DE ROL VAN HET LIBERALISME OP WEG NAAR DUURZAAMHEID Essay voor de cursus filosofie van de beleidswetenschappen, april 2000 1. Inleiding Een van de belangrijkste politieke filosofieën van de laatste eeuwen is het liberalisme. Zij heeft invloed (gehad) op het ontstaan van de huidige problemen op het gebied van duurzaamheid maar bevat ook mogelijk elementen die kunnen worden gebruikt ter oplossing van deze problemen. Dit werkstuk gaat op deze probleemstelling in. Verder probeer ik alternatieven aan te dragen. Een van de definities van een duurzame ontwikkeling is: een ontwikkeling waarbij de vervulling van de behoeftes van de huidige generatie, de behoefte van toekomstige generaties niet in gevaar brengt. Deze duurzaamheid heeft zowel een ecologische -, sociale -, politieke -, culturele - als economische component. Ik behandel nu eerst de relatie van het liberalisme tot het ontstaan en oplossen van duurzaamheidsproblemen. Hierna volgen alternatieven en de conclusies. 2.1 Het Liberalisme Volgens het klassieke liberalisme heeft elk individu het recht op leven, vrijheid en privé-eigendom. Deze zijn allen terug te voeren op het recht op privé-eigendom. Het is hierbij alleen van belang dat dit eigendom op legale manier is verkregen via een contract, zoals een koop- of arbeidscontract, of via een gift. Dit is de aanspraaktheorie van Nozick. Zou men de end-state-theorie van gelijkheid willen toepassen, dan is deze in strijd met de aanspraaktheorie. Deze gelijkheid van individuen in een samenleving zou namelijk de herverdeling van eigendom inhouden, zodat ook de sociaal zwakkeren kunnen meedelen in de welvaart van de verzorgingsstaat. De staat heeft hierbij de rol van herverdeler, en niet slechts de rol van waker over veiligheid en beschermer van privé-bezit zoals in een nachtwakersstaat die de klassieke liberalen voorstaan.1 Deze nachtwakersstaat zorgt er dus voor dat degenen met geld dit kunnen houden en vermeerderen via de economie, zolang dit maar legaal gebeurt. Mensen die niet kunnen deelnemen aan de economie, zijn hierbij afhankelijk van de giften van de rijken voor hun levensonderhoud. Dit laatste is moreel niet verantwoord, maar daar hebben we in Nederland al een antwoord op gevonden via de sociale voorzieningen. Er is dus geen sprake van een klassiek liberale samenleving maar wel van sociaal-liberale samenleving, met echter nog grote onvolkomenheden op het gebied van duurzaamheid. Waar we namelijk nog onvoldoende voor hebben gezorgd is het feit dat de huidige economie, onvoldoende rekening houdt met de economische belangen van toekomstige generaties en de bevolkingsgroepen buiten het Westen. Dus we gaan er wel vanuit dat we op dit moment ons geld op legale manier verdienen, maar als we de end-state-theorie van gelijkheid zouden betrekken op de toekomst en de gehele wereldbevolking, blijkt deze economie helemaal niet zo eerlijk te verlopen. Het verschil tussen legaal en eerlijk zijn: de (internationale) wetgeving, recht en verdragen op handels-, financieel-, milieu- en defensiegebied, en het feit dat deze nog niet zijn aangepast aan de eisen voor duurzaamheid. Voorbeelden hiervan zijn: - handelsbarrières van de EU die ruwe grondstoffen uit ontwikkelingslanden niet belasten, maar bewerkte produkten uit deze landen wel. Hierdoor worden onze economieën gestimuleerd en moeten deze landen bewerkte produkten later duur terugkopen. - door de lage grondstof- en energieprijzen, en het feit dat kosten voor milieuvervuiling nog onvoldoende worden doorberekend in de prijs, wordt de overproductie en –consumptie in het westen gestimuleerd en de kosten voor vervuiling afgewenteld op de samenleving. Beiden hebben nadelige gevolgen voor toekomstige generaties. Het laatste voorbeeld geeft