Samenvatting Biologie

advertisement
Samenvatting Biologie
Paragraaf 1, 2, 3 5,6,7,9 + Aantekeningen en practicum.
Klas 2
Paragraaf 1.
Voedingsmiddelen = alle producten die je eet \ drinkt.
Voedingsstoffen = de bruikbare bestanddelen van voedingsmiddelen.
Voedingsvezel = een verzamelnaam voor alle onverteerbare stoffen in
plantaardig voedsel. (vervullen functies)
bouwstoffen = zijn nodig voor groei en ontwikkeling, maakt nieuwe cellen
en weefsels aan.
Brandstoffen = leveren energie.
Reservestoffen = worden opgeslagen, zijn niet direct nodig.
Zes groepen voedingsstoffen : (beschermende stoffen)
beschermende bouwstoffen brandstoffen reservestoffen
eiwitten
x
x
vetten
x
x
x
vitamine
x
x
water
x
Mineralen
x
x
koohlydraten
x
x
x
Eiwitten:
Vetten:
Vitamine:
Water:
Mineralen:
Koohlydraten:
bouwing cytoplasma.
dik.
ABCDK,
60% lichaam.
aka zouten,stevigheid botten
glucose, suiker, zetmeel. Dierlijke voeding geen.
Paragraaf 2.
Voedselvergiftiging = een infectie die opdreedt door het eten van voedsel met
chemische stoffen of bacterien.
De schrijf van vijf.
- grote vakken belangrijker dan kleine vakken.
- Vak 1 : groente en fruit.
Vitamine C, voedingsvezel
- Vak 2 : brood, aardappelen.
Eiwitten mineralen vezels zetmeel
- Vak 3 : vlees/soja + melkproducten eiwitten vitamine mineralen
- Vak 4 : margarine, halvarine olie.
Vetten, vitamine.
- Vak 5 : vocht.
Paragraaf 3
- je gebruikt je voedsel als bouwstof, brandstof, reservestof of beschermende
stof.
- Groot deel van voedsel wordt gebruikt als brandstoffen.
kJ = 1000 kilo joule.
Kcal = 1000 calorien.
(kilo joule)
(kilo calorie)
1 kcalorie = 4.2 kJ
-
mannen hebben meer energie nodig dan meisjes.
Als je ‘in balans’ bent, is dat dat je energieopname en verbruik in evenwicht
Mensen met overgewicht meer kans op hart\vaat\diabetes ziekte
Ook slecht voor je gewichten
Als je ondergewicht hebt, word je sneller ziek \ bloedarmoede.
BMI = Body Mass Index (Quetelet Index)
Lengte x lengte : gewicht.
Anorexia nervosa = ontevreden over je uiterelijk, jezelf uithongeren.
Problemen : futloos, ziekte, problemen maag en gebit.
Boulimia nervosa = eten weinig, vreetbuiten, braken\laxeermiddel
Problemen = futloos, ziekte, problemen maag en gebit.
Binge (BED) = Vreetbuien, vaak heel zwaar
--
Fehling 1&2
Joodoplossing
Natronloog
Kopersulfaat
DCPIP
= lichtblauw
= geel
= lichtblauw
= lichtblauw
= donkerblauw
+
+
+
+
+
glucose = oranje.
zetmeel = donkerblauw
eiwit = paars.
eiwit = paars.
vitamine C = Kleurloos.
Beri-Beri ziekte die zenuwstelsel en spieren aantast. Tekort aan vitamine D.
- bij tekort aan vitamine C ontstaat scheurbuik (groente, fruit) snel bloedend
tandvlees + wonden die niet goed helen.
- Bij tekort aan vitamine D onstaat rachitis, belemmert een goede groei vd
beenderen. (levertraan, dierlijke vetten en in de zon)
Paragraaf 5
Darmkanaal = het grootste deel verteringsstelsel van mond tot anus
Voedingsstoffen die door de want van darm heen kunnen :
- glucose
- mineralen
- vitamines
- water
voedingsstoffen die niet door de want van darm heen kunnen :
- eiwitten
- koolhydraten
- vetten
- de voedingsstoffen die niet gelijk door je darmwand heen kunnen moeten
eerst worden verteerd. (verteringsproducten)
vertering = het omzetten van voedingsstoffen die niet door de darmwand heen
kunnen, omzetten in verteringsproducten die dat wel kunnen.
Verteringsklieren = maken verteringssappen aan zoals maagsap en speeksel.
Paragraaf 6
Functie van het gebit bij de vertering = de enzymen in verteringssappen werken in
Op het voedsel.
