Zuidoost-Azie

advertisement
HOOFDSTUK 3: ZUIDOOST AZIË
2. Soms is de natuur een ramp
Natuurrampen Zuidoost Azië:
- door plaatgrenzen: aardbevingen, vulkaanuitbarstingen enz. Ook zeebevingen > tsumami’s
(bron 10)
- regenval + vulkaanuitbarsting = lahars met vulkanische zooi erin (heet + snelstromend!)
- relatieve zeespiegelstijging > laaggelegen delta’s zijn dichtbevolkt > gevaaar
- moessons + taifoens > zeewater hoog > rivieren niet afwateren > dijken bezwijken
- El Nino (oostpassaat wordt westelijk): zuiden droogte door aflandige wind, noorden
wateroverlast. El Nino wordt steeds grilliger.
3. Natuurrampen en beleid
Hazardmanagement:
1. Risicoanalyse
2. Structurele voorzorgsmaatregelen (dijk)
3. Rampenplan met oefening
Maar je krijgt mensen moeilijk weg door:
- armoede
- vertrouwen in God/Allah
- kortetermijndenken
En hoe kan je iedereen informeren over een ramp bij gebrek aan tv’s en als je geen lid bent
van een waarschuwingsnetwerk? Soft state > slecht hazardmanagement > grote gevolgen >
hulp buitenland > geld (corrupte politici)
4. Ontbossing
Azië wordt steeds welvarender, maar dat gaat ten koste van het milieu.
Partijen die betrokken zijn bij ontbossing:
1. Inheemse boeren: zwerflandbouw > roofbouw (natuurlijke kringlopen kapot)
2. Groeiend aantal sedentaire boeren > hout als brandstof voor permanente akkers
3. Commerciële houtkap: vaak illegaal en corrupt
4. Projectontwikkelaars (plantages, resorts enz.)
Ontbossing wordt vaak aangestuurd door centrumlanden.
De hoge biodiversiteit in de oerwouden wordt steeds erger aangetast en dit leidt tot:
- verstoorde waterbalans > aardverschuivingen, overstromingen, verdroging > duurzaamheid
van ecosystemen gaat verloren
- verlaging biodiversiteit
- afname bodemkwaliteit
- bodemerosie
- bedreiging etnische gemeenschappen
- bij tsunami’s wordt de kracht niet gebroken
- malaria meer kans in achtergebleven poelen
5. Luchtverontreiniging
Industrialisatie  luchtvervuiling + geluidsoverlast.
Ziekte door lopen over straat, maar ook door werk, het ergst in informele sector.
Japan en Singapore verplaatsen vervuilende bedrijven naar ZOA, want daar mag het nog.
Traditionele landbouw en westerse ondernemingen branden regenwoud plat voor plantages.
 bosbranden met enorme schade als gevolg!
- lokaal: leefomgeving verwoest
- regionaal: luchtvervuiling
- mondiaal: versterkt broeikaseffect
- grensoverstijgende luchtvervuiling > toeristen blijven weg!
- ecosystemen beschadigd
6. Vogelgriep en bodem- en waterverontreiniging
Nadelige effecten modernisering landbouw:
1. Verwering, verzilting, verontreiniging bodems en oppervlaktewater. Agrochemicaliën in
voedselkringlopen > in eten!
2. Vertroebeld water (sterfte koraalriffen)
3. Monocultuur: plantenziekten  gifspuit
4. Te intensive veeteelt  ziektes (vogelgriep)
Vietnamoorlog > Amerikanen gif over oerwoud > oerwoud weg, mensen ziek/dood
Ook in steden verontreiniging, door slechte vuilverwerking en riolering
7. Menselijke rampen en beleid
Oorzaken vervuiling:
- ontbreken voorlichting  boeren onverschillig
- eigenbelang grootgrondbezitters en bedrijven
- explosieve bevolkingsgroei
- onmachtige soft state
- ruimtelijke afwenteling van milieuproblemen door centrumlanden
- men geeft de voorkeur aan economische groei boven milieu
Houtsector heeft volledige controle over kapitaal, kennis en macht (+ politie).
