Renaissance

advertisement
Renaissance
Wedergeboorte van de oudheid
Renascita (Italiaans)
 Term afkomstig van de 15de eeuw
 Rinascimento dell’ antichita (Giorgio Vasari)
Antieke architectuur: Zuilenorde: basiselement
 Gebaseerd op tekst van Vitruvius (overgeschreven in de Karolingische tijd,
1e bron)
 Ruïnes die men nog in Italië vindt
« Roma quanta fuit ipsa ruina docet »
‘Hoe (groot) Rome was, dat leren de ruïnes ons’
Brunelleschi
(bv: Firenze, Duomo (Santa Maria del Fiori))
 Koepel: prestige element (bij Florentijnse kathedralen)
 Koepel van Brunelleschi: belangrijkste werk uit zijn carrière en uit Nieuwe
Tijd
Voorgeschiedenis
 Kathedralen in Toscane krijgen koepel op kruising.
 Meer aandacht voor de koepel dan voor het schip
Kathedraal in verschillende fasen gebouwd door de Pest.
FASE I: Arnolfo di Cambio, 1290
 Koepel heeft de complete breedte van het schip (niet gewelfd)
 Koepel nog belangrijker!
 8 hoekig, klaverblad door 3 armen
 vernieuwd in 13e eeuw.
FASE II: overwelving schip + schip langer, 1357
 Schip verlengen
 Schip overwelven
FASE III: Uitbreiding schip en verbreding klaverblad, 1367
 Nog groter klaverblad (van 62 naar 72 braccia (1 braccio = 58cm))
 Hiervoor moet het oude klaverblad afgebroken worden
Renaissance 1
FASE





IV: verhoging met tamboer, 1380
Koepel nog hoger maken: tamboer tussen koepel en aanzet
Breedte meer dan 43 m, hoogte meer dan 90 m
8-hoekig kloostergewelf
Hout blijft niet strak genoeg, dus toepassen van nieuwe techniek
(zie lessen over koepels)
Men bekomt een koepelruimte
Problemen:
 ‘Formeel’ te groot
 Te grote krimping
Maar men bouwde voort tot het punt zonder oplossing.
FASE V: overwelving door Brunelleschi, 1420-1436
 Brunelleschi moet de koepel maken
 Overwelving van Brunelleschi:
o Buitenaf: 8-ribbig hoekgewelf (slechts schijn)
o Nieuw soort koepel erop
 Vernieuwing!
Hiermee was zijn carrière gezet.
1. Nieuw soort koepel
2. Nieuwe vormentaal All’antica (naar de oudheid)
(bv: Firenze, Ospedale degli Innoncenti (vondelingen hospitaal))
 Plan (niet nieuw) volgens bestaande typologie: binnenhoef + portiek
 Antieke uitwerking (nieuw) met nieuwe elementen
o Antieke zuil met basis en kapiteel
o Balkwerk met architraaf, fries en kroonlijst
o Zeilgewelf of hangkoepel (= bol)
o Impost en rondbogen (ipv spitsbogen in gotiek)
(bv: Firenze, San Lorenzo, Sagrestia Vechia)
 Combinaties
o Pilaster (= platte zuil) met middeleeuwse wortel (proto-renaissance,
niet zuiver antiek uitgewerkt: Architraaf = fotokader, niet als
versiering!)
o Dubbele arcade (= 2 concentrische bogen)
o Pilaster draagt balkwerk, balkwerk draagt bogen
Renaissance 2
Het is dus All’Antica maar met middeleeuwse wortels
 Architraaf bij vondelingenhospitaal buigt om
 Zwart-wit marmer (proto-renaissance)
 Manier waarop boog op pilaster wordt gezet
 Kleureffect
 Lantaarn
Hij inspireerde zich op de ‘proto-renaissance’ (Toscaans)
 De elementen van de vormentaal
 Abstract kleureffect van een zwart-wit vlak
Maar wordt vanaf 1424 ‘Romeinser’ (na afwezigheid uit Firenze)
 Diepte en volume door nissen
 Muur krijgt een plastische muurbehandeling
(bv: Firenze, Santo Spirito)
 ‘Diepte en massa’ in muur
 Volumes toevoegen als versiering
 Concept verandert: Antieke Romeinse architectuur met nissen, geen
vlakke muren
(bv: Firenze, Santa Maria Degli Angeli)
(bv: Firenze, Tamboer kathedraal)
(bv: Firenze, Pazzikapel)
 Door medewerkers van Brunelleschi gemaakt, niet door hemzelf. Wel
volgens zijn lessen.
 Heel de 15e eeuw wordt er naar zijn model ontworpen. Zwart-wit wordt nog
gebruikt tot in de 18e eeuw.
Serliana: Al ouder motief, maar Serlio (architect) gebruikte het vaak in 16e E.
 3-delig met motief ABA
o Boog in het midden (B)
o Vlak afgedekte openingen opzij (A)
o Balk waar boog op rust, dekt openingen af
Leon Battista Alberti
Geleerde, klerk, clerus
Vanuit theoretische kennis (Vitruvius) naar praktische
 Voor het eerst gaat men eerst leren, dan pas bouwen.
Renaissance 3
Hij schrijft 10 boeken over het bouwen: “De re aedificatoria libri decem”
 Eerste moderne tekst over architectuur (1452)
 Antwoord op Vitruvius: Ambacht VS wetenschap
Hij leverde het concept “designo” (basis hedendaagse arch. opleiding)
 Ontwerp op papier tekenen
 Raadgevingen per brief
 Uitvoering is voor anderen
 Hij ging niet naar de werf, zijn kerken raakten nooit af.
Hij kende de Romeinse, antieke werken goed
 Stuk Romeinser dan Brunelleschi
 Veel directere echo van colosseum, triomfbogen, monumentale zuilen
 Hij gebruikte niet alleen elementen, maar ook types:
o Triomfboogschema als basis voor de kerkgevel
 Oudheid: Herdenkingsmonument voor oprichter
 Renaissance: Grafmonument
o Qua vorm + betekenisachtergrond = juist
o Heel veel vormen: dus heel veel verschillende kerken, maar wel
dezelfde stijl
Antieke elementen

