De grenzen van de autonomie als waarde

advertisement
___________________________________
___________________________________
De grenzen van de autonomie als waarde
*
Herman De Dijn
1. Niets lijkt de hedendaagse mens meer vanzelfsprekend dan het zelfbeschikkingsrecht, ‘vrij
(te kunnen) beschikken over de inrichting van
het eigen leven’. Welnu, hoe kan ik het recht
opeisen mij een eigen oordeel te vormen en naar
dat oordeel te leven zonder dat ik dat recht ook
principieel aan andere rationele individuen toeken? De vrije uitoefening van dit zelfbeschikkingsrecht door anderen impliceert dat hun
oordelen, daden, scheppingen weleens radicaal
van mijn normen zouden kunnen afwijken. Dit
kan vanzelfsprekend geen reden zijn om hen
daarin te beperken of zelfs te straffen. De enige
beperkingen die rationeel aanvaardbaar zijn,
hebben te maken met mogelijke schadelijke
gevolgen (vooral van de fysieke integriteit) aan
derden die uit de vrije activiteit van het individu
zouden voortvloeien. Het is de primaire taak van
de Staat de maximale uitoefening van het
zelfbeschikkingsrecht zonder nadelige gevolgen
in goede orde mogelijk te maken. Volgens
sommigen moet de Staat ook gelijke kansen
bezorgen aan een ieder om een effectieve
uitoefening van het zelfbeschikkingsrecht
mogelijk te maken. (Zoals W. Van Gerven en F.
Van Neste opmerken1, is er een tendens om het
zelfbeschikkingsrecht als een primair eisrecht
ook ten opzichte van de Staat zelf op te vatten.
Dit is zeer betwistbaar; onder meer omdat het
niet evident is dat er rechten zijn die aan het
individu als zodanig, ‘in de natuurtoestand’,
toekomen).
In de liberale visie zojuist geschetst, lijkt het
zelfbeschikkingsrecht (of de autonomie) van het
individu buitengewoon groot. Toch zijn er in
deze visie beperkingen: allereerst beperkingen
van de vrijheid ten aanzien van het schenden
van
de lichamelijke integriteit van derden. Sommigen vinden — binnen de liberale visie — dat
daar andere beperkingen moeten bijkomen. Bij
voorbeeld beperkingen in verband met het door
de Staat garanderen van gelijke kansen voor
allen of in verband met een ordelijke organisatie
van de uitoefening van de vrijheid. Anderen
gaan nog verder, om volgende reden: Is het niet
zo dat uitingen of gedrag zo diep kwetsend
kunnen zijn, dat men van psychische of morele
schade kan spreken (die wellicht in bepaalde
gevallen lichamelijke schade induceert)?
Gevoeligheden zijn niet iets wat mensen zomaar
kunnen veranderen of beheersen. Dergelijke
beschouwingen brachten een adviescommissie in
Groot-Brittannië ertoe legale beperkingen inzake
pornografie te handhaven niet langer omdat de
uitingen in kwestie zouden ingaan tegen de
moraal of de goede zeden, maar omdat
pornografie moreel leed zou berokkenen aan een
goed deel van de vrouwelijke bevolking2.
Vanuit de liberale visie kan men zelfs
aanvaarden dat beperkingen worden opgelegd
aan de beschikking van het individu over eigen
lijf en leven (cf. de verplichting tot het dragen
van de autogordel): niet alleen omwille van de
mogelijke kost voor de gemeenschap als gevolg
van roekeloos of ondoordacht gedrag, maar ook
omdat men andere personen door bepaalde
gedragingen een grote last op de schouders zou
kunnen leggen (cf. morele verplichting tot
helpen van anderen in acute nood).
Wat men in deze reeks beperkingen van de
vrijheid niet aantreft zijn beperkingen die voortvloeien uit de waarheid, of de moraal, of de
goede zeden als zodanig. Men heeft hier juist
________________________________________________________________________________________
Ethische perspectieven 3 (1993)1, p. 3
___________________________________
grote moeite om bestaande beperkingen (wetten
op blasfemie, pornografie,...) te behouden.
