Hoofdstuk 4 Gezonde voeding? §1 Bij een langdurig tekort aan een of meer voedingstoffen ontstaan gebreksziekten, deze ontstaan door een eenzijdig voedingspatroon. Welvaartsziekten > te veel vet en te weinig lichaamsbeweging. De voornaamste vaatziekte is ‘aderverkalking’ (arteriosclerose), het gaat om verharding van de wand van slagaders. In de binnenkant van de slagader hoopt zich vet op, die gaat verkalken. De wand is hierdoor minder elastisch, dit belemmert de bloedstroom. Als dit gebeurt in een kransslagader, krijgt een gedeelte van de hartspier geen bloed meer > geen zuurstof en voedingsstoffen meer > hartinfarct. Glycerol is een molecuul waarin vetzuren aan elkaar gekoppeld zijn zowel onverzadigde en verzadigde vetten. Verzadigde vetten zijn verkeerd. Onverzadigd is Oké! Cholesterol is een vetachtige stof in je voeding, deze wordt ook in je lever gemaakt. Vitamine C, groente en fruit, voeding met vitamine A, C en E verlagen de kans op kanker. Er is een relatie tussen voeding en kanker. Bepaalde voedingsstoffen hebben een stimulerende werking op het ontstaan van kanker, andere mogelijk van een remmende werking. §2 Koolhydraten, vetten en eiwitten leveren energie op, energie komt vrij bij de afbraak van deze voedingsstoffen in de cellen dit heet dissimilatie. Koolhydraten zitten bijv. in zetmeel dit wordt door planten gemaakt, en bestaat uit lange ketens samengekoppelde moleculen glucose. De lengte van de ketens, vertakt of onvertakt, kan oplopen tot meer dan 10 000 moleculen. Bijv. cellulose > bestandsdeel van de celwand van plantaardige cellen > het belangrijkste bestanddeel van voedingsvezels, maar geeft mensen geen energie omdat ze het niet af kunnen breken. Glucosemoleculen die niet direct verbruikt worden, slaat je lichaam op in de vorm van glycogeen of als vet. Vetten zijn niet alleen belangrijke energiebronnen maar ook bouwstoffen. Voor o.a. cholesterol, hormonen en celmembranen. Ze vormen de isolatielaag rond je lichaam. §3 Na de puberteit groei je niet meer, maar zijn er wel stoffen nodig voor herstel. Door trainingsbelasting komen er in spiervezels extra actine- en myosine-eiwitten bij, deze eiwitten zijn de moleculen die spierbewegingen mogelijk maken. Enzymen > reactieversnellers. Ze zijn noodzakelijk bij de stofwisseling (chemische reacties) in je cellen. Eiwitten bestaan uit lange ketens aminozuren. Verteringsenzymen in je darmkanaal breken voedingseiwitten af tot losse aminozuren. De meeste aminozuren kan je lichaam ombouwen tot andere aminozuren. Vitamines en mineralen spelen een rol bij allerlei stofwisselingsprocessen in je lichaam. Elke stof heeft daarbij zijn eigen taak. Bij een waterverlies van 3% van het lichaamsgewicht zijn de eerste tekenen van uitputting waarneembaar. Water is niet alleen het hoofdbestanddeel van je lichaam, het is ook een belangrijk transportmiddel en koelvloeistof. Het neemt deel aan chemische reacties en het zorgt ervoor dat je temperatuur in je lichaam op 37˚C blijft. §4 De voedingsmiddelenindustrie maakt vaak gebruik van levende cellen of onderdelen daarvan > biotechnologie. Micro-organismen > zoals melkzuurbacteriën, kunnen je voedsel aantasten waardoor je ziek kunt worden. Door producten in zuur, zoet of zout milieu te verpakken blijft het langer goed. Conserveringsmethoden > diepvriezen, drogen, roken en verhitten. Doorstralen > bestralen door de verpakking heen, zodat de micro-organismen dood gaan zonder dat het eten opnieuw besmet kan raken. §5 Plantaardig en dierlijk voedsel kunnen van nature stoffen bevatten die schadelijk zijn voor de gezondheid. Voedsel kan ook verontreinigd zijn met stoffen die er van naturen niet in thuis horen. De voedingsmiddelenindustrie maakt gebruik van additieven om het voedsel te verbeteren. De ADIwaarde van veel hulpstoffen is vastgesteld op basis van dierproeven.