I MAATSCHAPPELIJKE STAGE OPDRACHT 2 Vooroordelen, discriminatie en racisme Bonita Scholte | Klas H3B II INHOUDSOPGAVE I. Titelpagina II. Inhoudsopgave III. Inleiding IV. Hoofdstuk 1: begrippen V. Hoofdstuk 2: vooroordelen VI. Hoofdstuk 3: wel of geen discriminatie VII. Hoofdstuk 4: jouw maatschappelijke stage VIII. Conclusie III INLEIDING Het verslag dat je nu voor je hebt is gemaakt voor het vak maatschappijleer. Ik, Bonita Scholte, moet dit verslag maken om meer te leren over vooroordelen, discriminatie en racisme. In dit verslag zal ik zo goed mogelijk proberen uit te leggen wat vooroordelen zijn en hoe deze vooroordelen kunnen uitgroeien tot discriminatie en racisme. In hoofdstuk 1 en 2 worden de antwoorden eerst kort behandeld, daarna volgt er een verhaal waarin deze antwoorden nogmaals terug komen in de vorm van voorbeelden. Zo kun je bij de gegeven antwoorden een beeld bedenken. In hoofdstuk 3 en 4 worden alleen de antwoorden, zo uitgebreid mogelijk, behandeld. Bij deze vragen kun je namelijk nauwelijks/helemaal geen verhalen schrijven. Waarschijnlijk is het doel achter deze opdracht dat men na het maken en/of lezen van deze opdracht bewust word van hoe slecht vooroordelen zijn en hoe veel erger ze nog kunnen worden door middel van discriminatie en racisme. Ik hoop dat men hier door ook stopt met het hebben van vooroordelen. Veel plezier met het lezen van dit verslag! IV HOOFDSTUK 1 BEGRIPPEN In dit hoofdstuk zal ik eerst vraag 1 tot en met 7 kort behandelen, daarna worden de antwoorden door middel van een verhaal verder behandeld. Dit zelfde geld voor opdracht 8. 1 Waarop kun je iemand discrimineren? De armen, buitenlanders, homo’s en lesbo’s. 2 Weet je waarom iemand gaat discrimineren? Door het bepaalde beeld dat men in zijn hoofd heeft (stereotiep) begint men deze groepen te haten en ze anders te behandelen. 3 Wat is eigenlijk het verschil tussen discriminatie en racisme. Bij discriminatie word men anders behandeld, bij racisme word er ook echt duidelijk onderscheid gemaakt tussen de twee groepen. 4 Probeer in je eigen woorden de volgende begrippen uit te leggen: a vooroordeel Een gedachte die men over iemand heeft, zonder te weten of dit ook echt klopt. b stereotype Een bepaalde groep mensen waarvan word gezegd dat ze allemaal zó zijn. 5 Geef van het begrip vooroordeel en stereotiep een voorbeeld. - arme mensen zijn één grote groep engerds die haar in de stad altijd lastig vallen met de vraag of ze misschien een euro over heeft voor wat te eten. - Homo’s en lesbo’s zijn allemaal raar en vies en je moet maar uitkijken dat ze je niet aansteken met die viespeukerij. - En dan nog mensen met een andere nationaliteit. Dat zijn allemaal criminelen, zo niet, dan zijn ze alleen maar in Nederland komen wonen om hier onze banen te stelen. 6 Geef zo precies wat de begrippen vooroordeel en stereotype, en discriminatie met elkaar te maken hebben. Vooroordelen zijn ideeën die mensen al op het eerste gezicht van mensen kunnen hebben, nog voordat ze die mensen gesproken hebben. Dat kan bijvoorbeeld een stereotiep beeld zijn. Bij het zicht van een buitenlander denken mensen namelijk al snel dat die bijvoorbeeld crimineel is of geen goed Nederlands spreekt. Hier door kan deze persoon de ander echt gaan haten en hem/haar hier mee confronteren door middel van discriminatie. De persoon word dan bijvoorbeeld buitengesloten of belachelijk gemaakt. 