Indien in de liberale visie überhaupt over moraal
bij voorbeeld gesproken wordt, dan zijn het niet
de morele waarden zelf die in ’t geding zijn,
maar de morele gevoeligheden van personen
(idem voor het verkrachten van de waarheid, bij
voorbeeld in verband met de nazigaskamers).
Toch blijft ook vandaag bij bepaalde groepen
van de bevolking een vraag bestaan naar
inperking van de vrijheid in functie van hogere
waarden zelf. Door de hogervermelde adviescommissie werd als reden voor het handhaven
van legale beperkingen op pornografie opgegeven: het ontzien van de gevoeligheden van een
grote groep individuen. Welnu, diezelfde individuen, of in elk geval hun vertegenwoordigers
(vrouwen), verwierpen deze reden als de echte:
volgens hen moest pornografie worden beperkt
omdat zij intrinsiek onaanvaardbaar is. Iets
gelijkaardigs gebeurt, wanneer ecologisten
inperking van de vrijheid bepleiten, bij
voorbeeld omwille van landschapsbescherming,
zelfs wanneer geen enkel individu of groep
geschaad zou worden in zijn nut of sensibiliteit:
de waarde van bepaalde landschappen is een
waarde op zichzelf. Tegenover de waarde van
de zelfbeschikking staan hier andere waarden,
intrinsieke waarden (onherleidbaar tot een of
ander effect op individuen). Dit is de
conservatieve visie.
De liberaal zal wellicht niet beweren dat de
waarheid, het goede, het nobele en het schone
geen rechten hebben. Maar, aangezien we in een
pluralistische maatschappij geen eensgezindheid
aantreffen dienaangaande, en aangezien niemand
zich erop kan beroepen de unieke bezitter te zijn
van de waarheid of van de ultieme morele normen, kan men praktisch alleen rekening houden
met respect voor het zelfbeschikkingsrecht van
eenieder (beperkt in een of meerdere van de
vroeger vermelde opzichten). Respect voor het
individu is iets waarover iedereen kan en moet
akkoord gaan; respect voor de waarheid, de
___________________________________
moraal, ... is altijd respect voor een bepaalde
waarheid, een bepaalde moraal, ... De hoop is
totaal ijdel dat we in een pluralistische
samenleving eensgezindheid zouden kunnen
bereiken over welke intrinsieke waarden de
individuele vrijheid moeten inperken. Daarom
moeten we bereid zijn vooral overeenkomst te
zoeken op praktische terreinen, en bereid zijn de
waarden tussen haakjes te zetten waarover we
minder gemakkelijk eensgezindheid verwerven
omdat ze al te zeer met levensbeschouwelijke,
ethische of esthetische opvattingen te maken
hebben. Alleen dan is samenleven en vooruitgang mogelijk in een pluralistische maatschappij. Dat waarden daardoor tot pure privé-aangelegenheden degraderen is de prijs die we moeten
betalen voor een tolerante, niet door gewelddadige conflicten verscheurde maatschappij. Trouwens is zo’n maatschappij geen leerschool voor
de zelfwording van een individu dat met vele
soorten waardensystemen in aanraking komt, en
zelf kan beslissen welke vorm hij geeft aan de
zingeving in zijn leven?
2. Hoewel dergelijke ideeën ons als quasi-evident kunnen overkomen, zijn ze niet noodzakelijk juist. De overtuigingskracht van de liberale
visie berust op twee pijlers: 1) het nobele
beroep op respect voor elk individu en zijn
zelfbeschikkingsrecht; 2) de enorme mate
waarin de meeste waarden in onze
individualistische en pragmatisch ingestelde
samenleving gedevalueerd zijn tot puur subjectieve aangelegenheden, zodanig dat alleen die
subjectiviteit zelf nog overblijft als een te
respecteren iets.
