Samenvatting Aardrijkskunde H3 Paragraaf 2: Zuidoost-Azië als vakantiegebied Politieke stabiliteit = De rust in een land of regio door het ontbreken van voortdurende machtsstrijd om de zeggenschap. Door de politieke stabiliteit neemt het toerisme toe. Soorten Toerisme: 1) Massatoerisme 2) Ecotoerisme 3) Oorlogtoerisme Voordelen Toerisme: - Harde valuta - Directe en indirecte werkgelegenheid - Culturele erfgoed blijft bestaan Nadelen Toerisme: - Milieuvervuiling - Cultuurverpesting - Verdiend geld gaat naar westerse bedrijven - Afhankelijk en kwetsbaar van gebeurtenissen - Disneysering Paragraaf 3: Fysisch-geografische kenmerken Tektonische plaat = Een aaneengesloten stuk aardkorst dat als een ijsschots op het vloeibare binnenste van de aarde drijft. Zuidoost-Azië ligt op diepe breuklijnen tussen tektonische platen, hierdoor ontstaat vulkanisme, aardbevingen en gebergtevorming. Vulkanisme = Het uit de aardmantel naar buiten komen van magma. Aardbevingen = Trilling die ontstaat door een plotselinge verschuiving van delen van de aardkorst. Gebergtevorming = Het ontstaan van reliëf in het landschap. Vulkanisme zorgt voor vruchtbare bodems, ertsen en vulkaantoerisme. Het grootste deel van Zuidoost-Azië ligt op een stabiele plaat eilanden, het reliëf is steil maar de toppen reiken niet hoog. Klimaateigenschappen Tropische regenklimaten = Klimaten (Af en Aw) rond de evenaar waar het warm en vochtig is. De gemiddelde temperatuur ligt in de koudste maand boven de 18 graden. Tropisch regenwoudklimaat (Af) = Een tropisch klimaat dat het hele jaar door erg vochtig is. Savanneklimaat (Aw) = Een klimaat aan weerszijden van de regenwouden waar het in de zomer veel regent, omdat de zon dan loodrecht aan de hemel staat. In de winter is het een stuk droger. Moesson = Een halfjaarlijkse draaiende wind in de tropen die in de zomer veel regen brengt van zee en in de winter vooral droge lucht van een continent. Paragraaf 4: Sociaal-geografische kenmerken Zuidoost-Azië is sterk beïnvloed door zijn ligging tussen de Indische en Chinese beschavingen, hierdoor zijn er veel culturen: Boeddhisme = Belangrijkste religie in Oost-Azië, ontstaan uit een crisis in het hindoeïsme. De leer denkt dat men door zuivere meditatie, het weten, de waarheid en het goede, de hoogste staat van het mens zijn kan bereiken, waarbij geen begeerte meer bestaat (Nirvana) en waardoor men kan ontsnappen aan het lot van voortdurende reïncarnatie. Hindoeïsme = Een polytheïstische religie die vooral in India voorkomt en geassocieerd wordt met het kastensysteem. De manier waarop je leeft, bepaalt hoe je later reïncarneert. Islam = Monotheïstische godsdienst die naast alle profeten uit het Jodendom en Christendom Mohammed als belangrijkste profeet ziet. Zijn gedachten zijn verzameld in de Koran. Cultuurelementen: - Etnische groepen - Talen - Religies - Kunst - Kleding - Architectuur - Muziek - Voedsel Beïnvloed door China Vietnam Beïnvloed door India Cambodja Islamitisch Katholiek Maleisië Filipijnen Singapore Laos Thailand Myanmar Indonesië Brunei Oost-Timor Er is een verband tussen de vorm van een land en de mate van culturele heterogeniteit. Hoe grilliger de grenzen lopen, hoe groter de kans dat meer cultuurgebieden aangesneden worden. Cultuurgebieden = Gebied waarin culturen bij elkaar voorkomen die sterk op elkaar lijken. Reliëf en water zorgen voor barrières, deze barrières zorgen voor culturele diversiteit. De culturele diversiteit hield de relatieve afstanden groot. Onder dwang vaak via, een verdeel- en heerspolitiek, werden de ministaatjes en vorstendommen onder één koloniaal bestuur gebracht. Welvaart meten: BNP/hoofd Welzijn meten: VN-welzijnsindex Paragraaf 5: Afbakenen: Een probleem Landen Zuidoost-Azië: Myanmar, Thailand, Laos, Cambodja, Vietnam, Maleisië, Brunei, Indonesië, Oost-Timor, Singapore en de Filipijnen. Formele regio = Afbakening van een gebied op basis van hetzelfde verschijnsel dat overal in het gebied voorkomt. Functionele regio = De ruimtelijke interactie tussen ongelijksoortige verschijnselen. Iedere regio kan opgaan in een nog grotere regio. Met regio’s