm terug. Leerlingen moeten leren
kennis toe te passen in verschillende situaties. Daarvoor is het nodig dat zij leerstof uit
verschillende vakken verbinden.
Enkele van de karakteristieken van het montessorionderwijs hebben te maken met deze
ontwerpregel. Het montessorionderwijs wil samenhang in leerstof creëren en het leren binnen
en buiten school stimuleren. Daardoor leren leerlingen kennis toepassen en zien zij dat
schoolse kennis aansluit bij hun leefwereld: zij leren verbanden leggen. Leerlingen zijn
gemotiveerder wanneer zij zien dat kennis toepasbaar is.
Ontwerpen van activerend onderwijs 10 Hoe
Kennis heeft voor leerlingen meer betekenis wanneer zij weten waarvoor zij de kennis
kunnen gebruiken. Zij moeten kunnen beargumenteren wat de functie of het doel van kennis
is en voorbeelden kunnen vinden van de toepassingsmogelijkheden. Zo helpen zij zichzelf
betekenis te geven aan leerstof en argumenten aan te voeren om kennis te verkrijgen.
Docenten kunnen leerlingen helpen de betekenis van leerinhoud of leertaken te zien, door aan
te sluiten bij de belevingswereld of toekomstplannen van leerlingen.
Bij het aanleren van nieuwe kennis is het in de eerste plaats van belang om de voorkennis die
ervoor nodig is te activeren. Wanneer nieuwe kennis wordt gekoppeld aan bestaande kennis,
kunnen leerlingen kennis plaatsen en heeft die meer betekenis. (Zie ook Ontwerpregel 5)
Docenten kunnen bij het ontwerpen van opdrachten proberen aan te sluiten bij de
belevingswereld van leerlingen. Als leerlingen kennis kunnen toepassen in situaties die voor
hen betekenisvol zijn, is die kennis relevant en worden zij actief in het vergaren van de
kennis. Om dat goed te doen, zo merkt een van de geïnterviewde docenten terecht op, moet je
als docent wel inzicht hebben in wat leerlingen bezighoudt, hoe hun belevingswereld eruit
ziet.
Wanneer leerlingen iets van zichzelf mogen inbrengen in leersituaties, zelf een onderwerp
mogen kiezen, hun eigen mening mogen geven, eigen ideeën onder woorden mogen brengen,
kunnen zij leerstof beter betekenis geven en worden zij actiever.
Docenten moeten voor zichzelf en voor leerlingen duidelijk maken wat leerdoelen
zijn van een taak, opdracht, les of lessenserie. Om actief te kunnen leren, moeten leerlingen
betekenis kunnen geven aan het lesdoel. Daarvoor kunnen docenten en leerlingen gebruik
maken van enkele vragen: (1) Bij welke voorkennis en ervaring sluit dit lesdoel aan? (2)
Waar kan ik deze kennis op korte termijn zinvol gebruiken? (3) Bij welke andere vakken
sluit dit lesdoel aan? (4) Komt dit lesdoel voort uit beroepseisen? (5) Is dit alleen een lesdoel
voor het examen? Zo ja, vertel dat de leerlingen en leg het zo goed mogelijk uit.3
De betekenis van leerstof wordt het best duidelijk wanneer leerlingen kennis of
vaardigheden toepassen in echte situaties. Daarbij horen taken die vragen om kritisch en
creatief denken en het analyseren van kennis. Vooral grotere onderzoekstaken waarbij
leerlingen zelfstandig en zelfsturend aan het werk gaan, passen hierbij. Zulke taken zijn
overigens geschikt voor leerlingen in alle leerjaren en op alle niveaus. De vereiste kennis en
vaardigheden om een onderzoekstaak uit te voeren verschillen, maar met oefening kunnen
alle leerlingen zulke taken uitvoeren.
Bronnen en verder lezen
‘Karakteristiek 5: Samenhang in leerstof’ en ‘Karakteristiek 6: Binnen en buiten school’
(Rubinstein, 2008, p. 59-80); ‘Betekenis geven’ (Ebbens & Ettekoven, 2005, p. 23-25);
‘Dimensie 4: Kennis toepassen in betekenisvolle situaties’ (Marzano & Miedema, 2008, p.
157-192); ‘Leren 2’ (Ebbens & Ettekoven, 2000, p. 32-36)
3
Ebbens & Ettekoven, 2005, p. 25
Ontwerpen van activerend onderwijs 11 Om actief aan de slag te kunnen, moeten leerlingen de taak
begrijpen. Wanneer taken te moeilijk of te gemakkelijk zijn,
raken leerlingen gedemotiveerd. Zorg dat leerlingen weten wat
er van hen verwacht wordt, wat het gewenste eindresultaat is,
hoe zij dat kunnen bereiken en hoe hun werk wordt
beoordeeld.
hoe
Zorg dat opdrachten duidelijk zijn en het juiste niveau hebben
waarom
4
- Geef de stappen aan voor het
gewenste resultaat
- Maak de beoordelingscriteria
bekend
- Laat leerlingen taken evalueren
Zorg dat opdrachten duidelijk zijn en het juiste niveau hebben
Als je wilt dat leerlingen actief aan het werk gaan in je les, dan moet je ervoor zorgen dat het
voor hen duidelijk is wat zij moeten doen, hoe zij taken moeten aanpakken en hoe hun werk
wordt beoordeeld. MLA-docenten herkennen het belang van een goede structuur en juist
niveau van taken en opdrachten.
Om actief te worden, moeten leerlingen het gevoel hebben dat zij in staat zijn om een
opdracht uit te voeren. Dat zit in de houding die een leerling heeft ten aanzien van zichzelf
(zie Ontwerpregel 1) en ten aanzien van het vak(onderdeel) (zie Ontwerpregel 2). Maar voor
een belangrijk deel natuurlijk ook in de taak en hoe die wordt uitgelegd of gepresenteerd.
Wat willen docenten
Een van de geïnterviewde MLA-docenten vindt het belangrijk dat leerlingen in lessen goed
weten wat zij moeten doen, zodat zij ook echt aan het werk kunnen. Het is belangrijk dat je je
les ‘duidelijk structureert’. ‘Ik heb nu bij groepswerk op het bord geschreven wat ze allemaal
moeten doen, echt zo’n stappenplan eigenlijk en het is belangrijk voor de leerlingen dat ze
zien dat andere leerlingen het ook doen en dat het beter lukt.’ (Anoniem, 2009c)
Volgens een andere docent helpt het leerlingen wanneer zij mogen werken aan een taak
waarbij zij betrokken zijn (zie Ontwerpregel 3), omdat zij die dan beter begrijpen. ‘Ja, op het
moment dat een leerling betrokken is bij wat ie moet doen begrijpt ie de opdracht sneller, is
