Floris Barnhoorn, T4u Aardrijkskunde Hoofdstuk 3 Par 2: ZOA heeft veel attractiefactoren groei toerisme Politieke stabiliteit: De rust in een land door het ontbreken van een voortdurende machtsstrijd om de zeggenschap Relatieve aftstand is afgenomen door goedkope vliegtickets. Voordelen van toerisme: - Harde valuta, veel directe en indirecte werkgelegenheid - Culturele erfgoed blijft bestaan, (historische gebouwen en rituelen) Nadelen van toerisme: - Milieu lijdt eronder - Afhankelijk en kwetsbaar (ziektes en aanslagengeen toeristen) - Disneysering - Sekstoerisme Par 3: Tektonische plaat: aaneengesloten stuk aardkost dat als een ijsshots op het vloeibare binnenste van de aarde drijft Als platen gaan schuiven en botsen kan dat voor veel natuurgeweld zorgen, zoals: vulkanisme, aardbevingen en gebergtevorming. In ZOA zijn vooral tropische regenklimaten, AF en AW. Par 4: In ZOA zijn er veel verschillende culturen. ZOA wordt sterk beïnvloed door China en India. Door migratiebewegingen is er Hindoeïsme, Boeddhisme en Islam aanwezig. Door westerse kolonisatoren, is ook christendom hier gevestigd. Hoe grilliger grenzen lopen, hoe groter de kans dat meer cultuurgebieden aangesneden worden. Hoe meet je ontwikkeling? - Welvaart: BNP/hoofd - Welzijn: HDI, Human Development index Par 5: Er zijn 2 soorten regio’s: - Formele regio: mate waarin een of meerdere gelijksoortige verschijnselen ruimtelijk voorkomen - Functionele regio: de ruimtelijke interactie tussen ongelijksoortige verschijnselen Pacific Rim: alle landen die aan de Pacific grenzen Par 6: ZOA bezit veel grondstoffen, veel buitenlanders kwamen deze stoffen halen. Exploitatiekolonies: overzeese gebiedsdelen ter verrijking van een moederland Na de 2e wereldoorlog was VS bang dat China en de Sovjet-Unie de andere landen communistische wouden maken zoals Noord-Korea en Noord-Vietnam, Domino-effect. Par 7: Neokolonialisme: na afschaffing van het kolonialisme zijn de geld- en goederenstromen tussen de rijke en arme landen niet wezenlijk van karakter veranderd Floris Barnhoorn, T4u De fransen oefende grote invloed uit op de indochineese economie: - Dwongen boeren om deel van hun grond met handelsgewassen te beplanten en die als belasting te leveren - Namen grote arealen grond in bezit en startten plantages - Voerden moderniseringen door om productie te verhogen, oog op winst door levering aan moederland. Ondernemingslandbouw: de op export gericht verbouw van gewassen op plantages Fragmentarische modernisering: een gedeeltelijke modernisering Economisch dualisme: het naast elkaar in de ruimte voorkomen van een formele en informele sector. De economie bestaat dan uit: - Moderne sector: landbouw met behulp van machines en kunstmest, fabrieken met massaproductie van hoogwaardige goederen, efficiënt werkende banken - Traditionele sector: boeren die met de hand werken, ambachtslui die eenvoudige producten maken en betaling in natura Par 8: Ertsen: delfstoffen waaruit metalen gewonnen kunnen worden In ZOA grenzen 4 platen waar volop ertsen te vinden zijn: ijzer, koper, tin, zilver en goud. De ertsen komen uit de aardmantel en worden met het magma meegenomen, ze hopen zich op in lege holtes net onder het aardoppervlakte. Dan stollen ze en heb je ertsaders. Rivieren eroderen die aders en worden meegenomen. Zo zijn er ook fossiele energiebronnen, planten- en dierenresten liggen duizend jaar onder hoge druk en temperatuur en vormen energiedelfstoffen. Continentaal plat: een onderzees plateau dat aan een continent vastzit en flauw afhelt richting diepe oceaan. Vroeger lag het droog en waren daar dus planten en dieren, nu is het water maar niet heel diep dus makkelijk bereikbaar. Bodemvruchtbaarheid: het vermogen van het bovenste gedeelte van de grond om planten van de juiste hoeveelheden voedingsstoffen en water te voorzien. ZOA is erg vruchtbaar en heeft een perfect klimaat, dus een perfecte combinatie voor een hoog productieve intensieve rijstverbouw. Extensieve landbouw: landbouw waarbij naar verhouding per vierkante meter weinig arbeid en kapitaal wordt ingezet, vaak wordt veel grond gebruikt. Par 9: Footloose industries: bedrijven die gemakkelijk kunnen verhuizen omdat ze niet of nauwelijks gebonden zijn