al aan dat het zoveel mogelijk vrijlaten van de samenleving aan de markt dus het liberalisme, zeer nadelige gevolgen heeft op het gebied van duurzaamheid. Terwijl het eerste voorbeeld aangeeft dat (internationale) overheden ook slechte regelingen op het gebied van duurzaamheid kunnen treffen. Dit is de bekende discussie tussen overheid en markt. Deze kunnen echter ook samengaan zoals blijkt uit dit citaat “Other critics, reasserting the participatory theme, have argued that it is the very erosion of liberal democracy that has enabled powerful elites to pursue, with the backing of the State, environmentally destructive growth.”2 3 1 Over het algemeen legt men echter de schuld bij het liberalisme dat zich uit in “bezitterig individualisme, privé eigendom, beperkte overheid en de vrije markt”.3 Door de overheersing van de hiermee samenhangende dominantie van de instrumentele rationaliteit onstonden naast milieuproblemen ook sociale en psychologische problemen als “verlies aan persoonlijke betrokkenheid (alienation), het samengaan van extreme rijkdom en armoede, afhankelijkheid van welvaart, grondonteigening van inheemse culturen, en de groei van een internationale stedelijke monocultuur met een bijbehorende reductie van culturele diversiteit”.3 Er worden ook overeenkomsten gevonden in de schadelijke effecten van het liberalisme en het marxisme, naast een verschillende theorie over de sociale relaties tussen mensen; - de mens die superieur is aan de rest van de natuur, - de ideologieën van groei en technologisch optimisme.3 Susan Leeson noemt de volgende kenmerken van het Lockeaanse (liberale) gedachtegoed: - het legitimeren van bijna eindeloze ophoping van materiële goederen, - het gelijkstellen van dit proces van accumulatie met vrijheid en het zoeken van geluk, - het inprenten van het idee dat met intelligentie de mens de natuurwetten kan overstijgen, en slechts gebonden is aan tijdelijke wetten die hij zichzelf oplegt, in de zoektocht naar geluk, - het ‘installeren’ van het idee dat het algemeen belang het best gediend wordt door de individuele jacht op winst, want er is altijd genoeg voor degenen die willen werken.4 3 Al met al wordt door dit liberale systeem het eigenlijke idee van recht op privé-eigendom door het individu ondermijnd. Het kapitaal en de politieke macht wordt hierdoor namelijk geconcentreerd bij enkelen. Het liberale gedachtegoed dat een goed draaiende kapitalistische economie ook goed is voor sociaal zwakkeren, omdat deze meeprofiteren ondervindt ook veel kritiek. Omdat hierdoor het verschil in welvaart en macht in stand wordt gehouden, en de sociaal zwakkeren aanwezig zijn als passieve consumenten die blij moeten zijn met wat ze krijgen in plaats van als zelfbeslissende producenten. Daarbij zal in tijden van recessie of bij het opraken van hulpbronnen dit verschil zelfs groter worden. 2.2 Alternatieven Het voorgaande lijkt veel op de situatie zoals we die nu kennen in Nederland. We leven in een sociaal liberaal systeem, waarbij nu de economie goed draait we het idee hebben dat we op de goede weg zijn. Op het gebied van duurzaamheid zijn we echter niet op de goede weg, waardoor er alternatieven nodig zijn. Een groot deel van deze alternatieven haal ik uit het boek “Environmentalism and political theory” van Robyn Eckersley, waarna ik deze van commentaar zal voorzien. “Het bij deze alternatieven belangrijk om utopische aspiraties te koppelen met analyse en menselijke ervaringen in de praktijk. Nodig zijn idealisten en pragmatisten, creativiteit en kritische analyse, kleinschalige activiteiten en geïnstitutionaliseerde hulp door de overheid om de lange termijn doelen te halen.”3 Dit uit zich in de volgende vijf eisen aan een nieuwe ecocentrische