Algemene inleiding Renaissance

advertisement
Algemene inleiding Renaissance
Italië bestond in de vijftiende eeuw uit stadstaten, veelal met eigen koning of adellijke heerser.
Lombardije, Venetië, Florence, Rome, Napels etc. Allemaal met eigen hofcultuur en dikwijls eigen
tradities.
Er was veel uitwisseling met het buitenland vanwege de handel, ook door reizen, uitwisseling van
kunstenaars en ambachtslieden, kunsthandel. Ook boekdrukkunst en prentkunst waren belangrijk
voor de verspreiding van nieuwe ideeën.
Italiaanse schilders gingen terug naar klassieke regels voor toepassing van perspectief, kleurenleer en
compositie. Deze regels moesten bijna wetenschappelijk worden toegepast.
Belangrijkste kunstenaar: Piero della Francesca: Borgo San Sepolcro 1415-1420 – 1492.
Hij verdiepte zich in kunsttheorie en perspectief, specialiseerde zich in licht- en luchtschildering,
streefde naar monumentaliteit door middel van heldere vormen en ruimtelijke verhoudingen.
Schreef veel over kunsttheorie. Plaatste zijn religieuze scènes vaak in ‘modellen’ van gebouwen. Met
name zijn figuren blijven vaak onhandig en plat geschilderd.
Voorlopers van hem zijn Fra Angelico (1400-1455) en Giotto (1266-1337).
Tijdsbeeld rond 1500: uitvinding boekdrukkunst, reformatie, ontdekkingsreizen, internationale
contacten en handel, humanisme. Alles tezamen ondergraaft dit de middeleeuwse Bijbelse waarheid.
Kunstenaars worden zelfbewuster en minder dienend ten opzichte van hun opdrachtgevers. Er
ontstaat een creatieve competitie tussen vernieuwers, waardoor de kunst met snelle sprongen
vooruit gaat. Kort na 1500 zijn Rafael, Michelangelo en Leonardo da Vinci gelijktijdig bezig in Rome:
de hoogrenaissance.
Rafael (Rafaello Sanzio): Urbino 1483-Rome 1520
Vanaf 1494 leerling van Perugino in Perugia, 1504-1506 Florence.
Vanaf 1508 Rome, bouwmeester van de St. Pieter als opvolger Bramante.
Werkte met Leonardo, Fra Bartolommeo, Michelangelo.
Meest bekend van hem zijn stanzen (zalen) en loggia’s, in het Vaticaan. Verder Madonna’s,
(paus)portretten, School van Athene.
Albrecht Dürer, Nürnberg 1471-1528 was een Duitse schilder, graveur, graficus. Zoon van een
Hongaarse goudsmit. Kwam in contact met Schongauer en drukker Wohlgemut. Reisde naar Basel,
Italië (Venetië) 1495, nogmaals 1505-1507. Reisde naar de Nederlanden 1520-21. Versnelde de
ontwikkelingen in kunst en druktechniek, mede onder invloed van het opkomende humanisme.
Dürer leerde snel, bedacht tal van nieuwe beeldinventies en beïnvloedde kunstenaars in noord- en
zuid-Europa. Was zeer betrokken bij perspectiefleer en andere optische vernieuwingen. Daarnaast
was hij een ongeëvenaard tekenaar van de werkelijkheid in portret, zelfportret en natuur.
Discussiepunt
In het algemeen werd in de Renaissance de kunst van de Italianen hoger ingeschat dan die van de
Nederlanders en Vlamingen. Italianen schiepen een toneelbeeld met acteurs die volgens de regels
gekleed waren, ‘nobel’ uitgebeeld, met voorgeschreven gebaren, in een symmetrisch gebalanceerd
landschap, helder, zonder afleidende details.
De Vlamingen, Nederlanders en Duitsers verloren zich in eindeloze alledaagse details in het interieur,
huisdieren, kleding, sieraden, ongepast geklede of zelfs naakte lichamen, vreemde fantasieën. Het
landschap is realistisch en dus rommelig.
In de negentiende eeuw werd deze houding van de Vlamingen ‘primitief’ genoemd en een uiting van
een boerse volksaard. Johan Huizinga zag er een laatste stuiptrekking in van de middeleeuwse geest
die wil pronken. De Renaissance zou daarmee afgerekend hebben.
1
algemene inleiding renaissance
Verslag Neeltje Griffioen 2013
Deze oordelen doen afbreuk aan de geweldige vernieuwingen die de Vlaamse schilders en later
Bosch en Dürer hebben ingebracht en de liefdevolle aandacht voor de werkelijkheid en de natuur.