sneller duidelijk, zijn ze actiever aan het werk en ja, het sluit allemaal in elkaar...’ (Anoniem,
2009d)
Waarom
Het is de bedoeling dat leerlingen op school zelfstandig leren leren. Zij moeten zelf dingen
kunnen uitzoeken: wanneer zij van school af zijn, moeten zij het ook allemaal zelf kunnen.
Als je wilt dat leerlingen goed zelfstandig aan de slag gaan, moet het voor hen duidelijk zijn
wat de opdracht is. Als leerlingen niet precies weten wat zij moeten doen, als zij niet weten
wat er uiteindelijk van ze verwacht wordt, is het moeilijk voor ze om actief te worden.
Hoe
Wanneer je voorafgaand aan een leertaak duidelijke aanwijzingen geeft en achteraf de taak
evalueert, leren leerlingen steeds beter om taken zelfstandig uit te voeren. Zij leren dan zelf
een aanpak te kiezen voor een op te lossen probleem.
Help leerlingen bij de uitvoering van een taak door aan te geven welke stappen zij moeten
zetten. Je kunt ook samen met de leerlingen bepalen op welke manier zij tot het gewenste
eindresultaat kunnen komen. Wanneer leerlingen oefening krijgen in het opstellen van een
stappenplan, leren zij zelf gestructureerd aan het werk te gaan. Bovendien hebben zij zo van
te voren inzicht in de tijd, moeite en energie die een taak zal kosten.
Als je een leertaak wilt ontwerpen waarmee leerlingen actief aan het werk gaan, moet
die voldoen aan een aantal criteria. Leertaken moeten helder zijn, leerlingen moeten weten
wat er van hen wordt verwacht. Bij uitgeschreven taken is het handig om een collega te laten
controleren of de taakomschrijving duidelijk en volledig is. Je kunt leerlingen ook laten
Ontwerpen van activerend onderwijs 12 verwoorden wat de bedoeling van een taak is nadat zij de omschrijving hebben gelezen of
naar je uitleg hebben geluisterd. Zo controleer je of ze de taak begrijpen. Je kunt natuurlijk
ook een voorbeeld geven van een eindproduct.
In de leertaak moet duidelijk zijn omschreven welke eindtermen zullen worden getoetst.
Leerlingen kunnen zelf een lijst met leerdoelen opstellen: wat moeten zij uiteindelijk kennen
en kunnen? Laat leerlingen een dergelijke lijst zelf vertalen naar een werkplan en geef daarop
feedback.
Maak duidelijk aan welke eisen het eindresultaat moet voldoen. Je kunt de
beoordelingscriteria bijvoorbeeld vertalen naar een checklist, waarop leerlingen zelf kunnen
bijhouden wat voldoende is en waaraan zij nog moeten werken. Het is voor leerlingen prettig
wanneer zij tussentijdse feedback krijgen op een taak, zodat zij weten hoe zij ervoor staan.
Wanneer je leerlingen de door jou ontworpen taak laat evalueren, kun je de
omschrijving aanpassen op basis van de feedback van leerlingen. In een volgende klas
profiteer je daarvan.
Bronnen en verder lezen
‘Zelfstandig en samenwerkend leren’ (Geerligs & Van der Veen, 2008, p. 57-62); ‘Een
heldere en duidelijke leertaak’ (Marzano & Miedema, 2008, p. 48-50)
Ontwerpen van activerend onderwijs 13 Door vragen te stellen kun je leerlingen helpen nieuwe
kennis te laten aansluiten bij bestaande kennis. Vragen
stellen zorgt bovendien voor afwisseling. Zorg dat
leerlingen weten dat iedereen de beurt kan krijgen om
antwoord te geven. Door slimme werkvormen te gebruiken
activeer je met vragen alle leerlingen.
hoe
Zorg dat alle leerlingen een antwoord formuleren als je vragen stelt
waarom
5
- Gebruik passende werkvormen
(check in duo’s, denken-delenuitwisselen)
- Gebruik individuele
aanspreekbaarheid
- Zorg dat vragen nieuwe kennis
verbinden met voorkennis
Zorg dat alle leerlingen een antwoord formuleren als je vragen stelt
Als je wilt dat alle leerlingen actief zijn in je les, moet je zorgen dat alle leerlingen antwoord
kunnen geven op vragen die je stelt. Vragen stellen is een goede manier om leerlingen in
klassikale of frontale lessen te activeren. Met vragen zorg je dat leerlingen nieuwe kennis
koppelen aan voorkennis, dat ze nieuwe kennis begrijpen en integreren en dat ieders
denkvermogen wordt geactiveerd.
Wat vinden docenten
In de interviews met docenten over activerend onderwijs, wordt met betrekking tot het stellen
van vragen vooral gesproken over de klassendiscussie. Een discussie of onderwijsleergesprek
is een van de manieren waarop vragen stellen leerlingen activeert. Een van de docenten
omschrijft de werking van een klassendiscussie als volgt: ‘“Nou, reageer eens op zijn
mening” en dat je op die manier als het ware de spullen naar voren haalt die opgeborgen
liggen in die leerlingen, en dat je dat aanvult.’ (Anoniem, 2009a) Door (in een
onderwijsleergesprek) vragen te stellen kunnen docenten leerlingen helpen nieuwe kennis toe
te voegen aan bestaande kennis.
Met vragen kunnen docenten ook zorgen dat leerlingen echt nadenken over dingen. Een
klassendiscussie kan ‘leerlingen aan het denken zetten [...] door ze zelf te laten nadenken [...]
over dingen, dat je ze op elkaar wil laten reageren’. (Anoniem, 2009a) In die zin krijgen
leerlingen in een discussie ook de ruimte om iets van zichzelf in de leersituatie te leggen, wat
motiverend werkt. (Zie Ontwerpregel 2 en 3)
Waarom
Door vragen te stellen maken docenten hun les afwisselend. Wanneer je een uitleg
onderbreekt met vragen, schud je leerlingen wakker en dwing je ze de zojuist opgedane
kennis te verwerken. De antwoorden die leerlingen geven op vragen geven je een idee van
wat de leerlingen hebben opgestoken en wat hun niveau is. Bovendien geeft het stellen van
vragen de mogelijkheid om leerlingen bestaande kennis te laten verbinden aan de nieuwe
kennis, wat een heel effectieve manier is van het ‘opslaan’ van kennis.
Wanneer leerlingen overleggen over antwoorden die zij hebben geformuleerd, zijn zij actief
bezig met de leerstof. Zo lok je met vragen uit dat leerlingen de stof in eigen woorden
