Samenvatting Maatschappijleer Rechtsstaat - Toetsperiode F Hoofdstuk 1 Idee en Oorsprong van de rechtsstaat Wat is de betekenis van de rechtsstaat? Hoe is de rechtsstaat ontstaan? §1.1 Beginselen van de rechtsstaat Nederland is een democratische rechtsstaat burgers mogen meebeslissen over politieke kwesties en de rechtsstaat biedt burgers bescherming tegen machthebbers. De rechtsstaat is een soort sociaal contract tussen burgers en bestuurders (leerplicht, belastingplicht). In een dictatuur bepaalt één machthebber wat de regels zijn. Het idee van de rechtsstaat staat haaks op dictaturen: de rechtsstaat bindt bestuurders aan maat en regel. Zij zijn gebonden aan regels en kunnen niets buitensporigs doen zonder tussenkomst van een onafhankelijke rechter (maat). §1.2 Ontstaan van de rechtsstaat Basisgedachte ontstond in de loop van de 17e en 18e eeuw, toen duidelijk werd dat de feodale koningen naar willekeur regeerden en absolute macht hadden. Montesquieu: tegenover macht van de koning een door het volk gekozen parlement dat wetten mocht maken. Koning en ministers belast met uitvoering wetten, ertegenover een onafhankelijke rechterlijke macht, dus drie staatsmachten in evenwicht de trias politica. Sinds Franse Revolutie einde aan absolute macht van vorsten en koningen in W-Europa. Koningen zijn tegenwoordig in een constitutionele monarchie gebonden aan de grondwet. De rechtsstaat heeft voor grondwettelijke bescherming van godsdienstvrijheid, vrijheid van meningsuiting, en vrijheid van vereniging en vergadering. Door ervaringen met fascisme (Duitsland) en het communisme (O-Europa) rechtsstaatgedachte weer actueel, leidde tot Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (UVRM) en het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens (EVRM). Hebben belangrijke rol gespeeld in de verbetering van mensenrechten en de bewustwording ervan. Zonder mensenrechten geen rechtsstaat. Mensenrechten zijn in de grondwet vastgelegd grondrechten: rechten die zo fundamenteel zijn voor de vrijheid, de ontplooiing, het welzijn en de bescherming van het individu en van groepen, dat ze in de grondwet zijn vastgelegd. De rechtsstaat geeft uiterste limiet / ondergrens aan, waaraan situaties worden afgemeten. De rechtsstaat is maatstaf bij het beoordelen van overheid en van wat wel en wat niet meer is toegestaan. De waarden en normen van de rechtsstaat vormen een minimale binding die burgers met elkaar delen. Hoofdstuk 2 De grondwet en de grondrechten Waartoe dient de grondwet en op welke manier staan onderdelen van de grondwet ter discussie? Grondwet wordt ook wel constitutie genoemd. §2.1 Doel en ontstaan van de grondwet Grondwet kan een bindend middel vormen in een pluriforme samenleving. Doel: o Beperking van de macht van de staat aangeven & daarmee de vrijheden van burgers garanderen o Fundamentele rechten van burgers vastleggen o De eenheid van de staat uitdrukken en zeggen dat alle burgers, ondanks alle verschillen, toch één willen zijn en blijven o Aangeven hoe de belangrijkste organen van de staat in grote lijnen zijn georganiseerd Onder invloed van de Franse Revolutie kreeg Nederland in 1798 de Staatsregeling van de Bataafse Republiek, een voorloper van de Nederlandse grondwet. Daarmee werd Nederland een gecentraliseerde staat. Nederland werd in 1806 een constitutionele monarchie, en in 1814 kwam de eerste echte grondwet. In 1848 zorgde Thorbecke voor een wijziging in de grondwet waardoor de ministeriële verantwoordelijkheid ontstond. De minister waren voortaan voor het beleid verantwoordelijk en niet meer de koning. Ook kwamen er rechtstreekse verkiezingen voor de Tweede Kamer, Provinciale Staten en gemeenteraad. Hierbij mochten eerst alleen mannen stemmen die directe belastingen betaalden (censusrecht). Andere belangrijke wijzigingen: o 1917: algemeen mannenkiesrecht. Alle scholen bekostigd, inclusief godsdienstige. o 1922: vrouwenkiesrecht. o 1983: algehele herziening grondwet – ook sociale grondrechten erbij. §2.2 Inhoud van de grondwet Klassieke grondrechten o Houden een beperking van de overheid tegenover de burgers in. o Overheid moet zich passief opstellen op bepaalde punten. o Wanneer een burger vindt dat zijn grondrecht geschonden is, kan hij naar de rechter stappen. Sociale grondrechten o De overheid heeft een zorgplicht tegenover de burgers op het gebied van Werkgelegenheid en vrije arbeid Bestaanszekerheid en welvaart Leefbaarheid en milieu Volksgezondheid Onderwijs o Overheid moet actief optreden om sociale grondrechten waar te maken, burgers kunnen ze niet bij de rechter afdwingen (wel door stemgedrag). Overige hoofdstukken o Belangrijke organen en bestuurlijke functies. o Wijziging van de grondwet: mag niet zomaar gebeuren. Twee keer het parlement (1e en 2e Kamer) langs en daartussen verkiezingen. §2.3 De grondwet in discussie 1) Grondrechten in horizontale werking verhoudingen tussen burgers onderling. 