Direct citeren
+
+
Antieke betekenis

Dieper nadenken
(bv: Rimini, Tempio Malatestian)
(bv: Mantua, San Sebastiano)
 Tempel en triomfboog in elkaar geschoven
o Combinatie mausoleum + motiefkerk (kerk met doel)
o Citeren van antieke vorm
o Reflectie van betekenis van antieke vorm
(bv: Mantua, San Andrea)
 Gevelformule: fronton + triomfboog
Hij slaagt er in om ver van Rome de Romeinse architectuur te kopiëren in
interieur en exterieur
 Antieke structuren moderner maken
 Kennis van antieke architectuur met betekenis van uitzicht, hier worden
geen lijstje van verschillen ‘antieke’ elementen gebruikt
Renaissance 4
Invloed aan het pauselijk hof te Rome: Francesco del Borgo
(1480)
Hij heeft heel goed naar de antieke architectuur gekeken en past deze aan de
nieuwe opdrachten aan.
(bv: Rome, Palazzo Venezia)
 Binnenhof: 1e x in burgerlijke architectuur letterlijk motief gebruiken
 Halfzuil snijdt door de impost
 Heel letterlijk antiek
(bv: Rome, Vaticaan, Logia della Benedizione (zegeningslogia))
 Nooit afgeraakt, nu afgebroken
 Antieke rondbogen voor loggia’s
 Direct antiek
(bv: Rome, Theater van Marcellus)
 Antiek (herbruik) motief
Vroeg Renaissance in Noord-Italië
Impuls van Brunelleschi of Alberti niet overal even ver verspreid
 Venetië: Vreemde invloeden en een bloeiende gotische (onder)stroom
o Verschil in tijd: Generatie verschil voordat de Renaissance
verspreid raakte (In Italië al, rest van Europa volgde ook)
 Milaan en Pavia: Eigen bouwtradities en zin in decoratie
o Verschil in traditie, gewoonten: Tegen het einde van de eeuw was
Renaissance wel doorgesijpeld, maar met eigen lokaal karakter
 Lokale materialen (Baksteen, teracota, veelkleurig marmer)
 Bonte versiering op pilasters
(bv: Santa Maria delle Grazie, Bramante, 1460)
 Veel kleurige decoratie
15e eeuw: Renaissance heel verspreid (mits lokale en tijdsverschillen)
 Rome/Firenze: centrum
 N-Italië: periferie, maar wel startpunt van de hoog-renaissance
(Italië wordt altijd geassocieerd met Renaissance 15e E, dit is niet perse
waar!)
Bramante en Da Vinci:
 Dialoog over de koepels (perfecte koepelkerk)
Renaissance 5

