4. Sociologische stromingen 4.1. Het structureel functionalisme Durkheim stelde vast dat de samenleving een product is van menselijke afspraken, waarden en gedragingen. Functionalisten gaan ervan uit dat er overeenstemming is binnen de samenleving over de manier waarop de banen (posities) verdeeld worden. Sommige mensen hebben meer ‘talent’ dan anderen, ze hebben vaak een lange opleiding gevolgd en kunnen waardevolle prestaties leveren voor de maatschappij. Talent is een schaars, dus waardevol artikel. Dat vraagt offers van de samenleving: deze mensen krijgen dus de posities met de hoogste status. Sociale ongelijkheid wordt door functionalisten gezien als een onvermijdelijk gegeven. De meeste mensen vinden een zekere mate van ongelijkheid vanzelfsprekend. De samenleving kun je beschouwen als een organisch systeem. Een organisme kan pas functioneren wanneer alle organen en andere onderdelen op elkaar zijn afgestemd en zij hun functie goed vervullen in het geheel. Zo bestaat een samenleving uit verschillende subsystemen die belangrijke functies hebben voor het geheel. Pas wanneer alle subsystemen (economisch, cultureel, sociaal,…) goed samenwerken, is de samenleving als gezond te beschouwen en kan zij voortbestaan. De functionalisten benadrukken het belang van evenwicht binnen de samenleving. Verstoringen van het evenwicht moeten zoveel mogelijk worden tegengegaan. Het is gevaarlijk wanneer systemen disfunctioneren. Dat heeft een negatieve uitwerking op het voortbestaan van de samenleving. Er bestaan vier soorten functies: positieve, negatieve, manifeste en latente. Positieve functies (functies of eufuncties) zijn bevorderlijk voor de samenleving en dragen bij tot de systeemstabiliteit. Bijvoorbeeld: De functie van een fitness is training voorzien, zorgen dat de fysieke conditie verbetert. Negatieve functies (disfuncties) belemmeren de systeemstabiliteit en hebben een destabiliserend effect op de samenleving. Bijvoorbeeld: De functie van armen is het lastig en vuil werk uitvoeren om te kunnen overleven. De disfunctie daarachter is dat hun gezondheidstoestand snel achteruit zal gaan als gevolg. Met dit voorbeeld wordt duidelijk dat functioneel niet gelijkstaat met moreel correct, maar dat het vooral bijdraagt tot de stabiliteit van de samenleving. Het is Sociologie Pagina 19 de taak van die samenleving om een functioneel alternatief te vinden voor armoede dat dezelfde positieve functies kan vervullen. Manifeste functies verwijzen naar de bedoelde gevolgen van een onderdeel in de samenleving. Bijvoorbeeld: De politie heeft de manifeste functie om gevaren te bestrijden, bijvoorbeeld door criminaliteitsbestrijding. Latente functies hebben betrekking op de niet bedoelde gevolgen van een onderdeel in de samenleving. Bijvoorbeeld: De hogeschool heeft de latente functie van huwelijksmarkt. De hogeschool is onbedoeld ook een ontmoetingsplaats voor studenten. Bovendien kunnen sommige manifeste en latente functies tegelijk functioneel en disfunctioneel zijn. Bijvoorbeeld: Een manifeste functie van armoede is dat mensen erdoor aangezet worden het vuile werk op te knappen, om niet om te komen van de honger. De keerzijde hiervan, de manifeste disfunctie, is de gezondheidstoestand van de armen. Een latente functie van armoede is dat ze zorgt voor werkgelegenheid in de sociale sector (door de hulpverlening), maar tegelijk bedreigt armoede het sociale weefsel, specifiek in grote steden (een latente disfunctie). 