Dossier I: De definitieve doorbraak van het liberalisme A. Het politieke liberalisme a) Voortbouwen op de Verlichting Als gevolg van de invloed vanuit de Verlichtingsideeën waren er gedurende de Franse Revolutie enkele rechten aan het volk toegekend. Op het Congres van Wenen werd de klok echter teruggedraaid waardoor het ancien regime en dus ook het vorstelijk absolutisme weer werd hersteld. Het politieke liberalisme zal er bijgevolg naar streven om deze “verloren” rechten en vrijheden opnieuw te verwerven. Doel: Bescherming van het individu tegen de willekeur van vorst staat en kerk, maar ook het individu de kans geven om zich volledig te laten ontplooien. Vrijheid van het individu op alle gebied. ( Liber = Vrij ) b) Een politieke ideologie voor de burgerlijke elite De liberale beweging ijverde voor het opstellen van een grondwet, alwaar al de vrijheden en rechten zouden worden in opgetekend. Recht op vrije meningsuiting. Scheiding der staatsmachten. Etc… De liberalen waren evenwel niet zozeer bekommerd om de sociale ongelijkheid. Ze redeneerden immers dat wanneer iedereen vrij werd gelaten, men ook evenveel mogelijkheden had om het “te maken” in het leven… Deze visie over sociale mobiliteit was dan ook nauw gekoppeld aan het economische liberalisme. Rijkdom (en dus ook sociale status) kon volgens de liberalen worden vergaard door vrij initiatief en vrije concurrentie op de verscheidene economische markten... 43 B. Het economische liberalisme a) Het oude systeem: het mercantilisme Vanaf de 17de eeuw was het in Frankrijk ontstane mercantilisme overheersende economisch systeem geworden. Basisbeginselen hiervan waren het goedkoop kunnen aankopen van grondstoffen (door lage invoerrechten op te leggen) en het zo veel mogelijk trachten te verkopen van afgewerkte producten (terwijl de invoer van buitenlandse afgewerkte producten werd belemmerd door hoge tollen). Schema: Gevolgen van dit systeem: - Als maar één land dit toepast, bracht dit grote winsten voor dat land met zich mee en kon dat land vervolgens ook een economische voorsprong verwerven. - Maar wanneer meer en meer landen dit systeem gingen toepassen, zou ook de internationale handel worden vertraagd (door de tollen) en belemmerde het dus ook de algemene economische ontwikkeling. 44 het b) Het mercantilisme werd vervangen door een nieuw systeem De industrialisering in Engeland zorgde voor verandering in de manier van denken over productie / winstverhoudingen. In 1776 verscheen het boek "Inquiry into the causes and nature of the wealth of nations " van de Schotse econoom Adam Smith. Dit boek wordt vandaag gezien als de basis voor het economisch liberalisme. c) De basisideeën van het economische liberalisme: 1) De staat mag zich niet met de economie bemoeien: Geen staatsinmenging zoals bij mercantilisme. Geen hoge beslastingen op de invoer. Vrijhandel. De rol van de staat moet beperkt blijven tot: - Beschermen van de natie tegen de andere naties (voorkomen oorlog). - Scheppen van een rechtsorder - Uitvoeren van openbare werken (politie + justitie). (aanleg wegen, graven van kanalen, etc…). 2) Eigenbelang vormt het uitgangspunt voor het economische leven: Als de staat het individu in zijn economisch handelen vrij laat (privé-initiatief moet voorop staan) dan zorgt de onderlinge concurrentie op de markt voor een evenwicht tussen vraag en aanbod en verkrijgt men aldus een perfecte balans tussen winst voor de producent en correcte prijzen voor de consument. leuze: “Laissez faire, laissez passer”. 45 3) Nadruk op productieve arbeid (Arbeidsverdeling). Arbeid moest zo goed mogelijk geregeld worden. principe van specialisatie. Vb: In een fabriek werd het productieproces opgedeeld in een aantal kleinere deeltaken, die dan door een arbeider, welke een specialist was in die specifieke deeltaak, werden uitgevoerd. ALGEMEEN SCHEMA: 46 d) Gevolgen van het economisch liberalisme Deze nieuwe economische vrijheden kwamen vooral een groep van ondernemende burgers ten goede. Ze profiteerden van de enorme winsten die de mechanisatie met zich bracht. De toepassing van het economisch liberalisme op de arbeidsmarkt had zware gevolgen voor de arbeiders: na afschaffing van de verouderde ambachten op het einde van de 18de eeuw, werden ze overgelaten aan de willekeur van de ondernemers en hadden ze geen enkele mogelijkheid om zich te organiseren. De industrialisering werd bewerkt door de ondernemende burgers en deed een klasse van zeer welgestelden ontstaan die om minstens twee redenen inspraak verlangden in de politieke besluitvorming: Inspraak in gebruik belastinggelden. Geen nadelige maatregelen ten opzichte van de expansie van handel en industrie. 47