Geschiedenis samenvatting examenonderwerp DE REPUBLIEK

advertisement
Inhoudsopgave
Inleiding……………………………………………………………..……. blz. 2………
Hoofdstuk 1 – Een keizer met 72 titels (1477 – 1555)
1.1 – Machtswellust en overmoed van de Bourgondiërs…………. blz. 2………
1.2 – Een eenheidsstaat als levenswerk…………………………....blz. 3………
1.3 – Dood aan de ketters…………………………………………. blz. 4………
1.4 – Rijkdom en rebellie…………………………………………. blz. 5………
1.5 – Engeland en Frankrijk………………………………………. blz. 6………
Hoofdstuk 2 – Geboorte van een republiek (1555 – 1588)
2.1 – Groeiende onrust……………………………………………. blz. 6………
2.2 – Geboorte van een nieuwe staat…………………………….... blz. 7………
2.3 – Nieuwe politiek in de Republiek……………………………. blz. 10……..
2.4 – Economische bloei van Holland……………………………. blz. 11……..
2.5 – Frankrijk en Engeland………………………………………. blz. 11……..
Hoofdstuk 3 – De jonge Republiek in Europa (1588 – 1648)
3.1 – Jaren van onverwachte voorspoed………………………….. blz. 12……..
3.2 – Een nieuwe speler in het internationale veld………………...blz. 12……..
3.3 – De machtsstrijd……………………………………………... blz. 14……..
3.4 – Een economisch wonder……………………………………. blz. 15……..
Hoofdstuk 4 – Van Ware Vrijheid via het Rampjaar naar het einde (1648 – 1702)
4.1 – Republiek zonder stadhouder……………………………….. blz. 17……..
4.2 – Dreiging vanuit Frankrijk en Engeland……………………... blz. 17……..
4.3 – Het Rampjaar 1672…………………………………………. blz. 18……..
4.4 – Franse hegemonie afgewend………………………………... blz. 20……..
4.5 – Economische stagnatie en intellectuele bloei……………….. blz. 21……..
Syllabus geschiedenis vwo centraal examen 2013
1477 – 1555……………………………………………………….. blz. 23……..
1555 – 1588……………………………………………………….. blz. 23……..
1588 – 1648………………………………………………………. blz. 25……..
1648 – 1702………………………………………………………. blz. 26……..
Geschiedenis samenvatting examenonderwerp DE REPUBLIEK vwo.
Naar ‘geschiedenis voor het examen MEMO De Republiek in een tijd van vorsten’
De Republiek in een tijd van vorsten
Inleiding
Chronologische context
Tijdvak 4: tijd van steden en staten: 1000 - 1500
Tijdvak 5: tijd van ontdekkers en hervormers: 1500 - 1600
Tijdvak 6: tijd van regenten en vorsten: 1600 - 1700
Tijdvak 7: tijd van pruiken en revoluties: 1700 – 1800
1477 – 1555: centralisatie en reformatie
1555 – 1588: de Nederlandse opstand
1588 – 1648: een Gouden Eeuw voor de Republiek
1648 – 1702: de Republiek verliest haar voorsprong
1477: eind Bourgondische landen
begin Habsburgse overheersing
1702: dood stadhouder-koning Willem III
begin tweede stadhouderloze tijdperk
Hoofdlijnen
Politiek:
particularisme en centralisme
Religieus:
godsdienstvrijheid en staatsgeregelde godsdienst
Economisch: vrijhandel en handelsbarrières
De nadruk ligt op het gewest Holland. Ook worden in elk hoofdstuk de situatie in Frankrijk en
Engeland behandelt.
Hoofdstuk 1 – Een keizer met 72 titels (1477 – 1555)
1.1 – Machtswellust en overmoed van de Bourgondiërs
De zuidelijke Nederlanden behoorden tot het Bourgondische rijk met Brussel als
regeringscentrum. De hertogen van de Bourgondische landen streefden naar centralisatie.
Vorsten
 centralisatie
Adel
 particularisatie
Opkomende burgerij  particularisatie
Er was een strijd om de macht tussen de vorsten, de adel en de burgerij.
Door huwelijkspolitiek, veroveringen, erfenissen en bondgenootschappen breidden de
hertogen van Bourgondië hun rijk uit.
Enkele van deze leiders waren:
- Filips de Stoute
- Filips de Goede
- Jan zonder Vrees
- Karel de Stoute
samenvatting DE REPUBLIEK
2
1464: invoeren van de Staten-Generaal: vertegenwoordiging van alle gewesten . Met de
Staten-Generaal maakte de vorst afspraken over
het geld dat de gewesten moesten opbrengen voor
de centrale kas, de zogenoemde bedes.
Bedes:
verzoek van de vorst aan de gewesten om geld.
Gewest:
apart staatje onder leiding van graaf of hertog (heer). Deze heer regeerde samen
met de staten (standen).
1477: Karel de Stoute sneuvelt tijdens het beleg van Nancy. Dochter Maria volgt hem op.
Onder druk van Frankrijk staat Maria Bourgondië af. De Nederlandse gewesten laten
Maria het Groot Privilege ondertekenen.
Groot Privilege:
- Geen van de gewesten kan tot een bede worden gedwongen.
- De vorst mag geen oorlog voeren zonder de toestemming van de
Staten-Generaal.
- Staten-Generaal mogen op eigen initiatief bijeenkomen.
Figuur 1: Huwelijkspolitiek van Maria tot Karel
1.2 – Een eenheidsstaat als levenswerk
Karel V:
1500 – 1555:
1515:
1516:
1519:
regeren
(lands)heer der (17) Nederlanden
koning van Spanje en Amerikaanse koloniën
Oostenrijkse erflanden, gekozen tot keizer van Duitsland
Landvoogd(es):
plaatsvervanger van de vorst in Nederlander.
Stadhouder:
plaatsvervanger van de vorst in de gewesten: bevel over het leger en de
vloot.
samenvatting DE REPUBLIEK
3
Karel slaagt er door oorlogen in alle Nederlanden in handen te krijgen.
1543: Gelre (het laatste gewest) wordt veroverd  Karel V: heer der 17 Nederlanden
Onder Karel wordt de centralisatiepolitiek van de Bourgondiërs verder voortgezet. Dit
resulteert in politieke en staatkundige veranderingen.
Het bestuur van de Nederlanden
De centralisatiepolitiek van Karel V: respect voor de privileges van de gewesten (zelfstandig
bestuur, eigen rechtsregels, en andere vrijheden). Maar Karel vormde 3 nieuwe centrale
bestuursinstellingen in 1531:
- Raad van State:
hoge edelen
Hoogste adviesorgaan voor de landvoogd.
- Geheimde Raad:
hoge ambtenaren en rechtsgeleerden (uit de hoge burgerij)
Stelde wetten op en hield toezicht op gewestelijke en lokale
besturen.
- Raad van Financiën: juristen en rekenmeesters (uit de hoge burgerij)
Regelde belastingen en andere geldzaken.
De burgerij won dus aardig macht ten koste van de adel, ondanks dit behield de adel nog wel
veel macht via de stadhouder, die waren afkomstig uit de hoge adel.
De gewesten waren voorstander van het particularisme, ze wilden privileges behouden. Ze
konden nog macht uitoefenen via de bedes. Karel voerde veel oorlogen en had zodoende veel
geld nodig. Via bedes konden de gewesten zo nog macht uit oefenen, ook werden veel regels
uit Brussel niet nageleefd door de gewesten.
Pragmatieke Sanctie(1549): de 17 gewesten zijn één ondeelbaar erfgoed.
1555: Karel doet afstand van de troon.
Zoon Filips II erft: - Spanje (+ Amerika)
- Nederlanden
Broer Ferdinand erft: - Oostenrijk
- Duitsland (+ keizerstitel)
1.3 – Dood aan de ketters
Renaissance: Wedergeboorte van de belangstelling van de klassieke beschaving (renaître)
 andere levenshouding en kijk op de kunst.
Humanisme: Vernieuwing in de wetenschap onder invloed van de oudheid.
Erasmus:
humanist, wegbereider van de reformatie.
Vulgaat: Nieuwe Bijbelvertaling in het Latijn (1516).
schreef: Lof der Zotheid, kerkelijke misstanden werden aan de kaak gesteld.
brak niet met de Rooms-katholieke kerk.