De conservatieve visie blijft hameren op de
rechten van het ware, het goede, het nobele, het
schone. In een pluralistische maatschappij stelt
dit vanzelfsprekend een enorm probleem: hoe
gaat men het ooit eens worden welke vormen
van intrinsieke waarden de individuele vrijheid
inperken? Dit neemt niet weg dat deze visie het
wel eens bij het rechte eind zou kunnen hebben,
________________________________________________________________________________________
Ethische perspectieven 3 (1993)1, p. 4
___________________________________
en wel om de volgende reden: dat respect voor
het individu — de kern van de liberale visie —
niet zondermeer losgekoppeld kan worden van
respect voor wat intrinsiek belangrijk, of
waardevol, of juist geacht wordt.
Respect voor individuen kan men inderdaad
op twee manieren begrijpen. Ten eerste is er een
soort respect voor elk menselijk wezen ongeacht
zijn capaciteiten: dit soort respect geldt ook ten
opzichte van kleine kinderen, zwakzinnigen,
zwaar fysisch zieken of gehandicapten, zelfs
doden3. Ten tweede is er een vorm van respect
die te maken heeft met het waarderen van een
normaal, volwassen, vrij en verantwoordelijk
individu in functie van datgene wat hij waardevol acht. Mensen willen normaal gesproken niet
alleen gerespecteerd worden in de zin waarin
men bij voorbeeld kleine kinderen ontziet. Zij
willen au sérieux genomen worden, dat wil
zeggen dat zij willen gewaardeerd worden in en
langs datgene wat zij belangrijk of waardevol
achten (bij voorbeeld hun werk, hun godsdienst
of hun taal). Louter ontzien van gevoeligheden
is in dit opzicht totaal onvoldoende (dat is wat
men bij voorbeeld enigszins doet met kinderen
en zieken): men wil niet de eigen gevoeligheid
gerespecteerd zien, men wil datgene wat men
belangrijk vindt zelf gerespecteerd zien door
anderen (of minstens niet geminacht of
onteerd)4. Waardering vinden als individu vergt
paradoxaal genoeg: dat men gewaardeerd wordt
langs de waardering om voor datgene wat men
zelf als intrinsiek waardevol waardeert. Dit geldt
niet alleen voor de waarden die men zelf tot
stand brengt (bij voorbeeld als werknemer of als
schrijver), maar ook voor de collectieve waarden
waaraan men participeert (bij voorbeeld een
godsdienst of een bepaalde moraal).
Waardering zoeken als individu betekent
altijd een of andere vorm van publieke erkenning vragen voor de waarden waarmee men zich
verbindt of identificeert5. Waardering geven aan
normale, volwassen personen kan men alleen
wanneer datgene waarvoor zij waardering vra-
___________________________________
gen ook effectief de moeite waard is. Leven in
een gemeenschap betekent dan ook onvermijdelijk een soort ‘strijd’ om een of andere vorm
van publieke erkenning van wat men intrinsiek
waardevol acht. Deze ‘strijd’ kan maar goed
gestreden worden, wanneer er een zekere
eensgezindheid is, tenminste in een groep,
betreffende wat ‘echt de moeite waard’ is: dat
wil zeggen wanneer er gemeenschappelijke
waarden zijn, een zedelijkheid in de brede zin,
inclusief manieren om in de ‘strijd’ om waardering tussen individuen niet op een puur
willekeurige wijze te oordelen of te waarderen.
In het licht van dit alles is het niet verwonderlijk dat individuen die gemeenschappelijke
waarden hebben althans de meest fundamentele
ervan een wettelijke bescherming willen geven
(in de vorm van wettelijke verboden). Vandaar
het fenomeen van de wetten op de blasfemie, de
pornografie, de goede zeden, en dergelijke. Deze
verboden zijn een uitdrukking en tegelijk een in
stand houden van de gemeenschappelijke zedelijkheid (of tenminste bepaalde belangrijke elementen ervan die speciaal kwetsbaar zijn). De
wetten hebben (daardoor?) voor velen zelf een
soort heiligheid (cf. Simone Weil: ‘la sainte
majesté des lois’).
