Fit for Life - Plan van Aanpak

advertisement
Sport en Spel
Plan van Aanpak
Patrick Buss
Auteur(s):
Patrick Amels
Jeroen Bolt
Henk-Jan Buist
Patrick Buss
Melvin Nuwolt
Willem Alexander Sportcentrum, Hanze Hogeschool
Zernikeplein 17
9747 AS
Groningen
Inleiding:
3
Achtergronden:
4
Projectresultaat:
5
Projectactiviteiten:
6
Projectgrenzen:
7
Tussenresultaten:
8
Kwaliteit:
9
Projectorganisatie:
10
Kosten & Baten:
11
Risico’s:
12
Doelgroep analyse:
13
2
Inleiding:
In dit verslag zal worden beschreven hoe studieteam 4 de activiteit die verbonden is aan het Fit for
Life project zal laten plaatsvinden.
Hierbij komen onder andere onderwerpen als projectresultaat en doelgroep analyse voorbij.
In het verslag wordt worden de beoogde doelen besproken, en ook de manier waarop getracht
wordt deze doelen te behalen.
3
Achtergronden:
Voor het project hebben is de pakkende naam gekozen voor: Sport en Spel.
De opdrachtgever van het project is Basisschool de Vijverstee in de gemeente Tynaarlo. In
samenwerking met zowel de gemeente Tynaarlo als met basisschool de Vijverstee, wordt het project
uitgevoerd.
De opdrachtnemer is basisschool de Vijverstee te Vries. Hier wordt het project uitgevoerd met een
aantal van 40 deelnemers, verdeeld over 19 leerlingen in groep 6a en 21 in groep 6b.
De organisatie waarin het project zich afspeelt is basisschool de Vijverstee, gevestigd in het
Groninger dorp Vries. De klassen waarmee het project uitgevoerd wordt zijn groep 6a en groep 6b.
Aanleiding van het project is bewustwording van het belang van bewegen, en tevens het plezier dat
hierin kan worden ervaren. Dit wordt gedaan met aantrekkelijke spelletjes als ‘kwartet’. Het worden
leerzame dagen voor de school, zo wordt er een Eurofittest gedaan waarbij het op de gezondheid
van de leerlingen gesteld wordt.
Het project is een erg leuk idee is waarbij zowel de school als de organisators baat hebben. De school
krijgt een erg leuke dag met veel activiteiten en ze doet inzien hoe leuk het is om te bewegen. Ook is
het een leerzame dag waarbij er de nadruk op voeding en bewegen gelegd wordt. Voor de
organisatoren is dit een mooie ervaring waarbij veel te leren is.
De stakeholders van het project zijn de kinderen van de basisschool. Hun worden kennis opgedaan
over het belang van bewegen en het plezier van bewegen. Ook de ouders van de kinderen hebben
profijt van het project, de kinderen nemen een folder met informatie over het belang van bewegen
en het belang van goede voeding mee naar huis. Zo komen zij te weten wat goed is voor hun
kinderen. Ten slotte de school zelf. Er wordt een enquête afgenomen, dus weet de school zelf ook
hoe het met de gezondheid van hun leerlingen gesteld is.
Voor de goedkeuring van het plan van aanpak wordt een kleine presentatie gegeven aan de
opdrachtgever over het plan van aanpak, daarna wordt het geanalyseerd, besproken en eventueel
aangepast en zo komt het uiteindelijk tot een goedkeuring.
In de volgende hoofdstukken wordt verder ingegaan op het project en de organisatie daarvan. Te
beginnen met het projectresultaat en dat wordt gevolgd door de volgende hoofdstukken:
projectactiviteiten, projectgrenzen, tussenresultaten, kwaliteit, projectorganisatie, planning, kosten
en baten, risico’s en wordt afgesloten met de bijlagen.
4
Projectresultaat:
Er wordt een sportief event georganiseerd voor leerlingen van groepen 6a en 6b van basisschool de
Vijverstee. Beoogde doelstelling hierbij is dat door middel van de Eurofittest (flamingo test, snel
tikken, sit and reach, verspringen, hangen, rennen en sit-ups) in wordt gezien, hoe het met de
gezondheid van de leerlingen gesteld is. De tweede dag draait vooral om plezier, maar ook wordt
hier een leerzame kwartet gespeeld over voeding. Ten slotte krijgen de kinderen een leerzame folder
mee naar huis over beweging en voeding.