Aflaten:
- Een mens moet boete doen voor zijn zonden om in de hemel te komen.
- Wie goede werken doet kan een aflaat krijgen.
- Op ten duur konden aflaten tegen betaling, zonder berouw, verkregen worden.
samenvatting DE REPUBLIEK
4
31 oktober 1517:
Hervormingsdag: Luther nagelt zijn 95 stellingen op de kerkdeur in
Wittenberg.
1520: Luther in de pauselijke ban.
1521: Rijksdag van Worms  Luther in de rijksban (vogelvrij)  in opdracht ontvoerd 
Wartburg  Nieuwe testament in het Duits vertaald.
Door de uitvinding van de boekdrukkunst verspreiden nieuwe ideeën zich sneller.
1555: de godsdienstvrede van Augsburg: “Wiens land, diens godsdienst.” (De landheer
bepaalt de godsdienst in een land)  Duitsland verdeelt in Lutherse en Katholieke
gebieden.
Luther:
Calvijn:
Vorst is de baas in de kerk (aristocratisch kerkbestuur).
Diakenen en ouderlingen, gekozen door de gemeente, vormen het kerkbestuur
(democratisch kerkbestuur)
Luther:
Calvijn:
Een onderdaan mag nooit tegen de vorst in opstand komen.
Een onderdaan mag wel tegen de vorst in opstand komen als deze geen
godsdienstvrijheid geeft. ( spreekt veel Nederlanders aan).
Onderdrukking in de Nederlanden
Karel V trad hard op tegen het protestantisme:
- boekverbrandingen
- inquisitie: een rechtbank voor het
opsporen van en bestraffen van ketters 
ketterverbrandingen
1.4 – Rijkdom en rebellie
1477: Vlaanderen en Brabant de rijkste en economisch meest ontwikkelde Nederlandse
gewesten.
Handelscontacten:
- over zee met de Hanzesteden rond de Noordzee en Oostzee.
- over land met Venetië en Genoa.
Antwerpen werd eind 15e eeuw het centrum van de wereldhandel.
In de loop van de 16e eeuw komt Amsterdam op.
Meer dan een derde van de bevolking woonde in de stad. Om aan de grote behoefte aan
voedsel te voldoen ontstaat moedernegotie.
Moedernegotie:
de graanhandel uit het Oostzeegebied. Om dit financieel mogelijk te
maken: gecommercialiseerde landbouw: landbouw waarbij de boeren
produceren voor de markt  specialisatie: - vetweiderij
- handelsgewassen
- zuivelproducten
samenvatting DE REPUBLIEK
5
1.5 – Frankrijk en Engeland
Frankrijk:
heroverd delen van het Bourgondische rijk
Frans I (tijdgenoot van Karel V):
Engeland:
centralisatie: - krijgt in 1516 het recht om zelf
belangrijke geestelijken in de Franse
Rooms-katholieke kerk te benoemen.
- bestrijdt Franse protestanten/Hugenoten
- regeert absoluut: parlement geen invloed
Hendrik IIX (Tudor)(bekend om zijn 6 vrouwen)
Parlement sterk tegenwicht voor de vorst.
Aanleiding tot conflict met de pais was dat deze weigerde het huwelijk met Catharina van
Aragon te ontbinden.
1534: Supremecy Act: niet de paus is het hoofd van de kerk in Engeland maar de
koning  begin Anglicaanse kerk.
Hoofdstuk 2 – Geboorte van een republiek (1555 – 1588)
2.1 – Groeiende onrust
Er kwam onrust over: - strenge godsdienstpolitiek (inquisitie)
- hoge belastingen
- centralisatie (ging tegen de privileges/autonomie van de gewesten in)
1559: Filips II vertrek terug naar Spanje, Margaretha van Parma wordt de nieuwe
landvoogdes.
Willem van Oranje (*1533 (te Dillenbrug) – †1584 (Delft))
Moeder: Juliana van Stolberg
Vader: Willem van Nassau
Broers: Jan, Lodewijk, Hendrik en Adolf
1544: Dood René van Châlon, de erfenis (o.a. het prinsdom Oranje) gaat naar de jonge
(lutherse) Willem, die nu Rooms-katholiek wordt opgevoed aan het hof te Brussel.
Willem behoort nu tot de hoge adel in Nederland.
Willem zal leider worden van het verzet tegen Filips II. Hij wordt stadhouder van
Holland, Zeeland en Utrecht. Onder zijn leiding was de hoge adel fel tegen de politiek
van Filips II (met name omdat de Raad van State een adviesorgaan was geworden en
de benoemingspolitiek van Filips II).
Willem van Oranje was voorstanden van gewetensvrijheid.
Godsdienstvrijheid: vrij geloven en dat uitdragen (vrijheid van eredienst).
Gewetensvrijheid: vrij geloven maar niet uitdragen.
Willem van Oranje wilde gewetensvrijheid zodat er rust heerste in de Nederlanden en uit
principe. Hij wilde geen dwingende rol van een centraal bestuur in geloofszaken.
samenvatting DE REPUBLIEK
6
De steden hingen Willen van Oranje aan omdat de inquisitie de rechtelijke macht aantaste.
Ook wilden de steden rust in een stad.
Figuur 2: Het bestuur van de Nederlanden in 1555
2.2 – Geboorte van een nieuwe staat
1566: - Aanbieding van het smeekschrift aan de landvoogdes Margaretha door de lage adel
onder leiding van Lodewijk van Nassau en Hendrik van Brederode (geuzen).
- Jaar van de hagenpreken.
- Hongerjaar.
- Beeldenstorm begint in Steenvoorde. 3 soorten aanhangers: - Rooms-katholieke kerk
haters
- tuig (wilden slopen)
- dieven
Smeekschrift: In het smeekschrift waarschuwden de lage adel Margaretha dat er oproer als
zij het plakkaat waarin Filips II opdracht gaf tot strengere
kettervervolgingen, zou uitvoeren.
Hagenpreken: Preken in de openlucht omdat het verboden was zich te organiseren in een
kerk. De dienst werd gehouden te midden van alle karren met daarop
uitkijkposten.
1567: - komst van Alva (landvoogd tot 1573) met Spaanse legers.
- instelling van de Raad van Beroerten (Bloedraad)  protestanten werden verbannen
of gedood.
Terechtstelling van Egmond en Hoorne, hierdoor vlucht Willem van Oranje terug
naar de Dillenburg.
samenvatting DE REPUBLIEK
7
Andere protestanten vluchten het bos in of de zee op  watergeuzen  harde kern
van het verzet.
- Alva wil de 10de penning invoeren maar stuit op teveel verzet.
3 belastingen van Alva
- 100ste penning:
- 20ste penning:
- 10de penning:
eenmalige belasting van 1% op alle bezittingen.
omzetbelasting van 5% op verkoopprijs van onroerend goed.
omzetbelasting van 10% op verkoopprijs van roerend goed.
De 10de penning stuit op veel verzet van zowel de hoge burgerij: slecht voor de handel, als de
adel: verlies van de bede zou machtsverlies betekenen.
1568: Begin van de Opstand (tachtig jarige oorlog). Geen oorlog met Spanje (Spaanse volk)
maar opstand tegen de Spaanse overheerser in Nederland.
Willem van Oranje trekt vanuit Duitsland Nederland binnen. Adolf sneuvelt bij deze
eerste slag (Heiligerlee) van de tachtigjarige oorlog.
Willem van Oranje wil:
- herstel oude privileges (adel)
- minder dwingende rol centrale bestuur bij geloofszaken
- persoonlijk motief: zijn bezittingen in de Nederlanden
kwijt geraakt
1 april 1572: Inname Den Briel door de watergeuzen.
Juli 1572:
‘vrije statenvergadering’ door de Hollandse steden  Willem van Oranje
erkend als leider.
1572 – 1573: wraaktocht van Don Frederik (Spanje). Mechelen, Zutphen en Naarden worden
uitgemoord.
1573 – 1574: Beleg rond Haarlem uitgemoord.
‘Bij Alkmaar begint de victorie’ (dijken worden doorgestoken).
Leiden houdt wel stand en krijgt als dank een universiteit.
1576:
Dood van de Requesens (landvoogd)  plunderingen in Brabant en
Vlaanderen  Spaanse Furie  Brabant en Vlaanderen vragen Willen van
Oranje om hulp.