2) Grondrechten in verticale werking verhouding tussen burgers en overheid. Vaak sprake van botsende grondrechten, vooral binnen 1). Dit gebeurt wanneer de grondrechtelijke belangen van burgers botsen t.o.v. elkaar (bv. persvrijheid, vrijheid van meningsuiting). Andere mogelijkheid 1: Rangorde. o In de huidige grondwet bestaat geen rangorde. Doet onvoldoende recht aan bijzonderheid van afzonderlijke gevallen. Objectieve criteria voor zo’n rangorde ontbreken. o De rechter mag de grondrechten aan elkaar toetsen aan de hand van een aantal criteria. Andere mogelijkheid 2: Botsingen van grondrechten in Europees verband regelen. De grondwet, hoe fundamenteel ook, is een tijdsgebonden neerslag van normen en waarden van de dominante cultuur in de samenleving. Hoofdstuk 3 Trias politica: scheiding of evenwicht van machten? Hoe en met welk doel is de trias politica ontstaan, en hoe is deze in Nederland uitgewerkt? §3.1 Ontstaan van de trias politica Montesquieu was tegen de absolute macht van de Franse koningen destijds. Hij vond dat de taken over drie machten moest verdeeld worden: o Wetgevende macht (algemene wetten maken, wijzigen, intrekken) o Uitvoerende macht (wetten in praktijk brengen en in concrete gevallen toepassen) o Rechterlijke macht (in geval van onenigheid over de wetten en bij alle conflicten die met rechtsregels worden opgelost, rechtspreken) Tegenwoordig: ‘checks and balances’. De drie machten weerhouden elkaar in het veroveren van te veel macht (‘checks’) en houden elkaar mee in balans (‘balances’). Controleren elkaar en vullen elkaar aan. Een rechter heeft geen toetsingsrecht -> is niet bevoegd om vast te stellen of een wet/verdrag in strijd is met de grondwet, wel met een andere Nederlandse wet. §3.2 De drie machten Wetgevende macht o Nederland: regering (koning en ministers) + parlement (1e & 2e Kamer/Staten-Generaal) maken samen wetten ministers en departementen komen met wetsvoorstellen – Raad van State geeft advies – wetsontwerp+advies naar Tweede Kamer – wetsvoorstel naar Eerste Kamer. o Montesquieu: wetgevende macht door volk vertegenwoordigd. In verschillende kamers verdeeld, van alle kanten bekeken. Gerealiseerd door en 1e en 2e Kamer. o Vereisten goede wetten: algemeen, duidelijk, haalbaar&uitvoerbaar. o Iedereen hoort de wetten te kennen wanneer je ze nodig hebt. Uitvoerende macht o Ministers moeten ervoor zorgen dat aangenomen wetten goed worden uitgevoerd. Ook nemen zij meeste initiatieven tot nieuwe wetten – menging 1e en 2e macht. Ministers worden bijgestaan door talloze ambtenaren – vertegenwoordigers van de minister. o Heeft ministeriële regelingen: uitvoeringsregels/aanwijzingen hoe wetten precies moeten worden uitgevoerd (opgesteld door uitvoerende macht zelf). o Ambtenaren nemen bij uitvoering van wetten vaak zelfstandige beslissingen Vierde Macht. Minister wordt wel gecontroleerd, door het parlement. Moet voor alle daden van ambtenaren verantwoording afleggen: ministeriële verantwoordelijkheid. o Burgers kunnen altijd naar de rechter stappen als ze het niet eens zijn met een ambtenaar. Rechterlijke macht o In handen van onafhankelijke rechters. Voor het leven benoemd, onafhankelijkheid van ministers. §3.3 Samenspel tussen de drie machten Voorbeeld hoe de machten elkaar aanvullen: o Het parlement heeft op voorstel van de minister van Justitie de Wet op de uitgebreide identificatieplicht aangenomen (wetgevende macht). De politie voert de wet uit door een boete op te leggen als iemand geen ID bij zich heeft (uitvoerende macht). Degene die een boete heeft opgelegd gekregen kan bij de onafhankelijke rechter bestrijden dat de aanhouding noodzakelijk was voor de bestrijding van criminaliteit en terreur (rechterlijke macht). Rechters doen uitspraken over concrete gevallen die zich hebben voorgedaan, het parlement maakt wetten voor alle gevallen die zich kunnen voordoen De rechter kijkt achterom naar wat gebeurd is, terwijl de wetgever altijd vooruit kijkt en regels en wetten maakt voor de toekomst. Geheel van uitspraken van rechters: jurisprudentie. Parlement kan rechterlijke uitspraak niet ongedaan maken, kan wel besluiten de wet te wijzigen / aan te passen, al geldt zo’n wijziging niet met terugwerkende kracht. In plaats van scheiding van machten: evenwicht tussen de drie staatsmachten. GroenLinks heeft voorgesteld om rechters het