politiek: - “een democratisch staatsbestel, (wat onderdeel is van een besluitvormingsstructuur op meerdere niveaus, dat het minder machtig maakt dan de huidige nationale staten en meer gevoelig voor politieke besluiten door lokale, regionale en internationale democratische besluitvormingsorganen); - een grotere verdeling van politieke en economische macht zowel tussen als binnen lokale gemeenschappen; - een grotere verdeling van welvaart zowel tussen als binnen lokale gemeenschappen; - een veel grotere range van macro-controle-instrumenten op de activiteiten op de vrije markt; - het tot bloei brengen van een ecocentrische bevrijdingscultuur.”3 Dit is een combinatie van verschillende politieke stromingen die hij in zijn boek behandelt. * Uit het ecoanarchisme haalt hij zijn voorkeur voor kleinschalige activiteiten binnen lokale ecocentrische gemeenschappen, deze kunnen als voorbeeld dienen voor de rest van de maatschappij en zo de politiek van onderuit beïnvloeden. Roszak noemt dit “de creatieve disintegratie van de industriële samenleving”.3 Zelf zie ik ook grote voordelen van een zelfvoorzienende economie, omdat deze zo min mogelijk energie zal verbruiken en er ook kleine kringlopen van grondstoffen en mineralen mogelijk zijn. Hierdoor ontstaan er geen tekorten op de ene plaats en vervuiling op de andere plaats. Daarnaast hebben bepaalde 2 inheemse volkeren die leven in kleine gemeenschappen een cultuur en religie die ervoor zorgt dat zijn hun omgeving met respect zullen behandelen, en zullen bewaren voor toekomstige generaties. * Uit het ecosocialisme haalt hij zijn voorkeur voor een sterke overheid die zowel op lokaal -, regionaal , nationaal – als internationaal niveau moet zorgen voor een goede verdeling van inkomens, gezondheid en zorg, onderwijs en welvaart tussen gemeenschappen, regio’s en nationale staten, en een verantwoord natuur- en milieubeleid dat ook rekening houdt met de niet-menselijke wezens en ecosystemen, en toekomstige generaties. Dit zal echter een hele omslag betekenen van de overheersende liberale politiek die niet zo zeer gericht is op het “creëren van sociale, politieke en economische condities voor alle leden van de menselijke familie”.3 Dat zal betekenen dat zij “de concentratie van politieke en economische macht in grote bedrijven moeten breken”.3 De overheden zullen hierbij gebruik kunnen maken van drie wegen om het gedrag in de samenleving te beïnvloeden: - het via wetten verbieden of verplicht stellen van bepaald gedrag, - het via financiële prikkels aantrekkelijk of onaantrekkelijk maken van bepaald gedrag. Ecotax en subsidie van duurzame productie moeten ervoor zorgen dat milieu- en sociaalonvriendelijke producten en diensten duurder worden en uit de markt geprezen worden door duurzamere varianten. - het via voorlichting beïnvloeden van mensen die dan vrijwillig bepaald gedrag gaan vertonen. Naar mijn mening verloopt deze via het persoonlijk geweten van mensen, dat zich wat zal aantrekken van bepaalde voorlichting als dit in overeenstemming is met zijn geweten. Ook spelen de sociale relaties hierbij een rol, een mens wil namelijk niet uit de toon vallen. - Bij alle drie genoemde mogelijkheden moeten de overheden ook alternatieven aanbieden zodat mensen hun gedrag ook daadwerkelijk kunnen veranderen. * Omdat de ecosocialisten in een dilemma zitten tussen “self-managment and participatory democracy and their reliance on centralized institutions to carry out far-reaching social and economic reforms”, biedt ook het liberalisme nog bepaalde aanknopingspunten. De basis zou dan nog steeds een markteconomie moeten zijn, omdat zij op de meest efficiente manier kan werken in het spel tussen vraag en aanbod. Echter er moet dan wel een grote controle