In de Staten-Generaal begonnen koningsgetrouwe gewesten met Holland en Zeeland te
onderhandelen over vrede  Pacificatie van Gent  alle gewesten eens.
Pacificatie van Gent: - Spaanse troepen moesten vertrekken
- Kettervervolging moest stoppen
- Holland en Zeeland mochten calvinistisch zijn
- Er mocht niets tegen het katholieke geloof worden ondernomen
De eensgezindheid van de Staten-Generaal was een hoogtepunt voor Willem van Oranje.
samenvatting DE REPUBLIEK
8
Na 1576 is er opnieuw verdeeldheid binnen de Staten-Generaal: - Particularisme
- Kloof tussen
Holland/Zeeland en de
zuidelijke gewesten
(geloof, taal, sociale
klasse)
1578 – 1592: Parma landvoogd
Begin januari 1579: Unie van Artecht (Artois):
- Trouw aan Spanje
- Rooms-katholieke kerk de enige
Eind januari 1579:
Unie van Utrecht onder leiding van Jan van Nassau (meest Noordelijke
gewesten).
Doel: de gemeenschappelijke verdediging tegen Spanje.
1579:
geboortejaar Nederlandse staat  scheiding noordelijke en zuidelijke
Nederlanden.
Willem van Oranje teleurgesteld door de verdeeldheid.
1580: Willem van Oranje door Filips II in de rijksban gedaan. Hij gold als bedreiging voor
Filips II.
1581: Acte van Verlatinghe: De Staten-Generaal van Noordelijke Nederlanden zwoeren hun
heerser af.
Willem van Oranje durft het niet aan de macht in de Nederlanden te krijgen.
Hertog van Anjou (Frankrijk) wordt aangesteld. Geen succes: katholiek, slecht politiek leider.
1584: Willem van Oranje wordt vermoord door Balthazar Gerards  Maurits stadhouder.
Graaf van Leicester (Engeland) wordt aangesteld. Geen succes: dubbel agenda (probeerde
vrede te sluiten met de zuidelijke Nederlanden van Parma), slecht leider, verbood handel met
Spanje.
Beide buitenlandse landvoogden waren geen succes. De Statenvergadering nemen zelf de
soevereiniteit op zich  De Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden (1588 – 1795)
1588 – 1598: De Tien Jaren  militaire successen Maurits, mede door staand leger.
Maurits en Willem Lodewijk leiden de Republiek militair.
Johan van Oldebarnevelt leidt de Republiek politiek.
De Republiek staat nu aan de vooravond van de Gouden Eeuw.
samenvatting DE REPUBLIEK
9
2.3 – Nieuwe politiek in de Republiek
Staatindeling rond 1588
Land: Decentraal bestuur  de vertegenwoordigers van de verschillende gewesten kwamen
bijeen in de Staten-Generaal. De Staten-Generaal hield zich bezig met zaken die het
algemeen belang dienden: - Financiën
- Buitenlandse zaken
- Defensie
- Het bestuur van de Generaliteitslanden
- Onderlinge geschillen
Binnen de Staten-Generaal had elk gewest 1 stem en het vetorecht.
Stadhouder:
Onder Filips II; plaatsvervanger van de koning.
In 1600; dienaar van de gewesten.
- Opperbevelhebber van leger en vloot.
- Benoemen van bestuurders/regenten in steden.
- Recht van gratie (iemand gratie kunnen geven; straf kwijtschelden)
Raadspensionaris (landsadvocaat): Hoogste ambtenaar van het gewest Holland, in dienst van
de Staten van Holland. Hij leidde de staten van Holland
naar de Staten-Generaal.
Regenten:
Hoge overheidsbestuurders in de Republiek. Leden van het bestuur van steden,
gewesten, platteland en Generaliteitslanden.
Figuur 3: Bestuurlijke structuur van het gewest Holland
Calvinistisch geloof: Gereformeerde kerk werd de officiële kerk, maar geen staatskerk.
De gereformeerde kregen politieke en ambtelijke functies.
Officieel was de rooms-katholieke verboden, maar in de praktijk werden katholieken niet
vervolgt. ze mochten wel hun kerken niet meer gebruiken en moest zodoende de preken
houden in schuilkerken.
Ook andere andersdenkenden, zoals joden, doopsgezinden en remonstranten, werden niet
vervolgt.
samenvatting DE REPUBLIEK
10
2.4 – Economische bloei van Holland
De stedelijke bevolking groeide en de moedernegotie in zijn kielzog ook. Hierdoor nam de
gecommercialiseerde landbouw in de zeegewesten Holland en Zeeland toe. Hierdoor ontstond
er in deze twee gewesten een gezamenlijke markt.
In Holland en Zeeland is een groot voordeel ten opzichte van andere gewesten en buurlanden;
die gewesten hadden geen feodale traditie, hierdoor was er de mogelijkheid tot
schaalvergroting voor de boeren.
In de landgewesten(oosten van de Republiek) had de adel veel macht, zij waren
grootgrondbezitters. Op die grond bebouwden zelfvoorzienende keuterboeren het land en
waren lokale markten. Hierdoor was er in de landgewesten minder innovatie en groeiden de
steden minder.
Engeland en Frankrijk zijn nog geen concurrenten, zij blijven op de ‘oude’ kleine schaal
landbouw bedrijven. Er heerst een burgeroorlog in Frankrijk en Engeland richt zich meer op
het Midden-Oosten voor voedsel.
Rond 1588:
Stedelijke en regionale economieën. Er was geen samenhangend economisch
beleid(tolbarrières, gebrekkige samenwerking inzake infrastructuur) 
particularisme.
Val van Antwerpen
1585: Filips II neemt Antwerpen in. Als reactie hierop sluiten de watergeuzen de Schelde af
 economische doodsteek voor Antwerpen  komst van kapitaal en kennis naar het
noorden  Holland wordt het centrum van handelskapitalisme: het begin van de
Gouden Eeuw.
2.5 – Frankrijk en Engeland
Frankrijk
1560 – 1598: godsdienstenoorlogen tussen rooms-katholieke kerk en
hugenoten.
Rooms-katholieken onder leiding van de familie De Guise.
Hugenoten onder leiding van de families De Coligny en De Bourbon.
1572: Hugenoten leider Hendrik de Bourbon/van Navarra gaat trouwen met de zus van de
Franse koning.
Hendrik wordt katholiek: “Parijs (de troon) is me wel een mis waard.”
Veel hugenoten vluchten naar het Noorden(de Republiek).
24 augustus 1572:
Bloedbruiloft/Bartolomeusnacht: duizenden hugenoten worden in
Parijs, aanwezig in verband met de bruiloft, door katholieken vermoord.
Engeland
Hendrik VIII †1547: goederen/bezittingen van de katholiek in beslag genomen en verkocht
Anglicaanse kerk wordt de Staatskerk met de koning aan het hoofd.
Edward VI †1553: protestants, vervolgd katholieken.
Bloody Mary †1558: fanatiek katholiek: vervolgd protestanten.
samenvatting DE REPUBLIEK
11
Elizabeth I (1558 - 1603†)
 Anglicaanse kerk: protestants van binnen(de leer), katholiek
van buiten. de vorst blijft het hoofd van de Anglicaanse kerk.
De katholieken accepteren dit niet.
Hoofdstuk 3 – De jonge Republiek in Europa (1588 – 1648)
3.1 – Jaren van onverwachte voorspoed
1588 – 1598: De Tien jaren
Militaire overwinningen door:
- Maurits, uitmuntend militair leider, was kapiteingeneraal van het leger. Onder zijn leiding waren er
grote legerhervormingen  beroepsleger (snel en
wendbaar), nieuwe technieken en aanvalstactieken.
- Filips II was in oorlog met Frankrijk (aandacht weg van
de Republiek).
1588: De Armada wordt opgericht: onoverwinnelijke Spaans vloot (Filips).
Bestuur
De Republiek was een statenbond: 7 zelfstandige gewesten (vergelijk VS en Duitsland nu).
Deductie van Vrancken (1587):
Soevereiniteit ligt bij de gezamenlijke staten van de
gewesten en dus niet bij een landsheer.
Particularisme overheerst.
Elk gewest stuurde vertegenwoordigers naar de Staten-Generaal.
- Last(brief): hierin stond wat de vertegenwoordiger moest zeggen en stemmen van het
gewest.