7 Kun je twee voorbeelden uit het verleden geven waarbij er duidelijk sprake is van racisme? - De slavernij in de 14e eeuw. - Het antisemitisme in WOII. Opdracht 1 tot en met 7 zijn verwerkt in een verhaal over Katie Boomsma, een meisje dat de armen, buitenlanders, homo’s en lesbo’s als minderen ziet. Voor haar is het normaal om hen zo te zien, zo normaal dat ze niet eens door heeft hoe erg ze mensen eigenlijk pijn doet. Katie is een populair meisje, waarom weet niemand. Ze deelt iedereen, al voor ze die mensen kent, in soorten in. Zij noemt dat normaal, ieder ander zou het een vooroordeel noemen. Ze heeft al een mening over mensen, voor ze die mensen überhaupt al eens gesproken heeft. Katie heeft altijd door haar ouders al een bepaald stereotiep in haar hoofd gevormd: arme mensen zijn volgens haar één grote groep engerds die haar in de stad altijd lastig vallen met de vraag of ze misschien een euro over heeft voor wat te eten. Homo’s en lesbo’s zijn allemaal raar en vies en je moet maar uitkijken dat ze je niet aansteken met die viespeukerij. En dan nog mensen met een andere nationaliteit. Dat zijn allemaal criminelen, zo niet, dan zijn ze alleen maar in Nederland komen wonen om hier onze banen te stelen. Doordat ze zo denkt begint ze deze groepen echt te haten, ze sluit ze buiten en maakt ze zwart. Dat zal niemand wat kunnen schelen want die mensen zijn toch niks waard, vind ze. Ze praatte eens met haar vriendinnen over haar pesterijen, Sommigen vinden het racistisch wat ze doet, ze behandeld bepaalde groepen anders dan de anderen en maakt onderscheid tussen hen. Anderen vinden het discriminatie, ze behandeld de mensen wel anders, maar zo erg als racisme is het toch niet? Zelf vind ze het allemaal wel meevallen, het is gewoon een beetje lol trappen met de minderen, toch? “Kijk uit meiden, daar komt Linda Lesbo!” Katie legde snel haar tas op de stoel naast zich en de rest van het groepje volgde haar voorbeeld. “Hey! mag ik hier misschien zitten? Linda wees naar een van de stoelen. “Linda, rot toch op. Ga naar je eigen soort.” Ze wees naar een groepje kinderen waarvan ze altijd al had gezegd dat ze lesbo’s waren. Linda ging vlak voor Katie staan en pakte haar shirt vast. “Pardon?! Beweer je nou serieus dat is lesbo ben?” Katie duwde Linda van zich af lachte haar recht in haar gezicht uit en liep weg. De anderen lachten een beetje schaapachtig mee, keken Linda even geschrokken aan en liepen toen snel achter Katie aan. Even later kwam er een meisje het schoolplein op gerend. Haar wangen waren rood van het rennen en ze hijgde een beetje. Haar lange bruine haren hingen slapjes om haar hoofd, haar broek was te lang en haar shirt was te klein. “Hoi, ik ben Anu, ik kom bij jullie in de klas, waar hebben we zo les?” zei ze tegen het groepje. Anu keek een beetje om zich heen en zag dat het schoolplein bijna leeg was. “Ik ben toch niet te laat hè?” zei ze. Katie draaide zich om en keek Anu raar aan. Wat was dat nou weer voor een achterlijk kind? “Wie ben jij, waarom praat je tegen me en wat heb je in hemelsnaam aan? Gadverdamme zeg, wat lelijk! Moeten jullie eens kijken meiden. Ha ha!” Anu zag alle gezichten op het schoolplein in haar richting staren. “Wees eens lief en ga ergens anders staan wil je?” Anu keek geschrokken van Katie naar de anderen. Die keken lachend terug. “Ik meen het. Met jou willen we echt niet gezien worden. Leer eerst maar eens normale kleding kopen!” Anu kreeg tranen in haar ogen en rende snel de school in. Katie lachte en haar vrienden stonden er een beetje hulpeloos bij. De bel ging. Iedereen stond op en ging naar zijn of haar