- als je voedsel kauwt wordt je voedsel in kleine stukjes verdeeld waardoor
het oppervlak wordt vergroot , en de enzymen beter kunnen inwerken.
Gebitselementen = je tanden en kiezen
Doorsnede van de tand ( op het blaadje)
- met je snijtanden en hoektanden bijt je stukken voedsel af.
- Kiezen hebben een knobbelige bovenkant zodat je voedsel kan fijnmalen.
- Bij een tandformule is links = rechts en andersom
0.5 tot 2 jaar  melkgebit
6 jaar  blijvend gebit (wisselen)
- door je tanden te poetsen verwijder je tandplak
tandplak = een dun laagje aanslag op je tanden (bacterien, etensresten, speeksel)
- bacterien in tandplak zetten suikers om in zuur (dat lost glazuur op)
- bij tandpasta met fluoride , kan het glazuur sneller herstellen.
Tandvleesontsteking = komt door bacterien in tandplak, ziet er rood uit en bloed.
- Als het wortelvlies ontstoken raakt kan de tand\kies uitvallen.
- Goed kauwen bevoorderd vorming van speeksel.
Tandsteen = als het tandplak blijft zitten en dan verkalkt.
Gebitscorrectie = bijvoorbeeld een beugel.
Paragraaf 7
Speekselklieren = procuderen speeksel. (water, slijm, enzym)
Slijm = verhoogt de glijbaarheid van voedsel.
Enzym = verteerd zetmeel.
Maag = is altijd in beweging, kring & lengtespieren trekken zich samen.
Maagportier = aan het einde van de maag, kringspier. Kan de maag afsluiten.
- de maag heeft als functie als tijdelijke opslagplaats.
Maagsapklieren = in de wand van maag  maagsap, het eten in maag wordt
gekneed en gemengd met maagsap
maagsap = bestaat uit water, zoutzuur en enzym
- door het enzym in maagsap worden eiwitten verteerd.
Twaalfvingerige darm = monden afvoerbuizen van lever en alvleesklier.
Lever = produceert gal
Galblaas = tijdelijke opslagplaats voor gal.
Galbuis = gal naar 12vingerige darm gevoerd.
Gal = emulgeert vetten , maakt er kleine brokjes van
Alvleesklier = produceert alvleessap (helpen bij vertering eiwitten, koolhydraten en
en vetten.
Dunne darm = 8M lang.
Darmsapklieren = produceren darmsap. Verteren eiwitten en koolhydraten.
- ALS DE EIWITTE EN KOOLHYDRATEN DARMSAP HEBBEN GEHAD,
WORDEN ZE OPGESLAGEN IN HET BLOED.
- in de dunne darm wordt al het water van de verteringssappen in het bloed
opgenomen.
- Op de darmplooien van de dunne darm staan uitstulpingen, de
darmvlokken. Daarin zitten bloedvaten.
- De wandd van de darmvlokken is dun, hierdoorheen gaat het water met de
voedingsstoffen naar het bloed.
- bij een blindedarm ontsteking is de wormvormig aanhangsel ontstoken, die
word dan verwijderd.
Dikke darm = 1.5M. Hij haalt al het water uit de onverteerde voedselbrei die uit de
Dunne darm komen.Daarvan wordt poep gemaakt.
Als je diaree hebt , wordt er in de dunne darm onvoldoende water in het bloed
opgenomen.
- de bacterien in de dikke darm produceren een enzym voor de vertering van
cellulose in de plantaardige voedingsresten.
- In de verteringssappen van de mens komt geen enzym voor die cellulose
kan verteren. (inde dikke darm wordt al een deel van de plantaardige
voedingsstoffen verteerd)
- bij de vertering van cellulose ontstaat glucose. Dit wordt voor een deel in
het bloed al opgenomen
Paragraaf 9
- plantaardig voedsel is slecht verteerbaar, omdat er om de plantencellen
celwanden ztten die uit cellulose bestaan.
Planteneters  herbivoren
Lang darmkanaal
Hebben plooikiezen, met harde richels van glazuur.
Plooien loodrecht op kauwrichting
Geen hoektanden.
Vleeseters  carnivoren
Kort darmkanaal
Knipkiezen, scherpe kiezen beter mee knippen.
Snel doorslikken, bovenkaak groter dan onderkaak.
Hoektanden groot , spits en scherp.
Alleseters  omnivoren
Middellang darmkanaal
Knobbelkiezen , knobbelig opp. Voedsel wordt gemalen.
Hoektanden even groot als snijtanden
Mensen hebben ook knobbelkiezen
- de mens verteerd een deel van plantaardig voedsel door te bakken, braden
enz.
Download