- Ruggespraak: de vertegenwoordiger moest eerst overleggen met het gewest voordat
er een besluit werd genomen (erg vertragend bij besluitvorming).
Holland was het rijkste en meest invloedrijke gewest.
Particularisme: typerend voor statenbond: de neiging om als gewest voor alles zelf en in het
eigen belang te beslissen  particulier belang
boven algemeen belang.
1588
Vroedschap (regenten)
burgemeesters
schout
rakkers
schepenen
nu
gemeenteraad
burgemeester en wethouders
(politie)korpsofficier
agenten
rechters
3.2 – Een nieuwe speler in het internationale veld
1589: Huwelijk Hendrik van Navarra  koning Hendrik IV (katholiek)
samenvatting DE REPUBLIEK
12
1596: Drievoudig verbond: Frankrijk, Engeland en de Republiek tegen Spanje (eerste
erkenning van de Republiek als eigen staat).
1598: Vrede tussen Frankrijk en Spanje (geld was op): einde Drievoudig verbond.
1598: Edict van Nantes:
hugenoten krijgen vrijheid van godsdienst en eredienst in steden
waar ze de meerderheid hebben.
Lodewijk XIII volgde in 1603 zijn vader koning Hendrik IV op. Samen met zijn minister
Richelieu (ook kardinaal) zette hij de centralisatie door.
Frederik Hendrik (zoon en opvolger van Maurits) wilde een verdrag met Lodewijk XIII
sluiten over de verdeling van de zuidelijk Nederlanden, maar dit stuitte op veel verzet in de
Republiek.
Engeland
Tijdens Elizabeth I was Engeland voortdurend in oorlog met Spanje.
Opvolger Jacobus I (Stuart) sloot in 1604 vrede met Spanje  de Rep staat er alleen voor
tegen Spanje.
Puriteinen: Engelse Calvinisten.
Karel I regeerde van 1629 tot 1640 zonder parlement en als absoluut vorst.
1640: opstand van de schotten, alleen het parlement kon aan Karel I toestemming geven voor
belastingen om de oorlog te financieren maar deden dit niet.
Huis Stuart
Jacobus I: 1603 – 1625: personele unie (2 aparte landen met dezelfde vorst) met Schotland.
Karel I: 1625 – 1649: Door het weigeren van belastingen van het parlement had Karel op een
andere manier geld nodig. Hij hoopte op steun van de Republiek 
1641: Huwelijk Mary Stuart en de latere Republikeinse stadhouder Willem II, hiermee
werd het aanzien van de Oranje groter.
Het Duitse Rijk
1618 – 1648: de dertigjarige oorlog
Protestanten

katholieken
- Engeland
- Spanje
- de Republiek
- de Paus
- Frankrijk (tegen Spanje, niet protestant of tegen katholieken)
1648: - eind dertigjarige oorlog
- vrede van Munster  eind tachtigjarige oorlog.
Bepalingen bij de vrede van Munster:
- Spanje erkende de Republiek als onafhankelijke staat, die al het veroverde gebied
mocht houden, ook in de koloniën.
- De Schelde blijft gesloten.
samenvatting DE REPUBLIEK
13
- Vrijheid van godsdienst voor de katholieken hoeft de Staten-Generaal niet te geven,
zelfs niet in de generaliteitslanden.
3.3 – De machtsstrijd
Rond 1600 werden de militaire successen van Maurits bescheiden, dit kwam door:
- Minder geld
- Spanje had vrede
met Frankrijk en
kan zich nu
volledig richten op
de Republiek.
1600: Slag bij Nieuwpoort (Maurits moet van Van Oldebarnevelt op Spaans grondgebied
(België) vechten, zijn leger wordt bijna in de zee gedrongen, maar kan nog net
wegkomen).
De relatie tussen Maurits en Van Oldebarnevelt bekoelt.
1609 – 1621: Twaalfjarig Bestand
Van Oldebarnevelt is voor; het is goed voor de handel.
Maurits is tegen; hij is bang dat ie te oud is om na het bestand nog succesvol te
vechten.
Tijdens het Twaalfjarig Bestand kwam het bijna tot een burgeroorlog: een godsdienstige en
politieke strijd.
Maurits
overige 6 gewesten
strenge calvinisten =
preciezen =
gomaristen
contraremonstrant

Van Oldebarnevelt
Holland
gematigde calvinisten =
rekkelijken =
arminianen
remonstrant
Er was geen scheiding van kerk en staat.
1617: Scherpe Resolutie aangenomen door de Staten van Holland:
- Nationale Synode (kerkvergadering) is in strijd met de soevereiniteit van de
gewesten (particularisme).
- Steden kregen toestemming om troepen (waardgelders) in te huren om onrust de kop
in te drukken. Deze troepen gehoorzamen de Staten van Holland  het gezag van
Maurits aangetast.
Een burgeroorlog dreigt.
Maurits gaat met zijn legers de Hollandse steden langs (gemachtigd door de StatenGeneraal/bij meerderheid besloten (Amsterdam, contraremonstrant, was voor  minderheid
in Holland)).
Augustus 1618: Van Oldebarnevelt wordt gevangengezet.
Arminianen worden uit het stadsbestuur gezet (de wet verzetten).
samenvatting DE REPUBLIEK
14
1618/19
Nationale Synode te Dordrecht (onder leiding van Johannes Bogerman).
- Leer van Arminius veroordeeld  eenheid van calvinistische kerk versterkt.
- Nieuwe Bijbelvertaling  Statenvertaling
Hugo de Groot wordt gevangen genomen.
1625: dood Maurits.
Frederik Hendrik stadhouder tot 1647 †
Frederik Hendrik:
- Versterkt positie stadhouder/Oranje; beginnen Koninklijke trekjes te krijgen:
▪ Paleizen
▪ Grootse huwelijken
▪ Contact met vorstenhuizen
- Versterkt positie Republiek:
▪ 1628: overwinning op de zilvervloot
▪ 1629: Den Bosch veroverd
▪ 1632: Maasveldtocht
- Gematigde binnenlandse politiek: rust
3.4 – Een economisch wonder
Amsterdam: centrale stapelmarkt en financieel centrum van Europa (de wereld).
1609: Wisselbank: hier konden kooplieden geld in bewaring geven, betalingen
verrichten en geld overboeken.
1611: Koopmansbeurs: kennis over prijzen van goederen, transportkosten en
verzekeringskosten.
1614: Bank van lening: geld lenen.
De bloeiende handel geeft de economie vele impulsen:
- Nijverheid: ▪ textiel
▪ zeilen (VOC)
▪ tonnen (aan boord)
▪ schepen (VOC)
- Landbouw: ▪ lastdieren
▪ nieuwe apparaten
Gunstige economische ontwikkelingen werden gestimuleerd door bewust beleid van de
overheid/Van Oldebarnevelt (bijv. VOC in 1602).
1609 – 1621: Twaalfjarig bestand: hoogtepunt in de Oostzeehandel.
VOC 1602
1595/96:
Tocht van Houtman en de Keyzer over de Indische Oceaan naar Indonesië.
Er waren teveel private Compagnieën van verre (voorcompagnieën), hierdoor ontstond er veel
concurrentie  De VOC (1602). De Staten-Generaal gaven de VOC een handelsmonopolie:
De VOC had soevereine rechten (eigen vlag); ze mocht: oorlog voeren, verdragen sluiten,
vestingen bouwen, soldaten in dienst nemen, gebieden besturen.
samenvatting DE REPUBLIEK
15
De VOC was de eerste multinational (vestingen in meerdere landen) en gaf al aandelen uit.
Het bestuur van de VOC was in handen van de Heeren XVII.
Oranje – De Oranjes.
Blanje – kleur van de Hugenoten.
Bleu – Nassau’s.
VOC: Ten oosten van Afrika; doel: (specerijen)handel op de oost tot ontwikkeling brengen
en winst maken.
De VOC was een publiekprivate organisatie, die in Azië de Nederlandse overheid
vertegenwoordigde.
Rechtsgeleerde Hugo de Groot schreef: ‘Mare Librum’, zee van vrijheid: - inlanders zijn vrij
om te handelen
met wie ze willen.
- de zee is net als de
lucht volkomen
vrij.
VOC was in de 17de eeuw het grootste bedrijf ter wereld (succesvoller dan het Engelse East
India Company).
