Denken in concreet-operationele fase

advertisement
WORKSHOP 8
ONTWIKKELINGSPSYCHOLOGIE
Het JONGE
BASISSCHOOLKIND
Thema 5
PROGRAMMA
HET JONGE SCHOOLKIND (6-9 JAAR)
Doelen
 THEORIE
 Lichamelijke ontwikkeling
 Cognitieve ontwikkeling
 Sociaal-affectieve
ontwikkeling
 OPDRACHT 7
 Doelen gehaald?

DOELEN
JONGE SCHOOLKIND
Je kan van de lichamelijke ontwikkeling minimaal 3
kenmerken noemen en uitleggen.
 Je kan vertellen wat de concreet-operationele fase van
het denken betekent.
 Je kan noemen in welke fase de taalontwikkeling zich
bevindt.
 Je kan minimaal 3 kenmerken van de sociaalaffectieve ontwikkeling noemen
 Je kan de vragen van opdracht 7 goed beantwoorden

LICHAMELIJKE ONTWIKKELING
We zien de volgende ontwikkelingen:
1 Meer “volwassen” lichaamhouding


2
3


4


Armen, romp en benen worden langer, lichaam gespierder
Uithoudingsvermogen is groter, maar nog wel snel moe
Weinig verschil lichaamslengte jongens/ meisjes
( ± 6 cm p/j)
Goede oog-handcoördinatie
Fijne motoriek gaat met sprongen vooruit
Handschrift ziet er vaak prima uit
Zeer beweeglijk en energiek
Stilzitten op school is nog moeilijk
Intensieve spelletjes in de pauze om stoom af te blazen
COGNITIEVE ONTWIKKELING
KENMERKEND ZIJN:
1.
Denken in concreet-operationele fase
en het begin van abstract denken
2.
Fantasie maakt plaats voor realiteit
3.
Enorm leergierig (spelgedrag)
4.
Ingewikkelde zinnen
(taalontwikkeling)
1 HOE DENKT EEN JONG SCHOOLKIND?
 Denken
in concreet-operationele fase
HET DENKEN:



PIAGET
Gaat van intuïtief naar procesmatig
Kan verwoorden waarom hij op een
bepaalde manier ordent en selecteert
in tegenstelling tot de kleuter
Kan als… dan… denken
= > wordt
meer abstract
ZVB
ABSTRACT DENKEN




Vanaf 7 jaar ontwikkelt meer geheugen
Kan nu denken over iets wat niet direct te zien is of
direct wordt ervaren. Bv appels en vingers naar uit het hoofd rekenen
Kan met redelijk abstracte cijfers en symbolen werken,
wat blijkt uit taal- en rekenvaardigheid
Weet nu zonder de inhoud over te schenken dat in het
smalle glas evenveel zit itt de pre-operationele fase.

http://www.youtube.com/watch?v=gA04ew6Oi9M&p=28B409BFB6FF150C&playnext=1&index=32
2



FANTASIE MAAKT PLAATS
VOOR REALITEIT
Omdat het zelf meer kan denken kan het onderscheid
maken tussen wat waar en niet waar is.
Rond 8 a 9 jaar kun je ze niet meer zoveel wijs maken
als bij een kleuter
Verliezen het geloof in Sinterklaas
3

LEERGIERIG
SPEL EN SPELGEDRAG
Steeds meer oog voor techniek en constructies


Favoriet als er wat gebouwd kan worden (bv puzzel, K’nex,
playmobil, hut)
Presteren!!! Wil winnen.

Groepsspelen met en tegen elkaar met
eenvoudige spelregels zijn goed mogelijk.
Strakke leiding en duidelijke grenzen zijn nodig.
4 TAALONTWIKKELING
Taalontwikkelings leeftijd
fase
Voortalige fase
0-1 jaar
Vroegtalige fase
1-2 jaar
Differentiatiefase
2-5 jaar
Fase van Voltooiing
Vanaf 5 jaar
Jonge schoolkind zit in de Fase van voltooiing
 kan
zich goed uitdrukken
 Kent de taalregels
 Maakt steeds meer ingewikkelde zinnen
http://www.youtube.com/watch?v=tnimBUQkhjA
SOCIAAL-AFFECTIEVE
ONTWIKKELING
A.
Vriendschappen en groepsvorming
B.
Prestatiegericht
C.
Gevoelens vaak verborgen
D.
Agressief en ongehoorzaam gedrag
E.
Belonen en straffen als begeleider
SOCIAAL –AFFECTIEVE ONTWIKKELING
A VRIENDSCHAPPEN EN GROEPSVORMING

Richt zich op leeftijdsgenootjes en vriendjes uit de buurt

Zoeken contact met seksegenoten


Stimuleer als begeleider vriendschappen door elkaar te
laten helpen
Groepsregels en rolverdeling steeds meer zichtbaar


stoere leider; meeloper, knokken voor plekje in de groep
Vaak aanpassing aan de groep om “erbij” te horen
SOCIAAL –AFFECTIEVE ONTWIKKELING
B PRESTATIEDRANG



Een prestatie leveren wordt steeds belangrijker,
terwijl het nog moeilijk tegen zijn verlies kan.
In spelgedrag is favoriet om activiteiten te spelen met
een wedstrijdelement
Succeservaringen zijn belangrijk!
Veel behoefte aan waardering van begeleider of
juf/meester

Bij geen succeservaringen en veel negatieve opmerkingen -> negatieve
invloed op prestatiegerichtheid en zelfbeeld.