klas. Anu zat ergens achterin de klas achter haar boeken weggedoken. Mevrouw van der Weij begon te vertellen over een nieuwe leerling, Anu. Ze moest naar voren komen en zich voorstellen. “Uhm, ik ben Anu.” Fluisterde ze bijna. “En, heb je al een beetje kennis gemaakt met wat leerlingen?” vroeg de lerares om het moment een beetje te rekken. “Nee mevrouw.” Zei Anu snel, ze keek in Katie’s richting en bijna rennend liep ze naar haar plekje achterin de klas. Die draaide zich richting haar vriendinnen en lachte. Mevrouw van der Weij probeerde ze stil te krijgen en toen dat niet lukte begon ze maar gewoon aan haar les. “Vandaag gaan we het hebben over de geschiedenis van racisme. Weet iemand van jullie een voorbeeld van racisme van vroeger?” Mevrouw van der Weij keek de klas rond, niemand stak zijn vinger op. “Anu, weet jij het misschien?” Anu zuchtte.”slaven”, zei ze. “Goed zo Anu, dat klopt! Kan je misschien uitleggen wat er met die slaven gebeurden?” “Nou uhm… Toen de blanken in de 14e eeuw andere werelddelen gingen ontdekken kwamen ze mensen tegen die anders dan hen waren, ze waren zwart. Volgens de blanken waren zij onbeschaafd en minder goed, dus hadden ze een reden om de zwarten te onderdrukken. Ze werden op slavenmarken verkocht aan rijke handelaren, die hen gebruikten voor de klussen die ze zelf niet wilden doen. Slaven waren niet belangrijk dus boeide het niet als er eentje dood ging”. “Wouw Anu, dat heb je erg goed gezegd!” zei Mevrouw van der Weij. Katie stond op om een propje in de prullenbak te gooien en liep op de terugweg expres langs Anu’s tafel. “Slijmbal” siste Katie toen ze langs liep. Ze plofte met een zucht neer op haar stoel en ging met het meisje dat naast haar zat praten. Ze keken af en toe even naar Anu en lachten dan. Mevrouw van der Weij keek Katie geïrriteerd aan en zei: “Is het soms niet interessant genoeg Katie? Is er soms iets wat je met de klas wil delen” Katie keek op. “Nee hoor mevrouw, we hadden het er over of WOII eigenlijk ook uit racisme ontstaan was. Want Hitler die discrimineerde joden, toch?” Mevrouw van der Weij keek verrast. “Ja dat klopt, wat goed gevonden meiden!” Mevrouw van der Weij vervolgde haar verhaal met een lange uitleg over racisme in de tweede wereldoorlog en de minuten vlogen voorbij. De bel ging. Anu pakte snel haar spullen bijeen en haastte de klas uit. Ze voelde zich misselijk. Ze ging naar het toilet en gaf over. Toen liep ze richting de kantine. Haar hoofd hing een beetje voorover en ze keek naar de grond. Ze zag dan ook niet wie haar bij haar schouders greep. “gaat het wel? Je ziet erg bleek.” hoorde ze een bezorgde mannenstem vragen. Ze keek op en zag de conciërge voor zich staan. “Ja, uhm… nee. Nee, het gaat niet zo goed.” Zei ze. “wil je misschien een aspirine of wat water?” Ze schudde van niet. “Ik wil liever gewoon naar huis, meneer.” Hij knikte, belde Anu’s moeder en vertelde Anu dat ze hem moest bellen zodra ze thuis was, zodat hij wist dat ze veilig aangekomen was. Anu knikte, rende zo snel mogelijk het gebouw uit keek niet meer achterom. Ze rende de poort van het schoolplein door en haalde opgelucht adem. “Vrij” zuchtte ze en ze rende naar huis. Eenmaal thuis besefte ze pas wat er gebeurd was en eindelijk durfde ze haar tranen te laten stromen. 8a Hoe lieten de leerlingen van het Dokkinga college zien dat ze racistische denkbeelden hadden? De leerlingen droegen kleding van het merk Lonsdale, die zij associeerden met discriminatie. 