Gemeente Tynaarlo en basisschool de Vijverstee hebben toegezegd mee te werken aan het project.
Het project loopt van 23-11-2013 t/m 16-02-2014, het uiteindelijke event wordt beoogd plaats te
vinden tussen week 2 en week 4 in 2014.
Er wordt een sportief event georganiseerd voor leerlingen van groepen 6a en 6b van basisschool de
Vijverstee. Beoogde doelstelling hierbij is dat doormiddel van een Eurofittest en leuke en leerzame
events, de kinderen het belang en plezier van beweging gaan inzien. Doormiddel van een enquête
achteraf het project komen wij te weten of de leerlingen wat geleerd hebben en of wij het project
goed uitgevoerd hebben door middel van feedbackvragen. Gemeente Tynaarlo en basisschool de
Vijverstee hebben toegezegd mee te werken met het project. Het event laten plaatsvinden is
haalbaar. Er is toestemming van zowel de gemeente Tynaarlo als van basisschool de Vijverstee.
Tevens is er niet alleen toestemming, maar ook medewerking van deze beide partijen. Het project
loopt van 23-11-2013 t/m 16-02-2014, het uiteindelijke event wordt beoogd plaats te laten vinden
tussen week 2 en week 4 van 2014.
5
Project activiteiten:
Tijdens het project zullen de volgende activiteiten plaatsvinden, om het project te laten slagen.
1 – Beslisformulier Initiatieffase.
In dit beslisformulier staan de basisgegevens van alle projectleden zoals; rolverdeling, initieel plan,
contactgegevens etc.
2 – Teamplan.
Hierin zijn alle gegevens en afspraken van het studieteam die werkt aan het project opgenomen.
3 – Plan van aanpak.
Desk en field research.
Projectvoorstel.
Plan van aanpak presenteren.
4 – Vergadermomenten.
vergaderingen studieteam.
vergaderingen gemeente Tynaarlo.
vergaderingen basisschool de Vijverstee.
5 – Doelgroep analyse.
Desk research.
Field research.
6- Zaal/materiaal check.
Voor dat het daadwerkelijke event zal plaatsvinden, dient het inzichtelijk te worden gemaakt wat
voor ruimte en materialen er beschikbaar zijn.
7 – Event
Het uiteindelijke doel van het project. Zal als laatste plaatsvinden (tussen week 2 en week 4 van
2014). Hierbij hoort ook het afnemen van enquêtes voor en tijdens de activiteiten., alsmede het
maken van filmopnames.
8 – Filmopnames verwerken.
Tijdens het event zullen filmopnames worden gemaakt, deze dienen na het event te worden
verwerkt in de vorm van een film.
9 – Eindverslag.
Na alle activiteiten dient het eindverslag over het project worden ingeleverd. Hierin zijn ook de
filmopnames terug te vinden, even als de uitkomsten van de enquêtes en de algemene
uitkomst/bevindingen.
6
Projectgrenzen:
De begin datum van het project is 23-11-2013, de einddatum van het project valt op
16-02-2014. Het uiteindelijke event zelf zal plaatsvinden tussen week 2 en week 4 van 2014.
Randvoorwaarden zijn dat er contact momenten met zowel docent als contactpersonen zijn i.v.m.
sturing en afspraken gedurende het project. Contactpersonen zijn van de volgende partijen: 1 –
Hanze Hogeschool Groningen
2 – Gemeente Tynaarlo
3 – basisschool de Vijverstee
Zowel gemeente Tynaarlo als basisschool de Vijverstee zullen geen taken/voorwaarden toevoegen
gedurende het project. Echter is er wel ruimte voor ideeën/aanpassingen. Afspraken, regels en input
van uit het studieteam zijn leidend.
Studieteam 4 zal alle inleverdata na leven, en hierdoor aan alle vragen/doelstellingen zo goed
mogelijk proberen te voldoen.
7
Tussentijdse resultaten in het Project
Onder de tussentijdse resultaten binnen een project verstaan we producten die we afronden tijdens
het algehele project, dit kan gaan om deelopdrachten of andere resultaten wat samen voor het
eindresultaat maakt.
De beschreven tussentijdse resultaten zijn opgeleverd tussen het maken van het plan van aanpak en
het moment dat de complete opdracht word opgeleverd voor eindcontrole met betrokken partijen.
