Gemaakt door oussama fadlaoui

advertisement
24 oktober 2012
[GEMAAKT DOOR OUSSAMA FADLAOUI]
Uitreksels scheikunde, NOVA VMBO GT/TL (MAVO)
Paragraaf 1
-
-
-
Stofeigenschappen zijn eigenschappen die over de stof gaan. Ieder stof heeft een
unieke combinatie.
Enkele eigenschappen zijn:
o Geur
o Kleur
o Smaak
o Hardheid
o Giftigheid
Chemie is een ander woord voor scheikunde
Als je met stoffen gaat werken, is het belangrijk dat je weet wat de gevarensymbolen
of pictogrammen betekenen.
De leverancier is verplicht het volgende op het etiket van een stof te zetten:
o Stof- of handelsnaam
o Chemische naam
o Leverancier
o Gevaarsymbool met bijschrift
o R-zin
o S-zin
Op een chemiekaart kan je aflezen hoe je veilig met de stof kan werken. Ook staan er
allerlei eigenschappen van de stof op.
Paragraaf 2
-
-
Biologie, natuurkunde en scheikunde zijn alle drie natuurwetenschappen.
Binnen het vak biologie leer je alles over de levende natuur.
In natuurkunde hou je je bezig met processen die je steeds kunt herhalen.
Omkeerbare veranderingen zijn veranderingen die je ongedaan kunt maken.
Scheikunde houdt zich bezig met stoffen en de verandering van stoffen.
Blijvende veranderingen van stoffen noem je chemische reacties.
Stoffen kunnen in drie toestanden voorkomen:
o Vaste toestand (s, solid)
o Vloeibare toestand (l, liquid)
o Gasvormige toestand (g, gaseous)
Chemische reacties:
Je spreekt van een chemische reactie als de beginstoffen verdwijnen en er nieuwe
stoffen (reactieproducten) gevormd worden. Een chemische reactie kun je met een
reactieschema weergeven. Links staan de beginstoffen. Rechts staan de reactieproducten.
24 oktober 2012
[GEMAAKT DOOR OUSSAMA FADLAOUI]
Paragraaf 3
-
-
-
Het deeltjesmodel is een model waarin je delen van een stof weergeeft.
In een deeltjesmodel zijn de volgende zaken belangrijk:
o Iedere stof is opgebouwd uit moleculen
o Elke stof bestaat uit zijn eigen soort moleculen.
o Moleculen bewegen voortdurend.
o Moleculen trekken elkaar aan.
In een vaste stof trekken moleculen elkaar sterk aan. De moleculen zitten dicht op
elkaar. De moleculen kunnen alleen trillen.
In een vloeistof is de aantrekkingskracht ook sterk, maar wat minder dan bij een vaste
stof. Daarom hebben deze geen vaste plaats en bewegen ze makkelijk. Ze kunnen langs
elkaar bewegen.
In een gas is de aantrekkingskracht behoorlijk klein, vandaar dat de moleculen ver van
elkaar liggen en vrij kunnen bewegen.
Er zijn enkelen faseveranderingen:
o Verdampen: Van l naar g
o Condenseren: Van g naar l
o Stollen: Van l naar s
o Sublimeren: Van s naar g
o Rijpen: Van g naar s
Paragraaf 4
-
Een zuivere stof is een stof die uit één stof bestaat
Een mengsel is een stof die uit meerdere stoffen bestaat.
Het verschil tussen een mengesel en een zuivere stof kan je opmaken. Dit kan je doen
door te kijken naar de temperatuur. Als deze verandert na het smelten, stollen of koken
van een stof, is het een mengsel. Zo niet, is het een zuivere stof.
Download