op deze markt komen om “excessieve concentratie van economische macht te voorkomen, de integriteit van ecosystemen en de biodiversiteit te beschermen, en om grotere gelijkheid van sociale kansen te bevorderen”3. Een afschaffing van de vrije markteconomie zou ook een toename van de zwarte markt en een grotere bureaucratische dominantie betekenen. Daarnaast zou via het beïnvloeden van het (koop)gedrag van consumenten ook aan de vraagkant wat kunnen worden gedaan aan duurzaamheid. Op dit moment worden we via de reclame wijsgemaakt wat we moeten kopen om er bij te blijven horen, een bewustere consument zou deze situatie mede kunnen helpen omkeren. Het bedrijfsleven is namelijk best wel gevoelig voor de druk vanuit de consumenten en niet-gouvermentele organisaties, het maatschappelijk verantwoord ondernemen is een nieuwe trend aan het worden. Als de maatschappij en de diverse overheden de spelregels aangeven, is het bedrijfsleven naar mijn mening in staat de gevraagde producten en diensten op de meest efficiente (vaak ook de minst milieubelastende manier) te leveren. 3. Conclusies Naar mijn mening zijn we nu op een punt aangekomen dat er snel koers moet worden gezet naar een duurzame samenleving, met zowel ecologische -, sociale -, politieke -, culturele – als economische verbeteringen. Dit is niet alleen noodzakelijk om morele redenen (toekomstige generaties, ongelijke verdeling binnen huidige generaties en de rechten van de niet-menselijke wezens), maar ook om praktische redenen (het voortbestaan van de mens zoals die nu in het westen leeft). Het liberalisme, met zijn uitwassen in de vrije markteconomie en kapitalisme heeft zeker een grote invloed op de huidige onduurzame samenleving (gehad). Zelfs de aangepaste vorm van het klassieke liberalisme; de huidige verzorgingsstaat in Nederland in plaats van de nachtwakersstaat, is nog onvoldoende duurzaam. De nadelige gevolgen van het liberalisme waren: de mens die zich superieur stelt boven de rest van de natuur, de ideologie van groei en technologisch optimisme, het legitimeren van de bijna eindeloze ophoping van materiele goederen wat gelijkgesteld werd met vrijheid en geluk en het idee dat het algemene belang het best gediend is met de persoonlijke jacht op winst. 3 Alternatieven voor het liberalisme komen voort uit een nieuwe ecocentrische politiek, die denkbeelden haalt uit het ecoanarchisme, het ecosocialisme en het liberalisme. Deze ecocentrische politiek bestaat uit de volgende onderdelen: een democratisch staatsbestel (dat zich meer dan nu ook concentreert op het lokaal -, regionaal – en internationaal niveau), een grotere verdeling van politieke en economische macht en van welvaart binnen en tussen lokale gemeenschappen, een grotere controle op de vrije markt en een ecocentrische bevrijdingsstructuur. Hierbij is er een rol weggelegd voor zowel de markteconomie dus het bedrijfsleven (deze zal kleiner worden), de overheid en de politiek (als voorwaardenschepper, wetgever, insteller van financiële prikkels en als voorlichter), lokale zelfvoorzienende ecocentrische gemeenschappen die het voorbeeld kunnen geven, niet gouvermentele organisaties (als waakhond en als bewustmaken) en de burgers en consumenten (die mondiger en zich bewuster van zijn rol zal moeten worden). 1 G. Lock, H. van Gunsteren & E. Balibar; Sterke posities in de politieke filosofie; Leiden: Stenfert Kroese;1989. 2 V. Lauber; “Ecology, Politics and Liberal Democracy”; Government and Opposition 13; 1978: 199-217 R. Eckersley; Environmentalism and Political theory – Toward an ecocentric approach; New York: UCLPress;1992. 3 S. Leeson; “Philosophic impications of the ecological crisis: The authorian challenge of liberalism”; Polity 11;1979 303-317. 4 4