BEROEPSCODE VOOR NAP-THERAPEUTEN 14022012 Artikel 1. Wat betreft de regelgeving omtrent de beroepscode zijn de leden en de sub-leden van de NAP op de eerste plaats gehouden aan de regelgeving van de EAP. Artikel 2. Wat betreft eventueel ongeschreven regelgeving omtrent de beroepscode en het handelen van psychotherapeuten, zullen de leden en de sub-leden van de NAP zich voegen naar de Beroepscode voor psychotherapeuten (juni 1993). (zie voetnoot blz. 8 ad punt III.3.2.1.1.betreffende 'Uitvoeringsbepalingen') Artikel 3. Wanneer in de therapie het bespreken van emotionele herinneringen een belangrijke rol kan gaan spelen, past hierin informatie over de functie van het bespreken van herinneringen in therapie: gericht op de huidige betekenis en niet op het vinden van de ware toedracht. In voorkomende gevallen dient de cliënt te worden gewezen op het feit dat zonder verdere concrete aanwijzingen uit herinneringen niet betrouwbaar is af te leiden wat werkelijk gebeurd is. Een suggestieve werkwijze van de therapeut als de cliënt herinneringen ophaalt, vormt door haar sturende werking het grootste risico voor het ontstaan van fictieve herinneringen met een aan de suggestie gerelateerde inhoud. Daarom dient suggestieve beïnvloeding van herinneringen te worden vermeden. (Bron: Advies Gezondheidsraad 27 januari 2004)