kun je wisselen van schaalniveau. Zuidoost-Azië is geen duidelijke formele regio als er sociaal-geografische kenmerken op worden losgelaten. Doordat er geen innige economische of politieke samenwerking is, is het ook geen duidelijke functionele regio. Pacific Rim = De regio die alle landen met kusten aan de Stille Oceaan omspant, ook de Amerikaanse kant. Paragraaf 6: Zuidoost-Azië als kolonie en als strijdtoneel Zuidoost-Azië is een gebied met vele soorten belangrijke grondstoffen, hierdoor werd het vroeger geplunderd. Hele gebieden werden veroverd en economische uitgebuit. Exploitatiekolonies = Overzeese gebiedsdelen ter verrijking van een moederland. Kolonialisme = Het systeem waarbij een land zijn politieke controle uitbreidt naar een andere regio ten einde te profiteren van de natuurlijke en menselijke hulpbronnen in dat gebied. Kolonies Nederland Indonesië Kolonies Frankrijk Cambodja Vietnam Laos Kolonies Engeland Maleisië Myanmar Singapore Kolonies Spanje Filipijnen Thailand is nooit een kolonie geweest. Door het dekolonisatieproces ontstonden nieuwe staten, vaak langs oude koloniale grenzen. Deze grenzen waren cultureel en etnische gezien geen duidelijke formele regio’s. Tijdens de Koude Oorlog was Zuidoost-Azië een politiek conflictgebied, waarbij de VS streed tegen het communisme. Politiek conflictgebied = Een regio waar door verschillende belangengroeperingen om gestreden wordt. Paragraaf 7: Koloniaal verleden en ontwikkeling Neokolonialisme = Term die door ontwikkelingslanden gebruikt wordt om aan te geven dat na de afschaffing van het kolonialisme de geld- en goederenstromen tussen de rijke en arme landen niet wezenlijk van karakter veranderd zijn. Fransen oefenden grote invloed op de economie in Indochina uit door middel van: 1) Ze dwongen inheemse boeren om een deel van hun grond met handelsgewassen te beplanten en die als belasting te leveren. 2) Ze namen grote arealen grond in bezit en startten daar plantages. 3) Ze voerden allerlei moderniseringen door om de productie op te voeren. Ondernemingslandbouw = De op export gerichte verbouw van gewassen op plantages. Centrum-periferieverdeling = Het indelen van de wereld in ontwikkelde rijke gebieden (centrum) en arme achtergebleven afhankelijke gebieden (periferie). Centrum-periferierelaties = De geld -, goederen – en migratiestromen tussen dominante en afhankelijke gebieden. Fragmentarische modernisering = De gedeeltelijke modernisering van een samenleving, waardoor het straatbeeld verschillende gezichten kent (traditioneel en modern). Door fragmentarische modernisering ontstaat economisch dualisme, hierbij bestaat de economie uit: - Een moderne sector; landbouw met behulp van machines - Een traditionele sector; landbouw met de hand Economisch dualisme = Het naast elkaar in de ruimte voorkomen van een formele en een informele sector. Paragraaf 8: Natuurlijke hulpbronnen en ontwikkeling In Zuidoost-Azië grenzen 4 aardkorstplaten aan elkaar, hierdoor komen ertsen voor. Ertsen = Delfstoffen waaruit metalen gewonnen kunnen worden, bijv. ijzer, koper, tin, zilver, goud. Ertsen zijn uit de aardmantel met het magma meegenomen naar het aardoppervlak. Omdat die metalen bij afkoeling langzamer stollen en zich ophopen in de laatste holle ruimtes ontstaan ertsaders. Fossiele energiestoffen = Brandstoffen die in een ver verleden zijn ontstaan uit de resten van planten en minuscule diertjes (organismen), bijv. steenkool, aardolie, aardgas. Continentaal plat = Een onderzees plateau dat aan een continent vastzit en flauw afhelt richting diepe oceaan. Ooit was dit land, maar door de stijging van de zeespiegel liep het onder. Bodemvruchtbaarheid = Het vermogen van het bovenste gedeelte van de grond om planten van de juiste hoeveelheden voedingsstoffen en water te voorzien. Extensieve landbouw = Wijze van landbouw waarbij naar verhouding per vierkante meter weinig arbeid en kapitaal wordt ingezet. Vaak wordt veel grond gebruikt. De bevolkingsspreiding in Zuidoost-Azië is ontstaan door vruchtbare bodems en het reliëf. Paragraaf 9: Industrialisatie en ontwikkeling: economische tijgers