De Italiaanse Renaissance leidde in de zestiende eeuw ook tot overdaad. Kunstenaars wilden hun
modellen steeds mooier maken, totdat het overdreven werd. Dit noemen we maniërisme.
In de Middeleeuwen staat de godsdienst centraal, in de Renaissance de mens. In de 15e eeuw begon
de Renaissance in Italië en in de 16e eeuw in de rest van Europa.
Renaissance betekent wedergeboorte: de mens ontdekt zichzelf.
De gotiek is in Italië nooit tot volle wasdom gekomen in tegenstelling tot in Frankrijk. Dat kwam
omdat de ’Goten’ de bouwkunst van de gotiek afkraakten.
Met de Renaissance grijpt men terug op beelden uit de Oudheid, het is dus een soort wedergeboorte
van de Oudheid. Er waren nog, vooral in Rome, restanten uit de Oudheid te vinden. De bouwkunst
van de oude Romeinen werd opnieuw bestudeerd. Gotische elementen begonnen te verdwijnen.
‘Goten’ werd een scheldwoord, dat waren Barbaren.
Tegenwoordig restaureren ze kunst- en bouwwerken zo, dat je kunt zien wat oud is en wat niet.
In de Middeleeuwen was de kunstenaar een ambachtsman, in de Renaissance kreeg de kunstenaar
meer status. In die tijd werd de eerste kunstacademie opgericht.
De middeleeuwse mens geloofde dat God alles voor iedereen tot in de kleinste details regelde en
bepaalde. De kerk werd gezien als het zichtbare machtsapparaat van God.
Tegen het eind van de middeleeuwen kwam daar geleidelijk verandering in.
Een aantal oorzaken daarvan:
1. Het aanzien van de kerk verminderde
De kerk kwam in een ernstige crisis toen de paus Rome moest verlaten en zijn zetel naar Avignon in
Frankrijk verplaatste. Philips de Schone, koning van Frankrijk had namelijk ruzie met de paus; aan wie
moest er belasting gegeven worden? Er waren dus machtskwesties. De koning werd gedreigd dat hij
in de ban gedaan zou worden. Er kwam een paus in Avignon; na 70 jaar keerde de paus weer terug
naar Rome, maar er werd ook nog een paus in Avignon benoemd en daarna nog één in Pisa. In de 15e
eeuw waren er “ineens” drie pausen. Dit was natuurlijk slecht voor het aanzien en de macht van de
Kerk.
2. De mensen werden zelfbewuster
Men ontdekte dat de mens in staat was zijn eigen lot te bepalen en dat God niet alles regelde. Geld
bepaalde vaak de rol en de plaats van de mens in de samenleving. Hij werd onafhankelijker. Hij
begon zelf uit te maken wat wel en niet mocht, wat wel en niet kon en wat hij wel en niet mocht
denken. De reformatie was daar het gevolg van. Luther keerde zich fel tegen bijvoorbeeld het
verkopen van geestelijke ambten, de slechte manier waarop veel geestelijken leefden en het
verkopen van aflaten. Hij had zijn kritiek op de kerk in 95 stellingen samengevat en deze spijkerde hij
in 1517 op de kerkdeur van Wittenberg (Duitsland). De door de kerk in stand gehouden orde was
totaal vermolmd en verstard. Vorsten steunden Luther tegen de officiële kerk. Niet alleen om zijn
ideeën, maar ook om de macht van de kerk van Rome te breken. Nog geen 20 jaar voor het optreden
van Luther werden andere hervormers en vernieuwers als ketters op de brandstapel omgebracht.
3. De wetenschap kwam tot bloei
De wetenschap in de middeleeuwen concentreerde zich in de kloosters. Toen de steden sterk
opkwamen en veel invloed kregen, werden daar universiteiten gesticht. De grote invloed van de
geestelijkheid werd minder.
Op de universiteiten ging men zich bezighouden met natuurkunde, wiskunde, sterrenkunde,
anatomie, filosofie enz. Ze kregen ook belangstelling voor geschriften van niet-christenen, m.n. die
2
algemene inleiding renaissance
Verslag Neeltje Griffioen 2013
van de Grieken en Romeinen. Men ging daarom ook goden schilderen. Ook de rondbogen en
timpanen kwamen weer terug in de bouwwerken. Deze geschriften golden in de M.E. als heidens.