weergeven, bewerken en beargumenteren en daarmee dat kennis beklijft. Vragen stellen past
bij alle niveaus van leeractiviteiten. Zowel voor het onthouden en begrijpen als voor het
integreren en creatief toepassen van kennis is het stellen van vragen geschikt. De vraag
bepaalt daarbij het denkgedrag dat wordt opgeroepen.
Hoe
Ook bij het stellen van vragen is het belangrijk dat leerlingen een antwoord durven geven en
daarmee fouten durven maken. Zij moeten zich veilig voelen in de klas. Formuleer vragen
zo, dat leerlingen weten wat er van hen verwacht wordt, de structuur van de vraag moet
Ontwerpen van activerend onderwijs 14 helder zijn. Docenten kunnen door intonatie extra klemtoon leggen en de vraag een bepaalde
spanning geven.4
Verder is het belangrijk om voldoende bedenktijd te geven. Geef niet de eerste leerling die
zijn vinger opsteekt de beurt en spreek af dat het antwoord niet door de klas geroepen wordt.
Alleen degene die de beurt krijgt, geeft antwoord. Wacht met het geven van een beurt lang
genoeg, zodat iedereen voldoende tijd heeft gehad om na te denken. Laat leerlingen eventueel
(in steekwoorden) hun antwoord opschrijven. Nadat een antwoord is gegeven kun je een
tweede wachttijd inlassen. Wanneer je niet meteen reageert met goed of fout, denken
leerlingen zelf na over het antwoord dat is gegeven.
Als je een vraag stelt, moeten leerlingen weten dat zij allemaal evenveel kans hebben
om de beurt te krijgen. Deze individuele aanspreekbaarheid maakt het voor leerlingen
lastiger om het geven van antwoorden altijd aan dezelfde ijverige leerlingen over te laten.
Stimuleer leerlingen actief te worden door vragen te stellen waardoor iedere leerling zich
gedwongen voelt na te denken of aan het werk te gaan.
De kracht van individuele aanspreekbaarheid wordt vergroot wanneer leerlingen merken dat
de beurtverdeling willekeurig is. Docenten verdelen beurten vaak volgens een vast patroon:
de beurt gaat naar leerlingen die hun vinger opsteken, leerlingen van wie je verwacht dat ze
het antwoord weten, leerlingen die in je blikveld zitten of leerlingen die je erbij wilt trekken.
Er zijn verschillende technieken voor het geven van beurten die je helpen willekeurig te zijn.
Als je je bijvoorbeeld door het lokaal beweegt, zitten er steeds andere leerlingen in je
blikveld. Je kunt ook bij iedere vraag een leerling uit een andere hoek van het lokaal kiezen of
vooraf bedenken welke leerlingen zelden een beurt krijgen.
Bij vragen stellen passen enkele werkvormen, die je op verschillende manieren kunt
inzetten. De werkvorm check in duo’s is vooral geschikt voor vragen waar een eenduidig
antwoord op is. Leerlingen voeren eerst individueel een taak uit en vergelijken hun antwoord
dan in een duo. Bij verschillen zoeken zij samen het juiste antwoord. Eventueel kunnen ze
dan met een ander duo vergelijken. Als je door de klas loopt merk je welke vragen problemen
geven. Alleen die bespreek je met de hele groep.
Denken-delen-uitwisselen is goed te gebruiken om te controleren of een uitleg door iedereen
begrepen is, om voorkennis te activeren en om nieuwe kennis te laten toepassen. Leerlingen
formuleren individueel een antwoord op een vraag en schrijven dat op. Dan delen zij het
antwoord in tweetallen. Laat dan enkele leerlingen hun antwoord geven, maar geef niet
meteen inhoudelijk commentaar. 5
Ook met een klassendiscussie kun je leerlingen activeren, maar het is belangrijk dat
je de discussie goed structureert en dat je de juiste vragen stelt. Wees je ervan bewust waarom
je een vraag stelt en wat je met die vraag wilt bereiken. Een klassendiscussie moet verlopen
volgens regels die je vooraf met de klas vaststelt.
Bronnen en verder lezen
‘Vragen stellen’ (Ebbens & Ettekoven, 2005, p 77-90), ‘Drie basisstructuren bij
samenwerkend leren’ (Ebbens & Ettekoven, 2005, p. 99-103); ‘Dimensie 2: Nieuwe kennis
verwerven en integreren’ (Marzano & Miedema, 2005, p. 59-109); ‘Vier typen
leeractiviteiten’ (Ebbens & Ettekoven, 2000, p. 13-23)
4
Bijvoorbeeld: (1) Let op, ik ga zo een vraag voor iedereen stellen... Denk er zelf over na, niet praten.
(2) De vraag is... (3) Neem twee minuten om zelf te denken... en noteer een trefwoord. (4) Klaar...?
Wissel het antwoord uit met je buurman, ik vraag er zo een paar terug. Je hoeft je vinger niet op te
steken. (Ebbens & Ettekoven, 2005, p. 83)
5
Bijvoorbeeld: ‘Ik stel zo meteen een vraag. Schrijf voor jezelf het antwoord op deze vraag op. Daar
krijg je twee minuten de tijd voor. Vergelijk het antwoord met je buurman en bediscussieer het. Daarna
geef ik iemand de beurt. De vraag luidt:...’ (Ebbens & Ettekoven, 2005, p. 27)
Ontwerpen van activerend onderwijs 15 Bij groepswerk (samenwerkend leren) moeten leerlingen
elkaar nodig hebben om tot een eindresultaat te komen.
Leerlingen moeten zich verantwoordelijk voelen voor hun
taak én voor het resultaat van de hele groep. De rol of taak
kan aansluiten bij de kwaliteiten van een leerling, maar kan
ook iets zijn wat hij nog moet ontwikkelen.
hoe
Zorg dat iedere leerling bij groepswerk een eigen rol of taak heeft
waarom
6
- Geef aan welke rollen verdeeld
moeten worden
- Zorg dat je kunt controleren wie
wat heeft gedaan
- Laat groepsleden elkaar beoordelen
- Gebruik individuele
aanspreekbaarheid
Zorg dat iedere leerling bij groepswerk een eigen rol of taak heeft
Als je wilt dat leerlingen in je les actief meewerken aan taken, moet je zorgen dat iedere
leerling een taak heeft die bijdraagt aan het resultaat van een groep. Leerlingen moeten zich
verantwoordelijk voelen voor hun onderdeel in het eindresultaat. Wanneer leerlingen samen
moeten werken aan een taak, worden zij gedwongen hun ideeën onder woorden te brengen en
