Depressie bij kinderen en adolescenten 1. INLEIDING Casus Gerard o 16-jarige jongen, ernstig depressief en troosteloos eenzaam. o Toonbeeld van hoe een depressie zich bij kinderen en adolescenten vaak manifesteert. o Soms een complex van symptomen, maar vaker staan andere symptomen op de voorgrond. o Hierdoor kans dat depressie bij kinderen en adolescenten niet adequaat worden gediagnosticeerd en behandeld. 2. BEGRIP EN CLASSIFICATIE Begrip depressie: een stoornis = een min of meer vaste combinatie van symptomen die gedurende langere tijd achtereen het functioneren van de betreffende persoon bepalen. 3 kernsymptomen van deze stoornis: o een droevige neerslachtige stemming o een verlies van energie en productiviteit o een onvermogen om te genieten en plezier te hebben Vanaf het moment dat mensen daar qua leeftijd en ontwikkeling toe in staat zijn ook cognitieve symptomen o Negatief zelfbeeld en gevoel van eigenwaarde o Negatieve toekomstverwachtingen o Negatieve ideeën over de eigen relaties en leefomgeving Onder de noemer van ‘Stemmingsstoornissen’: 3 types depressie o De depressieve stoornis o De dysthyme stoornis o De depressieve stoornis NAO Binnen de categorie van ‘Aanpassingsstoornissen’ o De aanpassingsstoornis met depressieve stemming o De aanpassingsstoornis met gemengd angstig-depressieve stemming 3. DIFFERENTIËLE MANIFESTATIE Tabel: Leeftijdsspecifieke symptomen van depressie bij kinderen en adolescenten Leeftijdsfase Babytijd Symptoom depressieve of prikkelbare stemming; frequent en ontroostbaar huilen; ‘failure to thrive’; eet- en slaapproblemen; groeiachterstand; verlies van interesse en plezier; ontbreken van cognitieve symptomen Peuter- en kleutertijd droevige of prikkelbare stemming wordt nog niet in woorden uitgedrukt maar komt tot uiting in gelaatsexpressie en lichaamshouding; angsten en driftig gedrag; geen plezier in spelen, niet speels, geen symbolisch spel; lusteloosheid; a-specifieke lichamelijke klachten; weinig of geen depressieve cognities; wel soms ‘magische’ schuldgevoelens; gevoel benadeeld te zijn Basisschoolleeftijd (verbale uitingen van) droevige of prikkelbare stemming, uitingen van boosheid en drift; depressieve cognities betreffende eigenwaarde, school, slechtheid, schuld, toekomstperspectief; suïcidale gedachten en soms plannen en daden; lusteloosheid, verlies van interesse; niet genieten, geen plezier; leerremming; sociaal geremd en niet weerbaar; niet speels; lichamelijke klachten; soms worden depressieve gevoelens afgeweerd en overdekt met stoer gedrag of opstandigheid Adolescentie depressieve stemming; stemmingsschommelingen; soms ook prikkelbaarheid en agitatie; verlies van interesse en plezier; schulden slechtheidgevoelens; depressieve cognities betreffende uiterlijk, sociale relaties, intimiteit, opleiding en toekomst; suïcidale plannen en daden; piekeren; lusteloosheid, vermoeidheid en hypo-activiteit; eet- en slaapproblemen; soms wordt het depressief affect afgeweerd of ontkend en overdekt met stoer en agressief gedrag, spijbelen, (pre-)delinquent gedrag, seksueel promiscue gedrag, drank- en drugsgebruik, weglopen van huis. Depressieve cognities: bij kinderen vanaf ongeveer 4 jaar. Suïcidale gedachtevorming en daden: meestal pas vanaf ongeveer 9 jaar, omdat hun doods- en causaliteitsbegrip dit dan pas toelaten. Bij verstandelijke handicap: wel depressies met de 3 kernsymptomen, maar geen cognitieve depressiesymptomen. Afrikaanse of Aziatische afkomst ook geen depressieve cognities als ze pas korte tijd in de westerse cultuur verblijven. Kinderen en adolescenten hebben de neiging hun depressie te ontkennen en het depressief affect af te weren ‘afhankelijkheidsconflict’ 4. PREVALENTIE, BELOOP EN ONTWIKKELINGSEFFECTEN 4.1 Prevalentie Practice Parameter van de AACAP o Depressies bij 0,9% van de kinderen in de preschoolleeftijd o 2% in de basisschoolleeftijd o Voor adolescenten: gemiddeld 5% In de preschool- en de basisschoolleeftijd: depressies evenveel bij jongens als meisjes. Vanaf de adolescentie: depressies bij meisjes komen 2 maal zo vaak voor als bij jongens biologische (hormonale) en sociaal-culturele factoren spelen een rol. 4.2 Beloop Meerdere aspecten van belang: De duur van de depressiesoorten o o Depressieve stoornissen: tussen 2 en 4 maanden in de normale populatie tussen 7 en 9 maanden in de klinische setting Dysthyme stoornis Duur: 3 à 4 jaar Terugval van de depressieve stoornis o Bij 40% à 60%, nog voordat de voorafgaande depressieve episode volledig hersteld is. Mogelijke oorzaken: het natuurlijk verloop van de depressie therapie-ontrouw van het kind, adolescent of diens ouder te snelle beëindiging van de behandeling nieuwe stressfactoren Kans op recidive (herhaling) heel groot na volledig herstel. Risico van de uitloop van een (unipolaire) depressieve stoornis in een bipolaire stoornis. 