Tijdens de kruistochten was men ook in aanraking gekomen met de cultuur van de Islam. In 650 na
Chr. kwam de Islam op door Mohammed, de profeet van Allah. De Islam betekent ‘overgave aan
God’. De Christenen kwamen hiertegen in opstand en organiseerden kruistochten om de Christelijke
monumenten te behouden. Onderweg plunderden ze alles. Vaak was het juist het uitschot van de
maatschappij dat meeging op de kruistochten. Daar kochten ze hun leven mee, want vaak waren ze
tot de dood veroordeeld.
De beoefenaars van de wetenschap kregen speciale belangstelling voor alles wat zich in de natuur
voordeed en gingen dit onderzoeken. De anatomie van de mens werd interesseobject.
De kerk vond het gesnij in het lichaam maar niets; het lichaam werd beschouwd als een tempel van
God, een instrument in zijn handen. Dat mocht de mens niet zomaar onteren. De kerk gaf wel
toestemming lijken van ter dood gebrachte misdadigers ter beschikking van de wetenschap te
stellen. Het lichaam van zo’n persoon werd niet beschouwd als instrument van God en zou bij het
laatste oordeel toch niet verrijzen.
4. De ontdekkingsreizen verruimden het gezichtsveld
Columbus ontdekt in 1492 Amerika.
De belangrijkste staten van Europa zochten naar nieuwe producten om handel mee te drijven. Het
was ook de tijd van de opkomst van de machtige vorsten, die bijna alle macht, ook over leven en
dood, naar zich toe trokken. Onder bescherming van deze vorsten werden kleine vloten uitgerust om
nieuwe gebieden te ontdekken. Vele kwamen terug met goud en zilver. Zo werd ook duidelijk dat
Europa deel was van een veel grotere wereld en dat Europa niet het centrum van alles was.
De vaste waarheden van die tijd stonden te wankelen.
5. De ontdekking van de boekdrukkunst.
In het midden van de 15e eeuw werden losse letters en tekens gesneden of gegoten. Daarmee kon
men een zetsel maken dat na gebruik weer opnieuw dienst kon doen. Men kende al wel de
zogenaamde blokboeken. Hierbij werd de tekst en afbeelding uit één stukhout gesneden en later
afgedrukt. Het was een tijdrovend werkje en zo’n blok hout kon alleen maar voor dat ene boek
worden gebruikt.
De nieuwe vinding van losse letters en tekens was eenvoudiger en er kon sneller mee gewerkt
worden. In deze boeken werden ook afbeeldingen afgedrukt. Die moesten wel eerst in hout
gesneden worden. Wat op papier zwart moest worden liet men in het hout staan. Wat wit werd,
moest worden weggesneden.
Op het eind van de 15e eeuw werd naast hout ook koper gebruikt om een afbeelding mee af te
drukken. Daarvoor moest in een plaat koper eerst een afbeelding gekrast worden. Elke kras is na het
drukken op papier als een zwarte lijn te zien. Dus het werken op een koperplaat diende anders te
geschieden dan in hout.
3
algemene inleiding renaissance
Verslag Neeltje Griffioen 2013
Houtsnede van Holbein:
“de dood en de abdis.
Kopergravure:
Lucas van leyden:
“de heilige Antonius”
Na het inkrassen van de afbeelding in de plaat koper (graveren) werd deze met inkt ingewreven. In
de ingekraste groeven bleef na het schoonvegen, de inkt achter. Als deze plaat, onder hoge druk, op
papier afdrukte, zoog het papier (een weinig vochtig gemaakt) de inkt uit de groeven en dat gaf de
afbeelding.
Later werd met behulp van bepaalde zuren delen sterker uitgebeten. De delen die niet met zuur
moesten worden behandeld werden met lak afgedekt. De uitgebeten partijen werden na het
afdrukken donkerder, omdat daar meer inkt in bleef zitten. Zo kon men in een kopergravure heel
fijne nuances zwartgrijs aanbrengen.
Een houtsnede of houtgravure is harder; de tegenstelling zwart-wit is harder.
In de Renaissance zijn er een aantal kunstenaars, die zich speciaal met deze druktechnieken
(grafische technieken) bezighielden, zoals Albrecht Dürer.
Ze maakten vooral de illustraties in (wetenschappelijk) boeken. Deze boeken kregen grote
verspreiding.
Tot de uitvinding van de fotografie in de 19e eeuw, vervulden de gravures de rol van persfotografen
en maakten o.a. belangrijke kunstwerken in grote kring bekend door hun gravures.
Gravure van Albrecht Dürer;
“Adam en Eva”
4
algemene inleiding renaissance
Verslag Neeltje Griffioen 2013
Download