te beargumenteren. Daardoor leren zij effectiever.
Wat willen docenten
Docenten op het MLA vinden het belangrijk dat leerlingen zelfstandig leren werken, maar
ook dat zij leren samenwerken. Die twee dingen bijten elkaar niet, maar samenwerkend leren
komt ook niet vanzelf tot stand. Docenten merken dat leerlingen, wanneer zij bij elkaar zitten,
niet direct samen leren. Groepswerk moet een vorm hebben waarin leerlingen elkaar echt
nodig hebben.
‘Wij hebben tafeltjes eigenlijk in de bovenbouw en in de onderbouw in groepjes van vier
staan,’ zegt een docent hierover, ‘dus wij wilden eigenlijk ook wel, omdat dat
montessorionderwijs ook vrij individueel is, en je werkt alleen wel ad hoc ’ns samen met
iemand die naast je zit. Dus wij hebben lio’s wel eens de opdracht gegeven om iets te
verzinnen wat je in een groepje van vier doet, en dat je dus ook met z’n vieren echt elkaar
nodig hebt. Dus een spel, of wat dan ook, waar dus ook iets leerzaams in zit.’ (Anoniem,
2009a)
Docenten vinden het ook belangrijk dat leerlingen leren samenwerken in verschillende
groepssamenstellingen, zodat zij ook leren werken, overleggen en discussiëren met
klasgenoten die zij minder goed kennen.
Waarom
Samenwerkend leren is een goede methode om leerlingen in lessen te activeren. De
effectiviteit van samenwerkend leren zit in het hardop bewerken van kennis: wanneer
leerlingen samenwerken, worden zij gedwongen om hun gedachten en ideeën onder woorden
te brengen en te vergelijken met die van anderen. Bij samenwerkend leren is er voor docenten
de mogelijkheid om leerlingen te helpen die extra hulp nodig hebben.
Bij samenwerkend leren ontwikkelen leerlingen communicatieve en sociale vaardigheden. Zij
moeten met verschillende leerlingen leren samenwerken en met hun groep plannen opstellen,
compromissen sluiten, evalueren, et cetera. Sociaal leren is ook een belangrijke karakteristiek
van het montessorionderwijs. Leerlingen leren taken te aanvaarden, verantwoordelijkheid te
nemen en samen tot een resultaat te komen.
Hoe
Samenwerkend leren komt voor bij grotere groepstaken, maar ook in eenvoudigere
samenwerkingssituaties. De bij Ontwerpregel 5 genoemde werkvormen voor vragen stellen,
zijn ook vormen van samenwerkend leren. Taken waarbij leerlingen samenwerkend leren,
voldoen steeds aan een aantal kenmerken.
Ontwerpen van activerend onderwijs 16 Bij samenwerkend leren is er sprake van positieve wederzijdse afhankelijkheid: leerlingen
moeten elkaar nodig hebben om de taak te volbrengen. Iedere leerling heeft zijn eigen rol en
taken in de groep. Er is sprake van individuele aanspreekbaarheid: ieder groepslid kan
aangesproken worden op zijn bijdrage aan het geheel en op het gezamenlijke eindresultaat.
Bij samenwerkend leren is er steeds directe interactie: tijdens de uitvoering van de taak
ondersteunen de leerlingen elkaar, zij moedigen elkaar aan en communiceren direct met
elkaar. De taak moet daarom uitnodigen tot interactie.
Bij complexere vormen van samenwerking komen daar nog twee kenmerken bij. Voor de
eenvoudigere samenwerkingsvormen hebben de meeste leerlingen voldoende sociale
vaardigheden, maar voor het succesvol uitvoeren van complexere opdrachten zijn
gevorderde sociale vaardigheden nodig. Voordat samenwerkend leren effectief is, moeten
leerlingen die vaardigheden ontwikkelen. Leerlingen moeten daarnaast het
samenwerkingsproces leren evalueren en conclusies leren trekken uit die evaluatie. (Zie ook
Ontwerpregel 7)
Een voorbeeld van een samenwerkingsstructuur waarbij leerlingen samenwerkend
leren, is de werkvorm eenvoudige experts. Deze vorm is geschikt voor opdrachten waarvoor
leerlingen veel informatie moeten verwerken. De docent stelt vast welke opdracht leerlingen
moeten uitvoeren. De taak wordt verdeeld in gelijkwaardige deelopdrachten, waarvan iedere
leerling er een voorbereidt. De leerlingen presenteren hun resultaten aan de andere
groepsleden. Uiteindelijk controleert de docent of alle groepsleden al het materiaal begrijpen.
Leerlingen (en docenten) hebben ieder hun eigen ‘intelligentie’, hun eigen manier om
zich leerstof eigen te maken of oplossingen voor problemen te vinden. Iedereen heeft
voorkeuren voor bepaalde intelligenties, deze intelligenties kunnen zij adequater inzetten.6
Als docent kun je gebruik maken van verschillen tussen leerlingen met meervoudige
intelligenties. Je kunt leerlingen gebruik laten maken van hun voorkeursintelligenties, maar
je kunt leerlingen ook stimuleren een minder favoriete intelligentie verder te ontwikkelen.
Scholen kunnen ervoor zorgen dat in het totale vakkenpakket recht wordt gedaan aan alle
intelligenties. Bepaalde vakken lenen zich beter voor bepaalde intelligenties en alle
intelligenties kunnen in een school aan bod komen. Docenten kunnen ook proberen om
binnen hun vak verschillende intelligenties te gebruiken. Door kritisch te kijken naar de
manier waarop je instructie geeft en leerlingen leerstof laat verwerken, zie je welke
intelligenties je al gebruikt en welke je nog kunt toevoegen.
Ten slotte kun je leerlingen keuzevrijheid bij verwerkingsopdrachten, presentaties of
keuzetaken geven. Wanneer je een lijst opstelt met opdrachten die gebruikmaken van
verschillende intelligenties, kunnen leerlingen zelf kiezen welke intelligentie zij willen
inzetten. Wanneer leerlingen reflecteren op de taak en de gekozen intelligentie, leren zij over
hun ideale manier van leren en wat dat voor hen betekent.
Bronnen en verder lezen
‘Karakteristiek 4: Sociaal leren’ (Rubinstein, 2008, p. 49-57); ‘Zelfstandig en
samenwerkend leren’ (Geerligs & Van der Veen, 2008, p. 57-62); ‘Eenvoudige experts’