4.2. Conflictperspectief Het conflictperspectief heeft wortels in werken van Machiavelli, Hobbes en Marx. De basisgedachte is dat de samenleving primair gekenmerkt wordt door conflict tussen groeperingen gebaseerd op sociale ongelijkheid. Dit conflict is altijd aanwezig en is het basismechanisme voor sociale en culturele verandering. Mensen zijn sterk gemotiveerd om hun belangen te beschermen. Zij verenigen zich met anderen omdat er weinig kans is alleen iets te veranderen. Conflict kan optreden in elke situatie waarbij een groep invloed uitoefent op een andere. Mensen die dit ondergaan, vechten terug. Aan de andere kant proberen groepen die macht hebben deze te behouden. 4.3. Het interactionisme Voorgaande sociologische perspectieven richten zich op grote sociale eenheden, daarnaast zijn er ook aantal theoretische stromingen die zich toespitsen op de relaties tussen kleine groepen van individuen. Het interactionisme is gericht op de kleinschalige Sociologie Pagina 20 interactie tussen individuen en de manier waarop hun gedrag gevormd wordt door allerlei sociale invloeden. De samenleving is volgens deze visie een systeem van gemeenschappelijke betekenisgeving en begrijpen van wat we van elkaar verwachten. 4.3.1. Roltheorie Het is een oud idee dat de samenleving ons bepaalde gespecialiseerde rollen doet spelen. Shakespeare verwoordde dit als volgt: All the world’s a stage, and all the men and women merely players, they have their exits and their entrances, and one man in his time plays many parts. Shakespeare vergelijkt het leven dus met een theater. Wij zijn ‘on stage’ in een soort spel tijdens onze sociale omgang met anderen. Wij zijn acteurs die het script moeten volgen dat ons door de samenleving is voorgeschreven met precieze gedragsregels, met beloningen en straffen voor een goede of slechte prestatie. Wij spelen de rol van het kind, broer of zus, leerling, arbeider, lief, dokter, ouder,… naargelang onze leefomstandigheden. De gelijkenis tussen het echte leven en het theater heeft sommige sociologen ertoe geleid deze benadering van sociale interactie de dramaturgische benadering te noemen. Sociale rollen zijn de rollen die door bepaalde individuen worden gespeeld in een bepaalde groep of in de samenleving als geheel. Het rolperspectief kan een en ander belichten, maar anderzijds zijn er beperkingen omdat vele interactiepatronen geen rolpatronen zijn. Anders uitgedrukt: het zijn geen functionele systemen. Zo bijvoorbeeld beïnvloeden de leden van een rij wachtenden aan een bioscoop elkaar wederzijds, zonder dat het nodig is hiervoor de term ‘rol’ in te voeren. 4.3.2. Symbolisch interactionisme Indien vanuit bepaalde verwachtingen rollen worden opgelegd, moeten deze rollen ook nog gecommuniceerd worden. En opdat deze communicatie zou plaatsvinden, moeten betekenissen van woorden en andere symbolen duidelijk en gemeenschappelijk zijn. Dit communicatieproces en de wijze waarop het ons beïnvloedt, is de basis van wat het symbolisch interactionisme wordt genoemd. De betekenis van communicatie verandert ook doorheen de levensloop. Door de taalontwikkeling en de mogelijkheid om Sociologie Pagina 21 met anderen te communiceren, zijn wij in staat te begrijpen wat we persoonlijke wensen en leren we wat anderen van ons verwachten. Het symbolisch interactionisme is Amerikaans van oorsprong. Het legt zeer sterk de nadruk op het samen handelen van mensen. Mensen handelen op basis van de betekenissen die zij toekennen aan daden van anderen. In die zin leven zij in een symbolische wereld. De samenleving is in deze optiek geen ‘systeem’ of een ‘ding’ maar een verzameling mensen die voortdurend met en tegen elkaar handelen en interpreteren met voortdurend gebruik van symbolen die vaak dubbelzinnig zijn. Vaak ontstaan er dan conflicten, waardoor de interactie eventueel afgebroken wordt. Toch ontstaat doorheen de discussie meestal een compromis of consensus, een min of meer labiele sociale orde, waarover telkens opnieuw gediscussieerd kan worden. Tegen het symbolisch interactionisme is ingebracht dat weinig aandacht wordt besteed aan lang bestaande structurele verhoudingen tussen mensen. Deze structurele verhoudingen (bijvoorbeeld machtsrelaties) beïnvloeden ook de interactie, bijvoorbeeld de macht om interactie al dan niet af te breken. 