Een cel is een systeem van samenwerkende moleculen in een waterige omgeving, dat -zichzelf in stand houdt -zichzelf kan dupliceren -zich kan aanpassen aan veranderende omstandigheden. -Het systeem leidt een eigen leven (denk aan de sporthal met alsmaar omvallende dominostenen) Een mens is een kolonie van cellen Elke cel zorgt voor zichzelf kleine moleculen: - weinig informatie - weinig specifieke interacties grote moleculen: - veel informatie - veel specifieke interacties NH2 N N N adenine N H erfelijk materiaal (DNA, RNA) energievoorziening (ATP) electronenoverdracht (NAD, NADP) biosynthese (coenzym A) signalering (cAMP, cADPR) regulatie (cytokinine) enz. Belangrijkste stap bij het ontstaan van het leven: De overstap van anorganische oppervlakken naar organische oppervlakken Progenoten zijn primitieve cellen met - korte eiwitten van variabele samenstelling - klein genoom met veel mutaties en met veel korte mobiele lineaire stukjes - slordige celdeling met random verdeling van genetisch materiaal Twee processen, 1. Mutatie 2. Laterale gen-overdracht zorgen voor een hoge evolutionaire snelheid (hoge evolutionaire temperatuur) Grotere nauwkeurigheid van translatie Grotere eiwitten Grotere variatie in bio-actieve oppervlakjes Grotere variatie in metabolisme Fossiele microben in Mars meteoriet Barium carbonaat