recht te geven om wetten te toetsen aan de grondwet – toetsingsrecht. Voordeel: nog betere grondwettelijke bescherming voor burgers. Nadeel: rechters zijn niet gekozen, geen volksvertegenwoordiging. In het EVRM staan al veel grondrechten, waaraan de rechter wel mag toetsen. Hoofdstuk 4 De rechtsorde Hoe zit de rechtsorde van ons land in elkaar? Rechtsorde: het geheel van recht in een land. Kan er ook zijn zonder rechtsstaat (specifieke staatsvorm die aan bepaalde eiser voldoet). §4.1 Soorten regels 1) Rechtsregels: regels die wettelijk door de overheid zijn vastgelegd. Twee redenen: o Doelmatigheid duidelijke afspraken o Zedelijk bewustzijn regels die normen en waarden in de samenleving afspiegelen Rechtsregels geven beoordeling van gedrag in termen van legaal (juridisch geoorloofd) of illegaal (niet-geoorloofd). (Gij zult niet doden) 2) Sociale en morele regels: Sociale regels: meestal niet opgeschreven, geven beoordeling van gedrag in termen van wel een geen rekening houden met anderen. (Mobiel uit bij concert) Morele regels: geven beoordeling van gedrag in termen van goed en kwaad. (Wees eerlijk) De regels vallen soms samen, overlappen elkaar nooit helemaal. Ook botsen ze wel eens. Rechtsnormen moeten waar mogelijk overeenstemmen met de morele opvattingen die we als burgers hebben over goed en kwaad. Soms gaan rechtsregels in tegen het gevoel van rechtvaardigheid van mensen. (Hoge parkeerboetes, winkeldief slechts waarschuwing) §4.2 Rechtsgebieden Privaatrecht – regelt alle relaties tussen burgers onderling (horizontale relaties). Ook wel burgerlijk recht (H8)/civiel recht genoemd. Regels in Burgerlijk Wetboek (BW) neergelegd. Gaat steeds om rechten en plichten. De volgende gebieden: o Personen- en familierecht (huwelijk etc.). o Ondernemingsrecht (voorwaarden voor stichting). Organisaties worden rechtspersonen genoemd. o Vermogensrecht regelt alle zaken rond iemands vermogen / in geld zijn uit te drukken (erfenis, huurovereenkomst). Publiekrecht – regelt alle relaties tussen burgers en overheid (verticale relaties). Bestaat uit: o Staatsrecht: regels voor inrichting van Nederlandse staat (grondwet, verkiezingen) o Bestuursrecht: bestuursactiviteiten van de overheid (belastingrecht) o Strafrecht: wettelijke strafbepalingen (H6) Organisatie: In brede zin zijn talloze (overheids)organisaties betrokken bij de toepassing en uitvoering van het recht. In de meer beperkte betekenis spreken we over de ‘rechterlijke macht’. Daarmee duiden we de derde macht in de trias politica aan & tegelijkertijd de hele juridische organisatie van de rechtspraak piramide: rechtbanken, gerechtshoven, Hoge Raad (zaak begint, in hoger beroep, in cassatie). Hoofdstuk 5 Het strafproces in een rechtsstaat Hoe vindt het strafproces in een rechtsstaat plaats? §5.1 Rechtsbescherming en procesregels Onschuldvermoeden: een verdachte is onschuldig tot het tegendeel is bewezen. Gevangenen hebben recht op voeding, bezoek, ontspanning en mogen niet gemarteld/vernederd worden. Voor alle fasen van de opsporing en berechting van strafbare feiten gelden er procesregels, die in het Wetboek van Strafvordering staan vermeld. Deze regels samen heten het strafprocesrecht. §5.2 Het strafproces Fasen: 1. aanhouding 2. opsporing door politie&recherche o.l.v. officier van justitie 3. vervolging door het OM 4. berechting door een/meerdere rechter(s) tijdens openbare terechtzitting 5. evt. hoger beroep en cassatie 6. feitelijk uitvoeren van opgelegde straf 1. Iemand is een verdachte als er een redelijk vermoeden van schuld aan misdrijf/overtreding bestaat. Als je verdachte bent, mag de politie je: o staande houden laten stilstaan en vragen naar personalia. o aanhouden arresteren en meenemen naar het politiebureau voor verhoor Op heterdaad (politie&burgers tot politie komt) Bij voldoende verdenking (politie&justitie) 1. Politie start met verzamelen van informatie. Verslag hiervan gaat als proces-verbaal naar officier van justitie, die het opsporingsonderzoek verder leidt en beslist of de zaak voor de rechter komt. Tijdens opsporingsonderzoek mag politie dwangmiddelen gebruiken – staande houden, aanhouden, verdachte fouilleren, bewijsmateriaal in beslag nemen. Voor sommige dwangmiddelen/bevoegdheden heeft de politie toestemming van de rechter-commissaris nodig. Dit gebeurt als bevoegdheden de grondrechten van mensen kunnen aantasten. Bijv. huiszoeking, DNA-onderzoek, infiltratie, opvragen van persoonsgegevens. Hulpofficier van justitie kan toestemming geven om iemand na 6uur nog 3 dagen vast te houden. Dan moet rechtercommissaris toestemming geven, uiteindelijk voor 110 dagen in voorarrest. Het is een eis van een rechtsstaat dat iemand niet eindeloos lang op zijn strafproces hoeft te wachten. De VS brachten de rechtsstaat in opspraak door terreurverdachten jarenlang zonder strafproces gevangen te zetten. 