aan bepaalde vestigingsplaatsfactoren Comparatieve voordeel: principe waarbij regio’s zich specialiseren in die producten waarin men het grootste voordeel heeft ten opzichte van andere gebieden Bedrijven letten op het volgende als het gaat om hun locatie: - Relatieve ligging - Politieke stabiliteit - Kostprijs - Beschikbaarheid van relevante productiefactoren: het aanwezig zijn van die zaken die nodig zijn om een goed te kunnen maken of een dienst te verlenen Door eindproducten te maken kan een land ontsnappen aan de ruilvoetverslechtering, (minder waard worden van je exportproducten ten opzichte van je importproducten). Floris Barnhoorn, T4u Onbewerkte goederen zijn minder waard dan “finished-products” daarom begonnen landen met importsubstitutie, (binnenlandse producenten gaan goederen produceren of diensten verlenen die voorheen van buitenlandse producenten betrokken werden) het gaat hier vooral om eenvoudige industrieproducten zoals kleding, ingeblikt voedsel, etc. Jammer genoeg konden ze niet hard groeien want de landen waren nog afhankelijk van de technologie van het westen. Sommige landen pakte het anders aan: Exportgeoriënteerde industrialisatie: opbouwen van een industrie door zoveel mogelijk producten te vervaardigen die in rijke landen verkocht kunnen worden. Deze landen werden ook wel de Aziatische Tijgers of NIC’s (Newly Industrialized Countries) genoemd. Deze landen waren Singapore, Taiwan, Zuid-Korea en Hongkong. Thailand, Maleisië, Indonesië en de Filippijnen zagen het succes en gingen hetzelfde doen. Nu is er een grote concurrentie ontstaan om multinationals te lokken als het ware. Dan doen ze door het volgende in te voeren: - Belastingvrije invoer van grondstoffen en uitvoer van producten - Goedkope grond, gebouwen en havenfaciliteiten - Geen of weinig belasting op winsten - Goedkope arbeidskrachten en geen of gemuilkorfde arbeidskrachten Dit geld vooral in de EPZ’s, Export Processing Zones De hierboven genoemde ZOA landen behoren nu tot de tweede generatie NIC’s of Babytijgers. Global shift: verschuiven van het economisch zwaartepunt van de wereld Par 10: Agrarische transitie: proces waarbij de landbouw naar een hoger plan getild wordt door de toepassing van moderne kennis Commerciële landbouw: verbouwen van handelsgewassen voor de markt Bevolkingslandbouw: zelfvoorzienende landbouw Kapitaal- en arbeidsintensiteit: hoeveelheid kapitaal/mensen die per product ingezet worden Veel boeren kunnen de moderne middelen niet betalen en de prijs daalt door de hogere productie, de boeren worden geforceerd om te stoppen: dé-agrarisatie Hierdoor neemt de Rurale differentiatie toe (proces waarbij op het platteland grotere verschillen zichtbaar worden). Par 11: Regionale differentiatie: verschillen tussen gebieden die niet als oneerlijk ervaren worden Regionale ongelijkheid: onrechtvaardige, ongewenste sociaaleconomische verschillen tussen bepaalde gebieden De hierboven beschreven begrippen nemen sterk toe in ZOA, in veel plaatsen is er spraken van: dé-agrarisatie, verstedelijking, een afnemende bevolkingsgroei, afnemend analfabetisme en een toenemende koopkracht. Dan is er ook nog monetarisering (geld gaat een belangrijkere rol spelen in het leven) en liberalisering (iedereen gaat steeds meer zijn eigen gang). Floris Barnhoorn, T4u Par 12: Externe economische beïnvloeding: proces waarbij het buitenland probeert hun ideeën over het inrichten van de economie over te dragen op een ander land Westerse machtsblokken willen de regio overhalen om vrijhandel te stimuleren Ruimtelijke afwenteling: overbrengen naar andere regio’s van vervuilende activiteiten die in eigen land verboden zijn ASEAN: Association of Southeast Asian Nations Par 13: ZOA is goed bezig op basis van gezondheid en onderwijs. Geboortecijfer is aan het dalen, fase 3. Externe gerichtheid: mate waarin een land contacten heeft met andere landen, te meten via: - Economische integratie (handel) - Technologische verbondenheid (internet gebruik) - Persoonlijke contacten (internationaal verkeer, toerisme, geldtranfers) - Politieke betrokkenheid (lidmaatschap, verdragen) Exportvalorisatie: proces waarbij je meer aan de export probeert te verdienen door grondstoffen eerst te bewerken