Idee over centraalbouw rond koepel
De werf van Sint-Pieter te Rome
Nieuwe koorfundamenten: (gaat uiteindelijk niet door)
 Vroeger koor helde over naar opzij
 Koor was te klein
Bramante
 Complexe constructie  “Perkamentplan” (compact centraalplan)
Veel realistischer dan het lijkt
 Gebruikt de oude funderingen van 15e eeuw
 Ontwerp past tussen het paleis (Vaticaan) en obelisk
 Totaal nieuw plan:
o Ingewikkelde ruimten (~ Romeinse thermen)
o Koepel in het midden: Zuilenkoepel (Tamboer, halve bol, lantaarn)
Hij voert enkel de koorzone uit (met complexe ruimtelijke figuratie door gebruik
oude funderingen) en de pijlers van de koepelruimte.
 Koor wordt later afgebroken, enkel de pijlers staan er nog (wel aangedikt)
Bramante en Julius II (opdrachtgever) sterven
Rafaële (schilder-architect), 1514-1520
 Rond elke transeptarm een ambulatorium
(Ambulatoria + schip niet mogelijk door de site)
 Compact centraalplan deint uit
 Pilasters zonder kapiteel = maniërisme
Doet het project uitdeinen naar wat kon de op site
Baldassarre Peruzzi (niet afgewerkt)
 Koepel blijft
 Terug centraalplan
Antonio da Sangallo de jongere
 Maquette gemaakt
 Complete set tekeningen
 Niet echt werf
Sint-Pieter:
Veel op papier, weinig afgewerkt
Renaissance 6
Enige constante: Koepelruimte van Bramante voortzetten (met de pijlers)
(bv: Rome, San Pietro in Montorio, ‘Tempietto’, Bramante, ca 1510)
 Bramante neemt een antiek tempeltje en plaats er een koepel op
o Serlio publiceerde het gebouw
o Normaal moest er een ronde portiek rondkomen (niet uitgevoerd)
Bramante’s nieuwe paleismodel
(bv: Palazzo Caprini)
 Bramante plakt de ‘Romeinse tempel’ op de voorgevel van het paleis
 Plastische effecten
o Gekoppelde zuilen
o Heel veel reliëf
 Sokkel + tempelportiek = 1e verdiep ( Slaat in als een bom)
 Dorische orde
 Sterk vooruitspringende zuilen en ramen
 Rustiek blokwerk: bewust ruw gelaten oppervlak, maar toch goed
afgewerkt (opica rustica)
 Bestaat niet meer (afgebroken bij aanleg van Bernini’s St-Pieter), maar er
is nog wel een navolger in Rome
Maniëristische interpretaties: Rafaële en Peruzzi
= Uitvinden van nieuwe varianten op de elementen en formules van de zuilenorde
 Reduceren of vereenvoudigen van klassieke formules
 Compliceren van klassieke formules
 Uiten van hun kunnen
o Pilasters zonder kapiteel
o Geen friezen
o Uitspringen van architraaf
o Gereduceerd balkwerk
(bv: Palazzo Massimo alle Colone)
 Peruzzi krijgt enorm veel beperkingen: suggereert een portiek: krijgt pas
diepte in het centrum, gevel met bocht in, nieuwe raampjes
Palazetto: gereduceerde vorm van een palazzo
(bv: Palazzo Baldassini, door Sangallo)
 Suggereren wat mankeert (doordat de grond niet groot genoeg was)
Renaissance 7
o Binnenhof met enkel de lodgia aan de binnenzijde (inkom)
(Hier ook de trap die naar boven vertrekt = circulatie)
o Op de 3 andere gevels de gevelportiek suggereren
(bv: Eigen huis van Sangallo, in de Via Giulla)
 Weinig te zien als je binnenkwam
 Hij ontwerpt een achterwand
Bramante/Raffaële/Perruzi/Sangallo
 Creëren nieuwe architectuur
 Men gaat buiten Rome bouwen, omdat er geen werk meer was in Rome.
Hoogrenaissance in Noord-Italië
Giulio