8b Er is een gesprek met Pieter. Hij droeg de Lonsdale-kleding om aan te geven dat hij iets tegen buitenlanders had. Maar waarom heeft hij een hekel aan buitenlanders? Hij heeft altijd ruzie met de buitenlanders en als hij naar het AZC gaat word hij altijd door hen uitgescholden. 8c Waarom heeft het Dokkinga college een verbod ingesteld? Men voelde zich niet meer veilig op school doordat er zo vaak dingen, zoals Lonsdale kleding, met discriminatie werden geassocieerd. 8d Op welke andere manieren, behalve het dragen van Lonsdale, kun je uiting geven aan discriminatie? Noem er vier. - Witte of rode veters in kistjes - Bomberjacks die op een andere manier gedragen dan verwacht - Vlaggen van landen - Een uitgesproken mening 8e Is het kledingmerk Lonsdale blij met de manier waarop sommige mensen hun kleding gebruiken? Hoe laten ze dit zien? Ze hebben hun motto veranderd in ‘Lonsdale loves all colours’. Opdracht 8 is verwerkt in een verhaal over het Dockinga College in Dokkum. Een school waar men, tot dit verboden is, bepaalde kleding droeg waar racisme mee geassocieerd werd. “Het is genoeg, genoeg zeg ik jullie! Ik wil geen Lonsdale kleding meer in deze school zien, begrepen? Dat gediscrimineer van jullie moet maar eens afgelopen zijn!” Pieter en Claire keken elkaar verslagen aan, door het dragen van Lonsdale kleding kon iedereen laten zien hoe we eigenlijk allemaal dachten over buitenlanders. Dat konden ze toch niet van ons afpakken? Claire zuchtte “Echt balen”. Pieter gaf het toe. “Ik haat die buitenlanders echt. Altijd ruzie met die mensen.” Hij zuchtte ook. “Als we op AZC zijn, staan ze gewoon op je te wachten zodat ze je kunnen uitschelden. En dan vinden ze het nog vreemd als we wraak nemen door Lonsdale te dragen”. Claire grinnikte. “Pieter, dat slaat nergens op!” zei mevrouw Berger die ons gesprek had gehoord. “Ik ben blij dat ze Lonsdale nu eindelijk hebben verboden hier op school, dat jullie kleding associëren met haat aan buitenlanders slaat nergens op. Men voelde zich niet veilig meer op school door die kleding.” Ze keek haar leerlingen even aan. “Maar natuurlijk was het niet alleen die kleding” vervolgde ze haar verhaal. “witte of rode veters in kistjes, bomberjacks die op een andere manier gedragen dan dat we het verwacht hadden, vlaggen van landen of het werd gewoon uitgesproken!” “Wat denk je eigenlijk wat Lonsdale hier van vind? Dat merk wil gewoon kleding produceren, komen er ineens een stel mensen wraak nemen op buitenlanders en het merk met racisme associëren! Dat is toch gewoon van de zotte? Nu moesten ze speciaal voor jullie ‘Lonsdale loves all colours’ bedenken zodat men zou stoppen met klagen!” Mevrouw berger praatte meer tegen zichzelf dan tegen ons en na nog een keer tegen zichzelf verteld te hebben hoe grote schande het eigenlijk was liep ze mompelend weg. Pieter en Claire trokken hun schouders op. “Boeit mij ‘t?”zei Pieter, “what ever” zei Claire. V HOOFDSTUK 2 VOOROORDELEN In dit hoofdstuk zal ik eerst vraag 1 tot en met 4 kort behandelen, daarna worden de antwoorden door middel van een verhaal verder behandeld. 1 In dit verhaal zitten nogal wat stereotiepe opvattingen over Marokkaanse mensen met daaraan gekoppelde vooroordelen. Schrijf er zoveel mogelijk op. - De baas van het bedrijf gaat er vanuit dat Karim niet goed Nederlands spreekt. - De baas dacht dat Karim acht weken vrij zou willen om naar Marokko te gaan. - De baas vond het vreemd dat Karim een Nederlandse vriendin had omdat hij dacht dat Marokkaanse mensen altijd uitgehuwelijkt werden. - De baas vond Karims vader modern omdat hij zijn zoon niet zou uithuwelijken. 