Kind probeert falen te compenseren door uit te blinken op andere gebieden
of te gedragen dat het wel opvalt, maar meestal in negatieve zin.
SOCIAAL –AFFECTIEVE ONTWIKKELING
C EMOTIES VAAK VERBORGEN

Vaak terughoudend in het uiten van gevoelens



Angstgevoelens nemen toe (niet kunnen slapen, enge
dromen, wat kan mij gebeuren)
Als begeleider belangrijk om jouw emoties te tonen
Leert omgaan met verschillende/moeilijke situaties en
 Ontwikkelt 2 copingstrategieen:
1 Aanpakken van problemen
2 Vermijden/omzeilen van problemen

Rond 9 jaar kan de eigenschap “piekeren” het ontwikkelen van een strategie in de weg staan
SOCIAAL –AFFECTIEVE ONTWIKKELING
D AGRESSIEF EN ONGEHOORZAAM GEDRAG

Kinderen overtreden wel eens de regels omdat:


ze grenzen willen verkennen/ regels ter discussie stellen/ geen
zin hebben/ als regels niet duidelijk zijn.
Veel en langdurig agressief gedrag (pesten, vechten, schelden) kan
op latere leeftijd leiden tot delinquentie

Vaak achterliggend probleem zoals bv ADHD, gebrek aan aandacht,
problemen thuis, soms geen oorzaak aan te wijzen en dan is het
antisociale gedrag zelf het probleem
SOCIAAL-AFFECTIEVE ONTWIKKELING
E BELONEN EN STRAFFEN


Verschillende opvattingen, maar iedereen vindt:
 Het positief stimuleren van gewenst gedrag
benadrukken en negatief gedrag negeren
BELONEN:
 Doet
kinderen groeien! Overdreven belonen
maakt echter onzeker en soms afhankelijk

STRAFFEN:
 Plaatst
kinderen in een negatieve uitzonderingspositie. Kan tot angst en vijandigheid
leiden. Beter is de regel herhalen of nogmaals
uitleggen
OPDRACHT 7 HET JONGE BASISSCHOOLKIND
1 Er zijn verschillende manieren van denken. Voorbeelden zijn:
* Abstract denken * Concreet denken
* Realiteitsdenken * Fantasiedenken
Benoem de verschillen tussen deze manieren van denken
Bedenk per denkvorm een situatie waarin deze vorm van denken
een rol speelt.
2 Hoe kun je de ontwikkeling van jonge basisschoolkinderen
stimuleren op: Lichamelijk, cognitief, sociaal-emtioneel, seksueel en
moreel gebied?
3 Zoek op http://www.ouders.nlmond2005-schrijven.htm het artikel:
“mijn kind leert schrijven (of niet)”. Beantwoord de volgende vragen:
Vind jij dat jonge schoolkinderen moeten leren schrijven in een tijd
waarin veel com puters worden gebruikt? Leg je antwoord uit.
Geef 10 tips aan ouders die thuis willen werken aan het
schrijfvermogen van hun kind
OPDRACHT 7 VERVOLG
4 In hoeverre verschilt het jonge basisschoolkind van
kleuters op lichamelijk, cognitief en sociaal-emotioneel
gebied?
5 wat wordt er bedoeld met een “jong
basisschoolkind”heeft een meer volwassen lichaam?
6 Kijk op de volgende website naar de schrijfoefeningen
op pagina 2, 9-12 en 13-22
http://www.lannoo.com/Media/extradownloads/9789020948769_download_oefeningen%20uit%20het%20boek%
20+%20extra%20oefeningen.pdf
Wat valt je op?
.
OPDRACHT 7 VERVOLG
7 Geef in het volgende rijtje met JA en NEE aan wat de
kenmerken zijn van het jonge schoolkind.
Jongens van 6 tot 9 jaar zijn doorgaans groter dan meisjes
Jonge schoolkinderen zijn nog snel moe, krachtsinspanningen mogen
daarom niet lang duren
De oog-handcoördinatie is nog niet goed ontwikkeld
Het jonge schoolkind is gericht op vriendjes en vriendinnetjes van beide
geslachten
Het jonge schoolkind raakt steeds meer gericht op leeftijdsgenootjes
Het jonge schoolkind kan vaak nog moeilijk tegen zijn verlies
Coping is een ruzie in jouw voordeel beëindigen
Met straffen geef je goed aan wat wel en niet kan, kinderen leren
daarvan.
OPDRACHT 7 VERVOLG

De concreet-operationele fase betekent dat:







Het intuïtieve handelen plaats maakt voor het procesmatig
handelen
Het schoolkind nog niet goed kan vertellen waarom hij op een
bepaalde manier selecteert en ordent
Hij weet wat hij wil, maar nog niet goed hoe dat te bereiken
Het abstracte denken is volop in ontwikkeling
Fantasie maakt plaats voor de realiteit
Het jonge schoolkind is leergierig en heeft met name interesse
in techniek en constructies
Qua taalontwikkeling is het jonge kind in de fase van voltooing
DOELEN KLEUTER BEHAALD?
Je kan van de lichamelijke ontwikkeling minimaal 3
kenmerken noemen en uitleggen.
 Je kan vertellen wat de concreet-operationele fase van het
denken betekent.
 Je kan noemen in welke fase de taalontwikkeling zich
bevindt.
 Je kan minimaal 3 kenmerken van de sociaal-affectieve
ontwikkeling noemen
 Je kan de vragen van opdracht 7 goed beantwoorden

OPDRACHT IN EN NA VERZILVERWEEK
In de verzilverweek 8 november:
Uitgedeelde opdrachten 1 t/m 7 op
(gecorrigeerd na behandeling in les) op
sakai.portfolio4u.nl zetten

Lezen
na de verzilerweek:
het oudere schoolkind
> Blz 117 t/m 124
> Blz 131 t/m 132
Boek Client en omgeving
Download