1619: Gouveneur-generaal Jan Pieterzoon Coen sticht Batavia.
1621: WIC: eind Twaalfjarig bestand, vuist maken tegen Spanje.
ten westen van Afrika en ten oosten van Amerika: ▪ kaapvaart
▪ slavenhandel;
driehoekshandel.
WIC was minder succesvol dan de VOC
Figuur 4: De Driehoekshandel
samenvatting DE REPUBLIEK
16
Hoofdstuk 4 – Van Ware Vrijheid via het Rampjaar naar het einde (1648 – 1702)
4.1 – Republiek zonder stadhouder
1647: dood Fredrik Hendrik; opvolger: Willem II (1647 - 1650†) in Staten van Holland.
Willem II wil na 1648 (vrede van Munster) vasthouden aan een sterk leger en besteedt veel
aan buitenlandse politiek (tot onvrede van veel regenten in de steden van Holland in verband
met de handel).
1650: - Jacob de Witt en 5 andere regenten worden gevangen genomen op slot Loevestein.
- Amsterdam wordt onder druk gezet door Willem II en geeft toe, net als andere
Hollandse steden.
- Willem II trouwt met Mary Stuart  Willem III.
- Willem II sterft  1ste stadhouderloze tijdperk (Holland, Zeeland, Overijssel, Gerle
en Utrecht) tot 1672.
Na de dood van Willem II ontstonden er 2 partijen, de prinsgezinden en de staatsgezinden.
Staatsgezinden

- Particularisme
- Bestuur zonder stadhouder
Prinsgezinden
- centralisme
- leider nodig voor leger en staat
 Oranjes zorgen voor veiligheid
en eenheid
- Erfelijke macht is een bedreiging
voor vrijheid.
- Macht moet voortkomen uit kwaliteit.
Het volk was overwegend prinsgezind maar had te weinig invloed om iets uit te richten..
Het bestuur rustte in de stadhouderloze tijd op de kwaliteit van lokale regenten en het
staatsmanschap van Johan de Witt (raadspensionaris van 1653 – 1672).
Volgens Johan de Witt was ‘ware vrijheid’: - Particularisme.
- Een republiek.
- Keuze van bestuurder op kwaliteit/geschiktheid.
4.2 – Dreiging vanuit Frankrijk en Engeland
Frankrijk
Lodewijk XIV (1661 – 1715).
- Absoluut vorst, koning niet gebonden aan wetten/parlement.
- Droit divin, God had Lodewijk aangesteld vond Lodewijk zelf.
- Centralisatiepolitiek  veel ambtenaren en een groot leger  erg duur 
Colbert: belastinghervormingen.
 Protectionisme/Colbertisme: export bevorderen en import beperken
door hoge invoertarieven (=mercantilisme, slecht voor de Republiek).
- Streven naar natuurlijke grenzen van zijn rijk.
- Één Rooms geloof (1685: intrekken Edict van Nantes).
samenvatting DE REPUBLIEK
17
1667: Franse inval in de zuidelijke/Spaanse Nederlanden.
Na de Franse inval in de zuidelijke Nederlanden wil de Republiek zich wapenen tegen een
eventuele aanval van Frankrijk. Maar er is verdeeldheid op welke manier; met een vloot of
leger.
Landgewesten willen een sterk leger, de zeegewesten gaan voor een sterke vloot.
Engeland
Karel I wilde absoluut regeren, van 1629 – 1640 regeerde hij dan ook zonder parlement.
1640 – 1649: Engelse burgeroorlog.
Parlement  Koning Karel I  onthoofd in 1649.
Engeland wordt een Republiek onder leiding van Olivier Cromwell (dictator)  Lord
Protector (†1658).
Onder Cromwell begint ook in Engeland mercantilisme.
1651: Acte van Navigatie: - Producten naar Engeland mogen alleen vervoerd worden op
Engelse schepen of schepen uit het land van herkomst (europa).
- Producten uit andere werelddelen mogen alleen vervoerd
worden op Engelse schepen.
- Saluut ter zee, Nederlandse schepen moesten altijd Engelse
schepen groeten.
De Acte van Navigatie was een ernstige bedreiging voor de welvaart van de Republiek.
Er kwamen 2 zeeoorlogen met Engelannd: - 1652 – 1654
- 1665 – 1667
1660: Restauratie onder leiding van het parlement en koning Karel II Stuart (bewonderaar
van Lodewijk) .
4.3 – Het Rampjaar 1672
Johan de Witt:
- Leiding geven aan de buitenlandse politiek:
- Oorlog voorkomen
- Engeland en
Frankrijk tegen
elkaar uitspelen
- Belangen Holland voorop.
- Sterke vloot  zeegewesten en internationale handel beschermen.
Engeland en de Republiek waren grote concurrenten van elkaar in de internationale handel.
1668: Triple Alliantie: de Republiek, Engeland en Zweden tegen Frankrijk.
Aanloop 1672: Meningsverschillen over:
- Verdediging de Republiek (leger/vloot)
- Positie Willem III
1667: Staten van Holland: Het eeuwig edict, geen stadhouder meer.
samenvatting DE REPUBLIEK
18
1672: Aanval van 4 kanten: Het Rampjaar.
Frankrijk valt met Engeland, Münster en Keulen de Republiek aan.
Februari 1672:
Maart 1672:
Juni 1672:
Willem III: Kapitein Generaal van het leger
Oorlog met Engeland begint
Fransen trekken bij Lobith ons land binnen.
Figuur 5: Verschillende aanvallen op de Republiek in het Rampjaar
-
Vlootvoogd Michiel de Ruyter voorkomt de Engelse vlootlanding.
Het verwaarloosde leger is kansloos tegen het sterke en goed georganiseerde Franse
leger.
De waterlinie houdt stand en voorkomt verovering van Holland.
Groningen en Friesland houden stand.
In de Republiek heerst een grote interne onrust. Het volk plundert en er zijn rellen. De woede
van het volk is vooral gericht tegen de slappe regenten die proberen te vluchten.
‘Het land is reddeloos, radeloos en redeloos’.
Reddeloos: Het land (kansloos gevecht).
Radeloos: Het bestuur (ze weten niet wat te doen).
Redeloos: Het volk (er heerst woede en onrust).
Willem III wordt benoemd tot stadhouder en moet de Republiek redden.
20 augustus 1672: Gebroeders De Witt worden vermoord in Den Haag.
samenvatting DE REPUBLIEK
19
Brandenburg en Spanje komen de Republiek te hulp. Spanje is bang voor een te sterke
grootmacht Frankrijk.
Willem III blijkt een goede legeraanvoerder en staatsman te zijn.
1673: De kansen keren:
- De Ruyter verslaat nog 3 vloten.
- Verassing van Bonn. Willem slaagt erin Bonn aan te vallen, in
Bonn is het wapendepot van de Fransen. De aanval zorgt
ervoor dat de Fransen zich terugtrekken.
Willem III: erfelijk stadhouder van 5 gewesten (alles behalve Friesland en Groningen).
Staten-Generaal: Erfelijk Kapitein Generaal Admiraalschap.
Willem III heeft veel grote bevoegdheden niet gebruikt voor de hervorming van de
staatsinstellingen van de Republiek  meer centralisatie.
Er kwam meer belangstelling voor de buitenlandse en binnenlandse politiek.
1678: Vrede van Nijmegen
- Geen grondverlies voor de Republiek.
- Handelsvoordelen.
Willem III was tegen de Vrede van Nijmegen: Hij vertrouwt Lodewijk totaal niet.
Hollandse regenten waren voor de Vrede: Rust is goed voor de handel.
4.4 – Franse hegemonie afgewend
Willem III richt zich op de internationale situatie. Hij krijgt twee levensdoelen:
- Veiligheid protestantisme waarborgen.
- Veiligheid Republiek waarborgen.
Frankrijk is het tegenovergestelde van Willem zijn levensdoelen en Lodewijk wordt zo zijn
permanente vijand.
Er worden verschillende coalitieoorlogen (in verschillende samenstellingen) ondernomen
tegen Frankrijk om een overwicht te voorkomen. Bij deze oorlogen wordt het belang van de
Republiek achtergesteld bij dat van Europa.
1685: - Ommekeer in het denken van de Hollandse regenten  protestantisme werd
bedreigd.
- Lodewijk herriep het Edict van Nantes , veel hugenoten trokken weg uit Frankrijk
naar de Republiek met hun geld en kennis.
