ARBEIDSRECHT Werkgeversaansprakelijkheid voor letsel personeel De werkgever is op grond van artikel 7:658 BW aansprakelijk voor de schade die de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden lijdt, tenzij hij aantoont dat hij zijn zorgverplichtingen is nagekomen of dat de schade in belangrijke mate het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer. Deze wettelijke bepaling geeft nogal eens aanleiding tot conflicten en procedures tussen de werkgever en de werknemer. Probleem is meestal of de werkgever genoeg gedaan heeft ter voorkoming van schade die de werknemer door een ongeval of een andere oorzaak is overkomen. Verder rijst soms de vraag of de werknemer opzet of bewuste roekeloosheid kan worden verweten. De bewijslast dat de zorgplicht goed is nagekomen ligt bij de werkgever zelf. Een recent arrest van de Hoge Raad geeft wat meer duidelijkheid in deze vorm van werkgeversaansprakelijkheid. Mr. Nico Ridder Zelfstandig adviseur sociale zekerheid en arbeidsrecht De Hoge Raad heeft onlangs een uitspraak gedaan over de aansprakelijkheid van een werkgever met betrekking tot de schade die een werkneemster onder werktijd heeft geleden. Waar ging het om? Een werkneemster was als sociotherapeut werkzaam bij een TBS-instelling. Tijdens de uitvoering van haar werkzaamheden is zij door een patiënt vastgepakt en meerdere malen op het hoofd geslagen. Zij heeft hierdoor lichamelijk letsel opgelopen en is arbeidsongeschikt geworden. Per 13 september 2004 heeft zij een volledige WAO-uitkering ontvangen. De arbeidsovereenkomst is beëindigd. Werknemer eist schadevergoeding De werkneemster vordert van de werkgever veroordeling tot een schadevergoeding ad 280.000 euro. Zij vindt dat de werkgever aansprakelijk is voor de materiële en immateriële schade op grond van artikel 7: 658 en artikel 7: 611 BW. Het eerste artikel gaat over de schadeplichtigheid van de werkgever voor schade voor de werknemer opgelopen tijdens het werk, het tweede betreft het goed werkgeverschap in algemene zin. Kantonrechter wijst eis af De kantonrechter wijst de vordering van werkneemster af. Dit oordeel steunt onder meer op een psychiatrisch rapport. Volgens dit rapport is de werkgever niet tekortgeschoten in zijn zorg-en instructieplicht. De betreffende TBS-patiënt was niet eerder betrokken geweest bij 14 geweldsincidenten en de agressie ten opzichte van werkneemster had geen aantoonbare reden. Hof: goed werkgeverschap De werkneemster gaat in hoger beroep bij het hof. De grieven van werkneemster worden door het hof verworpen. De werkgever heeft voldaan aan zijn verplichtingen voortvloeiend uit goed werkgeverschap. Het hof overweegt verder dat de werkgever gehouden was zorg te dragen voor een behoorlijke verzekering. Hoge Raad: werkgever moet schade betalen De werkneemster gaat in hoger beroep bij de Hoge Raad (HR). Zij voert aan de werkgever de situatie van de TBSpatiënt onderschat heeft. Hij was veel gevaarlijker dan gedacht werd. De werkneemster legt ook de vraag voor of het hof blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door uit hoofde van goed werkgeverschap eveneens een verzekering aan te nemen voor een regulier arbeidsongeval als het onderhavige. Niet voldoende bescherming geboden De HR beslist als volgt: de klacht dat het hof bij zijn oordeel heeft miskend dat de werkgever niet aan de op haar rustende stelplicht en bewijslast heeft voldaan is terecht. Het hof heeft geen of onvoldoende aandacht besteed aan de vraag of de werkgever wel genoeg gedaan heeft ter bescherming van de werknemers tegen het risico van agressiviteit van TBS-patiënten. Met artikel 7:658 BW is niet beoogd een absolute waarborg te scheppen voor de bescherming van de werknemer tegen het ge- ARBEIDSRECHT vaar van arbeidsongevallen, ook niet ten aanzien van werknemers die in risicovolle omstandigheden, zoals hier aan de orde, moeten werken. Niet voldaan aan zorgplicht Het hof heeft geoordeeld dat de werkgever aan zijn zorgplicht jegens de werknemer(s) heeft voldaan. Dat oordeel is gebaseerd op de argumenten van de werkgever dat hij voldaan heeft aan zijn verplichtingen als werkgever om de werknemer te beschermen tegen risico’s als hier aan de orde. Het hof is volgens de HR voorbijgegaan aan de concrete risico’s van het omgaan met mogelijk agressieve TBS-cliënten. Niet de werknemer had moeten bewijzen (stelplicht) dat de werkgever tekortgeschoten is, maar de werkgever had de plicht aan te tonen dat hij genoeg gedaan heeft om dit soort calamiteiten te voorkomen. De HR is het eens met deze grief van werkneemster. Geen verzekeringsplicht De HR vindt niet dat uit artikel 7: 611 BW (goed werkgeverschap) de verplichting voortvloeit dat in een geval als dit de werkgever een verplichting heeft zorg te dragen voor een behoorlijke verzekering ter dekking van het risico van een arbeidsongeval zoals hier aan de orde. In een eerder arrest heeft de HR al aangegeven dat deze verzekeringsplicht beperkt moet blijven voor verkeersongevallen. Voor werknemers die uit hoofde van hun functie aan het verkeer moeten deelnemen is een dergelijke verzekering wel aangewezen. In zoverre wordt het door werkneemster ingestelde (principale) beroep wel verworpen door de HR. De uitspraak van Hof Den Bosch kan dus niet in stand blijven: de werkgever heeft niet voldaan aan de verplichtingen die voortvloeien uit artikel 7: 658 BW en is dus aansprakelijk voor de geleden schade van de werkneemster. De hoogte van de schade moet na verwijzing aan een ander gerechtshof (Arnhem) worden vastgesteld. Belang arrest voor de werkgever Het is niet nieuw maar wel goed om nog eens te beseffen dat op de werkgever de verplichting rust de werknemer te beschermen tegen risico’s die voortvloeien uit het verrichten van de werkzaamheden. Op de werkgever rust een vrij vergaande zorgplicht. Dat wil niet zeggen dat van de werkgever een absolute waarborg verlangd kan worden dat de werknemer niet het slachtoffer kan worden van ‘bedrijfsongevallen’, zoals hier aan de orde. Stelplicht De werkgever is slechts aansprakelijk voor geleden schade als hij tekortgeschoten is in zijn zorgplicht. De stelplicht, het bewijs hiervoor, moet door de werkgever worden geleverd. Hij moet aantonen dat hij het nodige heeft gedaan om onheil te voorkomen. Het hof was hier Werkgever moet aantonen dat hij werknemer voldoende heeft beschermd in deze zaak min of meer aan voorgegaan en had de stelplicht bij de werkneemster gelegd. Zij had niet aangetoond dat de werkgever tekort geschoten was in zijn taak als werkgever. De werkgever moet er dus op voorbereid zijn in voorkomende gevallen te kunnen aantonen dat hij het nodige heeft gedaan om de werknemer te beschermen tegen de risico’s van het werk. Pas als er sprake is van bewuste roekeloosheid van de werknemer, of van opzet, is de werkgever niet aansprakelijk voor geleden schade. De werkgever is niet verplicht een verzekering af te sluiten voor andere zaken als die van verkeersongevallen. Wellicht wel aan te bevelen, maar in de praktijk zal dit niet altijd gemakkelijk te realiseren zijn. Bron: Hoge Raad, 11 november 2011, nr. 10/04571, LJN BR 5223 15