File

advertisement
Psychologie WC – geheugen.
21
43
84
90
50
Geheugen is..
 cognitief systeem.
 Codeert informatie.
 Bergt informatie op.
 Haalt informatie weer terug.
Herinnering is altijd een reconstructie van de werkelijkheid.

Controle
Herhaling
Codering
Hercodering
LTG
Iconisch
Echoisch
Haptisch
KTG
Omgeving
Sensorische geheugens
INPUT
Interpretatie, selectie, organisatie, betekenisgeving.
Verbaal
Visueel
Motorisch
Vanuit het korte termijn geheugen (KTG) volgt respons.


Via meerdere zintuigen kun je geheugens aanspreken.
Informatie komt via al je zintuigen binnen.
Hoe halen we herinneringen terug?






Cues.
Triggers.
Open vragen.
Meerkeuzevragen.
Codeerspecificiteit (plaats en associatie).
Belemmeringen:
 Afweer.
 Verdringing.
 Dissociatie (het buiten de ervaring gaan staan, afstand nemen).
Waarom aandacht voor geheugen?
 Invloed jeugdervaring op nu.
 Invloed eerdere bevalling op nu.
 Lichamelijk geheugen.
 Herbeleving, dissociatie, impliciete niet-talig geheugen.
 Wat onthouden cliënten?
Dus: bespreekbaar maken van nare ervaringen.
Wat weet je nog van jouw bevalling?
 Is het waar dat zwangere vrouwen of vrouwen die bevallen zijn vergeetachtig
zijn?
 Herinneringen worden opgeslagen in het lichaam.
 Wanneer er iets verandert met je lichaam of tijdens contact met
iemand anders, zouden herinneringen wel eens boven kunnen komen.
Formuleer tips voor communicatie met als doel het onthouden van informatie.
Onderscheid tussen structuur, inhoud , vorm.

Bij bijv. Een presentatie een structuur of agenda vooraf geven en zich daar
aan houden.
 Herhalen door middel van bijvoorbeeld foldermateriaal.
 Conclusie of samenvatting geven.
 Voorbeelden geven.
 Anekdote gebruiken (humor).
 Illustreren zodat je het kunt visualiseren. (of audio visualiseren).
 Voorbeelden met behulp van onderwerpen uit de eigen ervaring/omgeving.
 Metafoor gebruiken.
Welke geheugensteuntjes kun je gebruiken om bestudeerde kennis beter te kunnen
onthouden?
 Rijtjes.
 Ezelsbruggetjes
 Herhalen en toepassen (verbindingen leggen door te combineren).
 Zelf vragen maken.
 (praktijk) voorbeelden.
Aansluiten bij:
 Referentiekader en belevingswereld.
 Leerniveau en begripsvermogen.
 Taalgebruik.
Overzicht:
 Structuur, rode draad, in hapklare brokken aanbieden, rustmomenten,
samenvatten.
 Helpen organiseren.
 Duidelijk en concreet, helder taalgebruik.


Herhalen, op verschillende niveaus en via verschillende informatievormen
aanbieden.
Cliënten er actief bij betrekken: in eigen woorden laten herhalen en
samenvatten reactie vragen, is het begrepen?, hoe ga je het aanpakken?
Codeerspecificiteit.
Codeertechniek.
Zeven hoofdzonden van het geheugen
 Valse attributie (andere persoon, tijd, plaats).
 Verstrooiing (je bent met andere dingen bezig).
 Vluchtigheid (vervaging, je vindt het niet zo belangrijk).
 Vatbaar voor suggesties (door bepaalde vragen opgeroepen).
 Vertekening (door kennis, stemming of overtuiging).
 Verdringing (blokkering (interferentie met andere herinneringen)).
 Persistentie (bepaalde herinneringen zitten andere in de weg).
Download