In een pluralistische maatschappij zullen we
met een complexe situatie te maken hebben: een
diffuse, onbewuste gemeenschappelijkheid (geen
incest, geen pederastie, geen ...) naast geprononceerde verschillen tussen groepen (cf. euthanasie, en zeker abortus, ...). Deze verschillen
worden nog gecompliceerd door het bestaan van
verschillende opvattingen over respect voor
individuen en hun waarden, zoals de liberale en
de conservatieve visies hier besproken (inclusief
verschillende opvattingen over de wet en de
tolerantie in een democratisch bestel).
3. Het zou te ver leiden hier de conservatieve
visie verder te ontwikkelen betreffende het
omgaan, in een parlementaire democratie, met
grondige tegenstellingen tussen groepen en met
________________________________________________________________________________________
Ethische perspectieven 3 (1993)1, p. 5
___________________________________
tolerantie (ook ten opzichte van vreemdelingen)6. Laat me eerder nog even terugkeren naar
de liberale visie en die verder kritisch evalueren.
De liberale visie stelt zichzelf voor als de
nuchter-rationele, vanzelfsprekende, ja zelfs
nobele visie (cf. de rol van respect). We hebben
echter gezien:
1. dat ze zelf nauw verbonden is met een welbepaalde, recente mentaliteit waarin men enerzijds
wel respect predikt voor de individuele vrijheid,
maar deze vrijheid anderzijds loskoppelt van
elke diepe verbondenheid met waarden en dus
ook van elke noodzaak van het zoeken naar
publieke erkenning. Waarden worden in deze
mentaliteit hoogstens nog beleefd als eerder
momentane en contingente expressiemogelijkheden van een op zich narcistisch individu, dat wil
zeggen een individu dat zich nergens nog echt
kan aan binden7.
2. De liberale visie veronderstelt dat mensen
niet alleen soms abstractie kunnen maken van
de waarden waarin ze leven, maar daarvan ook,
zeker in het publieke domein, abstractie zouden
moeten maken terwille van de grootst mogelijke
vrijheid (en eventueel het grootst mogelijke nut)
voor iedereen. Zoals blijkt, is dit helemaal geen
neutrale, vanzelfsprekende positie, maar een
welbepaalde normatieve stellingname. Het is
echter niet omdat niemand zich op het absolute
standpunt kan stellen, dat men de eigen waarden
moet beschouwen als puur subjectieve preferenties8. Dit kan alleen de conclusie zijn voor
iemand die zijn waarden reeds beleeft op de
wijze van een narcistisch individu dat zich onkwetsbaar poogt op te stellen door elke diepe
verbondenheid en dus ook de noodzaak van het
vragen van erkenning te weigeren.
Wanneer de liberale visie in het aanvaarden van
beperkingen op de vrijheid verder gaat dan
beperkingen terwille van lichamelijke schade,
komt zij onmiddellijk in de grootste moeilijkhe-
___________________________________
den9. Nemen we het aanvaarden van beperkingen terwille van de gevoeligheden van individuen. Men kan onmogelijk om het even welke
gevoeligheden in rekening brengen. Maar waarom bij voorbeeld alleen de gevoeligheden van
christenen (inzake blasfemie) of van de grote
godsdiensten? Waarom niet de gevoeligheden
van allerlei sekten, die soms zeer kwetsbaar zijn
en soms zeer grote groepen individuen betreffen.
