H1.1 De agrarische revolutie

advertisement
H10.1 CONSERVATISME EN
LIBERALISME
Burgers en
Stoommachines
HET CONSERVATISME
 Ontstaan vanuit de Romantiek, reactie op de
(Franse) revolutie (bedenker is Edmund Burke)
Geleidelijke veranderingen binnen het systeem
(bouwen iets op) en geen revoluties (maken
dingen kapot)
Grote bewondering voor het verleden (bijv. vorsten
zorgden voor stabiliteit)
Mensen zijn van nature ongelijk
 Conservatieven hebben de overhand tijdens het
Congres van Wenen (1815)
 Restauratie
Herstel oude vorstenhuizen op de troon
Herstel van het Ancien Regime
Sterke staten om Frankrijk heen vormen bv
koninkrijk der Nederlanden (Balance of power)
Grote landen handhaven de orde (Grote Alliantie)
HET POLITIEK LIBERALISME
 Ontstaan vanuit de Verlichting en tegen het
conservatisme (belangrijkste: John Stuart Mill)
Vrijheid voor het individu (is goed voor de hele
samenleving)
Zo min mogelijk bemoeienis van de overheid
(nachtwakersstaat)
Macht van koning, adel en kerk verminderen en
die van burgers vergroten:
-grondwet met grondrechten
-verdeling van de machten
ECONOMISCH LIBERALISME
 Grondlegger is Adam Smith
Economie wordt geleid door wetten de zo
genaamde”onzichtbare hand”( bv de wet van
vraag en aanbod en de conjunctuur)
Vrijhandel (geen protectionisme)
Vrije concurrentie (geen monopolies)
Privé bezit van productiemiddelen (geen
staatsbedrijven)
RELIGIEUS LIBERALISME
Godsdienst is een privé zaak
-staat is neutraal bv alleen openbaar onderwijs
-scheiding kerk en staat
-godsdienstvrijheid
CONFLICTEN
 Er breken burgerlijke revoluties uit in 1830 en
1848 (beginnen in Frankrijk)
Revoluties van 1830 zijn mislukt
Revoluties van 1848 zijn grotendeels succesvol
en zorgen voor het einde van het Ancien regime.
De macht gaat naar de liberalen
Download