Deskresearch
Door literatuur onderzoek te doen over de doelgroep komen we er achter hoe de doelgroep in elkaar
zit. Dit geeft ons informatie over de kenmerken en het gedrag van de doelgroep, het leert ons hoe
we de doelgroep moeten benaderen en hoe ze ons waarschijnlijk zullen benaderen. Door de
deskresearch helpt ons de samenwerking met doelgroep te optimaliseren.
Fieldresearch
Door een enquête af te nemen of door ion gesprek te gaan met de daadwerkelijke doelgroep
waarmee wij samenwerken kunnen we kennismaken met de specifieke kenmerken van onze groep.
Op basis hiervan zouden we bepaalde (kleine) dingen in het project nog kunnen aanpassen op het
tempo en niveau van de groep.
Locatie
Overeenkomst over samenwerking, het gebruik van de locatie en de datum van het gebruik van de
locatie met de locatiemanager, de gemeente, de school en onze projectgroep.
8
Kwaliteit:
Het hoog houden van de kwaliteit is belangrijk. Veel vergaderen en het laten na kijken van elkaars
opdracht word regelmatig gedaan. Verder heeft studieteam 4 regelmatig contact met de gemeente
die alles moet goedkeuren voor dat de activiteit van start kan gaan. De opdrachten die wij klaar
hebben, sturen wij naar de gemeente Tynaarlo. Studieteam 4 krijgt hier vervolgens feedback op.
Ook spreekt men regelmatig af in Zuidlaren of Vries waar men aan hun project werkt.
Op school krijgen ze twee keer in de week uitleg over het project. Opdrachten worden na gekeken en
besproken. Hierdoor blijft de kwaliteit op een hoog niveau.
Ook worden er enquêtes afgenomen van de kinderen na de activiteit. Na de activiteit vraagt
studieteam 4 aan de kinderen wat zij er van vonden om mee te doen aan het project. Ook word er
een korte interview af genomen van de contact personen van de gemeente Tynaarlo en basisschool
“de Vijverstee”. Hier haalt men hun feedback uit. Dit word vervolgens verwerkt in het eindverslag.
9
Projectorganisatie:
De projectorganisatie wordt gedaan door studieteam 4. Onderling hebben ze door middel van
vergaderen een rollenverdeling gemaakt. Iedereen heeft een functie gekregen zodat er geen
verwarringen kunnen komen.
Hieronder wat informatie over studieteam 4:
-
-
-
-
-
Naam: Patrick Buss
Mailadres: [email protected]
Functie: Teamleider
Mobiel: 0646370409
Naam: Jeroen Bolt
Mailadres: [email protected]
Functie: Communicatie
Mobiel: 0622895565
Naam: Patrick Amels
Mailadres: [email protected]
Functie: Pr & Aankleding
Mobiel: 0625273876
Naam: Henk-Jan Buist
Mailadres: [email protected]
Functie: Veiligheid
Mobiel: 0610374669
Naam: Melvin Nuwolt
Mailadres: [email protected]
Functie: Financiën en sponsoring
Mobiel: 0634566591
Verder heeft studieteam 4 genoeg tijd om te besteden aan het project. Ze krijgen drie uur per week
les van Jelle Wijma (docent op het Hanze). Verder hebben zij donderdag en vrijdag geen les op
school, maar regelmatig spreken zij af op deze dagen om hun energie te steken in het project.
De verslagen, onderzoeken en plan van aanpakken worden geleverd aan de Hanze hoge school. Zij
geven ons feedback over het geleverde product. Uiteindelijk gaat het naar de gemeente Tynaarlo. Zij
moeten ons goedkeuring geven om het evenement uit te voeren.
10
Kosten en baten:
Het project Sport en Spel heeft weinig kosten en baten. Voor een project wat vergelijkbaar is aan
deze zijn er vaak kosten zoals de huur van een locatie, materiaalkosten en eventueel lunchkosten.
De kostenpost ‘Zaalhuur’ is bij dit project niet van toepassing omdat de locatie waar het project
gehouden wordt eigendom van de school is. Hier kan gratis gebruik van worden gemaakt. Bijna alle
materialen die nodig zijn voor het project zijn in de gymzaal aanwezig. Overige materialen kunnen
geleend worden van de Hanze Hogeschool of worden aangevuld met eigen materialen van de
projectleiders. De EuroFit test wordt twee keer uitgevoerd, bij 6A en 6B. Uit die resultaten zal een
top 3 komen van elke klas. Voor die top 3 is er een kadotje als beloning voor hun goede prestatie.