(Ebbens & Ettekoven, 2005, p. 102-103); ‘Variaties in samenwerkingsstructuren’ en ‘Een
begin maken met meervoudige intelligenties’ (Ebbens & Ettekoven, 2005, p. 106-126)
6
Ebbens en Ettekoven (2005) gebruiken de intelligenties van Howard Gardner. Die onderscheidt
interpersoonlijke, intrapersoonlijke, lichamelijk-motorische, logisch-mathematische, muzikaalritmische, natuurgerichte, verbaal-linguïstische en visueel-ruimtelijke intelligentie.
Ontwerpen van activerend onderwijs 17 Het resultaat van een taak moet minder belangrijk zijn
dan de manier waarop leerlingen het behalen. Door te
reflecteren op de werkwijze leren leerlingen over de
toepassing van kennis of vaardigheden. Reflectie op het
samenwerken helpt leerlingen zich te socialiseren.
hoe
Zorg dat leerlingen reflecteren op hun werk, de uitvoering van taken en samenwerking in de groep
waarom
7
- Kom terug op (zelf gestelde) leerdoelen
- Geef evaluatievragen
- Laat leerlingen (groeps)werk evalueren
- Laat de samenwerking evalueren
Zorg dat leerlingen reflecteren op hun werk, de uitvoering van taken en samenwerking in
de groep
Als je wilt dat leerlingen in je les actief zijn, dan moet je ze leren te reflecteren op hun werk
en hun werkwijze. Hoe meer inzicht leerlingen hebben in hun leerproces, hoe meer zij zich
zelf verantwoordelijk voelen voor hun leren. Reflectie op groepstaken zorgt er bovendien
voor dat leerlingen hun sociale en communicatieve vaardigheden ontwikkelen.
Docenten kunnen ook hun voordeel doen met reflectie van leerlingen. Hun feedback op taken,
opdrachten en leerstof helpt docenten hun onderwijs te verbeteren. Uit de reflectie op
groepsprocessen kun je bijvoorbeeld opmaken hoe actief leerlingen zijn geweest.
Wat willen docenten
In de interviews met MLA-docenten is reflectie niet ter sprake gekomen. Dat heeft te maken
met de aanleiding voor de vraaggesprekken: er werd gesproken over de gang van zaken in de
good practice-bijeenkomsten en de daar besproken lesfragmenten. Omdat er in die lessen
geen reflectiesituaties zaten en het onderwerp in de bijeenkomsten geen of weinig aandacht
heeft gehad, hebben de geïnterviewde docenten het onderwerp reflectie niet genoemd.
Reflectie is toch opgenomen in de ontwerpregels, omdat het een belangrijk onderdeel is van
het leerproces van leerlingen. Het is bovendien onmisbaar in situaties waarin leerlingen in
groepen hebben samengewerkt en van elkaar afhankelijk zijn geweest – en dat is een
belangrijke werkvorm in activerend onderwijs.
Waarom
Een onderdeel van complexere taken voor samenwerkend leren is evaluatie van de uitvoering
van taken en bijstelling van de groepsprocessen. (Zie ook Ontwerpregel 6) Docenten moeten
leerlingen stimuleren om te reflecteren op hun werk, zodat zij reflectieve denkgewoontes
aanleren. Wanneer leerlingen op school leren zelfstandig en zelfsturend te worden, hebben zij
daar in hun latere leven profijt van. Reflectieve denkgewoontes helpen leerlingen zelf kennis
en vaardigheden op te doen of op peil te houden.
De derde karakteristiek van het montessorionderwijs is reflectie. Door reflectie krijgen
leerlingen een idee van wat zij al kunnen en wat zij nog moeten leren. Ook het
montessorionderwijs hecht er belang aan dat leerlingen zelfregulerend worden. Door van een
afstandje naar het werk en het werkproces te kijken, boeken leerlingen op den duur betere
leerprestaties.
Hoe
Docenten moeten leerlingen laten zien dat zij reflectieve denkgewoontes hanteren, wanneer
zij ze gebruiken en waarom zij dat doen. Leerlingen moeten zich, kortom, bewust worden van
hun reflectieve denkgewoontes. Docenten kunnen leerlingen daarbij helpen door ze vragen te
laten beantwoorden. Het beantwoorden van reflectievragen moet geen automatisme worden.
Wanneer leerlingen meer geoefend zijn in het bewust reflecteren, kunnen zij zelf een manier
van reflecteren kiezen, hun reflectie zelf sturen.
Leerlingen kunnen zelf lijstjes met reflectievragen opstellen, zij kunnen ook aangeven wat
volgens hen de belangrijkste denkgewoontes zijn en op basis daarvan doelen opstellen, eisen
Ontwerpen van activerend onderwijs 18 stellen aan zichzelf. Wanneer leerlingen zichzelf doelen stellen, zijn zij gemotiveerder en zien
zij sneller het nut van het opdoen van kennis of vaardigheden of het uitvoeren van taken.
Door reflectie moeten leerlingen leren eisen aan zichzelf te stellen. Drie gebieden
waarop reflectie nodig is, zijn kritisch denken, creatief denken en zelfregulatie of zelfsturing.
Leerlingen kunnen zich in de reflectie op hun kritisch denken afvragen of zij precies en
zorgvuldig zijn geweest, of zij duidelijk zijn geweest en naar verschillende mogelijkheden
hebben gekeken. Daarnaast moeten zij zich afvragen of zij voldoende voor hun mening zijn
opgekomen en rekening hebben gehouden met anderen.
Wanneer leerlingen reflecteren op hun creatief denkvermogen, moeten zij zich bijvoorbeeld
afvragen of zij voldoende hebben doorgezet, wel het beste uit zichzelf hebben gehaald.
Hebben zij vastgehouden aan hun ideeën en normen, zijn zij voldoende op zoek geweest naar
nieuwe invalshoeken?
Ten slotte moeten leerlingen leren reflecteren op zelfsturing en zelfregulatie, bijvoorbeeld
met vragen naar hun planning en hun bron- of materiaalgebruik. Zij moeten zich afvragen of
zij zich bewust zijn van hun manier van denken, of zij goed gebruik hebben gemaakt van
feedback en of zij hun aanpak hebben geëvalueerd.
Bronnen en verder lezen
‘Dimensie 5: Reflectie’ (Marzano & Miedema, 2008, p. 194-211); ‘Karakteristiek 3:
Reflecteren’ (Rubinstein, 2008, p. 39-48); ‘Sleutelbegrippen voor succesvol samenwerkend
leren’ (Ebbens & Ettekoven, 2005, p. 94-99)
Ontwerpen van activerend onderwijs 19 Checklist: was mijn lesontwerp activerend? 