Het antwoord dat doorgaans gegeven wordt, is
dat men alleen de gevoeligheden van redelijke
mensen kan in acht nemen. Maar wat is het
criterium van redelijkheid? Redelijkheid is
onbestaande tenzij als een gedeelde redelijkheid
van een gemeenschap, waarbinnen men kan
onderscheid maken tussen juist en onjuist,
verfijnd en niet verfijnd, ... met de steun van
individuen die zelf erkend worden als wijze,
goede, nobele, ... mensen10. Maar dit alles kan
alleen de conservatief aanvaarden: hij accepteert
dat er waarden zijn die individuen overstijgen
en die in de tradities van een gemeenschap, met
behulp van een orthodoxie en van meesters, en
niet met behulp van technische adviseurs en
expertencommissies, worden bewaard en
doorgegeven. Met andere woorden binnen de
liberale visie kan uiteindelijk alleen de macht
(van het getal, of van een willekeurige instantie)
de doorslag geven. De conservatief hoeft niet te
ontkennen dat macht een rol speelt (ze is een
voortdurende bedreiging en verlokking); maar
hij meent tenminste niet totaal te moeten
wanhopen aan de mogelijkheid van een nederige
macht die min of meer in dienst staat van
datgene waarom het gaat. Een macht die steunt
op waarden kàn gruwelijke vormen aannemen
waarin de vrijheid wordt verknecht; maar ze
kan, precies door een beroep op waarden, ook
ten val gebracht worden. Een puur pragmatische
macht is de bron van ultieme willekeur
uiteindelijk in dienst staand van de macht van
de markt. Deze macht van de markt sluit best
aan bij individuen die zo ontledigd zijn dat ze
bereid zijn om ’t even welke aanbevelingen van
________________________________________________________________________________________
Ethische perspectieven 3 (1993)1, p. 6
___________________________________
___________________________________
die willekeurige markt in te volgen11.
Noten
* Deze tekst diende als discussienota voor een vergadering van de Commissie Medische Ethiek van de K.U.
Leuven op 8 februari 1993.
1. Verwijzingen in: Herman NIJS, Autonomie en zelfbeschikking(srecht) van de patiënt, (pre-print).
2. Het gaat om de zogenaamde Williams Committee, cf. Susan MENDUS, Harm, offence and censorship, in: J.
HORTON, S. MENDUS (Eds.), Aspects of Toleration. Philosophical Studies, London & New York, Methuen, 1985,
p. 99-112.
3. Cf. mijn Integrale kwaliteitszorg. Een waanidee?, in Streven 58(1991), p. 784-786.
4. Arnold BURMS en Herman DE DIJN, De rationaliteit en haar grenzen. Leuven/Assen, Leuven Univ. Pers/Van
Gorcum, 1990 , p. 3-4.
5. Dit geldt zelfs in zekere mate voor zeer ‘persoonlijke’ waarden: men kan natuurlijk niet verwachten dat
iedereen dezelfde persoon als vriend zou nemen, maar toch moet (het soort) vriendschap publiek als waarde
erkend kunnen worden. Cf. Roger SCRUTON, Emotion, practical knowledge and common culture, in A.O. RORTY
(ed.), Explaining Emotions.
6. Cf. mijn Trouw, tolerantie en democratie, in Onze Alma Mater 46(1992), p. 301-317.
7. Arnold BURMS, Autonomie: het ideaal van een narcistische cultuur, in Psychologie en Maatschappij, 1992
maart.
8. Cf. mijn De kwetsbaarheid van de ethiek. Woody Allen: Ethiek is een soort trouw, in Onze Alma Mater
45(1991), p. 306-322.
9. Peter JONES, Toleration, harm and moral effect, in J. HORTON, S. MENDUS, O.c., p. 136-157.
10. 0ver dit begrip van redelijkheid, zie mijn Rationaliteit en passie in Tmesis 1(1992)1, p. 12-31.
11. Cf. mijn: Tussen individualisme en traditie. Filosofische reflexies op de postmoderne situatie, in Koepel 5.
Tijdschrift voor sociaal-cultureel en educatief werk 18(1992)4, p. 4-12.
________________________________________________________________________________________
Ethische perspectieven 3 (1993)1, p. 7
Download