4.4. Ruilsociologie De ruiltheorie is de verzamelnaam voor een aantal benaderingen in de sociologie waarbij de sociale werkelijkheid wordt opgevat als een geheel van ruilprocessen. Deze benaderingen vallen in een tweetal hoofdstromingen uit elkaar: de individualistische, waarin de nadruk wordt gelegd op directe ruilverhoudingen tussen mensen en de gemeenschappelijke, waarin ook veel aandacht besteed wordt aan indirecte ruil. Homans en Blau zijn de belangrijkste vertegenwoordigers van de individualistische strekking, Levi-Strauss van de gemeenschappelijke strekking. Homans is van mening dat de sociologie als wetenschap het beste kan ontwikkelen vanuit het standpunt dat gedrag tussen mensen een vorm van goederenruil is, waarbij zowel materiële als immateriële zaken een rol spelen. Aan de ruilsociologie ligt de opvatting ten grondslag dat sociale verschijnselen te verklaren zijn vanuit de interactie tussen individuen. Dat is vergelijkbaar met andere benaderingen, bijvoorbeeld het interactionisme. Nieuw is wel dat er expliciet van uitgegaan wordt dat mensen gedreven worden door eigenbelang. Aangenomen wordt dat ruilprocessen wederzijds tot voordeel strekken. Zij worden voortgezet indien beide partijen vinden dat zij ervan kunnen profiteren. Sociologie Pagina 22 5. Werkterreinen van de socioloog 5.1. Macro-microschema De sociologie bestudeert sociale verschijnselen en handelingen. Deze kunnen zich afspelen op micro, meso en macroniveau. Microniveau is een zeer kleine samenlevingsvorm zoals het gezin. Mesoniveau is een iets grotere samenlevingsvorm zoals een bedrijf. Macroniveau is een omvangrijke samenlevingsvorm zoals een maatschappij. Sociaal macroniveau A Samenleving B Macrogroeperingen: Sociale categorieën op grond van nabijheid, verwantschap of overeenkomstige positie (sekse, leeftijd, klasse, beroep,…) in een bepaalde samenleving. Sociaal mesoniveau Mesogroeperingen: Wijk, buurt, bedrijf, bedrijfsafdeling, universiteit, faculteit,… Sociaal microniveau A Kleine groeperingen: Buren, gezin, vriendenkring, discussieclub, werkploeg, schoolklas, huis, gemeente, peloton,… B Elementaire relaties: Vader en zoon, vriendenpaar, baas en arbeider, leraar en leerling, pastoor en gelovige, sergeant en soldaat,… Sociologie Pagina 23 5.1.1. Toepassing: De verklaring van armoede. Plaats de volgende uitspraken over armoede en sociale uitsluiting in de juiste kolom: 1. Armen zijn te lui om te werken en ze verkwisten hun geld 2. De samenleving moet maatregelen nemen om de gezondheid van de meest kwetsbaren te verbeteren 3. Mensen die bij ons arm zijn, zijn vaak mensen met een handicap of invaliditeit 4. Er worden te weinig wetten gemaakt die de armen ten goede komen 5. Veel jobs zijn ontoegankelijk voor armen 6. Als het met de economie beter gaat, komen er vanzelf nieuwe jobs 7. Veel mensen zien armen als lui en profiteurs 8. Armen zien de kansen die in de buitenwereld voor het grijpen liggen niet of gebruiken ze niet omwille van hun armoede-cultuur (= armen hebben een eigen gemeenschap met een bepaald cultuurpatroon om hun eigen identiteit te bevestigen en zich te beschermen tegen de buitenwereld) 9. De pech blijft sommige mensen toch achtervolgen: haar tweede baby was heel klein en ziekelijk bij de geboorte Microniveau Mesoniveau Macroniveau Voorbeelden: Sociologie Pagina 24