2. Officier van justitie (vertegenwoordiger OM) beslist of zaak wordt aangebracht bij rechtbank: vervolgingsmonopolie. Het OM kan ook op andere manieren strafzaak afdoen. Bijv. door schikking/transactie geldboete of taakstraf. Ook kan de officier van justitie een zaak seponeren: besluiten om een zaak niet verder te vervolgen (gebeurt vaak). 3. Officier van justitie brengt strafzaak bij rechtbank aan d.m.v. een tenlastelegging, waarin de aanklacht tegen verdachte staat geformuleerd. Verdachte krijgt dagvaarding met tenlastelegging +tijdstip verschijnen bij rechter opgestuurd. Strafzaak begint bij rechtbank. Eenvoudige misdrijven (winkeldiefstal) komen bij politierechter. Zwaardere zaken (doodslag, fraude) komen voor de meervoudige kamer (3 rechters). Meestal zijn strafprocessen openbaar, niet bij minderjarigen. Op terechtzitting wordt hele zaak onderzocht, getuigen gehoord, bewijs kritisch bekeken, verdachte verhoord. Officier van justitie houdt requisitoir. Advocaat houdt pleidooi. Verdachte heeft recht op laatste woord. Politierechter doet meteen uitspraak, meervoudige kamer binnen veertien dagen. 4. Mogelijk hoger beroep bij gerechtshof, strafzaak wordt overgedaan. Mogelijk in cassatie bij Hoge Raad, gaat na of recht juist is toegepast. 5. Opgelegde gevangenisstraf uitgevoerd door uitvoerende macht, in dit geval het Ministerie van Justitie (afdeling gevangeniswezen). Zorg voor gevangen geregeld in recht voor gedetineerden. Ideaal van rechtsstaat (tegengaan van machtsmisbruik) nagestreefd. Helderheid van het strafproces en de bewaking daarvan is een van de belangrijkste pijlers v/d rechtsstaat. Hoofdstuk 6 Het strafrecht Hoe zit het strafrecht in elkaar? §6.1 De strafbepalingen Het strafrecht ondersteunt de rechtsstaat met drie belangrijke beginselen: o Legaliteitsbeginsel geen feit is strafbaar dan op grond van een daaraan voorafgegane strafbepaling. Staat in grondwet en in EVRM. Hieruit blijkt dat het heel belangrijk wordt gevonden dat mensen niet veroordeeld kunnen worden voor iets dat niet van te voren strafbaar is gesteld. o Strafbepaling moet duidelijk opgeschreven zijn zodat iedereen weet wat wel en niet mag. o Ne bis in idem-regel men kan nooit twee keer voor hetzelfde feit worden vervolgd (ook al zijn er nieuwe feiten bij). Deze regel kan onder druk staan (bijv. bij aantoning schuld door DNAtechnieken). De meeste strafbepalingen zijn opgenomen in Wetboek van Strafrecht (WvS), opgebouwd uit drie delen: o Algemene bepalingen – (wanneer is iemand medeplichtig?, welke soorten straffen zijn er in Nederland?) o Misdrijven – meer ernstige strafbare feiten (moord). o Overtredingen – minder ernstige strafbare feiten (geluidsoverlast). Materiële strafrecht: inhoud van alle strafbepalingen. (Hij die dit/dat gedaan heeft wordt gestraft met…). Rechter mag wel lager straffen, maar nooit hoger (in strijd met legaliteitsbeginsel). Naast WvS staan er ook strafbepalingen in aparte wetten (Wet economische delicten, Wegenverkeerswet, Opiumwet). §6.2 Bestraffing Wil er sprake zijn van een strafbaar feit dan moet de dader dit willens en wetens gedaan hebben, met zijn volle verstand en met een eigen wil. Soms heeft iemand wel het feit gepleegd, maar krijgt hij door omstandigheden toch geen straf opgelegd: strafuitsluitingsgronden o Rechtvaardigingsgronden. Het gepleegde feit in het licht van bijzondere omstandigheden is niet meer strafbaar. (Voorbeeld 1: bij noodweer – zelfverdediging, niet strafbaar mits het gebruikte geweld in verhouding staat tot het gevaar/dreiging. Voorbeeld 2: bij overmacht-noodtoestand, overtreding valt te rechtvaardigen. Voorbeeld 3: bij opvolgen van ambtelijk bevel, ene ambtenaar geeft opdracht waar andere ambtenaar tegenin gaat.) o Schulduitsluitingsgronden. Het feit is wel strafbaar, de dader heeft geen schuld. Psychische overmacht – als je gedwongen wordt. Opdrachtgever wel, uitvoerder niet strafbaar. Noodweer-exces – je overtreedt bij verdediging wel grenzen van noodzakelijke verdediging, maar dan vanwege een hevige gemoedstoestand die een direct gevolg is van de aanval. Ontoerekeningsvatbaarheid – als iemand echt niet weet wat hij doet, bijvoorbeeld bij geestelijke stoornis / tijdelijk psychisch buiten zinnen. Dan geen straf, wel tbs-behandeling. Tbs kan verlengd worden, wanneer dader nog steeds gevaar vormt voor samenleving. Afwezigheid van schuld – als iemand zich niet van de overtreding/misdrijf bewust