4.3 Verloopseffecten Aanleiding tot suïcidaal gedrag Ernstige gevolgen voor het verloop van de psychosociale ontwikkeling: o Afwikkeling van psychosociale ontwikkelingstaken negatief beïnvloeden: Hechting en exploratie Affect- en arousalregulatie Separatie en individuatie o Socialisatie Prestatiemotivatie en leerhouding Gevolg: op alle terreinen van de ontwikkeling: achterstanden, tekorten of blokkades. 5. ONTWIKKELINGSPSYCHOPATHOLOGISCH ONTSTAANSMODEL De etiologie wordt niet als een monocausaal of lineair proces beschreven, maar in termen van transactionele (wederkerig elkaar beïnvloeden) processen tussen determinanten en protectieve factoren, op verschillende domeinen van het functioneren. Belangrijkste determinanten gevormd door de genetische kwetsbaarheid Daarnaast andere factoren nodig die de genetische aanleg moeten ‘activeren’ of ‘triggeren’ 3 soorten etiologische factoren: o Intrapersoonlijke factoren Het kind-zijn van het kind. Stoornissen in (de ontwikkeling van) het vermogen tot affect- en arousalregulatie. o Een verstoorde hechtingsrelatie Een negatieve ‘cognitieve stijl’ of ‘zingevingsstijl’ Een aangeboren handicap of aandoening of een ernstige ziekte Puberteit, vrouwelijk geslacht en adolescentie Een eerdere episode van depressie Depressogene uitwerking van biologische dysfuncties Contextuele factoren Depressie van een ouder Andere vormen van psychopathologie van een ouder en lichamelijke ziektes of aandoeningen o De opvoedingsstijl van de ouders Seksueel misbruik, mishandeling of andere vormen van traumatisering Pesten door klasgenoten of collega’s Conflicten tussen kind/adolescent en ouders, school of woonomgeving Levensloopfactoren Ervaringen van verlies Dood (echt)scheiding Tegenslag Verlating Teleurstelling Bedreiging van de zelfachting Grote veranderingen in de sociale context Deze factoren zijn op zich geen voldoende voorwaarde voor het ontstaan van depressie, maar kunnen in het proces van ontstaan en voortbestaan een rol spelen. 6. DIAGNOSTIEK EN BEHANDELING Diagnostiek: o Intakefase o Psychodiagnostisch onderzoek Depressie- en angstvragenlijsten Projectieverhalen Gesprek met ouders Behandeling: 6.1 o 1,5 jaar o Op kind en ouders gericht o Individuele psychotherapie Het psychodiagnostisch onderzoek 2 principes o De ontwikkelingspsychopathologische benadering Aantal aspecten in de psychodiagnostiek in sterke mate bepaald door de leeftijd en het ontwikkelingsniveau. o Het systeemperspectief Van belang omdat ouders een belangrijke bron van informatie zijn over het gedrag van het kind en diens ontwikkelingsgeschiedenis, alsook over hun eigen voorgeschiedenis en de mogelijke gevolgen daarvan voor hun opvoedingshouding. 6.2 Diagnostische instrumenten Gesprekken met het kind, de ouders en het kind mét de ouders Zelfrapportage: om een indruk te krijgen van de belevingswereld van het depressieve kind o Kleine kinderen: vrije of (semi-)gestructureerde spelobservaties o Oudere kinderen: depressievragenlijsten Klinische interviews en beoordelingsschalen Oudervragenlijsten (CBCL) Projectieve tests: vragen op een indirecte manier naar belevingsaspecten Multimodale diagnostiek: onderzoeksinformatie uit meerdere bronnen heeft de voorkeur 6.3 Behandelingen De ontwikkelingspsychopathologische en systeemoriëntatie zijn ook richtinggevend voor de behandeling. Het ontwikkelingspsychopathologisch perspectief: rol bij de keuze voor de soort en het niveau van de therapie. Therapie bij depressie van een kind of adolescent beginnen met voorwerk op het systeemvlak. Adequate psycho-educatie bij het begin van de behandeling. Parallel aan de therapie van het kind ook een vorm van individuele psychotherapie van een ouder en/of partnerrelatie- of gezinstherapie. Behandeling kan vanuit verschillende referentiekaders gedaan worden. o Cognitieve gedragstherapie o Interpersoonlijke psychotherapie o Psychodynamische psychotherapie o Client-centered psychotherapie o Psychomotore therapie Gebruik van antidepressieve medicatie bij kinderen is omstreden vanwege neurologische ontwikkelingsrisico’s en een verhoogde kans op suïcidaliteit. o Enkel aangewezen bij recidiverende depressies of depressies met psychotische of bipolaire aspecten Multimodale behandeling meestal meer kans van slagen dan een unimodale timing van de verschillende behandelingsvormen van groot belang.