- Scholieren.com

advertisement
Biologie hoofdstuk 5.
Paragraaf 1
Je eetgewoonten zijn afhankelijk van je geloof, voorkeur en cultuur.
Wat je gewent bent te eten, hoe en wanneer je dat doet, bepalen je eetgewoonten.
Een voedingsmiddel is wat je eet en/of drinkt.
In voedingsmiddelen zitten voedingstoffen:
Eiwitten, Koolhydraten, Vetten, Vitaminen, Mineralen en Water.
Voedingstoffen zijn te verdelen in:
 Bouwstoffen, voor nieuwe cellen.
 Energierijke stoffen, voor energie.
 Beschermende stoffen, om niet ziek te worden.
De schijf van vijf helpt je gezond te eten.
Ontbijten is belangrijk want, dan vul je energierijke stoffen aan.
Zoete en vette tussendoortjes zijn slecht, want daardoor krijg je minder bouw en
beschermende stoffen binnen bij het avondeten.
Als je niet genoeg vitaminen en mineralen binnenkrijgt, heb je kans op een gebreksziekte.
Paragraaf 2
Je proeft doordat smaakstoffen op de smaakzintuigen op de tong komen en geurstoffen in
het reukzintuig.
Je tong kent 5 smaken:
Zoet, zout, zuur, bitter en hartig.
Je gebruikt bij proeven je ogen, oren, koude-,warmte en tastzintuigen.
De zintuigen sturen impulsen naar je hersenen, daar wordt alle informatie van de zintuigen
gecombineerd.
Paragraaf 3
Bouwstoffen zijn nodig voor:
 De groei, nieuwe cellen aanmaken
 Onderhoud, oude en beschadigde cellen vervangen.
Bouwstoffen zijn: water, eiwitten en mineralen.
Eiwit haal je uit vlees, vis, brood en peulvruchten.
Water zit in bijna alle voedingsmiddelen.
Mineralen krijg je als je voldoende gevarieerd eet. Mineralen zijn bijvoorbeeld:
Calcium, ijzer en jodium.
Vegetariërs eten geen vlees en vis, ze halen hun bouwstoffen uit melkproducten en eiwitrijk
plantaardig voedsel.
Veganisten eten helemaal niks van dieren, alleen eiwitrijk plantaardig voedsel.
Zij lopen de kans op een tekort aan calcium.
Paragraaf 4
Energie heb je nodig om te kunnen bewegen en jezelf warm te houden.
Energie haal je uit koolhydraten en vetten.
Hoeveel je nodig hebt, hangt af van je activiteit, leeftijd en geslacht.
Met de BMI (Body Mass Index) kun je bepalen of je een gezond gewicht hebt.
Overgewicht ontstaat door te veel eten en te weinig beweging.
De kans op hart- en vaat ziekten en diabetes word groter door overgewicht.
Bij Diabetes (suikerziekte) is de glucose in het bloed te hoog.
Een hoge bloeddruk of hartinfarct word veroorzaakt door verstopping van bloedvaten door
cholesterol.
Je valt af als je minder energierijk voedsel eet dan je nodig hebt.
Ondergewicht ontstaat door te weinig eten, het lichaam gebruikt dan de vetreserves.
Als je te dun bent, gaat je conditie achteruit en ben je snel moe.
Mensen met Anorexia eten weinig, want ze denken dat ze dik zijn.
Mensen met Boulimia hebben last van vreetbuien.
Paragraaf 5
Schimmels: pluizige plekken op het voedsel.
Bedorven voedsel kun je alleen ruiken of proeven.
Als je bedorven voedsel eet, kun je voedselvergiftiging krijgen.
Voedselbederf kan voorkomen worden door:
Verhitten, koelen, stoffen toevoegen, luchtdicht verpakken, gasverpakken en drogen.
Door conserveren worden bacteriën en schimmels gedood, of worden de
leefomstandigheden te slecht om te overleven.
Hygiëne is bij de bereiding van voedsel belangrijk.
Op het Etiket van een product moet staan:
 Het soort product
 Ingrediënten
 Ingrediënten die overgevoeligheid kunnen veroorzaken
 Houdbaarheidsdatum
 Hoeveelheid
 Naam en adres van de fabrikant en partijcode.
Paragraaf 6
Dieet: regels over wat je wel en niet mag eten.
Het is nodig als je wilt afvallen, aankomen of als je bepaalde ziektes hebt of aan topsport
doet.
Sommige mensen hebben last van voedingsmiddelen die anderen kunnen verdragen, zoals
gluten.
De ziekte van Crohn is een chronische ontsteking aan het laatste deel van een dunne of
dikke darm.
Klachten van de ziekte van Crohn:
 Krampen
 Diaree
 Misselijkheid
 Minder eetlust.
PKU is een stofwisselingsziekte.
PKU kan leiden tot hersenbeschadiging, daarom worden alle pasgeboren baby’s erop
gecontroleerd.
Download