Romano
schilder-architect
Met Rafaël en Peruzzi gewerkt
Komt in Rome niet aan de bak
(bv: Mantua, Palazzo del Te (“T))
 Jachthuis (op een eiland) uitgebreid tot ‘hof du plaisance’ (villa), maar het
oude landhuis moet bewaard worden
 Alle gevels andere gevelordonnantie (verschillende motieven)
o OW-as: Ritmische travee (Smal-breed-smal)
o NZ-as: Telkens 3 rondbogen
 Gevels tegenover elkaar zijn hetzelfde opgebouwd, maar toch verschillend
 Warm beige kleur
 Baksteen/Stucco
 Bovenop een balustrade die het ritmische motief doorzet
Maniërisme: spelletjes met architectuur
 Contrasten in texturen
 Elementen te groot/klein
 Elementen die uit elkaar vallen
(bv: “De vallende triglief”, meest bekende maniëristisch spelletje uit 16e E)
1. Onafgewerkte fase: Normaal fronton, maar lijkt niet goed afgewerkt te zijn
2. Afgewerkte fase: Timpaan doorsneden door de sluitsteen, geen pilaster, maar
een krul
3. Uiteenvallende fase: Triglief valt naar beneden en zorgt voor ‘vallende’
architraaf (doet steen naar voren springen, deze steen is rustiek afgewerkt)
Renaissance 8
Michele Sanmicheli: le antichità de Verona
 Komt ook uit Rome (bij de bekenden opleiding gehad)
 Romeinse stijl, maar eigen stijl
 Heeft tussen Verona en Venetië carrière opgebouwd
Verona heeft een uitgesproken eigen antieke traditie
(bv: Cappella Pellegnini (grafkapel))
 Rond grondplan met koepel
 Complexe ritmische traveeën
o Afwisselend smalle en brede traveeën
o Recht, spiraalvormige cannelures (groeven op pilasters)
 Afwisseling van grootte van nisopeningen
 Rijke composities
 Wordt lokaal kenmerk
 Rijke afwisseling
 Decoratie
(bv: Verona, Porta dei Borsani)
(bv: Verona, Palazzo Bevilacqua)
Hij is een militaire architect. (Oorlog = belangrijke opdrachtgever)
Poort = pronkstuk
(bv: Verona, Porta Palio-Porta Nuova)
 Stadspoorten (bolwerk ernaast is meestal verdwenen)
 Werken in laagjes (die vooruit springen)
 Dorische orde of (de vereenvoudigde) toscaanse orde
 Mannelijke orde = sterke orde
(bv: Verona, Antiek theater, gang (Andrea Palladio))
Jacopo Sansovino: een nieuw Venetië voor doge Andrea Gritti


Komt ook van Rome, ook weer door de bekenden opgeleid
Civiele architect  Militaire architect Sammicheli (voor Venetië)
Heel het monumentale centrum is rond het Dogenpaleis gebouwd
Renaissance 9
Venetië = Nova Roma (het nieuwe Rome)
(bv: Muntgebouw, zeer Romeins)
Venetiaans = geen opera rustica, enkel nog reliëfeffect
(bv: Libreria (bib))
 Lijkt heel Romeins:
o Romeinse zwaarte en monumentaliteit (anders dan Venetiaanse arch)
o Antiek theatermotief van Rome
o Balustrade met standbeelden (aanpassing aan lokale context:
transparantie)
Andrea Palladio