2 Hoe komt het volgens jou dat de baas van Karim zulke stereotiepe dingen zegt? Zulke gedachten worden vaak van vroeg af aan al aangeleerd, waardoor men zo blijft denken. 3 Wat vind je van de manier waarop Karim reageert op de uitspraken van zijn baas? Zou jij ook zo reageren als je in Karims schoenen stond? Waarom wel/niet? Ik zou het zelfde gedaan hebben want dat agressieve gedoe appreciërt de baas waarschijnlijk toch niet. Het is goed dat Karim zich inhield, anders kon hij waarschijnlijk naar die baan fluiten. 4 Bij vraag a heb je stereotiepe uitspraken van de baas opgeschreven. Probeer eens op te schrijven wat de baas zou kunnen zeggen om te voorkomen dat het stereotypen of vooroordelen worden. - De baas had kunnen vragen hoe lang Karim al in Nederland woonde, dan wist hij meteen of Karim goed Nederlands sprak (omdat hij Karim dan hoorde praten). - De baas had Karim kunnen vragen of hij op vakantie ging, dan zou Karim vanzelf vertellen dat hij drie weken naar Frankrijk ging. - De baas had er niet vanuit moeten gaan dat iedereen uitgehuwelijkt word in de Marokkaanse cultuur, hij had er wel naar kunnen vragen. - De uitspraak over Karims vader had de baas helemaal niet moeten doen, die uitspraak slaat namelijk nergens op. Opdracht 1 tot en met 4 zijn verwerkt in een verhaal over een gesprek tussen Karim en zijn vriendin Ellen. Karim komt net thuis van een sollicitatiegesprek. De baas van dat bedrijf behandeld hem nogal vreemd, maar tijdens het gesprek laat Karim niet merken dat hij dat niet zo prettig vind. “Hey liefje, met Ellen. Hoe ging je sollicitatiegesprek?” zei ik. “Hey schatje. Ik weet niet precies wat er met die man was, hij deed echt raar. Alsof ik geen beschaafd Nederlands kon praten of zo.” Ik hoorde aan hem dat het hem irriteerde. “Weet je wat ‘ie zei, Ellen? Hij zei: Jij al goed gewend in Nederland, Karim?” Hij imiteerde de toon waarop de man het gezegd had. “En dan over de vakantie, hij ging er al meteen vanuit dat ik voor acht weken naar Marokko zou gaan en zei dat ‘ie dat echt niet zou toestaan.” Hoe kon die man dat nou zomaar concluderen? Hij kende Karim niet eens. “ En we gaan niet eens naar Marokko maar naar Frankrijk, voor drie weekjes.” “Ja” zei Karim geïrriteerd. “Dat zei ik hem dus ook en toen begon hij daar weer over te zeuren. Hij zei: ‘Zo, zo, meneer heeft een vriendin. Toch geen Nederlandse mag ik hopen? Worden jullie tegenwoordig niet meer door jullie ouders uitgehuwelijkt.’ Alsof iedere Marokkaan uitgehuwelijkt word en…” Ellen onderbrak hem. “Ja maar liefje, je vader had toch ook al een bruid voor je uitgekozen? Als je hem er niet van overtuigd had dat jij en ik een toekomst willen opbouwen dan was je nu getrouwd met dat meisje.” Karim zuchtte. “Ja, dat weet ik toch. Daarom had ik dat hem ook uitgelegd. Waarop hij zei dat mijn vader modern was. En of ik dat nou positief op moet nemen… Ik weet het niet hoor. Ik weet überhaupt niet of ik wel voor een baas wil werken die zulke dingen zegt en denkt.” Zou Karim boos worden als ik zei wat ik nu dacht? Ik gokte maar van niet. “Maar luister, denk je niet dat een goed gesprek met hem helpt? De meeste Nederlanders denken zo stereotiep over buitenlanders. Ik bijvoorbeeld heb ook wel eens gedacht dat je mij zou verlaten omdat je uitgehuwelijkt zou worden. Ik denk dat hij zo denkt doordat het vroeger altijd al zo in de hoofden van de Nederlanders is geprent. Alle buitenlanders werden altijd al in zo’n zelfde