Onderwijs op maat voor uitdaging en motivering Kracht 1 Uitleg: Rekenen met zwaartekracht Zwaarte kracht: kracht waarmee een hemellichaam aan een bepaalde massa trekt Massa: Hoeveelheid stof in gram. Aantrekkingskracht: kracht waarmee een hemellichaam aan 1kg trekt. gaarde = 9,81 N/kg 𝑍𝑤𝑎𝑎𝑟𝑡𝑒𝑘𝑟𝑎𝑐ℎ𝑡 𝑚𝑎𝑠𝑠𝑎 𝐹𝑧 𝑖𝑛 𝑁 𝑚 𝑖𝑛 𝑘𝑔 𝑁 𝑎𝑎𝑛𝑡𝑟𝑒𝑘𝑘𝑖𝑛𝑔𝑠𝑘𝑟𝑎𝑐ℎ𝑡 𝑔 𝑖𝑛 𝑘𝑔 Fz en m zijn evenredig. 𝑭 𝒎 𝑭=𝒎×𝒈 𝑭 𝒎= 𝒈 𝒈= 𝑁𝑒𝑤𝑡𝑜𝑛 𝑘𝑖𝑙𝑜𝑔𝑟𝑎𝑚 𝑁𝑒𝑤𝑡𝑜𝑛 𝑘𝑖𝑙𝑜𝑔𝑟𝑎𝑚 Voorbeelden: Zwaartekracht Jij hebt met behulp van de dichtheid berekend dat de massa van het bronzen beeld 25 kg is. Bereken de zwaartekracht die er op aarde op werkt. Massa Jantje meet met een veerunster dat er op een blokje een kracht van 25N werkt. Bereken de massa van het blokje als jan op aarde is. Fz = ? m = 25 kg g = 9,81 N/kg Fz = 25 N m=? g = 9,81 N/kg Aantrekkingskracht Jan is de ruimte in geschoten en hij krijgt pech. Hij land op een hemellichaam. Hij weet niet waar hij is. Hij heeft wel een veerunster bij zich en weet dat hij een massa heeft van 75 kg. Hij maakt het veerunster aan zijn raket vast en gaat er aan hangen. De veerunster wijst 46 N aan. Op welk hemellichaam staat Jan. Fz = m x g Fz = 25 x 9,81 Fz = 245 kg m = Fz : g m = 25 : 9,81 m = 2,5 kg m = 75kg Fz = 46 N g=? g = Fz : m g = 75 : 46 g = 1,63 N/kg Dit moet de maan zijn. Opgave a) Bereken de kracht op een porseleinen schaal van 2,5 kg c) Een porseleinen schaal werkt een zwaartekracht van 20 N. Bereken de massa van de schaal. e) Een schaal heeft en massa van 375g waarop een zwaartekracht werkt van 3,7 N. Bereken de aantrekkingskracht op. b) Een Eikenhouten beeld heeft een massa van 23 kg. Bereken de zwaartekracht die op het beeld op aarde werkt d) Een Eikenhouten oefent een kracht op de grond uit van500 N. Bereken de massa van het beeld. f) Over Betuwe College Copyright 2014 Bemmel Pag. 1 van 2 Een beeld met een massa van 600 kg werkt een kracht van 15.600 N. Bereken de aantrekkingskracht. Onderwijs op maat voor uitdaging en motivering Kracht 1 Antwoorden Opgave 1 a) F = ? m = 2,5 kg g = 9,81 N/kg d) F=mxg F = 25 x 9,81 F = 24,5 kg b) F = ? m = 23 kg g = 9,81 N/kg m=F:g m = 500 :9,81 m = 51 kg e) F=mxg F = 8.5 cm3 x 2.4 g/cm3 F = 20,4 g c) F = 20 N m=? g = 9,81 N/kg F = 3,7 N m = 375 g = 0,375 kg g=? g=F:g g = 3,7 : 0,375 g = 9,87 N/kg (de aarde) f) m=F:g m = 20 N : 9,81 m = 2,0 kg Over Betuwe College Copyright 2014 Bemmel Pag. F = 500 N m=? g = 9,81 N/kg F = 15600 N m = 600 kg g=? g=F:g g = 15600 : 600 g = 26 N/kg (Jupiter) 2 van 2