Baten ontstaan meestal door het verkopen van een product of dienst. Deze dienst wordt vrijwillig
aangeboden, de doelgroep hoeft geen entreegeld te betalen. Ook worden er geen extra eisen aan de
doelgroep gesteld. Dus dat betekend ook dat er bij dit project geen opbrengsten zijn.
Kosten
 Kadotjes/Prijzen
Opbrengsten
 -
Kosten
Baten
prijzen
€ 20,00 N.V.P
Toelichting tabel
Er zullen 6 prijzen gekocht moeten worden, waarbij het maximum bedrag per kadotje €4,- is. De
totale kosten bedragen dan €20,00. De kosten daarvoor zullen worden gefinancierd door de
projectleiders. Het is namelijk te kleinschalig om een bijdrage van de gemeente te vragen.
Voor eventueel gebruik van eigen materialen zullen geen kosten noch baten worden gerekend.
11
Risico’s:
Waardoor kan het project mislukken?
Onderschatting van het project
Wanneer er wordt ingesteld op een werkhoeveelheid wat ver onder het daadwerkelijke aantal uren
zit wat er in het project word gestoken kan er een situatie ontstaan waarin door de groepsleden niet
voldaan kan worden aan wat is voorgesteld
Overschatting van het project
Wanneer er word ingesteld op een werkhoeveelheid wat ver boven het daadwerkelijke aantal uren
zit wat in het project word gestoken kan er een situatie ontstaan waarbij er geen of weinig uitdading
is en een te laag leer-rendement. Het project zou in dit geval wel uitgevoerd kunnen worden maar zal
bij de beoordeling allicht een onvoldoende krijgen aangezien er onder het gestelde niveau gewerkt
is.
Overmacht
Als er in de voorbereiding, tijdens de projectvoorbereiding of tijdens de projectuitvoering een
noodsituatie zich voordoet, dit zou alles kunnen zijn van weersomstandigheden tot het overlijden
van een persoon (zijn familie) dat er voor zou kunnen zorgen dat het project niet uitgevoerd kan
worden. De waarschijnlijkheid van het voorkomen van zo’n situatie is zo miniem dat we hier niet op
een speciale manier rekening mee gaan houden.
Contactbreuk
In het geval van aanhoudende (extreme) miscommunicatie zowel binnen de projectgroep als met de
betrokken partijen zou dit kunnen leiden tot een situatie waarin samenwerking en overleg niet meer
mogelijk is en het project zal moeten stoppen.
In een minder erg scenario waar gesproken zou kunnen worden van wrevel, spanningen en
achterdocht is het belangrijk om (van te voren al) een open houding naar elkaar toe te gaan en het
aan te geven. Als jij bij een teamgenoot of bij een andere partij tegen dingen aanloopt waar je je
vragen bij hebt of waar je het niet mee eens bent voel je dan zo vrij om daar op in te springen. Wel
word verwacht dat dit op een respectvolle manier gedaan word, zou je iemand willen aanspreken op
zijn gedrag doe dit dan (voorzichtig) d.m.v. feedback en niet d.m.v. klagen
Het niet opvolgen van de planning
De planning is er voor bedoelt om te laten zien wat er gedaan moet worden en wanneer het gedaan
moet worden. Aan de hand van een planning kan je een project overzichtelijk maken en tegelijkertijd
er voor zorgen dat het op tijd afkomt het niet houden van afspraken gemaakt in en om de planning
zal er voor zorgen dat het project niet op tijd af komt of anderszins de beoogde uitkomst negatief
beïnvloeden. Door met elkaar in gesprek te blijven en elkaar aan de afspraken te laten houden zorg
je er voor dat de planning goed opgevolgd kan worden.
12
Doelgroep analyse – kinderen van groep 6 (het schoolkind):
De periode van 6 tot 12 jaar heet de periode van het schoolkind; de school neemt voor het kind een
steeds belangrijker plaats in in zijn belevingswereld. Doordat het kind een groot deel van de week op
school zit, word het ook daar opgevoed.
De meeste schoolkinderen zijn nog niet zo geïnteresseerd in het andere geslacht. Ook lopen de
ontwikkeling van de jongens en meisjes enigszins uiteen. Ze hebben daarom ook onderling minder
aansluiting. Er ontstaan vooral vriendengroepen met alleen jongens of alleen meisjes. Ook de
identificatiepersonen zijn vaak volwassenen van de zelfde sekse.