- De Roomse Jacobus II werd koning van Engeland (bewonderaar van Lodewijk XIV).
1688: Zoon voor Jacobus II, Willem III steekt over naar Engeland om protestantisme te
beschermen.
‘Ik zal de protestantse godsdienst en de vrijheden van het Engelse volk handhaven’.
(Je maintiendrai).
- Glorious Revolution, protestantse revolutie zonder bloedvergieten.
- Bill of rights, veel nieuwe vrijheden voor parlementariërs  parlementaire
democratie: samenwerking tussen parlement en koning.
samenvatting DE REPUBLIEK
20
Er komt een personele unie tussen de Republiek en Engeland, de as van een coalitie tegen
Frankrijk.
4.5 – Economische stagnatie en intellectuele bloei
Gouden Eeuw: 17de eeuw; vanaf val van Antwerpen in 1585 tot het Rampjaar in 1672.
In die periode was de Republiek het best: - Militair
- Economisch
- Politiek
- Intellectueel (kunst en wetenschap)
De Republiek kreeg te maken met de wet van de remmende voorsprong: de economie van de
Republiek groeide nog wel, maar die van Frankrijk en Engeland harder. Relatief gezien
gingen we achteruit.
Oorzaken stagnatie: - Mercantilisme in plaats van vrijhandel  nadelig voor handel en
nijverheid.
- Stagnatie in bepaalde economische sectoren:
- haringvisserij
- moedernegotie
- houthandel
- Hogere belastingen  financiering oorlogen.
De teruggang van de handel in combinatie met de kosten van oorlogvoering  neerwaartse
spiraal.
Er was geen sterk centraal gezag, maar sterke stedelijke autonomie met kapitaal krachtige
burgers, zij gaven de toon aan in Holland  gewetensvrijheid; geen controle, geen censuur,
geen vervolging in de Republiek  tolerantie  de Republiek als intellectueel knooppunt 
veel buitenlandse publicaties.
Na 1685: komst van veel hugenoten/Franse geleerden.
Rene Descartes (‘Ik denk dus ik besta’.)  rationalisme.
Tolerantie kende grenzen, zo werd het ontkennen van het bestaan van God van Spinoza
verboden door de Staten van Holland.
1702: Dood stadhouder-koning Willem III
1702 – 1747: Tweede stadhouderloze tijdperk.
In die tijd:
- Gesloten groep regentenfamilies (oligarchie).
- Decentraal bestuur/particularisme, dit was niet slagvaardig.
- Oorlogsinspanning/financiële problemen.
- Opkomst Engeland.
1702: Einde van de Republiek als grootmacht.
Begin van de Zilveren Eeuw.
samenvatting DE REPUBLIEK
21
Figuur 6: Stamboom van stadhouders (vanaf 1572)
samenvatting DE REPUBLIEK
22
Syllabus geschiedenis vwo centraal examen 2013.
Bron: College voor Examens, Utrecht (2012)
Periode 1477-1555
De strijd om macht en invloed tussen vorsten, adel en opkomende burgerij zette in de 16e
eeuw door. De vorsten probeerden hun positie ten opzichte van adel en steden te verstevigen
door een politiek van centralisatie. In Frankrijk ontstonden hierdoor de eerste ideeën over
absolute macht. In Engeland bleef de rol van het parlement traditioneel sterk als tegenwicht
voor de vorstelijke macht.
Vanaf 1477 stonden de zuidelijke Nederlanden onder Habsburgs gezag. Door vererving en
verovering vielen vanaf 1543 ook alle Noord-Nederlandse gewesten onder het gezag van de
Habsburgse vorst Karel V. Hij zette de centralisatiepolitiek van zijn voorgangers voort door
een landvoogd en drie centrale raden, de Raad van Financiën, de Raad van State en de
Geheime Raad, te benoemen. Deze raden adviseerden hem en zorgden mede voor uitvoering
van zijn beleid.
Daarnaast verhoogde hij vaste belastingen om zijn inkomsten te vergroten. In 1555 werd hij in
zijn Spaanse en Nederlandse bezittingen opgevolgd door zijn zoon Filips II.
De kerngewesten van de Nederlanden waren traditioneel Brabant en Vlaanderen. Vergeleken
met Frankrijk, grote delen van Engeland en andere gewesten in de Nederlanden, waren deze
gewesten sterk verstedelijkt. De Vlaamse handelssteden maakten deel uit van een
internationaal handelsnetwerk bestaande uit het Oostzeegebied, Italië, Frankrijk en Engeland.
De steden in Holland waren relatief klein en de voedselvoorziening werd bedreigd door de
lage opbrengsten van de landbouw in Holland. Door vervening was de grond niet geschikt
voor graanbouw. Men slaagde erin de landbouw winstgevend te maken door middel van
commercialisering en specialisatie. De Moedernegotie zorgde voor de aanvoer van goedkoop
graan. Zo waren de Hollandse steden in staat hoge belastingen op te brengen en flink bij te
dragen in de kosten die Karel V maakte in zijn oorlogen. Net als de overige gewesten in de
noordelijke Nederlanden probeerde Holland in ruil voor de financiële bijdrage aan het
centrale bestuur zoveel mogelijk regionale autonomie te verkrijgen.
Discussies over het ware en zuivere geloof en de situatie in de Katholieke Kerk leidden in het
begin van de 16e eeuw tot een breuk in het christendom tussen katholieken en protestanten:
de reformatie. De weg voor de reformatie was mede bereid door het humanisme, waarvan
Erasmus de belangrijkste vertegenwoordiger was in Noordwest Europa. Vanuit de gedachte
dat meerdere geloven in één gebied slechts chaos konden opleveren, kozen de meeste vorsten
voor onderdrukking van andersdenkenden. In Engeland was de Anglicaanse Kerk in 1534
onder druk van koning Hendrik VIII door het parlement tot staatskerk uitgeroepen.
Afhankelijk van de oriëntatie van de heersende vorst werden daar afwisselend katholieken en
protestanten vervolgd. In Frankrijk waren het voornamelijk protestanten die werden vervolgd.
Karel V koos ervoor in de Nederlanden uitingen van het protestantisme te onderdrukken. Bij
de vrede van Augsburg in 1555 werd hij echter gedwongen om in Duitse gebieden waar de
lokale vorst protestants was de protestantse eredienst toe te staan.
Periode I555-1588
Onvrede over de strenge godsdienstpolitiek, de hoge belastingdruk en de centralisatiepolitiek
waardoor de elites in de steden en gewesten hun autonomie dreigden te verliezen, zorgden in
de Nederlanden voor opstandigheid tegen Filips II. Om de rust in hun gewesten te herstellen
probeerden edelen in 1566 via een smeekschrift Filips II over te halen de kettervervolgingen
te matigen. Deze poging had weinig resultaat. Door de Beeldenstorm werd de kloof tussen de
samenvatting DE REPUBLIEK
23
edelen en de landsheer Filips II vergroot. Deze wilde de verantwoordelijken voor de
Beeldenstorm straffen en stuurde daartoe de hertog van Alva naar de Nederlanden. De
vervolging van de protestanten verhevigde. Hiervan waren met name aanhangers van het, in
de Nederlanden populaire, gedachtegoed van Johannes Calvijn de dupe. Het conflict met de
Spaanse landsheer liep uit op een oorlog die pas in 1648 eindigde. Onder leiding van Willem
van Oranje verspreidde de opstand tegen Filips II zich over de Nederlanden. De gewesten
probeerden samen een oplossing voor de burgeroorlog en de godsdienstige tegenstellingen te
vinden. Dit leidde in 1576 tot de Pacificatie van Gent. Maar nadat een aantal gewesten zich
achter Filips II schaarde, raakten de Nederlanden in 1579 verdeeld. De zuidelijke gewesten
verenigden zich in de Unie van Atrecht en de noordelijke gewesten in de Unie van Utrecht.
De breuk tussen de vorst en de opstandige gewesten werd een feit vanaf het moment dat Filips
II Willem van Oranje vogelvrij verklaarde. De noordelijke gewesten namen formeel afscheid
van Filips II in 1581 met het Plakkaat van Verlatinghe en gingen op zoek naar een nieuwe.