Leeromgeving

Leerlingen voelden zich niet belemmerd om actief te zijn
Motivatie en betekenis

Leerlingen konden zeggen wat het doel van de les/taak was
Zelfstandig leren
Als mijn les activerend was, dan konden leerlingen...
Het was voor leerlingen duidelijk wat zij moesten doen, hoe
zij dat moesten doen en wat het gewenste eindresultaat was


Leerlingen konden de leerstof verbinden aan hun
belevingswereld
Leerlingen konden leerstof in een concrete/praktische situatie
toepassen
De taken of opdrachten die leerlingen moesten uitvoeren
hadden het juiste niveau
Alle leerlingen konden antwoord geven op klassikale vragen
Samenwerkend leren

Alles wat nodig was om actief bezig te zijn, was aanwezig
Leerlingen hebben met elkaar over de leerstof gesproken of
gediscussieerd
Iedere leerling heeft bij groepswerk de verantwoordelijkheid
genomen voor een taak
Ieder groepslid heeft zich ingezet voor een deel van de
groepstaak

Leerlingen hebben beoordeeld of zij de (zelfgestelde)
leerdoelen hebben behaald


Reflectie

Leerlingen hebben vastgesteld wat er goed en minder goed
was aan hun werkwijze
Activerende les?
Ontwerpen van activerend onderwijs 20 Suggesties voor het meten van de mate waarin leerlingen in je les actief zijn geweest
Met de checklist kun je beoordelen of je lesontwerp voldoet aan de ontwerpregels voor
activerende didactiek. Je kunt je les beoordelen op punten die voor jou van toepassing zijn of
resultaten die jij wilde bereiken. Je kunt natuurlijk ook een eigen checklist opstellen met
criteria die je zelf van belang vindt.
De checklist is een middel om je lesontwerp te beoordelen. Maar je eerste criterium zal toch
zijn of leerlingen nu echt actief aan het werk zijn geweest in je les. Daarvoor gebruik je je
eigen waarnemingen tijdens de les. Er zijn verschillende manieren om je waarnemingen als
meetinstrument te gebruiken. Observeren is niet alleen kijken, maar kijken en systematisch
gegevens verzamelen. Als je observeert ga je niet alleen af op je gevoel, maar heb je ook
meetresultaten om dat gevoel te ondersteunen (of weerleggen).
Je kunt voor je observaties zelf een observatieformulier opstellen waarop je
aangeeft welk gedrag of welke handelingen je wilt registreren. Wanneer je gedrag waarneemt,
geef je dat op je formulier aan. Als je bijvoorbeeld wilt dat leerlingen met elkaar overleggen,
dan observeer je dat gedrag. Als je wilt dat een groep samenwerkt, dan controleer je of er
overleg plaatsvindt. Je kunt dit bijvoorbeeld met een vaste tijdsinterval doen.
Om te meten of leerlingen in de les actief zijn, is time-on-task een passende meetmethode. Je
meet ermee hoeveel procent van de tijd leerlingen besteden aan de uit te voeren taak en
hoeveel aan andere activiteiten. Bimmel, Canton, Fasoglio en Rijlaarsdam geven in Handboek
ontwerpen talen een goede omschrijving van het meetinstrument time-on-task:
Je hoeft [...] niet van alle leerlingen de werkelijk bestede tijd vast te leggen, maar je
neemt een steekproef van leerlingen. Gedurende minuut 1 teken je bijvoorbeeld drie
keer aan of leerling A aan het werk is, en eventueel, wat hij doet. De volgende minuut
kijk je naar leerling B, tekent drie keer aan of hij aan het werk is; dan leerling C
(minuut 3), leerling D (minuut 4) en dan neem je een minuut pauze. Zorg ervoor dat
deze vier leerlingen verspreid over het lokaal zitten. Het volgende blokje van vijf
minuten volg je leerlingen E-F-G-H. Enzovoorts. Een formulier kan eenvoudig zijn
als je alleen vast wilt stellen of de leerling aan het werk is (on task) of niet (off task).
Wil je ook vastleggen wát de leerling doet, dan moet je meer codes gebruiken, voor
elk type te onderscheiden activiteit een code (‘werkt alleen’, ‘werkt samen’,
‘overlegt’, ‘schrijft’, ‘leest’). (Bimmel et al., 2008, p. 31-32)
Je kunt leerlingen natuurlijk ook hun werk laten inleveren. Als leerlingen in een groep
moeten samenwerken, kun je ze ieder hun aandeel laten inleveren. Als leerlingen met één
werkblad werken, kun je ze met verschillende kleuren laten schrijven en zo controleren of
ieder groepslid zijn bijdrage heeft geleverd.
Suggesties om de mate van samenwerking in groepen te controleren
Om te controleren of, of ervoor te zorgen dat, leerlingen bij samenwerkingsprojecten
allemaal actief zijn, kun je leerlingen zelf inschakelen. Leerlingen kunnen bijvoorbeeld een
logboek bijhouden waarin zij aangeven wie welke werk heeft gedaan (een van de te verdelen
taken bij groepswerk!).
Je kunt leerlingen ook de samenwerking laten evalueren, eventueel in jouw bijzijn. Zo kom
je erachter hoe het samenwerkingsproces is verlopen en of het werk goed verdeeld is,
bovendien kun je feedback geven op de samenwerking. Als je bij de beoordeling van het
eindresultaat een cijfer geeft voor het werk en een cijfer voor de samenwerking, corrigeer je
zowel leerlingen die zich drukken als leerlingen die niets aan anderen overlaten.
Ten slotte kun je leerlingen elkaars inzet laten beoordelen door punten te geven voor het werk
en de groepsleden onderling de punten laten verdelen. (Als je bijvoorbeeld een acht geeft
voor het werk van een groep van drie, krijgen zij 24 punten die ze naar eigen inzicht mogen
Ontwerpen van activerend onderwijs 21 verdelen. Als de leerlingen het erover eens zijn dat een groepslid duidelijk meer en een ander
duidelijk minder heeft gedaan, krijgt de één een negen, de anderen een acht en een zeven.
Als je wilt achterhalen hoe leerlingen denken over de leerstof, de lesinhoud of de
manier van werken in de les, kun je ze bijvoorbeeld een vragenlijst of een learner report laten
invullen. Met een learner report meet je wat een leerling heeft geleerd en hoe hij dat heeft
geleerd. Je kunt zo bijvoorbeeld de effectiviteit van een aanpak meten of attitudes of het
zelfbeeld van leerlingen achterhalen.7
Met een vragenlijst kun je bijvoorbeeld achterhalen of leerlingen de leerstof betekenisvol
vinden, of zij de toepasbaarheid van kennis zien, wat zij van taken en opdrachten vinden. Een
goede vragenlijst opstellen is lastig. De meeste informatie haal je uit een lijst met open
vragen, maar de antwoorden zijn moeilijker te verwerken. Vragen moeten bovendien goed
geformuleerd zijn, je moet weten hoe je antwoorden moet interpreteren en leerlingen moeten
eerlijk willen en durven antwoorden.