hokje gestopt.” Karim dacht na. “Misschien heb je ook wel gelijk. Als hij me aan neemt zal ik met hem gaan praten.” Ik keek hem raar aan. “Hoezo als, hij neemt je vast wel aan. Of heb je tegen hem soms ook zo boos gedaan?” Hij knikte van niet. “Nee, ik heb hem rustig uitgelegd hoe dat bij ons nou werkelijk ging. Ik heb niets van mijn irritaties laten merken, dat zou onbeschoft zijn.” Ik glimlachte. “Ja dat klopt, ik zou het zelfde gedaan hebben want dat agressieve gedoe appreciëren die mensen echt niet. Het is goed dat je je inhield, anders kon je wel naar die baan fluiten.” Karim keek al weer iets vrolijker. “Maar ja, ik geef toe dat de manier waarop die man het bracht ook niet erg gepast was. Hij trok meteen conclusies, die uiteindelijk niet eens bleken te kloppen. Als hij in plaats van ‘Jij al goed gewend in Nederland, Karim?’ had gevraagd hoe lang je al in Nederland woonde en of je de taal goed beheerst dan was het al meteen een stuk minder erg. Snap je?” Hij knikte. “We zien wel”. Zei hij. “We zien wel… HOOFDSTUK 3 VI WEL OF GEEN DISCRIMINATIE? In dit hoofdstuk zal ik de vragen 1 tot en met 8 beantwoorden en deze antwoorden stuk voor stuk uitgebreid proberen uit te leggen. 1 Een vrouw wordt afgewezen voor een baan nadat ze tijdens het sollicitatiegesprek heeft verteld dat ze zwanger is. Geen discriminatie. Waarschijnlijk is ze afgewezen omdat ze uiteindelijk niet genoeg tijd in haar werk kan steken. 2 Een jongen en een meisje solliciteren op dezelfde baan. Het meisje heeft een betere diploma. De jongen doet het beter in het gesprek. De jongen wordt aangenomen. Geen discriminatie. De jongen overtuigde de baas waarschijnlijk meer van zijn kunnen en kennen dan het meisje. Het heeft niets met de opleiding te maken. 3 Een islamitisch meisje met een hoofddoek wil graag juf worden. Ze vraagt om een gesprek op een school. “Wij willen geen vrouwen met een hoofddoek voor de klas”, zegt de directeur. Wel discriminatie. Op grond van godsdienst. Het meisje mag blijkbaar haar godsdienst niet uiten op de school. 4 Het schoolvoetbalteam wordt samengesteld. Twee meisjes melden zich aan. “Voetbal is niet voor meisjes”, zeggen de jongens die het organiseren. “Jullie mogen niet meedoen.” Wel discriminatie. Op grond van geslacht. De meisjes mogen niet mee doen omdat ze meisjes zijn; hun geslacht heeft echter niets te maken met wat zijn kunnen. 5 “Vanavond is er een besloten feest, geen toegang voor mensen zonder uitnodiging”, staat er op de deur van de discotheek. Geen discriminatie. Het hangt er vanaf of je op de gastenlijst staat, daar word je alleen op gezet als je de uitnodigers kent. 6 Hassan en Piet zoeken een kamer. Ze bellen allebei naar dezelfde advertentie in de krant. Piet wordt uitgenodigd de kamer te komen bekijken. Hassan krijgt te horen dat de kamer al verhuurd is. Wel discriminatie. Op grond van nationaliteit. Hassan word voorgelogen omdat hij een buitenlander is en de eigenaar van de kamer geen buitenlanders in zijn buurt wil hebben. 7 “Vanmiddag is er een voorleesmiddag voor allochtone kinderen”, staat er op het aanplakbiljet bij het buurthuis. Bij deze stelling twijfel ik tussen discriminatie op grond van nationaliteit omdat alleen allochtone kinderen mogen komen of gewoon een goed advies. Toch gok ik dat dit geen discriminatie is. Er staat niet bij dat de Nederlandse kinderen niet mogen komen, alleen dat het voor allochtone kinderen is. Het zou kunnen betekenen dat het speciaal voor hen is omdat zij misschien niet zo heel goed Nederlands kunnen. 