Kandidaten uit Frankrijk, de hertog van Anjou, en Engeland, de graaf van Leicester, bleken
niet geschikt. In 1588 besloten de gewesten zonder koning verder te gaan; de Republiek der
Zeven Verenigde Nederlanden ontstond.
Willem van Oranje zag in verdraagzaamheid en de acceptatie van een meer pluriforme
samenleving een mogelijkheid tot herstel van de orde. Oranje wees een dwingende rol van
overheden in geloofskwesties af. De politieke situatie en het verzet tegen het Spaanse gezag
gaven een betrekkelijk kleine groep orthodoxe protestanten de ruimte een belangrijke positie
in te nemen in de opstand. Hun calvinistisch geloof bood inhoudelijke steun voor hun strijd
tegen het Spaanse gezag maar sloot niet aan bij de denkbeelden van Oranje. In deze fase van
de strijd was de steun van deze groep echter zeer welkom.
Vrijheid van geloof in de aangesloten gewesten was één van de bepalingen bij de
totstandkoming van de Unie van Utrecht. In de aangesloten gewesten ontstond discussie over
de mate waarin de religievrijheid moest worden toegestaan. Veel stadsbesturen besloten
uiteindelijk tot een compromis: ‘vrijheid van geweten’ werd toegestaan, ‘vrijheid van
eredienst’ hadden alleen de calvinisten. In de praktijk hing de mate waarin dissidente groepen
werden getolereerd vaak af van het beleid van de soms gematigde, dan weer orthodoxe
stadsbesturen. Volledige godsdienstvrijheid kwam er niet. Katholieken ondervonden hiervan
de meeste hinder. Naast de publieke gereformeerde kerk werden kerkgenootschappen van de
lutheranen, doopsgezinden en joden gedoogd.
Ook elders in Europa zorgde de scheuring in de kerk voor veel beroering. Zo ontstond er in
Engeland na de dood van Hendrik VIII onrust tussen katholieken en protestanten. Met het
bestijgen van de troon door Elizabeth I werden rust en orde hersteld. Zij maakte een einde aan
de kettervervolgingen ondanks aanhoudende druk van de paus en Spanje op de Engelse troon.
In Frankrijk bestreden hugenoten en katholieken elkaar. In een poging deze strijd te sussen,
liet de Franse koning zijn zus in 1572 trouwen met Hendrik van Navarra, een hugenoot.
Navarra wist de slachting op hugenoten, die volgde op deze ‘Bloedbruiloft’, te ontkomen.
Door het overlijden van de laatste katholieke erfgenaam werd de Franse troon inzet van een
burgeroorlog.
Vanaf het aantreden van Filips II stond de economie van de noordelijke Nederlanden in dienst
van het Spaanse rijk. De opbrengsten van de vaste belastingen werden vooral gebruikt om de
vele oorlogen te bekostigen. Samen met de gevolgen van handelsblokkades door de oorlog
met Frankrijk, waarin Filips tot 1559 verwikkeld was, versterkte dit het verzet tegen zijn
centralisatiepolitiek. Het voornemen van Alva om nieuwe vaste belastingen, zoals de Tiende
Penning, in te voeren voedde de afkeer van het Spaans gezag.
samenvatting DE REPUBLIEK
24
Tijdens de Opstand begon voor de noordelijke Nederlanden een periode van economische
groei. De groei van de stedelijke bevolking en de ‘Oostzeehandel’ leidde in de zeegewesten,
Zeeland, Holland en Friesland, tot verdere uitbouw van een gecommercialiseerde landbouw
die zich richtte op de stedelijke markt. Het ontbreken van een feodale traditie in de
zeegewesten bood de boeren mogelijkheden tot schaalvergroting. De nijverheid profiteerde
van de groeiende handel. Hoewel in Engeland de lagere adel zich meer op de commerciële
landbouiw ging richten, bleef het grootgrondbezit op het platteland daar de belangrijkste bron
van welvaart. In Frankrijk bleef de machtige adel zich voornamelijk richten op traditionele
landbouw.
De Republiek bestond rond 1588 uit vele stedelijke en regionale economieën die van elkaar
gescheiden werden door onder andere tolbarrières en gewestelijke handelsbeperkingen.
Alleen Holland en Zeeland vormden een gezamenlijke markt door het beleid van koopliedenregenten. Na de val van Antwerpen in 1585 groeide Holland en in het bijzonder Amsterdam
uit tot het centrum van de Europese handel. De kooplieden en ambachtslieden die naar
Holland trokken, versterkten met hun kennis en kapitaal deze ontwikkeling. De concurrentie
van Frankrijk en Engeland was beperkt; terwijl de politieke situatie in de Republiek tot
bedaren kwam, kampte Frankrijk met burgeroorlogen en richtte Engeland zich op
internationale handel met bijvoorbeeld de Levant.
1588 – 1648
De jonge Republiek hield stand tegen Spanje, geholpen door de uitputting van de Spaanse
financiën na de ondergang van de Armada in 1588 en de voortdurende oorlog tussen Spanje
en Frankrijk. Stadhouder Maurits van Oranje en landsadvocaat van Holland Johan van
Oldenbarnevelt zetten zich in om de militaire macht respectievelijk de handelspositie van de
Republiek te versterken. In de Republiek lag de soevereiniteit sinds de Deductie van
Vrancken bij de Staten. De Republiek werd een statenbond waarin het gewest Holland de
boventoon voerde als belangrijkste financier van de defensie-uitgaven.
In 1609 begon het Twaalfjarig Bestand. Naarmate de beslissing over voortzetting van het
Bestand dichterbij kwam, nam de religieuze en politieke verdeeldheid in de Republiek toe. Op
godsdienstig gebied kreeg de orthodoxe richting binnen de protestantse kerk, waarbij Maurits
zich zou aansluiten, de meeste invloed.
In het religieus conflict stonden de aanhangers van Arminius en Gomarus tegenover elkaar.
De aanhang van Arminius woonde overwegend in Utrecht en Holland, die van Gomarus in de
andere gewesten. De steden in het gewest Holland waren echter verdeeld. In 1617 liet Van
Oldenbarnevelt, die de arminianen steunde, de Scherpe Resolutie aannemen. Daarbij spraken
de Staten van Holland zich uit tegen een nationale synode om het religieuze conflict te
beslechten en gaven ze steden toestemming soldaten in te huren om het conflict de kop in te
drukken. Maurits steunde Gomarus en verzette zich tegen dit leger waarvan hij geen
bevelhebber was. De religieuze strijd eindigde met de Synode van Dordrecht die partij koos
voor Gomarus.
Op politiek gebied ontstond er tussen Maurits en Van Oldenbarnevelt een machtsstrijd met op
de achtergrond de belangen van de gewesten tegenover die van de Republiek dan wel van het
gewest Holland tegenover die van de andere gewesten. De machtstrijd tussen stadhouder en
landsadvocaat eindigde in 1619 met de onthoofding van Van Oldenbarnevelt op het
Binnenhof. Dit bevestigde de positie van Maurits en de Staten-Generaal en overeenkomstig
hun wens werd vervolgens de strijd tegen Spanje hervat.
Frederik Hendrik van Oranje volgde Maurits na diens dood op en hij versterkte de positie van
de stadhouder en de Republiek verder. Hij veroverde strategische gebieden in wat later de
samenvatting DE REPUBLIEK
25
Generaliteitslanden gingen heten. Zo kwamen de (Meierij van) ‘s Hertogenbosch en (de
Baronie) van Breda, evenals Maastricht in Staatse handen.
Internationaal gezien had de Republiek het tij mee. In 1596 hadden Engeland en Frankrijk de
soevereiniteit van de Republiek al erkend door het Drievoudig Verbond tegen Spanje te
tekenen. De Franse koning Hendrik IV zag zich twee jaar later, door de blijvende onrust in het
eigen land, gedwongen een vrede met Spanje te sluiten. Hij vaardigde in 1598 het Edict van
Nantes uit om een einde te maken aan de godsdienstoorlogen in zijn land en om verder verzet
tegen zijn centralisatiepolitiek te voorkomen. Met een conflict tussen katholieken en
protestanten begon in de Duitse gebieden van het Habsburgse rijk in 1618 de Dertigjarige
Oorlog. Spanje koos partij voor de katholieken. Frankrijk, beducht voor de invloed van
Spanje, steunde de protestanten. Frederik Hendrik overwoog een verbond met Lodewijk XIII
en Richelieu over de samenwerking en de verdeling van de Zuidelijke Nederlanden na de
oorlog, maar er was in de Republiek veel tegenstand tegen samenwerking. Men zag ertegen
op het machtige Frankrijk tot buurland te krijgen.