is. (Winkelier verkoopt onbewust gestolen spullen.) Wordt niet erg snel aangenomen. Rechter kan verschillende soorten straffen uit het WvS opleggen. o Hoofdstraffen: Geldboete. Bij niet betalen: u belandt in de gevangenis. Taakstraf. Opgelegd vanwege opvoedende karakter. Dader moet ermee instemmen. Vrijheidsstraf. Bij overtredingen: ‘hechtenis’. Bij misdrijven: ‘gevangenisstraf’. o Bijkomende straffen (intrekking rijbewijs, uitzetting van beroep, etc.) Hebben meestal relatie met gepleegde delict. o Maatregelen (schadevergoeding, verplichte behandeling, tbs, etc.) Om het nut van straf te kunnen beoordelen, is het belangrijk de redenen te weten waarom we mogen straffen: o Wraak en vergelding. Misdaad mag niet lonen. Oog om oog, tand om tand (M.E.). o Afschrikking. Andere burgers ervan weerhouden misdaden te plegen (t/m 18e eeuw). o Voorkomen van eigenrichting. Tegengaan dat mensen recht in eigen handen nemen. o Resocialisatie. Heropvoeden van daders (na 1870 <doodstraf afgeschaft>). o Beveiliging van samenleving. Maatschappij beschermen tegen herhaling. Kinderen <12 kunnen niet vervolgd worden, maar wel te maken krijgen met Raad voor Kinderbescherming. Voor jongeren van 12-18jr. is er het jeugdstrafrecht. Lichte misdrijven zoveel mogelijk via Haltbureau (taakstraf, niet voor rechter). Bij zwaardere misdrijven komen jongeren voor kinderrechter, die jeugddetentie kan opleggen voor in een jeugdgevangenis, waar wordt gewerkt aan achterliggende problemen. Bij ernstige persoonlijke stoornissen kan de rechter ook een verblijf in behandelcentrum opleggen. Ook taakstraf, boete en volgen van opleiding kan rechter opleggen. Jeugdstrafrecht is sterk gericht op resocialisatie. §6.3 Strafrecht in discussie De hoogte van straffen roept vaak discussie op. Bij heel ernstige misdrijven zijn sommige strafmaxima veranderd. (Leiders van terroristische organisatie kunnen levenslang krijgen, maximale tijdelijke straf van 20 naar 30 jaar door vervroegde invrijheidsstelling.) Rechter mag strafverhogingen opvolgen, hoeft niet. Doodstraf is in Nederland allang afgeschaft. De rechtsstaat verbiedt doodstraf niet, de landen van de EU hebben doodstraf in vredestijd principieel afgewezen. Hoofdstuk 7 Crimineel gedrag: oorzaken en bestrijding Hoe ontstaat crimineel gedrag, wat zijn de gevolgen en hoe kunnen we criminaliteit het beste bestrijden? Nederlanders zien criminaliteit als een van de grootste maatschappelijke problemen. De gevoelens van onveiligheid worden versterkt dor de ruime aandacht in de media voor (de dreiging van) terroristische aanslagen, zinloos geweld, etc. De angst voor criminaliteit is deels terecht als we kijken naar cijfers van de politie en het CBS. Het aantal misdrijven is gestegen, zoals geweldsmisdrijven, etc. Niet alle criminaliteit stijgt, zoals inbraken, moord. Dit mede dankzij betere beveiliging. Met name bij veelvoorkomende delicten (zakkenrollen, mishandeling) zijn werkelijke aantallen moeilijk vast te stellen, omdat veel mensen geen aangifte doen. Oorzaken voor crimineel gedrag: o Maatschappelijke oorzaken Geweldsmisdrijven: meer mensen gaan uit met gebruik van meer alcohol. Sociale controle afgenomen. Crimineel gedrag bevorderd als er te weinig maatschappelijke perspectieven zijn (vooral voor jongeren na hun opleiding) o Persoonlijke oorzaken Biologische theorieën. De Italiaanse gevangenisarts Lombroso concludeerde dat je criminelen kon herkennen aan bepaalde kenmerken (laag voorhoofd, doorlopende wenkbrauwen). Niet als wetenschapper beschouwd. Tegenwoordig probeert de sociobiologie het sociale gedrag van mensen uit biologische factoren te verklaren. Nadruk op neurologische en hormonale processen. (Lagere hartslag: weinig angst, meer prikkels nodig, asociaal gedrag, slechtere prestaties, weinig concentratie.) Bindingstheorie. Volgens criminoloog Hirschi is ieder mens voor een deel tot het slechte geneigd. De meesten van ons gedragen zich echter netjes, omdat zij bindingen hebben die je niet zomaar op het spel zet. Wanneer deze bindingen ontbreken, zijn mensen eerder geneigd tot onmaatschappelijk en crimineel gedrag. Hirschi benadrukt belang van sociale controle om bindingen te versterken. Aangeleerd-gedragtheorie. Socioloog Sutherland zei dat crimineel gedrag wordt aangeleerd. Het gezin, de buurt en de vriendengroep zijn hierbij bepalend. Persoonlijkheidstheorie. Volgens Sigmund Freud, grondlegger van de psychoanalyse, is er een verband tussen crimineel gedrag van volwassenen en ervaringen tijdens de kindsfase. Elke persoonlijkheid is opgebouwd uit drie delen: o Id: onderbewuste deel, bevat instinctieve driften (agressiviteit) o Ego: bewuste deel, krijgt overhand bij het volwassen worden o Superego: geweten, waardoor we gevoelens van schuld/schaamte krijgen Wanneer de balans verstoord raakt kan dit tot afwijkend/crimineel gedrag leiden. Anomietheorie. Socioloog Merton zegt dat criminaliteit optreedt als mensen er niet in slagen hun levensdoelen te bereiken. Sommigen zullen hun doel bijstellen. Anderen gebruiken illegale of strafbare middelen om toch de gewenste welvaart te bereiken Aanpak voor criminaliteit: tweesporenbeleid (vullen elkaar aan). o Preventieve maatregelen: gericht op het voorkomen van crimineel gedrag. Sociale controle (meer conducteurs, agenten), sociale begeleiding, bieden van maatschappelijk perspectief aan jonge delinquenten. o Repressieve maatregelen: strengere bestraffing. Wint terrein toename aantal agenten, uitbreiding rechterlijke macht etcetera. Criminaliteit heeft veel maatschappelijke gevolgen: materiele (veel kosten, schade als gevolg van vernieling, diefstal, duurdere beveiliging, verhoogde verzekeringspremies, etc.) en immateriële gevolgen (gevoelens van onveiligheid, vermijdingsgedrag, psychosomatische problemen, aantasting op rechtsgevoel). Vanwege deze maatschappelijke gevolgen beschouwen politici criminaliteit als bedreiging van de rechtsorde. (Justitie meer bevoegdheid, meer politie, gevangenissen, straffen en rechters.) Criminaliteit blijft belangrijk maatschappelijk thema. Linkse partijen leggen meer nadruk op maatschappelijke oorzaken van criminaliteit, rechtse partijen benadrukken eigen verantwoordelijkheid van de individuele dader voor zijn gedrag. De vier grootste partijen: o CDA: ziet oplossing op terrein van normen en waarden. Herstel van saamhorigheid, vitaal verenigingsleven en een politie die er voor de samenleving is, werken volgens het CDA preventief. o PvdA: wil hardere aanpak van overlast en criminaliteit, maar ook preventief te werk gaan. Gezinscoaches en wijkagent nodig. o SP: voorstander van lokale aanpak, pleit voor sterkere binding van politie met gemeenten waarin zij werken. o VVD: voorstander van meer politie en wil hogere gevangenisstraffen, die bovendien meteen na veroordeling moeten ingaan. Taakstraffen langer en zwaarder. Meerpersoonscellen en vrijlating op borgtocht om gevangenissen te ontlasten. Hoofdstuk 8 Burgerlijk recht en rechtsbescherming Hoe verloopt een zaak in het burgerlijk recht en hoe kun je als burger rechtsbescherming krijgen tegenover de overheid? §8.1 Burgerlijk recht Van alle rechtsgebieden wordt het burgerlijk recht het meest aangekaart. Iedereen vanaf 18jr. kan een conflict/geschil met een andere partij voorleggen aan de rechter. Het gaat altijd om een conflict waarbij een eiser tegenover een gedaagde staat. De eiser is degene die de zaak aan de rechter voorlegt, de gedaagde is de persoon van wie iets wordt geëist en daarom voor de rechter wordt gedaagd. In het strafrecht is er de verticale verhouding tussen burger en overheid. De overheid heeft er direct belang bij om wetsovertreders de vervolgen en te berechten. In burgerlijk recht gaat het om de horizontale verhouding tussen burgers onderling. De burgers zelf beginnen rechtszaak tegen een andere burger. Verloop burgerlijke rechtszaak: o Eiser stuurt dagvaarding aan gedaagde: mededeling aan persoon dat hij voor de rechter moet verschijnen. Bevat: naam eiser, de eis, motivatie van de eis, tijdstip en plaats van rechtszaak. o Bij zaken bij de kantonrechter is geen advocaat nodig. Bij grotere zaken bij de rechtbank moet je je laten vertegenwoordigen door een procureur, vaak een advocaat. Zo iemand kent namelijk alle regels. Geen persoonlijke aanwezigheid van gedaagde nodig. Rechter beoordeelt eis en verweer van gedaagde. o Wanneer er echt geen overeenstemming te vinden is, moet rechter een vonnis uitspreken. Meest voorkomende veroordelingen: Schadevergoeding. Onmiddellijk loonbeslag wanneer veroordeelde niet kan/wil betalen – deurwaarder legt beslag op loon/uitkering van verliezer. Ook kan beslag worden gelegd op goederen, die dan worden verkocht. Geen directe veroordeling, bij eerstvolgende overtreding wordt dan dwangsom opgelegd. Wanneer verliezer deze niet betaalt, kan deurwaarder beslag leggen op goederen. Soms is het belangrijk dat er snel een uitspraak wordt gedaan. Dan wordt een kort geding worden aangespannen. Dit is een versnelde en vereenvoudigde procedure voor spoedeisende zaken die worden behandeld door voorzieningenrechter, die alleen een uitspraak doet en een voorlopig oordeel in afwachting van een definitieve uitspraak in het burgerlijke proces, zogenaamde bodemprocedure. In de praktijk is voor men aan de bodemprocedure