8 “Sorry, ik knip alleen kroeshaar”, zegt de kapper tegen het meisje met lang stijl haar dat binnenkomt. Ook bij deze stelling twijfel ik, dit keer tussen discriminatie op grond van ras en uiterlijk, omdat het meisje Nederlandse is, en er ook zo uit ziet, of de kapper die zich alleen in kroeshaar heeft gespecialiseerd en andere haarsoorten dus niet wil knippen. Aangezien het laatste me nogal onwaarschijnlijk lijkt, kies ik voor discriminatie op grond van ras en uiterlijk. VII HOOFDSTUK 4 WEL OF GEEN DISCRIMINATIE? In dit hoofdstuk zal ik onderdeel A tot en met C behandelen door de vragen zo uitgebreid mogelijk te beantwoorden. daarna worden de antwoorden van onderdeel B door middel van een verhaal verder behandeld. Onderdeel A: Tekst en vragen 1 Wat is volgens Theo van Loon het stereotype beeld van een vrijwilliger Men denkt dat vrijwilligers langdurig daklozen zijn die hun tijd doden met vrijwilligerswerk, omdat ze geen echte baan kunnen krijgen. 2 Uit welke onverwachte hoek komt er nog meer hulp Het bedrijfsleven heeft besloten zijn medewerkers ook vrijwilligerswerk te laten doen. Zo leren de werknemers nieuwe dingen en het is goed voor het imago van het bedrijf. 3 a Hoe denk jij over vrijwilligerswerk? Lijkt het je leuk of juist niet? Vrijwilligerswerk leek me eerst niet leuk, je krijgt er namelijk geen geld voor. Maar nadat ik er meer over geleerd had, wist ik dat het onze maatschappij juist in stand houd. Het ligt er nog steeds aan wat voor maatschappelijk werk ik zou gaan doen om te kunnen zeggen of ik het leuk vind, maar ik ben optimistisch dus zeg voor nu dat het me leuk lijkt. b Wat zijn jouw ideeën over de mensen die je bij de stage gaat tegenkomen, bijvoorbeeld als je met bejaarden of verstandelijk gehandicapten gaat werkten? Welke vooroordelen heb jij over deze mensen? Het zijn veel verschillende mensen met allemaal hetzelfde doel: een fijne dag hebben op het kerst event. Ik denk dat het daarom allemaal gezellige mensen zijn. Onderdeel B: Wat verwacht je van je stage? 1 Waar ga je stage lopen, hoe heet de organisatie? Doenja - Kerstevent Leidsche Rijn. 2 Waarom heb je voor deze stageplek gekozen? Deze stageplek is echt vet, je kan van de kerstsfeer genieten terwijl je mensen helpt en aan school werkt tegelijk! 3 Wat verwacht je van je zelf van stage, wat is jouw rol, welke mensen denk je te gaan ontmoeten, welke activiteiten denk je te gaan doen, etc? Ik verwacht dat het een sfeervolle dag vol plezier word, ik ga proberen het mensen naar hun zin te maken zodat niet alleen zij, maar ook ik een leuke dag heb. Ik zal veel verschillende dingen doen en mensen op veel verschillende manieren proberen te helpen. 4 Hoe bereid je je voor op de eerste kennismaking met je stageplek en de mensen die daar werkzaam zijn? Ik houd die dag vrij in mijn agenda en zorg dat ik op tijd bij Kristy ben zodat we samen naar de locatie kunnen gaan. 5 Waar zie je het meest tegen op? Het Kerst event word in het Leidsche Rijn park gegeven, wat betekend dat ik de hele dag buiten moet zijn. Met dit weer 14 uur buiten staan lijkt me niet echt prettig. 