Er wordt wel iets tegen gedaan hoor, zoals
 Mekongorganisatie
 overeenkomst ASEAN tegen bosbranden
 internationale milieubewegingen die multinationals aanpakken
8. Globalisering op het platteland
Groene revolutie (’70)  supergewassen! Maar kost veel geld. MNO’s beheren de
agribusiness, waar veel ZOA-boeren in zijn gezogen.
Als een boertje echter een eigen bedrijf begint en er gaat maar iets mist: oogst weg > geld weg
 boer weg (naar stad of landarbeidersbestaan)
 agrarische/rurale involutie: werk landbouw wordt verdeeld over steeds meer mensen
Kanttekeningen bij huidige ontwikkelingen op platteland:
1. Subcontracting (werk naar onderaannemers met machines) maakt landarbeiders overbodig
2. grootste deel van bevolking ZOA werkt nog steeds in de landbouw
3. Groene revolutie succes: landbouwopbrengsten gestegen!
4. Sinds daling inkomen kleine boer (’80)  sociale ongelijkheid!
5. Groene revolutie is nadelig voor milieu.
 massale trek naar grote steden > krottenwijken > fundamentalisme
9. Globalisering in de stad
Ontwikkeling van steden gaat in verschillende snelheden. Er zijn wel grote lijnen:
- Ontstaan van uniforme stedelijke landschappen (westers)
- Alles moet wijken voor economische groei (> snelle modernisering)
- Ontstaan megasteden door migranten + natuurlijke groei > overurbanisatie > slums >
overvolle infrastructuur + informele sector!  bestrijding overbevolking door:
1. Toegang verbieden (maar dan gaan illegale krottenwijken nog harder groeien)
2. Onder dwang verwijderen
3. Opvangen en reguleren
Urbane involutie: als werk van informele sector verdeeld wordt over steeds meer mensen.
10. Ontwikkeling in verschillende snelheden
Uitwisseling van goederen komt pas op gang als er sprake is van:
- complementariteit
- transporteerbaarheid
- ontbreken tussenliggende mogelijkheden (geen alternatief)
Gebieden profiteren in verschillende mate van globalisering
1. Centrumlanden: autonome ontwikkeling, perifere landen: afgeleide ontwikkeling
2. Platteland minder dan stad. Rurale omgeving vaak afgeroomd
3. Ontstaan middenklasse, maar nieuwkomers in stad zijn nog lang niet zo ver
 Globalisering zorgt voor regionale en sociale ongelijkheid
11. Conflicten: Chinesen
Chinezen zijn harde werkers en blijven naar ZOA komen door kettingmigratie. Ze passen zich
enigszins aan, maar bouwen ook aan eigen sociaal en economisch netwerk. Ze vormen wel
nog steeds een etnische (ze zijn klein) en culturele (niet dominant) minderheid.
Autocratische regimes proberen een eenheidsstaat op te bouwen en wijzen Chinezen aan als
zondebok  Chinezen gediscrimineerd  uit angst assimileren ze.
Behoud Chinese identiteit hangt af van:
- aandeel van Chinese populatie in een land
- mate waarin ze in het verleden moesten assimileren
- mate van culturele verschillen
- politieke vrijheid
- verwestersing land
12. Binnenlandse territoriale conflicten
Er is een grote roep om autonomie bij:
- grote etnische en culturele verschillen
- grote sociale en regionale ongelijkheid
- ruimtelijk gescheiden wonen van volkeren
- grillige vorm van het land
Reacties op separatisme:
1. Nation building
2. Militair geweld tegen verzet
3. Milde vorm van regionale autonomie toestaan
4. Overgaan op federale staatsvorm
5. Toegeven aan separatisme
Recente conflicten:
- Myanmar: Shan- en Karen voelen zich achtergesteld: willen zich afscheiden > burgeroorlog
- Zuid-Thailand: moslimminderheid voelt zich achtergesteld: willen zich afscheiden
- Indonesië: Aceh wil al sinds koloniale tijd onafhankelijk zijn
- Zuid-Filippijnen: Moslims voelen zich achtergesteld: voeren een jihad.