Footloose industries = Bedrijven die gemakkelijk kunnen verhuizen omdat ze niet of nauwelijks gebonden zijn aan bepaalde vestigingsplaatsfactoren. Comparatieve voordelen = Het principe waarbij regio’s zich specialiseren in die producten waarin men het grootste voordeel heeft ten opzicht van andere gebieden. Keuze bedrijven goedkoopste plek om te produceren hangen af van: - Relatieve ligging = Het liggen ten opzichte van. - Politieke stabiliteit - Kostprijs - Beschikbaarheid van relevante productiefactoren = Het aanwezig zijn van die zaken die nodig zijn om een goed te kunnen maken of een dienst te verlenen. Industrialisatie wordt gezien als belangrijkste weg naar ontwikkeling voor arme landen. Ruilvoetverslechtering = Het minder waard worden van je exportproducten t.o.v. je importproducten. Importsubstitutie = Het proces waarbij binnenlandse producenten goederen gaan produceren of diensten gaan verlenen die voorheen van buitenlandse producten betrokken werden. Exportgeoriënteerde industrialisatie = Het opbouwen van een industrie door zoveel mogelijk producten te vervaardigen die in rijke landen verkocht kunnen worden. Aziatische Tijgers/Newly Industrialized Countries (NIC’s) = Nieuwe Industrielanden in de westelijke Pacific Rim met aanvankelijk lage lonen waardoor veel westerse bedrijven het aantrekkelijk vonden om daar hun producten te laten maken. De forse jaarlijkse groei van de welvaar heeft voor deze bijnaam gezorgd. EPZ’S: export processing zones = Gebieden bij havens of luchthavens waar multinationals zich exclusief kunnen vestigen, met vele lokkertjes: - Belastingvrije invoer en uitvoer - Goedkope grond - Gebouwen en havenfaciliteiten - Geen of weinig belasting op winsten - Goedkope arbeidskrachten - Geen of gemuilkorfde vakbonden Global Shift = Het verschuiven van het economisch zwaartepunt van de wereld. Dit komt door de globalisering. Aziatische Tijgers (NIC’s) Singapore Taiwan Hongkong Zuid-Korea Babytijgers Thailand Maleisië Indonesië Filipijnen Paragraaf 10: Het model van de vliegende ganzen Agrarische transitie = Het proces waarbij de landbouw naar een hoger plan getild wordt door de toepassing van moderne kennis. Commerciële landbouw = Het verbouwen van handelsgewassen voor de markt. Bevolkingslandbouw = Zelfvoorziende landbouw (geen winst) Om winst te maken wordt de landbouw gericht op export, hierdoor stijgt de kapitaalsintensiteit en daalt de arbeidsintensiteit. Export georiënteerde landbouw = Het produceren van landbouwgewassen voor buitenlandse markten. Kapitaalsintensiteit = De hoeveelheid kapitaal die per product ingezet wordt. Arbeidsintensiteit = Het aantal mensen dat aan één product werkt. Veel boeren kunnen de ontwikkelingen financieel niet bijbenen, omdat de prijzen door de grotere productie gedaald zijn. Het gevolg is uitstoot van mensen uit de landbouwsector. Dé-agrarisatie = Proces waarbij de landbouw snel aan betekenis inboet en mensen uitstoot. Rurale differentiatie = Proces waarbij op het platteland grote verschillen zichtbaar worden. Model van de vliegende ganzen = Elk land probeert een hoger industriepeil te bereiken door die goederen te produceren waarbij het een comparatief voordeel heeft. Het simpelste werk wordt gedaan voor de minst ontwikkelde landen en het moeilijkste werk door de meest ontwikkelde landen. Paragraaf 11: Regionale differentiatie en regionale ongelijkheid Regionale differentiatie = Verschillen tussen gebieden in landschap en de manier van leven. Regionale ongelijkheid = Ongewenste verschillen in welvaar tussen gebieden. Gebieden met veel contacten naar buiten ontwikkelen zich anders dan geïsoleerde gebieden. Het gevolg hiervan zijn regionale verschillen in: - Demografische transitie - Urbanisatiegraad - Urbanisatietempo - Stedelijk netwerk - Arbeidsmigratie - BNP/hoofd - Bestaanswijzen - De verdeling van de beroepsbevolking - De exportsamenstelling - De exportvalorisatie - De externe gerichtheid - De VN-ontwikkelingsindex - Het politieke systeem - Cultuur - Religie Binnen Zuidoost-Azië is de regionale differentiatie en de regionale ongelijkheid toegenomen Meest ontwikkeld