Schema van de Ismen

advertisement
Bijzondere status van kapitalisme
Kapitalisme is economisch systeem
(vanaf late middeleeuwen) maar wordt
ook veelal in politieke zin gebruikt.
Kenmerken:
Productiemiddelen (bijv. machines) in
bezit van privépersonen (niet de staat).
Winst investeren in bedrijf voor meer
winst.
Ismen (politieke stromingen) in de Moderne tijd (1800-heden)
Ismen geïnspireerd op gedachtegoed
VERLICHTING (1650-1800)
Kernwoorden:
-Denken (ratio)
-Objectiviteit
-Wetenschap
Voorbeelden kapitalisme
Industriële revolutie (vanaf 1775)
-Industrieel kapitalisme
versterken elkaar
Ismen geïnspireerd op gedachtegoed
ROMANTIEK (1800-1900)
Kernwoorden:
-Gevoel
-Subjectiviteit
-Kunst
Liberalisme (+/- 1700)
-Zoveel mogelijk vrijheid voor individu
als het vrijheid van anderen niet raakt.
-Ook zoveel mogelijk vrijheid in de
economische zin (weinig bemoeienis
van de staat – bijv. lage belasting).
Nationalisme (1870)
1. Eigen staat willen
versterken.
2. Een volk zonder
staat, dat streeft
naar eigen staat.
Confessionalisme (1870)
-Politiek die uitgaat van
het geloof.
-Handwerk wordt vervangen door
machinaal werk
Marxisme (Karl Marx – 1850)
= tegenreactie op de nadelen van de/het
Industriële revolutie/kapitalisme/liberalisme
Gouden Eeuw (vanaf 1600)
-Handelskapitalisme (VOC + WIC)
WIC deed aan slavenhandel
* = Emancipatiebeweging
Socialisme*
-Streeft naar meer gelijkheid.
-Komt op voor de arbeiders.
-Overheid met veel taken.
-Bereikt haar doelen via
democratische manieren.
Communisme
-Streeft naar absolute
gelijkheid.
-Alle productiemiddelen
in bezit van de staat.
-Bereikt doelen via een
revolutie
Abolitionisme* (1787)
-Streven naar afschaffing van
de slavernij, o.a. gevolg van de
trans-Atlantische slavenhandel.
Feminisme* (1900)
-Streven naar gelijke
berechting/kansen voor
Vrouwen.
Conservatisme (1800)
-Tegenreactie op Franse rev.
en liberalisme.
-Zaken behouden (conserveren)
zoals ze zijn.
Modern Imperialisme (1870) -Iedereen heeft een eigen plaats
Europese landen doen aan
in de samenleving.
expansie door kolonies te
nemen in Afrika en Azië.
Om economische redenen
Fascisme (1920)
en machtsvertoon.
-Nationalistische stroming.
-Totalitair en verheerlijkt geweld.
-Antidemocratisch + 1 leider
Dekolinialisme
Nationaal-Socialisme (1930)
= Dekolonisatie – NA WO2
-Duitse variant op fascisme
storten de Europese machten
in, dit betekent einde imperium
= onafhankelijkheid kolonies.
Bijzondere status van kapitalisme
Kapitalisme is economisch systeem
(vanaf late middeleeuwen) maar wordt
ook veelal in politieke zin gebruikt.
Kenmerken:
Productiemiddelen (bijv. machines) in
bezit van privépersonen (niet de staat).
Winst investeren in bedrijf voor meer
winst.
Ismen (politieke stromingen) in de Moderne tijd (1800-heden)
Ismen geïnspireerd op gedachtegoed
VERLICHTING (1650-1800)
Kernwoorden:
-Denken (ratio)
-Objectiviteit
-Wetenschap
Voorbeelden kapitalisme
Industriële revolutie (vanaf 1775)
-Industrieel kapitalisme
versterken elkaar
Ismen geïnspireerd op gedachtegoed
ROMANTIEK (1800-1900)
Kernwoorden:
-Gevoel
-Subjectiviteit
-Kunst
Liberalisme (+/- 1700)
-Zoveel mogelijk vrijheid voor individu
als het vrijheid van anderen niet raakt.
-Ook zoveel mogelijk vrijheid in de
economische zin (weinig bemoeienis
van de staat – bijv. lage belasting).
Nationalisme (1870)
1. Eigen staat willen
versterken.
2. Een volk zonder
staat, dat streeft
naar eigen staat.
Confessionalisme (1870)
-Politiek die uitgaat van
het geloof.
-Handwerk wordt vervangen door
machinaal werk
Marxisme (Karl Marx – 1850)
= tegenreactie op de nadelen van de/het
Industriële revolutie/kapitalisme/liberalisme
Gouden Eeuw (vanaf 1600)
-Handelskapitalisme (VOC + WIC)
WIC deed aan slavenhandel
* = Emancipatiebeweging
Socialisme*
-Streeft naar meer gelijkheid.
-Komt op voor de arbeiders.
-Overheid met veel taken.
-Bereikt haar doelen via
democratische manieren.
Communisme
-Streeft naar absolute
gelijkheid.
-Alle productiemiddelen
in bezit van de staat.
-Bereikt doelen via een
revolutie
Abolitionisme* (1787)
-Streven naar afschaffing van
de slavernij, o.a. gevolg van de
trans-Atlantische slavenhandel.
Feminisme* (1900)
-Streven naar gelijke
berechting/kansen voor
Vrouwen.
Conservatisme (1800)
-Tegenreactie op Franse rev.
en liberalisme.
-Zaken behouden (conserveren)
zoals ze zijn.
Modern Imperialisme (1870) -Iedereen heeft een eigen plaats
Europese landen doen aan
in de samenleving.
expansie door kolonies te
nemen in Afrika en Azië.
Om economische redenen
Fascisme (1920)
en machtsvertoon.
-Nationalistische stroming.
-Totalitair en verheerlijkt geweld.
-Antidemocratisch + 1 leider
Dekolinialisme
Nationaal-Socialisme (1930)
= Dekolonisatie – NA WO2
-Duitse variant op fascisme
storten de Europese machten
in, dit betekent einde imperium
= onafhankelijkheid kolonies.
Download