Onderwijs op maat voor uitdaging en motivering

advertisement
Onderwijs op maat voor uitdaging en motivering
Gewicht
1. Twee leerlingen, Erin en Elise, vertellen elkaar hoe zwaar ze zijn.
Elise zegt dat ze 523 N zwaar is en Erin beweert dat zij 53 kg zwaar is. ( g = 9,81 N/kg)
a
Welke grootheid bedoelt Erin?
massa
b
Over welke grootheid spreekt Elise? Kracht
c
Bereken de massa van Elise; rond af op een geheel getal.
m=?
F = 523 N
g = 9,81 N/kg
m=F/g
m = 523 N / 9,81 N/kg
m = 53 kg
d
e
Bereken de kracht waarmee de aarde aan Erin trekt.
Rond weer af op een geheel getal.
m = 53 kg
g = 9,81 N/kg
F=?
F=mxg
F = 53 kg x 9,81 N/kg
F = 520 N
Welk meetinstrument heeft Erin gebruikt? Balans
f
Hoe heet het meetinstrument dat Elise heeft afgelezen? Veerunster
2. Een duiker staat op de duikplank met een massa van 75 kg
a. Bereken de zwaartekracht als hij op de duikplank staat.
m = 75 kg
g = 10 N/kg
Fz = ?
Fz = m x g
Fz = 75 kg x 10 N/kg
Fz = 75 N
b. Bereken het gewicht als hij op de duikplank staat.
Fg = Fz = 75 N
c. Bereken de zwaartekracht als hij duikt
Fz = 75 N Zie a
d. Bereken zijn gewicht als hij duikt
Fg = 0 N (geen hang en steunpunt)
Download