Geschiedenis samenvatting H8 Verlichting en revoluties H8.1 De Verlichting Wat is de Verlichting? De meeste mensen in de 18e eeuw geloofden dat God een directe invloed op hun leven had. Voltaire was het hier niet mee eens want voor de werking van de kerkelijke rituelen was geen bewijs. Hij noemde het dogmatisch: iets geloven zonder bewijs en er mocht geen kritiek op geleverd worden. Hij ging op zoek naar bewijzen en onderbouwde dat met logische redeneringen. Daarin leek hij op andere geleerden die sinds de wetenschappelijke revolutie door logisch nadenken (rationalisme), en onderzoek via waarneming (empirisme), kennis opdeden: de Verlichting. ‘Durf te weten!’ Door opvoeding en scholing moesten mensen worden opgevoed tot rationele burgers. Beter onderwijs leidde tot meer kennis. Het bekendste boek uit die tijd is de Encyclopedie. De verlichte denkers waren het niet altijd met elkaar eens. De Verlichting was vooral een tijd van debat en onderzoek over o.a. geloof, geschiedenis, bestuur, heelal, natuur. Verlichte denkers over geloof en samenleving Verlichte denkers dachten het meeste na over het geloof en de samenleving. Het rationalistische denken kwam in botsing met de wonderen die in de Bijbel stonden. Toch bleven veel denkers gelovig maar hadden een 'mechanisch wereldbeeld'. God had de mens de wereld en de natuurwetten geschapen, maar bemoeide zich na de schepping niet meer met de wereld. Deze zienswijze noemen we het deïsme. Sommigen van deze denkers zagen God niet meer als een persoon. Het traditionele geloof kwam ook door het cultuurrelativisme onder druk te staan. Verlichte denkers vergeleken wereldreligies met elkaar, waardoor men de conclusie trok dat het christendom niet uniek was, en bekritiseerden daarom het dogmatische denken binnen die christelijke kerk. Ook de rol van de religie in de samenleving werd kritisch bestudeerd. Religie moest niet het handelen van een mens beïnvloeden. De mens moest zijn eigen verstand gebruiken. Immanuel Kant vond moraal en religie twee verschillende zaken. Alle mensen hebben het zelfde vermogen om rationeel na te denken. Hij vond dat men zich moest houden aan regels waarvan je zelf zou willen dat ze algemeen geldig zouden zijn. - John Locke (1632-1704): alle mensen hebben dezelfde rechten. De burgers maken een contract met de regering. Als deze faalt dan vervalt het contract en mogen burgers zich verzetten. - Jean Jacques Rousseau (1712-1778): de regering is de uitvoerder van de gezamenlijke wil van alle burgers. De burgers kunnen hun macht weer terugnemen; Volkssoevereiniteit. - Montesquieu (1689-1755): scheiding der machten (trias politicas) de wetgevende, uitvoerende en rechtelijke macht. De verlichte ideeën werden ook toegepast op het strafrecht en over het denken over het verleden. Geschiedenis was een lang proces van vooruitgang. Volgens historici doorliep elke samenleving verschillende fases. Van primitief (buiten Europa) tot hoogst ontwikkeld (Europa). Zo ontstond er een superioriteitsgevoel in Europa. H8.2 Vorsten en verlichte ideeën Verlicht absolutisme Toen Frederik koning van Pruisen werd, voerde hij hervormingen door. Religieuze vrijheid; wetenschappen en kunsten stimuleren; kanalen aanleggen; beperken van lijfstraffen; streven naar scholing voor alle kinderen; voerde een nationaal wetboek in; moderne bureaucratie (ambtenaren in dienst van de koning zagen toe op de uitvoering van regels). Onder druk van dure oorlogen probeerden alle Europese vorsten hun land efficiënter te leiden. Meer belasting meer geld voor oorlog. Goede wetenschap betere oorlogstechniek. Toch is Frederiks koningschap om twee redenen een voorbeeld van verlicht absolutisme: 1) hij voerde hervormingen door met de bedoeling de samenleving te verbeteren volgens de ideeën van de verlichte denkers. 2) Frederik baseerde zijn macht niet op religie, maar op een rationele redenering. Hij streefde naar een moderne, welvarende en rechtvaardige samenleving, maar liet echter één misstand bestaan: de lijfeigenschap. De sociale verhoudingen waren nog feodaal zoals in de middeleeuwen. Hij schafte het niet af omdat hij de adel, die alle hoge functies in het leger bekleedden, te vriend moest houden. De verlichtingsideeën brachten vooruitgang voor veel mensen, maar ook onzekerheid omdat oude rechten van groepen werden afgeschaft en nieuwe wetten werden ingevoerd en de kerk hetzelfde werd behandeld als andere organisaties. Toch bleven de hervormingen beperkt omdat ze er ook toe zouden kunnen leiden dat het koningschap werd ondermijnd. Het ontstaan van een publieke opinie Frederik was een uitzondering, veel koningen keurden de verlichte ideeën af. Toch verspreidde de nieuwe ideeën zich onder een grote groep burgers. De burgers namen de ideeën niet zomaar aan, maar hadden er zelf een mening over. Er ontstond een publieke opinie: verzameling van meningen als gevolg van discussies onder de burgers. De verspreiding van de verlichte ideeën vond plaats via allerlei tijdschriften. Veel burgers raakten geïnteresseerd in de nieuwe ontdekkingen en ideeën en richtten verenigingen op. Een voorbeeld was de oprichting in 1784 van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen. Het Nut vond dat het economisch verval van de Republiek tegengegaan kon worden, als het volk