…..LET OP…………. Deze powerpoint gaat over de “Politieke Stromingen”. De powerpoint bevat de basisstof die je moet kennen om het centraal schriftelijk met succes te kunnen maken. Zorg dus dat je ALLES goed kent en door hebt wat er in deze POWERPOINT staat. Vergeet niet ook het BOEK te bestuderen/raadplegen. Zonder deze basiskennis is het maken van inzichtvragen, die veel op het examen voorkomen onbegonnen werk. VEEL SUCCES Hoofdstuk 10 Politieke stromingen Centrale gegeven Poltieke stromingen is: “Een geheel van ideeën over wat belangrijk is in de maatschappij en hoe mensen het beste met elkaar kunnen samenleven” Centraal in dit hoofdstuk staat de deelvraag: “Wat willen het liberalisme, het socialisme en het confesionalisme?” Liberalisme Ontstaan in de eerste helft van de 19de eeuw vanuit de Franse revolutie. Burgers eisten vrijheid tegenover de macht van koning en de adel. Persoonlijke vrijheid Burgers willen individuele vrijheid. Iedereen moet zoveel mogelijk zijn eigen beslissingen nemen. Overheid moet deze persoonlijke vrijheid beschermen. Economische vrijheid Mensen moeten vrij zijn om voor zichzelf te zorgen; bedrijven te starten. Er moet zo weinig mogelijk regelgeving zijn zodat de economie maximaal de ruimte krijgt. Persoonlijke belangen Mensen die hard werken mogen gerust meer verdienen. Grote inkomensverschillen is geen probleem voor liberalen. Lage belastingen (bevordert de economie) en lage uitkeringen (zet mensen eerder aan tot werken) zijn liberale items. VVD is een voorbeeld van een liberale partij Hoofdstuk 10 Socialisme Ontstaan tijdens de industriële revolutie in de tweede helft van de 19de eeuw. Het liberalisme leidde tijdens de industriële revolutie (ontstaan van fabrieken) tot uitbuiting van de arbeiders door de rijke industriëlen. Economische vrijheid leidde zo tot misstanden Gelijkheid Socialisten (ook wel sociaaldemocraten genoemd) streven naar gelijke kansen voor iedereen ongeacht de afkomst. Gelijkheid en gelijkwaardigheid staan bij hen hoog in het vaandel. Gelijke kansen Sociaaldemocraten zijn voorstander van een actieve overheid. Zwakkeren moeten meer kansen krijgen en daarin heeft de overheid een belangrijke rol. Sociaaldemocraten willen dan ook graag dat lagere inkomens sneller stijgen dan hoge (dit heet nivelleren = verschil verkleinen) en dat mannen en vrouwen zowel thuis als in de samenleving het werk eerlijk verdelen. PvdA en SP zijn voorbeelden van partijen voor wie het socialisme belangrijk is. Hoofdstuk 10 Confessionalisme: christendemocratie Ontstaan in de tweede helft van de negentiende eeuw als tegenhanger van het liberalisme en later ook het socialisme die als heidens werden gezien. Bijbelse waarden Naastenliefde en verantwoordelijkheid voor de medemens staan centraal. Mensen moeten zorgvuldig met elkaar en de aarde omgaan (= rentmeesterschap). Het gezin is de hoeksteen van de samenleving. Menselijk leven is van grote waarde en daardoor staan christen-democraten zeer huiverig t.o.v. abortus en euthanasie. Beperkte rol overheid Christendemocraten zijn voorstanders van particuliere organisaties die zorgen voor zaken als onderwijs, gezondheidszorg, kunst enz. De overheid dient de zwakkeren te beschermen. Middenpositie Leggen niet de nadruk op economische vrijheid (= liberaal) of financiële gelijkheid (= sociaaldemocratisch) maar op gezamenlijke verantwoordelijkheid van werkgevers en werknemers. CDA, CU en SGP zijn voorbeelden hiervan waarbij CU en SGP erg Bijbelgericht zijn. Hoofdstuk 10 Rechts extremisme Volgens het rechts extremisme zijn niet alle mensen gelijkwaardig. Ongelijkwaardigheid Eigen volk is superieur. Sommige rassen zijn beter dan anderen. Eigen volk eerst. Buitenlanders zijn de schuld van ellende zoals werkeloosheid, criminaliteit en woningnood. Geweld Rechts extremisten schuwen geen geweld om hun doel te bereiken. Voorbeelden van dit soort partijen in Nederland zijn de NSB in de jaren 30 van de vorige eeuw, en de CD (Centrum Democraten) en de Volksunie aan het eind van de vorige eeuw. Hoofdstuk 10