Bronnen en verder lezen
‘Hoe kun je nagaan of je ontwerp werkt?’ (Bimmel et al., 2008, p. 25-35); Het learner
report als onderzoeksinstrument (Janssen & Blom, 2009); Observeren (Instituut voor de
Lerarenopleiding, 2009)
7
In een learner report doen leerlingen verslag van leerervaringen. Die hebben betrekking op zelf en de
wereld en op regels en uitzonderingen.
regels
wereld
uitzonderingen
Dingen die altijd zo zijn A
B Nieuwe, verrassende
dingen
zelf
Regels met betrekking C D Verrassingen met
tot mijzelf betrekking tot mijzelf
Een voorbeeld van een door leerlingen in te vullen verslag is: A Ik heb geleerd dat... B Ik heb geleerd
dat het niet waar is dat... C Ik heb geleerd dat ik... D Ik k heb geleerd dat het niet waar is dat ik...
(Janssen & Blom, 2009)
Ontwerpen van activerend onderwijs 22 Bibliografie
Anoniem (2009a). Interview. Montessori Lyceum Amsterdam.
Anoniem (2009b). Interview. Montessori Lyceum Amsterdam.
Anoniem (2009c). Interview. Montessori Lyceum Amsterdam.
Anoniem (2009d). Interview. Montessori Lyceum Amsterdam.
Bimmel, P., Canton, J., Fasoglio, D. & Rijlaarsdam, G. (2008). Handboek ontwerpen talen.
Amsterdam: Vossiuspers.
Boekaerts, M. (2005). Motivatie om te leren (concepttekst). In Educational Practices Series,
vol 10.
Ebbens, S. (2000). Actief leren. Bevorderen van verantwoordelijkheid van leerlingen voor
hun eigen leerproces. Groningen: Noordhoff Uitgevers.
Ebbens, S. & Ettekoven, S. (2005). Effectief leren. Basisboek. Groningen/Houten: WoltersNoordhoff.
Geel, V. van (1995). De orde in orde vernieuwd. Tilburg: Zwijssen.
Geerligs, T & Veen, T. van der (2008). Lesgeven en zelfstandig leren. Assen: Van Gorcum.
Instituut voor de Lerarenopleiding (2009). Observeren. Presentatie. Interne publicatie ILO.
Amsterdam: Universiteit van Amsterdam. Van www.blackboard.ic.uva.nl.
Janssen, T. en Blom, S. (2009). Het learner report als onderzoeksinstrument. Presentatie.
Interne publicatie ILO. Amsterdam: Universiteit van Amsterdam. Van
www.blackboard.ic.uva.nl
Marzano, R. & Miedema, W. (2008). Leren in vijf dimensies. Moderne didactiek voor het
voortgezet onderwijs. Assen: Van Gorcum.
Rubinstein, M. (2008). Karakteristieken van scholen voor voortgezet montessori-onderwijs.
Antwerpen/Apeldoorn: Garant.
Ontwerpen van activerend onderwijs 23 Als ik wil dat leerlingen in mijn les actief zijn, dan moet ik zorgen dat...
2
Zorg dat leerlingen gemotiveerd zijn om te werken
3
Zorg dat leerstof voor de leerlingen betekenis heeft
4
Zorg dat opdrachten duidelijk zijn en het juiste niveau hebben
5
Zorg dat alle leerlingen een antwoord formuleren als je vragen stelt
6
Zorg dat iedere leerling bij groepswerk een eigen rol of taak heeft
7
Zorg dat leerlingen reflecteren op hun werk, de uitvoering van taken en samenwerking in de groep
Om actief aan de slag te kunnen, moeten leerlingen de
taak begrijpen. Wanneer taken te moeilijk of te
gemakkelijk zijn, raken leerlingen gedemotiveerd. Zorg
dat leerlingen weten wat er van hen verwacht wordt, wat
het gewenste eindresultaat is, hoe zij dat kunnen bereiken
en hoe hun werk wordt beoordeeld.
Bij groepswerk (samenwerkend leren) moeten leerlingen
elkaar nodig hebben om tot een eindresultaat te komen.
Leerlingen moeten zich verantwoordelijk voelen voor hun
taak én voor het resultaat van de hele groep. De rol of
taak kan aansluiten bij de kwaliteiten van een leerling,
maar kan ook iets zijn wat hij nog moet ontwikkelen.
Het resultaat van een taak moet minder belangrijk zijn
dan de manier waarop leerlingen het behalen. Door te
reflecteren op de werkwijze leren leerlingen over de
toepassing van kennis of vaardigheden. Reflectie op het
samenwerken helpt leerlingen zich te socialiseren.
hoe
hoe
hoe
Door vragen te stellen kun je leerlingen helpen nieuwe
kennis te laten aansluiten bij bestaande kennis. Vragen
stellen zorgt bovendien voor afwisseling. Zorg dat
leerlingen weten dat iedereen de beurt kan krijgen om
antwoord te geven. Door slimme werkvormen te
gebruiken activeer je met vragen alle leerlingen.
hoe
Wanneer leerlingen weten waarom en in welke situaties
zij kennis of vaardigheden moeten beheersen, heeft
leerstof voor hen betekenis. Als leerlingen betrokken zijn
bij een taak, zijn zij tot meer in staat. Zorg dat de
leerinhoud voor leerlingen interessant of van belang is,
laat ze zelf iets inbrengen, onderwerpen kiezen of hun
mening formuleren.
hoe
Wanneer leerlingen het nut inzien van het beheersen van
kennis of vaardigheden, zijn zij gemotiveerder. Het
(leer)doel van een taak moet duidelijk zijn, er moet
afwisseling zijn in bijvoorbeeld opdrachten, werkvormen,
leerstof en groepssamenstelling: verras leerlingen.
hoe
waarom
waarom
waarom
waarom
waarom
waarom
Leerlingen moeten zich in de klas op hun gemak voelen,
zij moeten kunnen samenwerken met groepspartners, zij
moeten niet bang zijn om fouten te maken of hun mening
te uiten. Al het materiaal dat nodig is om een taak of
opdracht uit te voeren moet aanwezig zijn. Stel af en toe
zelf de groepen samen, als je wilt dat leerlingen (leren)
samenwerken met verschillende klasgenoten.
hoe
Zorg dat leerlingen actief durven en kunnen zijn
waarom
1
- Reageer positief, ook op fouten
- Stel samen regels vast
- Bereid de les goed voor, zorg dat
benodigd materiaal aanwezig is
- Zorg voor een passende indeling van
het lokaal en van de groepen
- Zorg dat leerlingen succes ervaren
- Zorg voor doelen en taken die voor
leerlingen betekenis hebben
- Zorg voor afwisseling in activiteiten
- Inspireer leerlingen
- Laat lesstof toepassen in reële situaties
- Zorg dat lesstof en taken aansluiten bij
belevingswereld of toekomstplannen
- Geef leerlingen inspraak in wat en hoe
zij leren
- Geef de stappen aan voor het gewenste
resultaat
- Maak de beoordelingscriteria bekend
- Laat leerlingen taken evalueren
- Gebruik werkvormen als check in
duo’s of denken-delen-uitwisselen
- Gebruik individuele aanspreekbaarheid
- Zorg dat vragen nieuwe kennis
verbinden met voorkennis
- Geef aan welke rollen verdeeld moeten
worden
- Zorg dat je kunt controleren wie wat
heeft gedaan
- Laat groepsleden elkaar beoordelen
- Gebruik individuele aanspreekbaarheid
- Kom terug op (zelf gestelde)
leerdoelen
- Geef evaluatievragen
- Laat leerlingen (groeps)werk evalueren
- Laat de samenwerking evalueren
Ontwerpen van activerend onderwijs 24 