zou worden opgevoed tot deugdzame burgers. Binnen het Nut was iedereen gelijk en werden beslissingen op democratische wijze genomen. Hierdoor speelde het een belangrijke rol bij de politieke bewustwording van de burgerij. In Frankrijk was de vrijheid om ideeën uit te wisselen beperkt. De koning had absolute macht en de kerk en adel steunde hem daarin. In ruil daarvoor kregen ze privileges. Ancien régime. Boeken met kritiek op de adel, kerk of koning werden verboden. Schrijvers lieten hun boeken dan vaak in de Republiek of Engeland drukken. De verklaring voor het verschil van persvrijheid zijn de grotere religieuze vrijheid en grotere bestuurlijke invloed van de burgers. Omdat de Republiek geen centraal bestuur had kon je je boek soms wel in een andere provincie drukken maar in een ander niet. Regenten hadden ook weinig belang voor strenge censuur omdat het onrust kon veroorzaken en de economie kon schaden. H8.3 Burgers aan de macht Revolutie in Amerika en de Republiek De onafhankelijkheidsverklaring van Thomas Jefferson vormde het begin van de Amerikaanse revolutie. De eerste democratische revolutie. Dertien Engelse koloniën in Amerika vochten met Engeland tot 1783 en werden onafhankelijk met een eigen grondwet. In 1787 werd men het eens over een federatie (statenbond), de VS, met grondwet. Daarin werd de inrichting van een representatieve democratie beschreven. Staatsburgers kozen zelf hun volksvertegenwoordigers. In 1791 werden in amendementen enkele grondrechten van staatsburgers beter vastgelegd, zoals vrijheid van meningsuiting, van geloof, van drukpers en het recht om wapens te bezitten. Oorzaken Amerikaanse revolutie: - Beïnvloed door de verlichte ideeën; - De koloniën waren al gewend aan enige mate van zelfbestuur en vrijheid van geloof. Die vrijheid had wel grenzen want Engeland had handelsvoordelen voor het moederland ingevoerd en belasting gehoefd. De kolonisten kwamen in verzet. De Amerikaanse revolutie kreeg navolging in de Republiek. De Republiek begon steeds meer op een monarchie te lijken. Stadhouderschap was erfelijk, regenten vormden steeds meer een gesloten groep. Burgers werden ontevreden en gaven het bestuur de schuld van de economische situatie in de Republiek. Deze kritische burgers noemden zichzelf patriotten. Ze wilden dat meer burgers politieke macht kregen. Vanaf 1780 groeide de aanhang van de patriotten omdat de economie volledig instortte door oorlog met Engeland. De Patriotten riepen de burgers op zich te bewapenen en er werden milities opgericht, daarmee kregen ze controle over verschillende steden. In Utrecht in 1787 werd voor het eerst het bestuur democratisch gekozen. In 1787 werden de patriotten onderdrukt omdat Pruisische troepen de stadhouder en zijn vrouw te hulp. Er vluchtten 10.000 patriotten naar Frankrijk om in 1795 terug te keren. De Franse Revolutie In 1789 namen in Frankrijk de burgers de macht over, 10 jaar lang. Tot Napoleon in 1799 alleenheerser werd. De Franse revolutie leidde echter niet tot een stabiel democratisch bestuur. Toch wordt die revolutie de ‘revolutie der revoluties’ genoemd omdat hij radicaler was dan de eerste 2 en half Europa erbij betrokken raakte. Oorzaak van de radicaliteit was de sociale verhoudingen door het ancien regime ongelijker waren dan in Amerika en de Republiek. De koning had meer macht. Er was ook nog een feodale standensamenleving. De derde stand vond dit onrechtvaardig. Rijke burgers wilden meer politieke macht en arme burgers een beter bestaan. In 1789 was FR bijna failliet en de koning wilde de belasting hervormen. Hiervoor was de StatenGeneraal nodig, die bestond uit de 3 standen. De standen kregen ruzie en de derde stand richtte een nieuwe vergadering op: de Nationale Vergadering. Hiermee begon de eerste fase van de revolutie. De Nationale Vergadering schafte de privileges van de adel en geestelijkheid af en daarna namen zij een Verklaring van de rechten van de mens en de burger aan. Daarin stonden grondrechten als volkssoevereiniteit, gelijkheid, vrijheid van mening en geloof. In 1791 kwam er een grondwet waarin de rijke burgers de wetgevende macht kregen en de koning de uitvoerende macht. Het volk was enthousiast, maar al snel bleek er van een eenheid onder het Franse volk geen sprake. In 1792 grepen radicale revolutionairen, Jacobijnen, met hulp van de Parijzenaren de macht. Er braken opstanden uit tegen de nieuwe regering maar deze bestreden de Jacobijnen. De jacobijnen verboden het katholieke geloof en stelde het atheïsme in. Er kwam ook een revolutionaire kalender, 1792 was nu jaar 1. In 1794 kwamen de jacobijnen ten val. De Franse Revolutie was nu in zijn 3e en laatste fase. De nieuwe grondwet van 1795 gaf rijke burgers weer macht. Maar ze hadden het leger nodig om de opstanden te onderdrukken en Napoleon zag in 1799 zijn kans om de macht over te nemen. De Franse Revolutie was een zaak van heel Europa. De Fransen wilden de Franse Revolutie verspreidden en omdat ze bevreesd waren dat de Europese landen deze wilde terugdraaien, vielen ze in 1792 Oostenrijk aan en in 1795 de Republiek(Bataafse revolutie), samen met de Patriotten, waardoor hier de Bataafse revolutie ontstond. Zo werd Nederland voor het eerst in 1798 een eenheidsstaat, met korte tijd een democratische grondwet.