Venetiaan die geïnspireerd wordt door San Sovino, …
Nooit in Rome geweest
Steenhouwer met veel talent
Wordt bekend als architect door het winnen van een wedstrijd
(bv: Vincenza, basilica)
 Openbare wedstrijd: Vernieuwing van de basilica
 Nieuw omhulsel voor dit gebouw
 1 van de meest geïmiteerde architecten later in W-Europa
 Dorisch + Ionisch
 Minder decoratie: strakkere gevel
 Komt voor in het traktaat van Serlio
 Heel scheve kern = moeilijk
o Zet er allemaal Serliana’s rond (aan elkaar geregen)
o Centrale stuk van de serliana’s is gelijk, maar de breedte varieert
 Onregelmatigheden van het gebouw erachter camoufleren
 Openingen moesten wel overeenkomen
 Centrale opening = hetzelfde
 Opening tussen centraal en pilaren verschilt (zijlicht)
Het motief stemt overeen met de grootse gebouwen van die tijd
 Hij evolueert wel in de tijd
o Begin: streng, geen decoratie
o Later: wel decoratie, maniëristische truckjes, gigantische orde (2
of meer verdiepen omvat in 1 orde), alle muren met stuccodecoratie
(bv: Vicenza, Loggia del Capitaniato, 40 jaar later)
 Alles bedekt met figuren
Renaissance 10
Maniëristisch spelletje: 1 grote orde voor 2 verdiepen (ipv 1 verdiep)
= Gigantische orde of kolossale orde
 Ramen snijden in de architraaf en balkwerk
(bv: San Giorgio Maggiore (Palladio), Venetië)
 Meest bekende werk van hem
 Meest antieke tempelmotief als basis
 Tempelmotief geplakt tegen een tweede tempelmotief
 Interieur eerder geïnspireerd op de thermen (bij sommige ook op de villa)

(bv: Venetië, San Francesco della Vigna)
 antiek tempelmotief  basis van de ‘meest geïmiteerde Palladio’
Typisch: Grote brede lagen + hoge smalle lagen
Rome in het midden van de 16e eeuw
Michelangelo
 Toch ook maniërist: nieuwe elementen, … gebruiken
(bv: Firenze, Nieuwe sacristie, San Lorenzo)
 Nieuwe elementen: witte marmeren architectuur
 De deuren worden verpletterd door enorme missen
 Girlanda/pantela -> nieuwe vormen; volute: console met leeuwenkop
(bv: Firenze, Biblioteca Laurenziana, inkomhal)
 Zuil in nis als toegevoegde decoratie ipv steunpunt
 Zuil niet meer belangrijkste deel van de muur, maar voor de muur
 Zuil in grotere groepen
(bv: Rome, Porta Pia)
 Consoles met leeuwenkop uit de vensters
 Stukken fronton in een ander fronton geplaatst
(bv: Rome, Palazzo Farnese)
 Al deze uitvindingen worden in gravure gepubliceerd en elders gebruikt in 16e17e eeuw
Michelangelo en de voltooiing van de Sint-Pieter


Michelangelo is 60 en wil geen salaris (voor zijn zielenheil)
Ambulatorium en megalomane ontwerpen van voorgangers afgebroken
Renaissance 11


Alles heel compact rond de koepelruimte van Bramante
o Compact centraalplan met een lob aan elke kant
o Overgangen worden afgeschuind (past in de site)
Nissen en vensters volgens maniërisme van eigen uitvinding
Bij zijn dood zit men aan de koepel. Hier liet hij tekeningen van over:
 Ontwerp 1: Spitse koepel, kleine lantaarn, neutrale attiek
 Ontwerp 2: Lage koepel (halve bol), zeer grote lantaarn, ritmisch
behandelde attiek
 Ontwerp 2 wordt uitgevoerd met een kleine wijziging.
(bv: Capitool, pleinontwerp)
 Oude hart van antieke Rome
 Ovaal = centrum van heel het plein
 Centraal perspectief: 2 paleizen symmetrisch aan weerskanten
 Ingang: 2 paardentemmers (antieke beelden van graf ergens)
 Standbeeld van Constantijn te paard in het midden = Christelijk beeld
 Half antieke, half Christelijke stempel
 Ovalen motief enz wordt daarna heel populair
Renaissance 12
Download