toekomt al de zaak opgelost. §8.2 Rechtsbescherming tegen de overheid Ook de overheid moet zich aan allerlei regels houden. Deze liggen vaak op het terrein van bestuursrecht waarin de verticale verhouding in het geding is. Rechtsbescherming tegen de overheid betekent allereerst dat de overheid niet zomaar allerlei lasten kan opleggen aan de burgers: zij moeten bezwaar kunnen maken. De lasten mogen niet oneerlijk/ongelijk worden verdeeld. De overheid moet bij het afgeven/weigeren van een vergunning volgens vastgestelde regels te werk gaan. Burgers kunnen bij overheidsbesluiten waar ze het niet mee eens zijn, uiteindelijk altijd een oordeel vragen van de onafhankelijke rechter. Rechtsbescherming tegen de overheid speelt op bijna alle terreinen waar de overheid actief is. Grote gebieden: o Geven van vergunningen. o Uitkeringen en subsidies. o Asielaanvragen en verblijfsvergunningen. Hoofdstuk 9 Internationale ontwikkelingen en vergelijkingen Hoe verhoudt de Nederlandse rechtsstaat zich tot de internationale situatie? §9.1 Nationaal en internationaal recht De UVRM wordt ook wel de morele grondwet genoemd. Daarna kwam het EVRM. Rechten waren afdwingbaar bij het Europees Hof van de Rechten van de Mens. In het Verdrag van Geneve werden rechten van politieke vluchtelingen en asielzoekers vastgelegd. Later kwamen oorlogstribunalen, nu is er het Internationaal Strafhof. Dit is een belangrijke ontwikkeling omdat staatshoofden die vroeger vrijuit gingen, hier kunnen worden gedaagd en berecht. Daarmee is een begin gemaakt voor een soort internationale rechtsorde en is er een bovennationale rechtsstaat aan het ontstaan. Inhoud van deze wetten lijkt erg op grondwetten, voorzien de grondrechten en vrijheden van dubbele garantie. Internationale verdragen gaan boven het nationale recht. Als een land wil toetreden tot de EU, is een van de voorwaarde dat het land een rechtsstaat is. De Europese Unie fungeert hierdoor als een permanente waakhond voor het rechtsstatelijke karaker van de lidstaten. Ook al hebben EU-landen een rechtsstaat met grotendeels dezelfde basiskenmerken, in de uitwerking ervan verschillen ze van elkaar als gevolg van cultureel en historisch gegroeide verschillen. Waar ze het wel allemaal over eens zijn, is het verbod op de doodstraf. §9.2 Internationale vergelijkingen – VS, Turkije, Nederland Vergelijkingen op gebied van trias politica(2) en strafrecht(4) Macht van het staatshoofd o VS: President sterke machtspositie door het vetorecht. o Turkije: President mag op grond van grondwet weigeren een wet te ondertekenen, dus ook vetorecht. o Nederland: Minister-president en ministers minder macht. Voor alle besluiten toestemming van parlement nodig. Onafhankelijkheid van de rechters o VS: Negen rechters van Hoge Raad Hooggerechtshof (Supreme Court) sterke positie. Op politieke gronden voor het leven benoemd door president. Hooggerechtshof heeft als taak om alle Amerikaanse wetgeving (van de staten en van federale overheid) te toetsen aan grondwet. Heeft dus beslissende stem in veel burgerrechtenkwesties. Rechters hebben publieke meningen. o Turkije: Rechters onafhankelijk, benoemd door minister van Justitie die rechters ook kan overplaatsen, Justitieminister heeft dus machtige rol. Machtenscheiding gewaarborgd in grondwet. President Mustafa Kemal Atatürk zorgde voor nieuwe grondwet en strikte scheiding van kerk en staat i.p.v. islamitische sharia. o Nederland: Raadsheren van Hoge Raad (rechters) formeel benoemd door de Kroon op voordracht van Tweede Kamer. Benoemd voor het leven. In praktijk doet Hoge Raad zelf voordracht en nemen 2e Kamer en ministers dit gewoon over. Hoge Raad heeft alleen de bevoegdheid om rechtszaken in cassatie te behandelen. Raadsheren geven alleen een oordeel over maatschappelijke kwesties als zij hierover een zaak te behandelen krijgen. Wijze van rechtspraak o VS: Iedereen vanaf 18jr, die het Engels beheerst en geen strafblad heeft in een jury plaatsnemen, behalve als deze niet (meer) onpartijdig zijn. Jury doet alleen uitspraak over schuldvraag, de hoogte van straf wordt bepaald door rechters. Men vindt het goed dat bevolking bij rechtspraak wordt betrokken. o Turkije: Geen juryrechtspraak. Wel recht van hoger beroep, bij >15jr vindt dat altijd plaats. In andere zaken binnen 7dagen na het vonnis hoger beroep aantekenen. o Nederland: Geen juryrechtspraak. Wel recht van hoger beroep. (België heeft het wel) Rechten van verdachten o VS: Verdachten hebben minder rechten, uitlokking is toegestaan (agent praat met iemand met het doel te kijken of diegene drugs wil kopen, zo ja mag hij hem meteen arresteren). Om terroristische