De lichamelijke ontwikkeling:
Na een strekkingsfase, waarin het kind vooral in de lengte groeit, volgt vaak een vullingsfase, waarbij
rondingen ontstaan; de lengte word als het ware weer opgevuld, zodat de lichaamsproporties weer
beter verdeeld zijn. In de meeste gevallen gaat een gedaanteverandering gelijk op de geestelijke
schoolrijpheid of schoolbekwaamheid; het kind is in staat om zich vaardigheden als rekenen, taal en
lezen eigen te maken.
Wat in deze periode van welvaart een probleem is en niet onvermeld mag blijven, is het feit dat in
onze cultuur veel kinderen te maken hebben met overgewicht of kinderobesitas. Bij hen zie je geen
slank figuur ontstaan na de strekkingsfase. De inname van voedsel of ‘energie’ bij deze kinderen is te
groot ten opzichte van het verbruik ervan de overtollige energie word bij de meeste mensen
opgeslagen als vetweefsel. Er zijn verschillende oorzaken aan te geven an te dik worden. Dik worden
is voor een deel kwestie van opvoeding. Volgens de leertheoretici krijgen kinderen die te kampen
hebben met overgewicht te veel prettige associaties met eten: eten bij het tv kijken, eten in de auto,
eten in de winkel, eten als troost om je beter te voelen, eten als compensatie voor een afwezige
ouder. Deze mechanismen neemt een kind snel over. Er kan ook sprake zijn van imitatie van andere
kinderen of volwassenen. Dik worden is daarnaast genetisch bepaald.
Het is van groot belang om te dikke kinderen op rantsoen te zetten en meer te laten bewegen in
verband met de grote gezondheidsrisico’s die dik zijn met zich mee brengt. Afgezien van de
lichamelijke gezondheidsproblemen kunnen dikke kinderen grote sociale problemen met
leeftijdsgenoten krijgen, alleen al omdat ze minder goed kunnen bewegen.
De motoriek van het schoolkind:
In de ontwikkeling van de motoriek kan je onderscheid manken tussen de ontwikkeling van de grove
motoriek en de ontwikkeling van de fijne motoriek. Beide ontwikkelingen zorgen er voor dat aan het
einde van de basisschool periode kinderen in principe tot de zelfde bewegingen in staat zijn als
volwassenen.
Wat betreft de grove motoriek zie je bij het schoolkind een toenemende verfijning of differentiatie
ontstaan, waarbij een tijdelijke onhandigheid kan ontstaan na een groeispurt. Schoolkinderen zijn in
staat alle volwassen sporten te beoefenen, zowel motorisch al cognitief.
Omdat jongens en meisjes in de regel nogal uiteenlopende interesses hebben en elkaar niet zo goed
begrijpen, zoeken ze anderen bezigheden en hobby’s. Zo zijn er sporten waarin jongens en meisjes
zich denken te onderscheiden, bijvoorbeeld voetbal voor jongens en ballet voor meisjes. Deze
verschillen kan je niet verklaren vanuit het lichamelijk anders zijn van jongens en meisjes. Maar het
zorgt er wel voor dat door de specifieke sport er verschillende motorische ontwikkelingen kunnen
ontstaan, dankzij de verschillende eisen die de sporten van de motoriek vragen.
13
Vooral bij sporten waarbij kinderen in teams spelen en onderling moeten concurreren, zie je dat
kinderen die daar sterk in zijn door hun leeftijdsgenoten een hogere sociale status krijgen
toebedeeld. Het omgekeerde kan ook, kinderen die omdat ze dik zijn, of minder goed kunnen zien of
motorische problemen hebben een lagere sociale status krijgen. Voor deze kinderen kunnen de
gevolgen voor het zich ontwikkelde zelfbeeld aanzienlijk zijn.
De fijne motoriek wordt bevorderd door een toenemende beheersing van de handspieren en de
verfijning van oog-hand coördinatie. Schoolkinderen kunnen leren (schoon)schrijven, borduren,
haken, breien, naaien, timmeren, zagen en nog veel meer. Er zijn eigenlijk geen beperkingen meer
aan te geven ten opzichte van de volwassenen.
De ontwikkeling van de waarneming:
De waarneming word nauwkeuriger en gedetailleerder; alle details doe het kind via de zintuigen
registreert, zullen in zijn beschrijvingen van de realiteit tot uitdrukking komen. Deze meer
gedifferentieerde waarneming heeft als voordeel dat een kind soms heel gedetailleerd een situatie of
een gebeurtenis kan beschrijven of reproduceren, zodat anderen er een duidelijk beeld van kunnen
krijgen. De meeste kleuters kunnen dit nog niet.