Leeromgeving

Leerlingen voelden zich niet belemmerd om actief te zijn
Motivatie en betekenis

Leerlingen konden zeggen wat het doel van de les/taak was
Zelfstandig leren
Als mijn les activerend was, dan konden leerlingen...
Het was voor leerlingen duidelijk wat zij moesten doen, hoe
zij dat moesten doen en wat het gewenste eindresultaat was


Leerlingen konden de leerstof verbinden aan hun
belevingswereld
Leerlingen konden leerstof in een concrete/praktische situatie
toepassen
De taken of opdrachten die leerlingen moesten uitvoeren
hadden het juiste niveau
Alle leerlingen konden antwoord geven op klassikale vragen
Samenwerkend leren

Alles wat nodig was om actief bezig te zijn, was aanwezig
Leerlingen hebben met elkaar over de leerstof gesproken of
gediscussieerd
Iedere leerling heeft bij groepswerk de verantwoordelijkheid
genomen voor een taak
Ieder groepslid heeft zich ingezet voor een deel van de
groepstaak

Leerlingen hebben beoordeeld of zij de (zelfgestelde)
leerdoelen hebben behaald


Reflectie

Leerlingen hebben vastgesteld wat er goed en minder goed
was aan hun werkwijze
Activerende les?
Ontwerpen van activerend onderwijs 25 
Download