13. Internationale conflicten
* Er is veel moslimfundamentalisme > war on terror > dictatoriale regering gelegitimeerd…
* Er zijn grensconflicten:
- Oost-Timor vs Indonesië
- Myanmar pakt papaverteelt niet aan + Thailand heeft genoeg van vluchtelingen uit Myanmar
- Ruzie over Spratly-eilanden (voor vis, olie en gas)
- Piraterij in Straat van Malakka
- Vietnam vs China
* Sommige ecosystemen moeten supranationaal beheerd worden (zoals Mekong).
14. Van ASEAN tot Oost-Aziatische Unie?
ASEAN is ontstaan om niet vermalen te worden tussen VS en com. staten. Het dient o.a. als:
- handelsverbond
- vredestichter bij conflicten tussen landen
- milieuproblemen oplossen
- hazardmanagement creëren
De ASEAN-landen hebben beloofd te streven naar democratie.
ASEAN is ingeklemd tussen China en India. Verslaan lukt niet maar inlijven misschien wel…
ASEAN + 3: China, Japan en Zuid-Korea
ASEAN + 6: + India, Australië en Nieuw-Zeeland
Het is nog geen geen machtsblok, want:
- er zijn tegenstrijdige belangen in landbouw
- economisch grote verschillen
STENCILPAKKET ZUIDOOST-AZIE
1. Sociaal-geografische kenmerken van Zuidoost-Azië
- Ligging: op oostelijk halfrond, tussen China , India en Australië (relatieve ligging)
- Cultuur: mozaïek van o.a. hindoeïsme, boeddhisme, islam, cdom, chinezen en westerlingen
- Lange tijd grote relatieve afstand > veel culturele diversiteit > afstanden blijven groot
Kopgroep: Singapore en Brunei
Middengroepen: 1: Thailand en Maleisië 2: Filippijnen en Indonesië
Achterblijvers: Laos, Cambodja, Myanmar
- geen formele of functionele regio. Verklaring afbakening: geen dominante cultuur en
stootkussen tussen India en China
- Kolonialisme: 1500-1800: handelskolonialisme, na 1800: industrieel kolonialisme
(exploitatiekolonies)
- ZOA was politiek conflictgebied in KO. Nu is er nog schade overgebleven.
2. Exogene gebiedskenmerken van Zuidoost-Azië
- Klimaat: zie atlas;)
- Moessons: ontstaan door verschil in verwarming en afkoeling van een groot landoppervlak
t.o.v. een groot zeeoppervlak. Het ICTZ verplaatst zich sneller boven Azië en Australië/.
3. Endogene gebiedskenmerken van Zuidoost-Azië
Vulkanen liggen vooral aan randen van platen, omdat magma daar makkelijk naar buiten kan
komen. Gunstige gevolgen van vulkanisme:
- vruchtbare bodems
- ertsen
- vulkaantoerisme
4. De natuurlijke hulpbronnen van Zuidoost-Azië
1. Ertsen: door magma naar boven gekomen en hopen zich op > Geschikt voor winning.
2. Fossiele energiebronnen: ontstaan uit resten planten en diertjes onder hoge druk en
temperatuur. Zitten nu onder de zee en vast aan continent. Belangrijk exportproduct.
3. Bodemvruchtbaarheid: hoog in ZOA door natte tropen. Maar in reliëf gebied niet.
4. Natuurlijke hulpbronnen en ontwikkeling. Hier is een verband tussen, maar zegt niet alles:
- het trekken van maritieme grenzen is moeilijk
- natuurlijke rijkdommen zijn niet gelijk verdeeld over ZOA
- Er zijn ook andere factoren mbt ontwikkeling, zoals inwoneraantal, kwaliteit van
bestuur en het aflvloeien van winsten naar buitenlandse bedrijven technische ontwikkeling
5. Globalisering en milieuproblemen: zie sv boek
5. De ontwikkeling van Zuidoost-Azië
Kenmerken ondernemingslandbouw:
- commercieel
- exportgeoriënteerd
- hogere kapitaalintensiteit
Je hebt ook nog bevolkingslandbouw en door deze 2 krijg je economisch dualisme.