(belangrijk) door de cognitieve ontwikkeling van het concreet-logische denken word de waarneming
van het kind zakelijker. Er ontstaat een behoefte aan logica, regels en het idee dat alles moet
kloppen. Deze behoefte zorgt voor een ietwat geremde fantasie. Fantasie-elementen komen minder
tot uiting, omdat kinderen zich er voor schamen als ze dingen doen die niet direct kloppen met de
realiteit. Een blauwe koe kan op papier heel kunstzinnig zijn maar hij moet zwart of bruin zijn. Door
dit gegeven kunnen de kunstuitingen van kinderen nog wel een overdreven en over geacteerd
overkomen.
De cognitieve ontwikkeling:
De basisschool neemt een belangrijke plaats in, in het leven van het schoolkind. Allereerst word het
kind op deze leeftijd geestelijk of cognitief schoolrijp of school bekwaam. Het kind is meestal in staat
om logisch redenerend concrete opdrachten uit te voeren, zoal het maken van sommen het en
schrijven van links naar rechts en van boven naar beneden. Het denken is ook zakelijker er minder
egocentrisch geworden. Het kind is in staat om binnen een situatie op meerdere dimensies tegelijk te
letten en ook om deze onderling met elkaar in verband te brengen.
Karakteristieken van het denken:
Het schoolkind heeft meestal in zijn denken een aantal karakteristieken gemeen met zijn
leeftijdsgenoten. Zo heeft het een grote weerstand tegen schijn. Een kind van deze leeftijd hoor je
bijvoorbeeld zeggen ‘ik geloof echt niet dat het speelgoedpaard eet, ik speel het alleen’. Uit dit
voorbeeld blijkt dat het kind nog weldegelijk de behoefte heeft om te fantaseren maar dat het wil
etaleren dat het onderscheid kan maken tussen fantasie en werkelijkheid.
Het schoolkind kan de volgende denkoperaties uitvoeren; tegenstellingsparen, classificatie van
objecten, wederkerigheid, generalisatievermogen.
Jonge kinderen gebruiken geen speciale leerstrategieën, behalve die van het herhalen. In de loop der
jaren zal de manier van leren gaan veranderen. Meestal pas in het voortgezet onderwijs , komen
kinderen er achter dat ze eenheden op basis van zinvolle samenhangen kunnen leren.
14
Motivatie en faalangst:
Twee belangrijke factoren zijn van invloed op het leren: motivatie en de angst om te falen. Deze
faalangst heeft te maken met het toeschrijven van succes en falen aan factoren van jezelf of van de
omgeving. Je noemt dit de attributiestijl; bij een negatieve attributiestijl schrijf je succes toe aan de
omstandigheden, zoals geluk, en het falen aan jezelf.
De motivatie is de ‘motor’ of drijfkracht die het leren in beweging zet. We onderscheiden vier
soorten motivatie:
- Intrinsieke motivatie: het kind is vanuit zichzelf (innerlijk) al gemotiveerd om een leertaak, omdat
het het leren op zich leuk en nuttig vind. De beloning zit in het ‘leren zelf’
- Extrinsieke motivatie: door de leerintentie om een taak te volbrengen: een kind wil uit zichzelf
leren, omdat hij daarmee iets kan bereiken.
- Extrinsieke motivatie in de vorm van doe-taken of gesloten taken: het kind word alleen gemotiveerd
door de taak zelf, maar het is niet gericht op het leren.
- Motivatie door beloning en straf: het kind wil iets leren, omdat het gevolg leuk is of omdat het niet
of onjuist leren leid tot straf.
Bij de tweede en derde vorm kan het kind later in het proces alsnog intrinsiek gemotiveerd raken.
Een kind met een negatieve attributiestijl kan faalangstig worden. Een voorbeeld hiervan is ‘Zie je wel
dat ik weer een onvoldoende heb, ik ben immers dom.’ Zo’n negatieve attributiestijl beïnvloed
bovendien de motivatie negatief: ‘waarom zou ik nog zo hard werken, als ik toch zeker weet dat ik
faal, omdat ik te dom ben?’ Dit leidt er toe dat het kind minder hard gaat werken waardoor het nog
slechtere cijfers gaat halen. Door telkens bevestigd te zien waar het al bang voor was en waarvan het
denkt niets aan te kunnen doen, gebeurt er precies datgene waarvoor het bang was. Het kind
blokkeert en kan de meest eenvoudige opdrachten niet langer aan (selffulfilling prophecy).