Met Engeland werden de banden hechter. Elisabeth I had de Republiek openlijk gesteund
tegen Spanje. Later bevond de Engelse koning Karel I zich in nijpende financiële problemen
en hij was afhankelijk van het parlement. Hij wilde met steun van de Republiek zijn
zelfstandigheid behouden. In 1641 huwde Karels dochter Maria Stuart met Willem II,
waardoor Spanje en Engeland weer uiteen werden gedreven. De verbintenis met het
koningshuis Stuart verhoogde het aanzien van de Oranjes. In 1648 sloot de Republiek vrede
met Spanje in de Vrede van Münster.
De politieke en religieuze strubbelingen hielden de economische groei van de Republiek niet
tegen. Zolang de opbouw van staten in Europa nog gaande was, kon de Republiek profiteren
van de slagvaardigheid die de kleine schaal waarop men werkte met zich meebracht. In de 17e
eeuw groeide het volume van de handel van de Republiek. Engeland en Frankrijk richtten zich
op traditionele kostbare producten en het volume van hun handel bleef achter. De Europese
handel groeide uit naar internationale handel. Om dit te vergemakkelijken, werden de
Amsterdamse Wisselbank en Amsterdamse Beurs opgericht en stelde men wekelijks een
prijslijst van goederen op. In de Republiek ontstond een grote handelsvloot doordat
kooplieden onderling gingen samenwerken. Als opvolgers van de private ‘voorcompagnieën’
werden bijna tegelijkertijd in Engeland en de Republiek door de overheid publiekprivate
organisaties als de East India Company en de Verenigde Oost-Indische Compagnie
opgericht.Ten gevolge van dit vroege handelskapitalisme vestigden Engeland, Frankrijk en de
Republiek handelsnederzettingen en koloniën in Azië en Amerika.
De VOC legitimeerde haar recht op deelname aan de handel op grond van de theorie van de
vrije zee zoals neergelegd in het geschrift Mare Liberum van Hugo de Groot. De WestIndische Compagnie hield zich bezig met de driehoekshandel en met kaapvaart tegen Spanje.
De kaapvaart stond echter het functioneren van de WIC als handelscompagnie in de weg.
Periode 1648 – 1702
In 1650 stierf stadhouder Willem II. De regenten namen het besluit geen nieuwe stadhouder te
benoemen. De stadhouders waren in hun ogen te oorlogszuchtig terwijl oorlog duur was en de
handel schaadde. Dit eerste Stadhouderloze Tijdperk duurde tot 1672. Over de inrichting van
de Republiek als statenbond met of zonder een stadhouder en de mate van soevereiniteit van
de gewesten bestond onenigheid tussen staatsgezinden en oranjegezinden. Het dagelijks
bestuur van de Republiek functioneerde dankzij bestuurlijke kwaliteiten van lokale regenten
en het staatsmanschap van de raadspensionaris van Holland, Johan de Witt. Als ambtenaar
samenvatting DE REPUBLIEK
26
van de Staten van Holland opereerde hij in het landsbelang, maar bij conflicten verdedigde hij
toch vooral de belangen van de Hollandse regenten.
In Frankrijk nam in 1661 Lodewijk XIV de regering zelf op zich. Hij slaagde erin van
Frankrijk een centraal bestuurd land te maken, waarin de vorst absolute bevoegdheden kreeg.
In Engeland ontstond een burgeroorlog die leidde tot de onthoofding van Karel I Stuart en die
een overwinning
opleverde voor het parlement. Oliver Cromwell bestuurde het land enkele jaren als Lord
Protector. De Republiek bleef neutraal inzake de Engelse burgeroorlog. In 1660 werd de
monarchie door het Engelse parlement hersteld, de Restauratie. De Engelse koning Karel II
Stuart bleef in financieel opzicht afhankelijk van het parlement.
In de tweede helft van de zeventiende eeuw werd de positie van de Republiek in toenemende
mate bedreigd door de opkomst van Engeland en Frankrijk. Lodewijk XIV streefde naar een
groter Frankrijk, omgeven door natuurlijke grenzen. Het land verkeerde onder zijn regering in
een bijna permanente staat van oorlog, onder andere met de Republiek. Het was voor de
Republiek moeilijk deze bedreigingen het hoofd te bieden. Land- en zeegewesten hadden
verschillende prioriteiten met betrekking tot de landsverdediging. De buitenlandse politiek
van Johan de Witt was erop gericht via afwisselende bondgenootschappen de beide andere
naties uit elkaar te spelen. Deze politiek mislukte toen Karel II Stuart en Lodewijk XIV in
1672 gezamenlijk de Republiek aanvielen. Het Rampjaar leidde tot herstel van het
stadhouderschap in alle gewesten en de moord op De Witt. Onder andere dankzij de
Hollandse waterlinie en de inspanningen van Willem III als legeraanvoerder en Michiel de
Ruyter als vlootvoogd bleef de Republiek overeind. Willem III kon zich ontwikkelen tot een
gezaghebbend stadhouder met ruime bevoegdheden. Deze zette hij niet in om het staatsbestel
van de Republiek te hervormen. Hij richtte zijn aandacht vooral op de internationale situatie
in Europa, waarin hij als grote tegenstrever van Lodewijk XIV vele coalitieoorlogen leidde.
Een bondgenootschap tussen Engeland en de Republiek in de vorm van een persoonlijke unie
ontstond toen de katholieke Stuart-koning Jacobus II door een protestante meerderheid in het
parlement werd afgewezen en deze meerderheid toenadering zocht tot Willem III als
troonopvolger. De Glorious Revolution (1688-1689) maakte een langdurige protestantse
coalitie tegen Frankrijk mogelijk, die een Franse hegemonie in Europa uiteindelijk voorkwam.
Engeland werd door de, aan de troonsbestijging van Willem III gekoppelde Bill of Rights
definitief een parlementaire monarchie, waarin de volksvertegenwoordiging het laatste woord
had. In de Republiek besloten de meeste gewesten na de dood van Willem III in 1702
opnieuw geen stadhouder te benoemen.
De economische voorsprong die de Republiek had opgebouwd, kon met de opkomst van
Engeland en Frankrijk in de tweede helft van de zeventiende eeuw niet worden vastgehouden.
Mercantilistische maatregelen van zowel Engelse als Franse kant bevorderden hun eigen
economie en ondergroeven de positie van de Republiek extra. Frankrijk verhoogde de
importtarieven en het Engelse parlement nam in 1651 de Acte van Navigatie aan die de
Hollandse handel en nijverheid benadeelde. Dit leidde tot handelsoorlogen tussen Engeland
en de Republiek.
In de Republiek zette de teruggang van de Hollandse handel en nijverheid een neerwaartse
spiraal in werking. De teruglopende handelsinkomsten van de zeegewesten en de toenemende
schulden als gevolg van de oorlogen waarin de Republiek betrokken was, beperkten de
financiële armslag van de gehele Republiek, met name waar het ging om de landsverdediging.
In de Republiek was een samenleving ontstaan waar kapitaalkrachtige burgers de toon aan
gaven. Door het ontbreken van een centraal gezag en de sterk ontwikkelde stedelijke
autonomie waren controle, censuur en vervolging in de Republiek niet alleen praktisch gezien
nauwelijks mogelijk, het werd door de meeste regenten ook als onwenselijk beschouwd omdat
samenvatting DE REPUBLIEK
27
zij uitgingen van gewetensvrijheid. Veel buitenlandse publicaties werden in Amsterdam
gedrukt. Het tolerante klimaat trok internationale wetenschappers zoals Descartes aan. Toch
kende ook de tolerantie in de Republiek grenzen; de werken van de filosoof Spinoza werden
na diens dood verboden door de Staten van Holland.
Tijdens het tweede Stadhouderloze Tijdperk (1702-1747) bleek dat de weinig slagvaardige
decentrale bestuurscultuur van regenten niet langer voldeed in het internationale krachtenveld
waarin Engeland en Frankrijk nu de boventoon voerden. Het bestuur van de Republiek kwam
in handen van een vaste groep regentenfamilies.
samenvatting DE REPUBLIEK
28
Download