Titel I: algemene bepalingen Art. 1: materie Art. 2: missie Art. 3: provinciale beleidscultuur Art. 4: toepassingsgebied TITEL I – ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1: materie Dit decreet regelt een gemeenschaps- en gewestaangelegenheid. Historiek: Inwerkingtreding 1.1.2006 cf. Provinciedecreet - art. 268, §2 Links: Commentaar: Overeenkomstig artikel 19, §1, tweede lid van de bijzondere wet tot hervorming der instellingen van 8 augustus 1980 (hierna “BWHI) dient het ontwerp van decreet te vermelden of het een gewest of een gemeenschapsaangelegenheid betreft. Huidig ontwerp betreft hoofdzakelijk gewestaangelegenheden, waarbij het Vlaamse Gewest bevoegd is op grond van artikel 6, §1, VIII van de BWHI, zoals gewijzigd bij bijzondere wet van 13 juli 2001 houdende overdracht van diverse bevoegdheden aan de gewesten en de gemeenschappen. Aangezien sommige bepalingen van het ontwerp evenwel ook gemeenschapsaangelegenheden betreffen, wordt hiernaar ook verwezen in dit artikel. __________________________________________________________________________________________ Artikel 2: missie Tot 31 december 2013 De provincies zijn het intermediair beleidsniveau tussen het Vlaamse en het gemeentelijke niveau. De provincies beogen om op het provinciale niveau bij te dragen tot het welzijn van de burgers en tot de duurzame ontwikkeling van het provinciale gebied. Overeenkomstig artikel 41 van de gecoördineerde Grondwet zijn ze bevoegd voor de regeling van de provinciale belangen. Tot die provinciale belangen behoren met name : 1° de bovenlokale taakbehartiging. Een taakbehartiging is bovenlokaal als ze aangelegenheden van lokaal gemeentelijk belang overstijgt, voorzover ze streekgericht blijft en gericht is op realisaties binnen de grenzen van het grondgebied van de provincie; 2° ondersteunende taken op verzoek van andere overheden; 3° het nemen van initiatieven met het oog op gebiedsgerichte samenwerking tussen besturen in een regio, met inbegrip van samenwerkingsverbanden met of zonder rechtspersoonlijkheid, binnen de grenzen vastgelegd door de Vlaamse Regering, zonder afbreuk te doen aan het decreet van 6 juli 2001 houdende de intergemeentelijke VVP/RVL – morfologie van het provinciedecreet – versie juli 2012 samenwerking. Overeenkomstig artikel 6, § 1, VIII, tweede lid, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen en artikel 46 van de gewone wet van 9 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, oefenen de provincies ook de bevoegdheden uit die hen door of krachtens de wet of het decreet zijn toevertrouwd. Enkel als dat bij decreet uitdrukkelijk is bepaald, kunnen de provincies de medewerking van de gemeenten regelen. Vanaf 1 januari 2014 [§1. De provincies zijn het intermediair beleidsniveau tussen het Vlaamse en het gemeentelijke niveau. De provincies beogen om op het provinciale niveau bij te dragen tot de duurzame ontwikkeling van het provinciale gebied. §2. Overeenkomstig artikel 41 van de gecoördineerde Grondwet zijn de provincies bevoegd voor de regeling van de provinciale belangen. Tot die provinciale belangen behoren met name: 1° de bovenlokale taakbehartiging. Een taakbehartiging is bovenlokaal als ze aangelegen- heden van lokaal gemeentelijk belang overstijgt, voor zover ze streekgericht blijft en gericht is op realisaties binnen de grenzen van het grondgebied van de provincie; 2° ondersteunende taken op verzoek van andere overheden; 3° het nemen van initiatieven met het oog op gebiedsgerichte samenwerking tussen besturen in een regio, met inbegrip van samenwerkingsverbanden met of zonder rechtspersoonlijkheid, binnen de grenzen, vastgelegd door de Vlaamse Regering, zonder afbreuk te doen aan het decreet van 6 juli 2001 houdende de intergemeentelijke samenwerking. Alleen als dat bij decreet uitdrukkelijk is bepaald, kunnen de provincies de medewerking van de gemeenten regelen. §3. Inzake de aangelegenheden vermeld in de artikelen 4 en 5 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen oefenen de provincies slechts de bevoegdheden en taken uit indien en voor zover hen die door of krachtens de wet of het decreet zijn toevertrouwd. Voor zover dit bij decreet is bepaald, oefenen de provincies deze bevoegdheden uit overeenkomstig de bepalingen opgenomen in een bestuursakkoord afgesloten tussen de Vlaamse Regering en de provincies. De Vlaamse Regering sluit hiertoe een bestuursakkoord met elk van de vijf provincies. Deze bestuursakkoorden bevatten zowel een algemeen luik, identiek in de vijf bestuursakkoorden, als een specifiek luik, afgestemd op de betrokken provincie. De bestuursakkoorden worden gesloten voor een periode van zes jaar. Ze starten op 1 januari van het tweede jaar dat volgt op de provincieraadsverkiezingen en lopen af op 31 december van het jaar na de volgende provincieraadsverkiezingen. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere modaliteiten met betrekking tot de inhoud en de procedure voor de opmaak, het afsluiten en de evaluatie van de bestuursakkoorden.] (Gewijzigd bij decreet 6 juli 2012; B.S. 3 augustus 2012) Historiek: Inwerkingtreding 1.1.2006 cf. Provinciedecreet - art. 268, §2 Links: art. 42, 43, 58, 198 Commentaar: In het eerste lid van het artikel wordt nader omschreven wat de algemene doelstelling is van het provinciaal belang. In de volgende leden wordt omschreven hoe deze algemene doelstelling wordt vertaald in specifieke taken en wordt de relatie tussen het provinciaal bestuursniveau met de andere Vlaamse overheden geduid. De provincies kunnen zelf oordelen over wat zij van provinciaal belang achten, op voorwaarde dat die materies hen niet door of krachtens de Grondwet, wetten of decreten zijn onttrokken. De notie van provinciaal belang zoals voorzien in de artikelen 41 en 162 van de Grondwet berust niet zozeer op het administratief territorium van een provincie maar op de bovenlokale taakbehartiging en belangenafweging. VVP/RVL – morfologie van het provinciedecreet – versie juli 2012 In het bestuursakkoord van 25 april 2003 punt 4.3. worden de taken van het provinciaal bestuursniveau als volgt geduid de begrippen bovenlokale taakbehartiging, ondersteunende taken en gebiedsgerichte samenwerking Bovenlokale taakbehartiging Het begrip bovenlokaal moet duidelijk worden gedefinieerd en onderscheiden van intergemeentelijke samenwerking én van gedeconcentreerde, al dan niet verzelfstandigde, Vlaamse diensten. Deze zijn hulpstructuren respectievelijk van de gemeenten en van de Vlaamse overheid. Deze hulpstructuren kunnen niet dienen om verdelings- of keuzevraagstukken van bovenlokale aard te beslechten. Zij worden opgericht voor de doelmatige uitoefening van welomschreven taken van gemeentelijk of Vlaams belang. De rechtstreekse band met de gemeenten of de Vlaamse overheid moet hierbij gevrijwaard blijven. Van zodra enkele gemeenten iets samen doen, betekent dit niet dat het bovenlokaal is. In eerste instantie moet worden uitgemaakt of een bevoegdheid een lokale aangelegenheid is. In dat geval kan deze bevoegdheid ook intergemeentelijk worden uitgeoefend: dit is dus duidelijk niet bovenlokaal. Enkele criteria om het bovenlokale karakter te bepalen (niet noodzakelijk cumulatief te gebruiken): - het moet gaan om een taak of bevoegdheid die niet lokaal is - het moet gaan om een beleidsmaterie die effecten heeft op meerdere gemeenten uit de provincie. Het moet gaan om een beleidsmaterie waar de belangentegenstelling tussen de gemeenten onderling groot is en waarover een beslissing moet worden genomen die een verdelingsvraagstuk inhoudt het moet gaan om een beslissingsbevoegdheid als beroepsinstantie Ondersteunende taken Dit kan enkel onder de voorwaarde dat lokale besturen dat echt vragen. Hierbij kan ook een onderscheid worden gemaakt naargelang de grootte van de gemeente: zo zullen kleinere gemeenten gemakkelijker een beroep doen op provinciale ondersteuning wat op zich positief is. Wel moet deze provinciale ondersteuning aan een aantal criteria voldoen: - de lokale besturen zijn vragende partij waarbij de provincies een aanbod kunnen doen ondersteuning gericht op maatwerk voor het lokaal bestuur én op versterking van de bestuurskracht van gemeente/OCMW, dus geen afhankelijkheid creëren; - tijdelijk van aard: juist gericht op het feit dat de bestuurskracht van het lokaal bestuur versterkt wordt zodat men na een tijd de verantwoordelijkheid ten volle zelf kan nemen. Gebiedsgerichte samenwerking Een apart aandachtspunt vormt de gebiedsgerichte samenwerking. Naast de eigenheid van de drie verkozen bestuursniveaus is het samenwerken tussen de besturen een belangrijke noodzakelijkheid. De laatste jaren wordt hierbij meer en meer aandacht besteed aan de methode van de gebiedsgerichte samenwerking. Relevante partners (verkozen besturen, derden) worden afhankelijk van een maatschappelijk (complex) probleem op een georganiseerde wijze procesmatig ingezet en samengebracht om te komen tot een gepaste oplossing. Hierbij wordt op basis van concrete afspraken (wie doet wat?, wie betaalt wat?) integrerend samengewerkt binnen het afgebakend gebied waar het probleem zich voor doet. Afspraken krijgen hun neerslag in een beheersovereenkomst. De verschillende partners staan enerzijds in voor de uitvoering van de door hun opgenomen engagementen en anderzijds voor de terugkoppeling van hun verantwoordelijkheden naar de respectievelijke raden. Omwille van deze gebiedsgerichte benadering dienen de provinciebesturen vanuit hun profiel bijzondere aandacht te hebben voor deze gezamenlijke methodiek. Zij kunnen daarbij, evenmin als de andere partners, het alléénrecht op het project opeisen.’ Artikel 2, tweede lid, 3°, bepaalt dat de provincies de mogelijkheid hebben initiatieven te ontwikkelen met het oog op gebiedsgerichte samenwerking tussen besturen in een regio. Het artikel bepaalt echter uitdrukkelijk dat de hierin beschreven samenwerkingsverbanden moeten kaderen binnen de grenzen vastgelegd door de Vlaamse Regering. Het besluit dat hier wordt bedoeld mag echter geen afbreuk doen aan het decreet van 6 juli 2001 houdende de intergemeentelijke samenwerking. De Vlaamse Regering zou er echter kunnen voor opteren de grenzen, waarvan sprake in dit artikel, te laten vastleggen in een decreet op de interbestuurlijke samenwerking dat wordt aangekondigd in het bestuursakkoord van 25 april 2003. Hierover zegt dit bestuursakkoord: “de Vlaamse Regering zal werk maken van de opmaak van een decreet op de interbestuurlijke samenwerking die bepaalde verhoudingen en afspraken tussen de bestuuursniveaus generiek (over de beleidsdomeinen heen) zal VVP/RVL – morfologie van het provinciedecreet – versie juli 2012 vastleggen; In dit decreet op de interbestuurlijke samenwerking zullen in elk geval de afspraken met betrekking tot de beheersovereenkomsten, zoals bepaald in dit bestuursakkoord, opgenomen worden. Bij de redactie van het decreet zal nagegaan worden of er al dan niet nood is aan een generiek juridisch kader. Dit eventuele kader mag geenszins de principes zoals voorzien in het decreet op de intergemeentelijke samenwerking uithollen. Een werkgroep wordt opgericht om een basistekst uit te werken”. Net zoals voor de gemeentelijke overheid is ook het subsidiariteitprincipe zoals uitgewerkt in het Europees Handvest inzake lokale autonomie van toepassing op het provinciaal bestuursniveau. Wat niet omwille van doelmatigheid en/of kostenbesparing op gemeentelijk niveau gestalte kan krijgen dient verder afgetoetst en eventueel toegewezen te worden op provinciaal niveau. De provincies kunnen daarnaast bij wet of decreet ingeschakeld worden voor het verlenen van hun medewerking aan taken van algemeen belang. De provincies kunnen de medewerking van de gemeenten enkel regelen wanneer dit bij decreet uitdrukkelijk is bepaald. Aan elke concrete uitvoeringsopdracht vanwege de provincie aan de gemeente moet dus een specifiek decreet ten grondslag liggen. Deze bepaling doet echter geen afbreuk aan de mogelijkheid voor de gemeente om, in het kader van het aangaan van interbestuurlijke relaties, met de provincie overeenkomsten te sluiten. __________________________________________________________________________________________ Artikel 3: participatie van de burger De provincies verzekeren een burgernabije, democratische, transparante en doelmatige uitoefening van de provinciale bevoegdheden. Ze betrekken de inwoners zo veel mogelijk bij het beleid en zorgen voor openheid van bestuur. Historiek: Inwerkingtreding 1.1.2006 cf. Provinciedecreet - art. 268, §2 Links: art. 23, 37, 190 e.v., 214 Commentaar: Dit artikel geeft een aantal belangrijke principes weer die de provincies bij de uitoefening van hun bevoegdheden verzekeren. Ook hier betreft het een opdracht- of intentieverklaring, waarbij evenwel geenszins subjectieve rechten worden gecreëerd in hoofde van de rechtsonderhorigen. __________________________________________________________________________________________ Artikel 4: toepassingsgebied Dit decreet is van toepassing op alle provincies van het Vlaamse Gewest. Historiek: Inwerkingtreding 1.1.2006 cf. Provinciedecreet - art. 268, §2 Links: Commentaar: Dit artikel behoeft geen nadere toelichting. VVP/RVL – morfologie van het provinciedecreet – versie juli 2012