Leerproblemen:
Veel onderzoek heeft laten zin dat zowel kinderen met een leerstoornis (primaire leerstoornis), bij
normale intelligentie) als kinderen met een verstandelijke beperking (secundaire stoornis) dikwijls
problemen hebben met schoolse leertaken omdat het hun aan cognitieve strategieën ontbreekt.
Tijdens de schoolperiode valt het op als en kind problemen heeft met het leren, vooral als het
onderwijs dat word aangeboden voor alle kinderen hetzelfde is. Bij klassikaal onderwijs is elke wat
grotere afwijking van het gemiddelde al een probleem. Door de klassikaal aangeboden leerstof
kunnen kinderen zich gemakkelijk onderschat of overschat voelen. Ook hoogbegaafde en hoog
intelligente kinderen kunnen daardoor leerstoornissen ontwikkelen.
Er is ook een andere groep met kinderen die weinig profiteren van het normale klassikale onderwijs,
kinderen met: ADHD, opvoedingsproblemen en gedragsproblemen, antisociale gedragsstoornis, een
verstandelijke beperking, contact- of autistiforme stoornissen, motorische problemen zoals spasmen
en verlammingen, reactieve stoornissen, dyslexie en discalculie.
Samenvattend kan je stellen dat de school voor het kind een bepalende rol speelt bij het socialiseren
en ingroeien in de cultuur. De individuele levensloop wordt beïnvloed door de mate waarin het kind
de schoolperiode met succes doorloopt. Het niet goed doorlopen van de schoolperiode kan leiden
tot beperking van de mogelijkheden in de zin van vervolgopleidingen en beroepen.
Ontwikkelingsproblemen manifesteren zich in deze periode vaak als schoolproblemen, ook al ligt de
oorzaak ergens anders.
15
De taalontwikkeling:
Kinderen in de schoolperiode zijn over het algemeen beter in staat zich genuanceerd uit te drukken
dan peuters en kleuters. Door alle schoolse ervaringen , contacten en grote hoeveelheden leeswerk
op school ontwikkelen ze een toenemende woordenschat. De basis van deze woordenschat is echter
gelegd in de voorschoolse periode.
Een speciale groep kinderen in het Nederlandse onderwijs vormen de allochtone kinderen. Zij
hebben een andere taal geleerd in de voorschoolse of schoolse periode. Zij beschikken niet over
dezelfde woordenschat en zinsconstructies als kinderen die van oorsprong Nederlands zijn.
We onderscheiden hier in onderinstromers, dat zijn allochtone kinderen die al in Nederland worden
als ze met 4 jaar naar de basisschool gaan. Neveninstromers, kinderen die in een midden- of
bovenbouw groep worden geplaatst als ze in Nederland gaan wonen.
De morele ontwikkeling:
Schoolkinderen gedragen zich meestal moreel conventioneler dan zowel jongeren als oudere
kinderen. De regeltjes zijn in hun ogen heilig en worden niet ter discussie gesteld. Hoe je tegen de
ontwikkeling van het geweten aankijkt, is afhankelijk van je mensvisie.
De cognitieve benadering
Volgens de cognitieve benadering bevind het schoolkind zich ongeveer in het stadium van de
conventionele moraliteit. Deze fase is gerelateerd aan het concreet-operationeel denken. Het
geweten is een belangrijk onderdeel van zijn/haar belevingswereld en heeft in deze periode nogal
een absoluut karakter: wat fout is, is onder alle omstandigheden fout. Het kind begint te beseffen dat
de morele oordelen worden gevormd door de gemeenschap. Bovendien gaat het kind al nadenken
over wat een ‘goed mens’ zou doen. Motieven en gevoelens gaan een rol spelen bij moreel oordelen.
De psychoanalytische benadering
volgens de psychoanalytische benandering heeft de persoonlijkheid van de mens 3 aspecten die zich
in volgorde ontwikkelen, het id, het ego en het superego. Het id is het onderbewuste, waarin zowel
constructieve als destructieve driften zetelen. Deze driften hebben we gemeen met zoogdieren. Het
ego is het realiteitsgedeelte van de persoonlijkheid, we kunnen de driften niet zomaar afreageren
zoals dieren dat wel doen – denk aan seksuele en agressieve driften – maar zullen dat via het ego op
een sociaal aanvaardbare manier moeten doen. Het superego is het geweten, dat via de opvoeding
en religie en levensbeschouwing tot stand komt en dat de driften moet reguleren in de zin van
‘behoren’. Door het superego gaat de persoon uiteindelijk zelf leren beoordelen of hij in
overeenstemming met zijn normbesef of met opgelegde norm handelt.