Gemiddelde ontwikkeld Minst ontwikkeld Singapore Thailand Laos Brunei Maleisië Cambodja Indonesië Myanmar Filipijnen Oost-Timor Vietnam Trends: - Dé-agrarisatie - Verstedelijking - Een afnemende bevolkingsgroei - Afnemend analfabetisme - Toenemende koopkracht - Monetarisering = Rol van geld in de samenleving wordt steeds groter - Liberalisering = Iedereen gaat steeds meer zijn eigen gang Paragraaf 12: Externe beïnvloeding en politieke stabiliteit Externe economische beïnvloeding = Proces waarbij het buitenland probeert hun ideeën over het inrichten van de economie over te dragen op een ander land of andere regio. Zichtbaar door de vestigingen van Multi Nationale Organisaties (MNO) en de Export Processing Zones (EPZ). Zij nemen ideeën over de productie en verkoop van goederen mee naar het buitenland en proberen dit over te dragen. Toeristen en arbeidsimmigranten beïnvloeden lokale bevolking met geloof en levensopvattingen. Vrijhandel stimuleren westerse landen proberen regeringen in Zuidoost-Azië over te halen om de handelsbelemmeringen opheffen. Nadeel liberalisering Bedrijven uit centrumlanden die uitwijken naar Zuidoost-Azië nemen vervuilende activiteiten mee die in eigen land/regio verboden zijn of door milieuvoorschriften te duur zijn geworden = ruimtelijke afwenteling. Politieke beïnvloeding EU, VS, VN willen een parlementaire democratie naar westers model invoeren om dictatoriale regimes af te weren. Politieke stabiliteit staat onder druk door conflicten, culturele verscheidenheid en opkomst politieke islam. Politieke islam = Het aan een religieus verleden ontlenen van claims door moslims over hoe de samenleving ingericht zou moeten worden. ASEAN = Association of Southeast Asian Nations (1967). Deze organisatie is opgericht door Thailand, Maleisië, Singapore, Brunei, Indonesië en de Filipijnen. Zij wilden niet bij de Koude Oorlog betrokken raken en wilden een nieuwe ordening van Zuidoost-Azië. Sinds de jaren 90 zijn ook de communistische landen uit deze regio en Myanmar lid. Moslimfundamentalisme = Aanhangers van de islam die proberen terug te grijpen op een geïdealiseerd verleden met strenge islamitische gewoontes. Zij willen: - Een einde maken aan de toenemende sociale ongelijkheid - Een einde maken aan de toenemende regionale ongelijkheid - Een tegenwicht bieden aan de verwestering van hun land - Steun verlenen aan Maleise minderheden die zich willen afscheiden van Thailand - Het lot van de armen in hun land verbeteren - Het moslimfundamentalisme maakt geen onderscheid tussen kerk en staat. Paragraaf 13: Zuidoost-Azië op wereldschaal gewogen Zuidoost-Azië (m.u.v. Laos, Cambodja en Myanmar) heeft gunstige vooruitzichten op het gebied van gezondheid en onderwijs. De bevolkingsgroei is vrij hoog, maar het geboortecijfer daalt (3e fase demografisch transitiemodel) Verstedelijking = Een toenemende bevolkingsconcentratie, waarbij het aantal steden groeit en een steeds groter deel van de bevolking in steden woont. Migratiebewegingen = Het vertrekken en komen van mensen naar een stad of gebied. Primate city = Grootste, belangrijkste stad in een land, de volgende grote stad is vaak veel kleiner. Economische ontwikkeling en verstedelijking leiden tot een afname van het percentage armen. Regionale verschillen = Onrechtvaardige, ongewenste sociaal-economische verschillen tussen bepaalde gebieden of landen. Externe gerichtheid = de mate waarin een land contact heeft met andere landen, dit wordt aangegeven met 4 variabelen: 1) Economische integratie 2) Technologische verbondenheid 3) Persoonlijke contacten 4) Politieke betrokkenheid Handelsbalans = het verschil tussen de waarde van de aan het buitenland geleverde goederen en de uit het buitenland geïmporteerde goederen. Exportvalorisatie = het bewerken van grondstoffen voordat ze naar het buitenland worden geëxporteerd. Dienstbalans = Het verschil tussen de waarde van de diensten die je verleent en de waarde van de diensten die je ontvangt. Kapitaalbalans = Er komt veel geld binnen door overmakingen van geld, maar tegelijkertijd moet het land ook rente betalen voor het geleende geld.