aanslag te voorkomen werd na 9/11 de Patriot Act aangenomen: deze wet gaf CIA meer bevoegdheden om burgers in de gaten te houden. Ook worden terreurverdachten zonder proces jarenlang vastgehouden (Guantanamo Bay). o Turkije: Rechten minder gewaarborgd. Vreedzame demonstranten kunnen gearresteerd worden. Hard optreden tegen demonstranten. In de Turkse strafwet staat dat kritiek op het parlement, het justitiële systeem en het leger kan worden gestraft tot wel 3jr. Gewone gedetineerden worden volgens Amnesty International gemarteld en misdrijven mee gepleegd. Onderzoeken zijn moeilijk en verantwoordelijke wetshandhavers komen zelden voor de rechter. o Nederland: Verdachten meer rechten, uitlokking niet toegestaan. Max. 110 dagen in voorarrest, uitzonderingen in extreme gevallen mogelijk. Straffen o VS: Heeft de doodstraf. Daarnaast worden zaken vaak afgehandeld door plea bargaining advocaat en aanklager sluiten deal op voorwaarde dat verdachte bekent. (Aanklager laat zwaardere aanklacht vallen wanneer lichtere aanklacht bekend wordt). Ook bestaat het Three Strikes and You’re Out Law hele zware straf nadat je drie keer in de fout bent gegaan. o Turkije: Heeft maximum- en minimumstraffen. Geen doodstraf meer sinds 30jr. o Nederland: Veelplegers kunnen bij herhaling hogere straffen verwachten, maar niet zo extreem als in de VS. Het verschijnsel klassenjustitie <Als mensen uit de hogere sociale klasse door justitie worden bevoordeeld boven mensen uit de lagere sociale klasse, ook rassenjustitie genoemd.> o VS: lange geschiedenis van rassenscheiding/racisme. Kleurlingen vaker en hoger bestraft, ook vaker doodstraf. Ook op arbeidsmarkt achtergesteld. o Turkije: Klassenjustitie meest van toepassing op Koerden, willen zich afscheiden van Turkije. Turken noemen hen vaak bergturken, ontkennen hun bestaan. o Nederland: Werkende mensen krijgen minder vaak gevangenisstraf dan werklozen. Milieudelicten en witteboordencriminaliteit (fraude) minder streng bestraft. Hoofdstuk 10 Grenzen aan de rechtsstaat Op welke manieren kan de rechtsstaat onder druk te komen staan? Als grondrechten met elkaar botsen (H2) Als er een sterke roep is om zwaardere straffen (H6) Als de overheid aangepaste maatregelen moet nemen tegen georganiseerde misdaad Als de overheid aangepaste maatregelen moet nemen tegen dreigend terrorisme §10.1 Georganiseerde misdaad Misdaadorganisaties zijn zich beter gaan organiseren, grootschaliger en maken gebruik van modernste informatietechnologie. Om de georganiseerde misdaad beter te kunnen bestrijden is de Wet bijzondere opsporingsbevoegdheden (Wet BOB) van kracht. Deze wet geeft politie onder voorwaarden bevoegdheid tot inkijkoperaties (inbraak om bewijsmateriaal te vinden), infiltratiemogelijkheden (agenten doen iets wat officieel niet mag om geloofwaardig te lijken). Gevaar: misbruik / vergissing (agent laat zich omkopen, degene bij wie ingebroken is blijkt onschuldig te zijn). §10.2 Gevolgen terrorisme Terreurdreigingen & -aanslagen en de daaropvolgende War on Terror zijn een indirecte aanslag op de rechtsstaat. Gegarandeerde rechtszekerheid (weten wat er tegen jou wordt ingebracht) onder druk. Europa wil controle door onafhankelijke rechter. In strijd tegen terreur hebben de EU-landen meer opsporingsbevoegdheden toegekend aan nationale staten en opsporingsorganisaties die over landsgrenzen heen kunnen werken. Wettelijke maatregelen houden vooral een verruiming van strafbepalingen en mogelijkheden om terreurverdachten langer in voorarrest te houden in. Verruiming van strafrechtelijke bevoegdheden heeft in sommige landen geleid tot verruiming begrippen/termen. (Een aanslag voorbereiden, openbare orde ernstig bedreigen, de intentie hebben de staat ernstig te ontwrichten,etc.) Het normale strafrecht geeft te beperkte bevoegdheden terroristen te bestraffen. Zij houden zich immers ook aan geen enkele regel. Na de vrijspraak door van Samir A. (werd ervan verdacht een terreuraanslag voor te bereiden), wijzigde het Nederlandse parlement de wet, er werd scherper gedefinieerd dat voorbereidingshandelingen bij terreurdaden vroegtijdig konden worden opgespoord. Ook het begrip ‘verdachte’ veranderde: i.p.v. redelijk vermoeden van schuld zijn aanwijzingen voor een (terreur)daad genoeg om een opsporingsonderzoek te beginnen. In de strijd tegen terreur is het een constant tegen elkaar afwegen van enerzijds ruimere bevoegdheden door het parlement gegeven aan de uitvoerende macht, anderzijds de belangen van alle burgers (o.a. op gebied van privacy). Nieuwe definitie van ‘verdachte’ staat op gespannen voet met het grondwettelijk beginsel van privacy.