De leertheoretische benadering
De leertheoretische benadering van de moraliteit gaat er van uit dat al ons gedrag geleerd gedrag is
(behaviorisme). Het geweten word gezien als het systeem van geïnternaliseerde normen en
waarden; je gedraagt je na verinnerlijking ook aangepast als er geen externe controle van de
omgeving is. Een kleuter zou bijvoorbeeld zeggen dat je wel op de tafel mag springen als de juf
buiten het lokaal is.
16
De sociale ontwikkeling:
De sociale ontwikkeling wordt bij schoolkinderen gekenmerkt door een toenemende formaliteit in
het sociale handelen. Dit hangt samen met het gegeven dat schoolkinderen zich interne
voorstellingen kunnen maken van situaties met regels, sociale rangordes, wederkerigheid
enzovoorts.
Kinderen hebben in de schoolperiode een sterke behoefte zich bij groepen betrokken te voelen en
zijn bereid daarvoor zelf enige autonomie in te leveren. De doelstelling van een team of groep is
vooral de aanpassing van de leden. Dit betekent dat de groepsleden een beetje op elkaar moeten
gaan lijken qua gedrag om zich van andere groepen te onderscheiden. De sociale ontwikkeling staat
in het teken van groepsvorming en vrienden maken.
Omdat zij in deze periode zo graag bij een groep willen horen, willen ze het ‘wij-gevoel’ onderstrepen
door onder andere aan te geven wie niet bij de groep kan horen. Daardoor worden kinderen
buitengesloten. Dit kan negatief uitpakken voor kinderen die overal buiten de boot vallen.
Schoolkinderen word daarom verweten dat zij onderling intolerant en antisociaal zijn door het
buitensluiten of pesten van leeftijdsgenoten.
Het zondebokfenomeen
In vrijwel iedere klas word iemand uitgekozen als hulpeloos slachtoffer. Over het algemeen ontstaat
dit omdat de pesters hun echte bron van frustratie niet kunnen aanpakken. Dit komt vaker voor in
autoritair geleide groepen dan in democratisch geleide groepen. Situationele variabelen blijken uit
onderzoek veel belangrijker te zijn als oorzaak voor pesten dan bijvoorbeeld sociale status en
persoonlijkheidskenmerken. Per groep worden heel verschillende dingen gezien als acceptabel en
onacceptabel, daarom kan de zelfde persoon in de ene groep de leider zijn en nin een andere groep
onderaan in de hiërarchie belanden.
Het is heel belangrijk voor groepsleiders, leerkrachten en ouders pesten te signaleren, pesten blijkt
zelf tot in de volwassen leeftijd blijvend effect te hebben op het zelfvertrouwen van de individu en op
het aangaan van sociale contacten.
Contact met de andere sekse:
Tijdens het grootste gedeelte van de schoolkindperiode is de interesse van jongens en meisjes in
elkaar gering. Ze lopen qua ontwikkeling doorgaans niet parallel – meisjes hebben een kleine
tijdelijke voorsprong – waardoor ze minder begrip voor elkaar hebben. Jongens kunnen meisjes van
hun leeftijd truttig vinden en meisjes kunne jongens kinderachtig vinden. Het gevolg daarvan is dat
meisjes doorgaans veel met meisjes omgaan en jongens met jongens.
De neofreudiaan Erikson noemt de fase van het schooldkind – net als Freud – de latentiefase. Freud
legt echter de nadruk op de psychoseksuele latentie en Erikson op het sociale. De sociale latentiefase
heeft als kenmerk dat het kind op allerlei manieren probeert met mensen om te gaan, terwijl het nog
geen sociale verplichtingen heeft.
Door deze periode leert het kind zichzelf kennen. Soms als winnaar, soms als verliezer of als iets er
tussenin. Het kind krijgt op deze wijze een zelfbeeld, waardoor hij weet wat zijn goede kanten zijn en
wat zijn mogelijkheden en beperkingen zijn. Als het zelfbeeld niet realistisch is, kan een kind verlegen
of geremd worden of juist overmoedig.
17
18
Download