§4: Moleculen en atomen Moleculen en reacties - Door de deeltjesmethode kun je fasen en faseovergangen beschrijven, waarbij de manier waarop moleculen bewegen veranderen. - Bij een chemische reactie verdwijnen en ontstaan nieuwe stoffen, dus moleculen kunnen op een andere manier kapot gaan, zodat nieuwe moleculen ontstaan voor nieuwe stoffen. - On reacties te begrijpen moet je een voorstelling maken van: hoe moleculen in elkaar zitten en hoe uit oude moleculen nieuwe ontstaan. Atomen - Moleculen bestaan uit atomen. Als een molecuul kapot gaat, vormen de atomen een nieuw molecuul, oftewel bij een reactie gaan geen atomen verloren. In een ontleedbare stof zijn meerdere atomen aanwezig, waardoor die ontleedbaar is. Iedere niet-ontleedbare stof heeft een eigen atoom, met die naam voor de atoomsoort en een symbool, waarbij de eerste letter altijd een hoofdletter is en soms een tweede kleine letter en is afgeleid van de Latijnse naam. Molecuulformules - Iedere stof heeft een eigen moleculenformule, die aangeeft hoeveel en welke atomen in een soort voorkomen. Het cijfer noem je de index, die rechtsonder de atoomsoort staat. Als je het over een stof hebt, moet je ook de fase aangeven: vaste stof = s, vloeibare stof = l, gasfase = g. opgeloste stoffen geef je aan met aq. De elementen - Het woord element is een ander woord voor een atoomsoort, maar ook voor nietontleedbare stoffen. Voorbeeld: natrium. Namen van enkele verbindingen - Weet die namen