Periferische landen zijn nog steeds afhankelijk van het centrum. Ze hebben ongelijke toegang
tot hulpbronnen > fragmentarische modernisering
Aantal landen doet aan importsubstitutie: zelf eindproducten maken. Dit liep vast door:
- te kleine binnenlandse markt
- gebrek aan kennis
- gebrek aan kapitaal
op export oriënteren > EPZ’s met gunstige omstandigheden > exportvalorisatie (eerst
grondstoffen bewerken voor exporteren)
 global shift naar Zuidoost- en Oost-Azië.
Zuidoost-Azië op wereldschaal gewogen:
- sommige regio’s ontwikkelen zich tot semiperifere gebieden
- ZOA heeft relatief goede vooruitzichten
- daling van geboortecijfer
- sterke verstedelijking
- migratie richt zich op hoofdsteden
- economische ontwikkeling + verstedelijking = afname percentage armen
- toch nog kwetsbaar voor economische crises
Ontwikkelingen voor nabije toekomst:
1. Deagrarisatie
2. Verstedelijking
3. Afnemende bevolkingsgroei
4. Afnemend analfabetisme
5. Toenemende koopkracht
6. Monetarisering (toenemende rol van geld)
7. Liberalisering (economie meer opengesteld)
8. Individualisering
6. De externe economische beïnvloeding van Zuidoost-Azië
Steeds meer landen gaan economische relaties aan met ZOA, door:
- toegenomen politieke stabiliteit
- toegenomen relatieve afstanden.
De toegenomen externe gerichtheid van ZOA zie je terug in:
- economische integratie (handelsbalans, dienstenbalans, kapitaalbalans)
- technologische verbondenheid
- persoonlijke contacten (arbeidsmigratie, toerisme)
- politieke betrokkenheid
Voordelen van westerse toeristen:
- er komt harde valuta binnen
- werkgelegenheid
- historische bouwwerken blijven onderhouden
- tradities blijven behouden
Nadelen westerse toeristen:
- milieuaantasting en –uitputting
- cultuurverpesting
- wegvloeien geld naar westerse ondernemingen
- economie kwetsbaarder (aanslagen/natuurrampen)
ZOA is een gunstige locatie voor MNO’s door:
- gunstige relatieve ligging
- beschikbaarheid van productiefactoren
- gunstige productieomstandigheden (EPZ’s)
ZOAziatische tijgers overleefden opkomst China, omdat:
- economische structuur is blijvend veranderd
- er is infrastructuur ontwikkeld
- exportpakket is minder kwetsbaar geworden
- aantal landen heeft zich gespecialiseerd
- fabrikanten durven niet alleen op China te letten
- lonen in Chinese kustgebieden stijgen snel
7. De externe politieke beïnvloeding van Zuidoost-Azië
Gezichten externe politieke beïnvloeding:
1. Stimuleren van parlementaire democratieën in ZOA
2. Er is etnisch geweld en terroristische islam
3. War on terror legitimeert autocratie
Indicatoren index van burgerrechten:
* vrijheid van meningsuiting, religie, vereniging en organisatie
* rechtstaat en mensenrechten
* persoonlijke autonomie en economische rechten
ZOA kent tolerante islam (mariene islam). Door globalisering > verarabisering
Moslimfundamentalisme > politieke conflicten.
Oorzaken opkomst politieke islam:
- globalisering en verwestersing
- reactie op regionale en sociale ongelijkheid
- westerse weg helpt armen niet
- conflicten worden vaak etnisch en religieus uitgevochten, ook al zijn ze dat niet.
8. Interne relaties van Zuidoost-Azië
Agrarische transitie > landbouw naar hoger plan, door:
- moderne kennis
- nieuwe gewassen
- irrigatie
- kunstmest
- insectenverdelgingsmiddelen en onkruidverdelgers
- beter vee
- machines
- genetisch gemanipuleerde gewassen.
 kapitaalintensiteit neemt toe, arbeidsintensiteit af. Kleine boeren door schulden
landbouwsector uitgedrukt  rurale differentiatie.
Download