6 Waar verheug je je het meeste op? Ik houd van kerst en alles wat het met zich mee brengt, daarom verheug ik me erg op de gezichten van de tevreden mensen die daar rond lopen. Onderdeel B is verwerkt in een verhaal over een gesprek tussen Kristy, die samen met mij deze stage doet, en mij over mijn stage. “Klik die eens aan.” Kristy wees naar het Doenja Kerstevent in Leidsche Rijn. “Kerstevent, ja, die heb ik.” zei ze. We lazen de informatie die bij de stageplek stond aangegeven. “Wow, dat klinkt echt vet, je kan genieten van de kerstsfeer terwijl je aan school werkt en zo” zei ik. “Ik had die al gekozen maar ik vond het echt vet onduidelijk aangegeven” zei Kristy. “Gewoon een beetje gezellig met mensen omgaan, ze het naar hun zin maken en zo. Je kan bijvoorbeeld als Kerstman verkleed of in de keuken werken zodat mensen lekker kunnen eten en zo.” Kristy moest lachen. “Ha ha, ik zie jou wel voor me in een Kerstmannen kostuum” zei ze. “Ha ha en jij in een elfen kostuum zeker?” We lachten en ik koos de stage. “Gaan we er dan samen heen?” vroeg ik. Ze knikte. “Is goed.” Het was even stil. “Trouwens, vierde je dan niet je verjaardag?” Zei Kristy. “Ja klopt, maar die zeg ik dan wel af, stage is belangrijker dan krijsende ooms en tantes die alleen de eerste vijf minuten van hun bezoek tegen me praten.” “Weet je wat ik zat te bedenken?” zei ik. “Nou?” zei Kristy. “Dat event is buiten, toch? En hij duurt echt 14 uur of zo. En heb je het weer buiten gezien, het sneeuwt bijna de hele dag. Het lijkt me echt naar om dan de hele tijd buiten te staan.” Ze dacht na. “Ja, maar weet je, je voelt wel echt die kerstsfeer en alles en als je al die blije gezichten ziet word je wel blij. Dat weet ik zeker.” Ik glimlachte. “Klopt, het word vast leuk.” Onderdeel C: Wat kan je? 1 Schrijf op waar je allemaal goed in bent. Ik ben goed in luisteren naar mensen, mensen helpen met allerlei dingen en kan goed met anderen omgaan. 2 Hoe denk je dat deze vaardigheden van nut kunnen zijn bij jouw stage? Mijn stage is een kerst event, er zullen veel mensen zijn die allemaal willen dat ze het naar hun zin krijgen. Daar voor zijn mensen nodig die hun wensen in vervulling laten gaan en hen helpen om er een geweldige dag van te maken. 3 Geef in de rechter kolom aan welke omschrijving bij jou past. Samenwerken (werk verdelen, samen een plan maken, ruzies oplossen, luisteren, afspraken nakomen, respect voor anderen hebben) voldoende goed Opkomen voor jezelf (eigen mening durven vertellen, nee durven zeggen, vragen durven stellen) Werken in een rol (weten wat er van je verwacht wordt, afspraken nakomen, met regels omgaan, iemand vertegenwoordigen) Verantwoordelijkheid nemen (inzicht hebben in wat je kunt, terugkijken op wat je gedaan hebt en ervan leren, uitleggen waarom je dingen doet, reacties op jezelf kunnen ontvangen) Andere mensen helpen (begrip hebben voor een andere mening, doen wat je belooft, het werk zien, je kunnen verplaatsen in een ander) goed Zorgen voor het milieu en de leefomgeving (jezelf verzorgen, rommel opruimen, zorgen voor dieren en planten, verzorging van het schoolgebouw) Iets organiseren (de weg weten, initiatief nemen, idee in de praktijk uitvoeren) voldoende goed uitmuntend goed VIII CONCLUSIE Het maken van dit verslag kostte veel tijd. Dat moet ook wel, want het is van belang dat mensen stil staan bij deze nare feiten. Ik ging veel nadenken over vooroordelen, discriminatie en racisme en concludeerde dat men dat veel te weinig doet, het nadenken. Men komt te vroeg met vooroordelen; men discrimineert te veel; men word steeds meer racistisch, maar het stoppen er van is blijkbaar te veel gevraagd… Dit onderwerp sprak me erg aan, daarom vond ik het ook erg leuk om dit verslag te maken. Ik heb ook veel geleerd over de verschillen tussen discriminatie en racisme, het ontstaan van deze twee en de gevolgen hier van. Ik hoop dat U genoten heeft van dit verslag!